I
Lente begint
maandag om
21,32 uur
CS
I
1656*1811
AAN ZELFVERTROUWEN ontbrak het Abraham
Casteleyn niet, want in het verzoekschrift aan de
vroedschap, dat het verschijnen van zijn krant aan
kondigt en waarin hij om de klandizie vraagt,
brengt hij uitdrukkelijk naar voren hoe het zijn
Nouvelles waren die de krant van Jan van Hilten
zo een faam bezorgden. Nu was Jan van Hilten
niet de eerste de beste. Hij wordt in één adem
met Broer Jansz. genoemd en doorgaans zijn
meerdere geacht. Beide heren waren courantiers
in het leger van de prins van Oranje geweest, oor-
logscorrèspondenten uit het begin van de zeven
tiende eeuw, die al in 1618 berichten publiceerden.
Pas nadat zijn vriend in december 1655 gestorven
is begint Casteleyn zijn eigen
krant. Daarvóór is hij de ver
trouwde medewerker van Jan van
Hilten. Hij werkt op free-lance
basis, want hij zendt zijn nieuws
„zo nu en dan" in. Door corres
pondenten kreeg hij de laatste
berichten uit de voornaamste
plaatsen van Europa, die hij dan
weer aan zijn vriend en ook wel
aan andere courantiers doorver
kocht. Blijkbaar had hij een
nieuwsbureau, dat in zijn grond
beginsel niet zo veel verschilde
van Havas, A.N.P. of Reuter nu.
Volgens zijn zeggen had hij „een
sodanige pertinente kennisse
van de secrete affaires van den
Staet als yemand in het geheele
landt". Dat dit geen bluf is blijkt
later uit zijn publikaties in de
krant. Abraham Casteleyn's Op
rechte Haarlemsche Courant
groeit later uit tot hét toonaan
gevende blad in Europa. Het be
gin is bescheiden. In januari 1656
ziet zijn „Weeckelycke Courante
van Europa" het licht. Het druk
ken is geen probleem. Zijn vader,
Vincent Casteleyn, is stadsdruk
ker en de eerste exemplaren rol
len van zijn persen. Het wordt
een weekblad, dat op zaterdag
uitkomt. Het formaat is één vel
mm
■l|»pr
R Tmmmmrnmmm
U
plano en het wordt in twee ko
lommen gedrukt. De wederver
kopers betalen er „24 stuivers
het boeck" voor en behoeven de
„ondeurghesneden couranten die
zy niet verbeesighen" niet te be
talen.
APR®
Oekrainers in Nederland
herdenken Sjewtsjenko
Anderhalve eeuw Oprechte Haarlemsche Courant
TWEE JAAR LATER is die zaterdagse
krant alleen niet meer voldoende om aan
de nieuwshonger van de abonnees te vol
doen en ontstaat daarnaast de „Haerlem-
se Dinsdaegsche Courant". Het adres is
gewijzigd. Inplaats van „gedruckt tot Haer-
lem, voor Abraham Casteleyn ten huyse
van zijn Vader, Vincent Casteleyn",
staat er nu „op de Marckt in de Druckery."
Abraham is stadsdrukker geworden. Hoe
dit in zijn werk ging blijft in het duister.
Uit die tijd zijn vrijwel geen couranten
overgebleven.
Zes jaar later komen „Oprechte" en het
stadswapen in de kop van de krant. Abra
ham krijgt de bescherming van de vroede
vaderen, bescherming vooral tegen de con
currentie. Voortaan heeft hij het alleen
recht binnen de stad Haarlem couranten
te drukken, uit te geven en te verkopen.
Dit alles is in een resolutie van de bur
gemeesters van Haarlem op 16 september
1664 vastgelegd.
Dit privilege hebben Abraham en zijn
opvolgers duur betaald. Maar nodig was
het wel. Een Amsterdamse drukker heeft
zelfs een volledig gekopieëerde Oprechte
Abraham Casteleyn, zoon van stadsdruk
ker Vincent Casteleyn, gaf in 1656 zijn
„Weeckelyckse Courant van Europa" in
het licht, twee jaar later aangevuld met
de „Haerlemsche Dinsdaegsche Courant",
die in 1664 de Oprechte wordt met het
stadswapen in de kop.
Haarlemse Courant, met het stadswapen
van Haarlem in de kop, het licht doen
zien. Plagiaat en auteursrechten waren nog
vrijwel onbekende begrippen. Die overtre
der, een zekere Pieter Symons, wordt door
Abraham per advertentie in de echte Op
rechte de les gelezen. Na nog te hebben
geconstateerd dat „deselve Courante 't le-
sen niet en waerdig is" vermaant hij zijn
abonnees geen krant voor de Oprechte
Haarlemsche Courant aan te nemen, als
er zijn naam niet onder staat.
