HET GEHEIM VAN DE VIRTUOSITEIT DER
RUSSISCHE UITVOERENDE KUNSTENAARS
2WSZMSSr&Zsrsr SüÏÏSTsass fiSt s•ssss-i»JK
„OGENTROOST"
BI
Overpeinzingen van
een schipbreukeling in
de wijsbegeerte
Jonckheere,s nieuwe dichterschap
..'.«M» i'1i.' <u ivczJZ&M ft
V,i'. 'i1'"'.'Vf.'".r i'
ZATERDAG 18 MAART 1961
PAGINA TWEF
■.■s*
1
Het politieke rumoer dat indertijd rondom de toekenning
van de Nobelprijs aan Boris Pasternak ontstond heeft voor
velen de indruk bevestigd dat in Sovjet-Rusland het kunst
leven nog in stalinistische schema's van bovenaf wordt be-
heei st. In recente artikelen heeft onze reisredacteur Brugsma
het tegendeel aangetoond, dat voor een deel ook kan blijken
uit de regelmaat waarmee grote Russische kunstenaars in
westerse landen optreden, kunstenaars die in gesprekken
met journalisten en critici niet zo allervoorzichtigst zijn als
in de stalinistische periode aan de orde van de dag
was, maar eerder vrijer hun gedachten uiten. Zij blijken
vrij goed op de hoogte van moderne stromingen
in het westen, waarvan zelfs de jazz onlangs een bres in het
ijzeren gordijn heeft geslagen toen Louis Armstrong een
uitnodiging aanvaardde om in Moskou op te treden. On
langs ti ad het Russisch circus in Nederland op, vorig jaar
het Bolsjoi-ballet, de danspedagoog Koemoesnikov gasteerde
bij het Nederlands Ballet, Russische films zijn hier in
m
rou-
David Oistrakh
latie, een week geleden speelden David en Igor Oistrakh
bij het Residentie-Orkest, morgen speelt het Kamerorkest
van Moskou onder Barsjai in Amsterdam. Het hoogstaande
culturele peil van de Russen men zou een blad kunnen
vullen met het aanhalen van soortgelijke voorbeelden als
hierboven omschreven wekt de nieuwsgierigheid van wes
terse deskundigen en een van hen, de Duitse musicoloog en
componist Wolfgang Fortner, is in staat gesteld deze te
bevredigen. Althans gedeeltelijk. Het bezoek dat hij, in het
kader van een wederzijdse culturele uitwisseling, aan de
Sovj?t-Unie bracht duurde te kort om er ten volle van te
kunnen profiteren. In zijn reisverslag, dat in het Duitse
blad „FRANKFURTER ALLGEMEINE" verscheen
waaraan het onderstaande is ontleend, komt hij na een
bezoek aan verscheidene opleidingsinstituten voor jonge
musici tot de conclusie, dat het diepgaande methodische
onderricht van begaafde jongelingen de grondslag vormt
voor de Russische prestaties in binnen- en buitenland,
hij verzuimt echten,beslag' Maar Een van Ruslands hoogst gewaardeerde levensstijl in de Sovjet-Unie, die bij een (De gegevens voor dit artikel werden ontleend
hij verzuimt echter niet uit de gesprek- componisten, Katsjatoerian, heeft in ge- zekere muzikale begaafdheid aanzet tot aan "M"s?ke/ f?hre" die Sovjetunion; aus
^opgemerkt dat het L- zelf musiceren.1DeTanoKt op de eer-
Russische jeu^ (bedoeld wordt de'op^nu- nocTLTZTdL%9^ge7et OnZ^l en t*16*»1*
fit,lnsiltuten "schoolgaande" jeugd) be- lodie wordt verstaan aldus Fortner WOLFGANG FORTNER bezichtiade in
gedacMLwfssLin^merwéiter^f' 6811 Sovje^"}ie hoo9 ontwikkelde be- Rusland onder meer de steden Moskou,
nisten Men is zelfs^I n^ninTtooc T°" grItp,v°or op f°lklore gebaseerde muziek. Leningrad en Kiew. Hij bezocht voorstel-
dat «n me,mng t0^edaan Op het conservatorium gaat men er dan linben van het Bolsjoi-theater, woonde uit-
ling van de Soviet Rns^chfm ont™lkke" °?k van Ul}: <*at z°wel leraar als leerling voeringen van Tsjaikof sky's muziek bij,
iing van ae oovjet-Russische muziek zon- zich gevestigd weten of ,,~1L -
der deze verhelderende gespreksvoering traditionele ondergrond.