Op 9 juli 1667 komt er een donderdagse
editie bij en verschijnt de krant drie keer
per week, „om de lesers niet tot Sater-
dagh op te houden". De krant had een
grote naam gekregen. Abraham was een
vooraanstaand burger geworden. Toen hij
in 1681 stierf werd hij in de Grote Kerk
begraven.
NA DE DOOD VAN Abraham Casteleyn
werd zijn weduwe, Margaretha van Ban-
cken, als courantiere en stadsdrukster aan
gesteld. Dat was in juni van het jaar 1681.
Haar werd „genadiglijk" toegestaan „te
continueren in het drucken en debiteren
van haar couranten" en al spoedig maakte
zy kennis met de lusten en lasten van het
courantierschap.
In 1674 was een soort omzetbelasting op
kranten door het gemeentebestuur inge
voerd. Abraham had zich al eerder be
klaagd dat hij „teveel betaalde", een
klacht waarvoor belastinggaarders uit alle
tijden maar weinig over schijnen te heb
ben. Nu maakte zijn weduwe met de im-
postmeesters van het Klein Zegel kennis
en had er veelvuldig en fel geharrewar
mee. De impost werd door de burgemees
ters aan deze heren verpacht. Abraham's
weduwe beklaagt zich er in 1692 in een
verzoekschrift over, dat zij na de dood van
Casteleyn gehoopt had, overeenkomstig de
aanzegging, niet meer te betalen dan de
impost ongeveer bedroeg van het aantal
kranten dat binnen Haarlem was verkocht.
Na veel heen en weer praten en bezwa
ren maken hadden de burgemeesters haar
gelast 600,- per jaar aan de impostmees-
ter te betalen. Later werd die belasting
met een-tiende verhoogd tot 660,-. Toen
tenslotte de impost verdubbeld werd vond
Margaretha het té bar en zij dreigde dat
zij genoodzaakt zou wezen haar bedrijf te
staken. Zover is het nooit gekomen. De
hoogmogende heren zagen in dat zij te ver
waren gegaan.
KORTE TIJD HEEFT Gerard Casteleyn
na de dood van zijn moeder, de krant ge
leid. Hij stierf in 1702 en weer kwam de
krant in handen van een weduwe, Anna
Maria Colterman. Ook zij kreeg prbmpt
moeilijkheden, ditmaal met een impost-
meesteres. Sinds 1732 betaalde zjj al
800,- jaarlijks, maar de weduwe, die nu
de impost inde, verkeerde in de veronder-
De eerste pers van de Enschedé's waarmee
lzaak Enschedé en zijn vrouw Beeltje van
der Lucht (1677-1756) in 1703 de eerste
„werkjensf' van het huis Enschedé drukten,
waar 34 jaar later de Oprechte Haarlem
sche Courant in nieuw beheer werd uit
gegeven.
stelling dat een krant buiten de plaats van
uitgifte, na daar met vier penningen te
zijn belast, nog eens met acht penningen
extra moest worden bezwaard. De ordon
nantie luidde dat acht penningen moesten
worden betaald voor elk blad, dat buiten
Holland uitgegeven en binnen die provin
cie gebracht werd. Het oude argument
„ik staak de uitgave" deed ook hier de
burgemeester sussend ingrijpen.
Toch was de vroedschap nog niet te
vreden met de opbrengst van haar melk
koetje. Zestien jaar voor de dood van Ge
rard's weduwe werd op 4 februari 1721
een beslissing genomen voor geval dat de
courant in andere handen overging. Na de
dood van Anna-Maria zou men voor rege
ringsleden van de stad niet meer exempla
ren van de krant betalen, maar ze gratis
krijgen toegestuurd. Ook de bekendmakin
gen van de vroedschap moesten gratis wor
den opgenomen. Bovendien zou de toekom
stige stadsdrukker en courantier al 't druk
werk voor de stad pro deo moeten doen.
Dit was nog niet genoeg! Hij werd boven
dien tot liefdadigheid gedwongen. F 2500,-
zouden jaarlijks aan het Aalmoezeniers-
en Werkhuis betaald dienen te worden.
WAS HET WONDER dat Anna-Ma-
ria's erfgenamen een beetje huiverig
voor de erfenis waren? Toen zij op 2
maart 1737 was gestorven vroeg de
familie of zij voorlopig op de oude
voet door mocht gaan met drukken.
Tot 6 juli lukte dat. Toen werden
Izaac en Johannes Enschedé aange
steld. Zij namen de onmogelijke ver
plichtingen, die aan dit privilege ver
bonden waren (de betaling van f 2500
's jaars bij een oplage van 2400 exem
plaren) op zich. Hoe ze er de moed
toe hadden is een raadsel, want de
laatste vier jaren voor de dood van
Anna-Maria had de krant ongeveer
f 10.000 per jaar bruto opgebracht.
Hiervan gingen f 7000 onkosten, waar
in f 800 impost af. Wanneer van de
overige f 3000 nog f 2500 liefdadigheid
werd betaald en zij slaagden er in het
debiet te behouden, zouden er in het
gunstigste geval f 500 winst overblij
ven. Maar dan mocht er ook niets
mis gaan.
Er ging wel wat mis! Hoewel de En
schedé's met veel puzzelen f 400 op de
post arbeidsloon konden besparen, bleek
dat zij na negen maanden 832 verlies
geleden hadden. Gelukkig zagen de bur
gemeesters in dat hun koetje droog zou
komen te staan als ze niet plooibaar wer
den. Izaac en Johannes kregen 900 van
de 2500 terugbetaald, met de medede
ling dat zij te allen tijde met een opzeg
termijn van drie maanden de laan uitge
stuurd konden worden als stadsdrukkers
en courantiers. Na vijf jaar waren vader
en zoon pas in staat het volle pond te
betalen.
HET BLEEF, ONDANKS, dat, toch een
hachelijke onderneming en in 1755 tracht-
EEN VAN de oudste Nederlandse
nieuwsbladen is de Oprechte Haarlem
sche Courant geweest, die zich al sinds
1656 een reputatie verwierf door zijn be
trouwbaarheid en uitstekende documen
tatie. De geschiedenis van deze krant,
die nog voortleeft in de combinatie met
Haarlems Dagblad, is in vele opzichten
een betrouwbare leidraad voor hen, die
meer willen weten over de opkomst van
ons dagbladwezen.
ten de Enschedé's opnieuw aannemelijker
voorwaarden te bedingen, hoewel het nog
twee jaar zou duren eer hun contract van
twintig jaar verlopen zou zijn. Zij waren
hiertoe wel gedwongen, omdat het de
laatste tijd lang niet best ging met de
krant. In 1754 was er opnieuw een nade
lig saldo van 200 geweest. Ook nu was
er met de heren op het stadhuis te pra
ten. Zo werd de Enschedé's het drukken
van de predikbeurtenblaadjes in het voor
uitzicht gesteld als drukker Michiel van
Leeuwen er het bijltje bij neer zou leg
gen. Tot die tijd aanbrak kregen zij van
stadswege een toelage van 250 per jaar
en werd de bijdrage aan het Aalmoeze
niers- en Werkhuis van 2500 tot 2000
teruggebracht. Daarna kon de krant weer
bloeien.
De vroedschap volgde die bloei met gro
te belangstelling. De krant was in 1759
al in een wat groter formaat verschenen.
Tot 1776 was dat voor de Enschedé's zo
gunstige contract van kracht. Dat men
het stadskoetje graag nog wat beter uit
zou melken nu het haar weer naar den
vleze dreigde te gaan mag ons, gezien de
voorgeschiedenis, niet verwonderen. In
1774 werd een commissie benoemd „om
te examineren en te overleggen, hoedanig
en op wat wijze het meeste voordeel voor
deze stad uit het drukken der courant te
behalen zou zijn" en ook om te onder
zoeken of het geraden zou zijn het.druk-
kerschap en courantierschap van elkaar te
scheiden. Men zou het misschien onder
verschillende personen kunnen brengen.
Het rapport, dat 16 juli 1776 wordt uitge
bracht, vindt die scheiding tussen couran
tier- en drukkerschap wenselijk en men
overweegt om de uitgave voortaan te ver
pachten aan de meestbiedende!
DE SCHRAAPZUCHT BEDROOG de
wijsheid van de vroede vaderen toch niet
geheel. Door het talent van zijn redactie
was de krant tot grote bloei gekomen en
men zag in dag het redigeren niet ieders
werk was. Daarom werd besloten Johan
nes nog maar eens op het matje te roepen
om hem tot aannemelijker voorwaarden
te pressen. Hij heeft zijn huid duur ver
kocht. Waar dat maar mogelijk was rekte
hij de onderhandelingen en spartelde te
gen. Persoonlijk gaf hij er na de beëindi
ging van het contract de brui aan. Dat
hij in de nieuwe overeenkomst zo gunstig
mogelijke voorwaarden bedong was ten
behoeve van zijn toen 23-jarige zoon Ja
cobus, die samen met zijn oudere broer
mr. Johannes tot courantier werd be
noemd. In het nieuwe contract werd de
NIET ALLEEN HET
WEER maar ook de lente
zelf kan dit jaar blijkbaar
haar tijd niet afwachten.
Meeestal is 21 maart de
lentedag maar als wij ons
strikt willen houden aan
het tijdstip waarop de zon
weer pal boven de evenaar
staat en overal op aarde de
dag even lang is als de
nacht, dan blijkt dat maan
dagavond 20 maart om
twee minuten over half
tien de kalenderlente be
gint. Wij zeggen kalender
lente want het zou ons
niéts verbazen wanneer de
kooiende weken kouder en
onaangenamer zouden ver
lopen dan de afgelopen vier
weken. De natuur heeft als
gevolg van het uitzonder
lijk warme weer dat begin
februari al inzette, een
voorsprong van zeker drie
weken verkregen.
MENS EN DIER zijn er
min of meer door van slag
geraakt. Iemand van een
stomerij vertelde ons dat hij
het in geen jaren vóór half
maart zo druk had gehad
als nu door het mooie weer
Diverse V.V.V -secretaria
ten hebben zo vroeg in hel
voorjaar nimmer zo veel
aanvragen al te verwerken
gekregen dan dit jaar.
Zelden werden onze huis
moeders zo vroeg door de
schoonmaakkoorts bevan
gen als dit jaar. De kievit
bracht het tot een record
vroeg ei (4 maart; de vroeg
ste vinddatum was tot dus
ver 8 maart), de kraaien
zien wij in vele schoor
stenen duiken om te nes
telen en op het platteland
zagen wij in de eerste week
van maart al koeien in de
wei grazen. Wanneer dit zo
mecht blijven doorgaan
kan het een hele lange
zomer worden.
WIJ HOPEN allerminst
dat de pessimisten gelijk
zullen krijgen die, vaak uit
ervaring, beweren dat wij
er zo heus niet komen. Het
zal nog weer gaan vriezen
en gure maartse buien
brengen nog sneeuw, zo
voorspellen zij met een be
denkelijk gezicht waarop
men een randstoring uit het
poolgebied als het ware
afleest. Onmogelijk is dit
niet. Het is al vaker voor
gekomen dat wij in fe
bruari en begin maart hoge
temperaturen kregen en
daarna een gevoelige kou
degolf. Zo gebeurde het in
1899 dat in februari een
warmterecord werd ge
broken en dat er tussen 22
en 26 maart een extreme
koudegolf kwam waarbij
het in De Bilt in de nacht
van 24 maart bijna 12 gra
den vroor. Ook maart 1952
leek vroeg en hoopvol tot
dat eind maart een dikke
met een gerust geweten
VAAK VOLGT er op een
zeer natte zomer een droge
maar aangezien zich de
laatste 100 jaar ook hier
uitzonderingen hebben
voorgedaan is dit niet be
trouwbaar genoeg om er
met grote zekerheid een
mooie zomer voor aan te
kondigen al durven wij wel
met een garust geweten
zeggen dat de zomer van
1961 zeker veel beter zal
worden dan die van 1960.
Het wintertje is bar nat
geweest. Normaal valt er in
de drie wintermaanden in
onze omgeving een 160 mm
neerslag waar wij dit jaar
ver boven uit kwamen ge
tuige enkele opgaven bij
eengebracht door onze re
genwaarnemers: Haarlem
314. Vijfhuizen 299, Am
sterdam 285, IJ muiden 232,
Heemskerk 234, Zandvoort
245 m.
gedwongen liefdadigheid verdubbeld en de
ze bedroeg nu dus ƒ5000 jaarlijks. Het
stadsdrukkerschap werd de Enschedé's af
genomen en aan Christoph Heinrich Bohn
gegeven op condities, die hem al spoedig
te zwaar bleken te zijn.
De goedkeuring van de stedelijke rege
ring werd door de wettige eigenaars van
de krant wel bijzonder duur gekocht. Maar
volgens het plakkaat van 9 december 1702
waren zij van die goedkeuring afhankelijk
in de uitoefening van hun bedrijf.
MET DE OMWENTELING van 9 janua
ri 1795 waren de bordjes verhangen. Het
stadswapen zowel als „Opreghte" ver
dwenen uit de kop van de krant, maar
nog geen twee jaar later keerde het wapen
er in terug. Door de proclamatie van 31
januari en een decreet van 23 november
1795 verviel het plakkaat, dat sinds 9 de
cember 1702 het leven der courantiers
had verzuurd. Voortaan waren er geen pri
vileges meer nodig voor het drukken en
uitgeven. Diezelfde maand nog gingen
Abraham en mr. Johannes jr. naar de
vroedschap, om hen er aan te herinneren
dat het contract was vervallen en de he
ren in overweging te geven in hoeverre
zij dachten nog recognitie te kunnen vor
deren.
Dit was een probleem waarover de vroe
de vaderen lang moesten nadenken. De 6e
april van het volgende jaar werd het
vraagstuk, naar goed vaderlandse zede,
in handen van een commissie gelegd. Die
lzaak Enschedé (1681-1761) en zijn zoon Johan
nes Enschedé (1708-1780) namen in 1737 de
leiding van de Oprechte Haarlemsche Courant
over van de erfgenamen van Anna-Maria
Casteleyn; Anna-Maria leidde de krant na de
deed (in 1702) van haar man Gerard Casteleyn,
zoon van Abraham Casteleyn, die in 1656 de
„Weeckelyckse Courant van Europa" stichtte,
waaruit in 1664 de Oprechte Haarlemsche
Courant ontstond.
gaf de heren van de krant gelijk! Het
contract was met meer van kracht.
alleen.het stadsbestuur had het recht
om het exclusieve gebruik van het stads
wapen en misschien van de daarbij ge
voegde benaming van de krant, aan een
ander te gunnen en met die ander een
contract af te sluiten. Daarom gaf de com
missie de heren de welgemeende raad
toch maar jaarlijks die som van f5000
te blijven betalen. Het werd na veel heen
en weer gepraat f 300 minder!
De Enschedé's lieten het er niet bij zit
ten. Nu werd er op hun verzoek een com
missie benoemd die adviseerde voor 1798
nog ƒ5000 te betalen, maar daarna niet
meer dan 1000 per jaar voor het alleen
recht het stedelijk wapen te gebruiken.
Meer leek de eigenares ook niet billijk,
want, zeiden ze, „de ondervinding had hun
geleerd dat het wapen geen meerder kre
diet aan hun krant bijzette." Ook meen-
Naar aanleiding van de honderdste sterf
dag van de Oekraïnische nationale dichter
Taras Sjewtsjenko, wordt door de Bond
van Oekraïners in Nederland op 26 maart
aanstaande in het Jaarbeurspaviljoen te
Utrecht een plechtige herdenking georga
niseerd.
Op een in Den Haag gehouden perscon
ferentie besteedde het bestuur van de
bond, bij monde van drs. O. Kuschpeta,
aandacht aan persoon en werk van de dich
ter. Sjewtsjenko, die tot zijn vierentwin
tigste jaar lijfeigene was, werd om zijn
opvallende schilderstalent vrijgekocht. Hij
studeerde aan de kunstacademie en werd
later hoogleraar in de grafische kunst.
Zijn grote bekendheid kreeg hij door zijn
romantische gedichten. Deze waren een
hartstochtelijk loflied op de schoonheid
van het Oekraïnische land en op de gees
telijke waarden van de Oekraïner. Hij was
de grote inspirator van het herstel van het
Oekraïnische zelfbewustzijn. Zijn opwek
king tot nationaal besef en zijn aanklacht
tegen de onderdrukking van zijn land, ble
ken te gevaarlijk voor de kolonialistische
politiek van tsaar Nicolaas I. Hij werd
verbannen naar Siberië. Na ruim twaalf
jaar balling te zijn geweest, keerde hij
terug naar zijn geboorteland. De ziekten
welke hij in gevangenschap opliep, ver
oorzaakten spoedig daarna zijn dood.
den zij het wapen, waarvoor zij in de
loop der jaren twee ton hadden betaald,
voortaan kosteloos te kunnen gebruiken.
En hiermee werd iets van het zolang op
gekropte oude zeer eens uitgesproken.
Op 2 januari 1799 werd de vergoeding
toch nog op ƒ2000 vastgesteld. Tot Napo
leon kwam, bleef dit zo. Tijdens de over
heersing werd niets betaald, maar na de
bevrijding werd het achterstallige weer
aangezuiverd. Zelfs na 1814 betaalden de
Enschedé's nog 1500 per jaar als blijk
van goede wil tegenover het stadsbestuur.
Er bestond toen geen enkele dwangmaat
regel meer, die tot zulke edelmoedigheid
noopte. De stedelijke mededelingen wer
den gratis opgenomen. Tot het tijdstip van
de fusie met Haarlems Dagblad betaalde
de Oprechte Haarlemse Courant nog een
bedrag van 300 's jaars aan het stads
bestuur. (Slot volgt)