onmogelijk is. Daarom is het volgens mij
belangrijk, dat in Rusland op tournee zijn- Naast de hierboven genoemde oplei-
de orkesten en solisten uit het Westen dingsinstituten kent men in de Sovjet-Unie
naast het klassieke-romanfische repertoire nog andere soorten scholen waar muziek-
minstens een hedendaags werk in hun pro
gramma opnemen."
zich. gevestigd weten op een onwrikbare, liet zich rondleiden door'het „cultuurpa
leis" van een automobielindustrie in Mos
kou, waar, op één avond, in de vele zalen
van dit gebouw, concerten, toneeluitvoerin
gen, ballet en koorzang werden gegeven
voor de werknemers. Hij bekeek het Rus-
onderricht wordt gegeven. Dit zijn onder sische straatbeeld en hoorde tot zijn ver
meer de kindermuziekscholen, waar in rassing tijdens de uitbundige herdenking
tegenstelling tot soortgelijke scholen in het van de revolutie met brallende toespraken
westen het kind onmiddellijk kennis- en rode vanen, uit de luidsprekers op
ER ZIJN IN RUSLAND verschillende ™aakt ,met het hoofdinstrument piano en straat „Die Mondscheinsonate". De mees-
soorten opleidingsinstituten waar de jonge de strijkinstrumenten. Speciale kindermu- te tijd gebruikte hij echter voor het be-
begaafde musici hun onderricht ontvan- ?iekmstrumenten, ZOals blokfluit en slag- zoeken van instituten als hierboven be-
gen. De belangrijkste plaats onder deze 'ns1:rurn[ent, worden in de Sovjet-Unie op schreven en met de gesprekken die hij
scholen wordt volgens Fortner inge- ze scholen niet gebruikt. Een trede ho- voerde met leraren en leerlingen. En hij
- - ger op de muzikale ladder is de „mid- - -
delbare" muziekschool, waarna de poorten
van een conservatorium zich voor een
leerling openen. Een bijzondere plaats in
het muziekonderricht aan „amateurs"
wordt ingenomen door een avondmuziek-
nomen door de zogenoemde Centrale Mu
ziekschool, die men in vrijwel iedere be
langrijke Russische stad vindt.
De opleiding die men op deze scholen
ondergaat houdt de Duitse musicoloog voor
het belangrijkste pedagogische element in
bevond, dat er onder vele studenten een
levendige interesse bestond voor de nieu
we compositieprincipes in de westelijke
muziek. Door het contact met het Poolse
culturele leven en door het leren kennen
van de daar levende „avant-garde" is er
de muzikale opvoeding van de jonge aan- scbooJ 'n Leningrad, waar Russische bur- onder de Russische jeugd veel bekend ge-
i CfOTC nim W~\ iniolr h rthhtr IrnnnAn -. J n- _7 7 7 7
komende kunstenaars. Fortner onderschat
niet het aandeel dat de conservatoria in
het uiteindelijk resultaat hebben. Maar
dit resultaat wordt slechts mogelijk ge
maakt door het hoge technische niveau
dat de student -reeds bij zijn aanmelding
voor een conservatorium bezit; een ni
veau dat de student te danken heeft aan
het onderwijs op de Centraal Muziek
school. Niet alle leerlingen komen op een
conservatorium via een centrale muziek
school. Er zijn er ook die na een oplei
ding op een kindermuziekschool en een
„middelbare" muziekschool het conserva
torium bereiken. Fortner wijst er echter
op, dat onder hen allen de oud-leerlingen
van een centrale muziekschool de beste
plaats innemen. „KAREL JONCKHEERE" schreef ik
destijds naar aanleiding van zijn bundel
DE BEGAAFDSTE KINDEREN uit het "Van zee tot schelP" (1956) „trad, zon
land, die zorgvuldig worden uitgezocht, der experimenteren, een nieuw domein
kunnen op hun zevende jaar tot de Cen- van ziin dichterschap binnen". Nader ver-
trale Muziekschool worden toegelaten. Zij klaard: eenkennige en poëzie-misdeelde
volgen dan een onderricht, dat°tien of elf woorden gingen in zijn tiers een bloedver-
jaar duurt en tijdens deze scholing ont- wantschap herkennen, dichtten naar el-
vangen zij, naast het muziekonderricht dat kaar toe> °P elkaar in eii ontmoetten el-
op de belangrijkste plaats komt, lessen in kaar in hun binnen-betekenis. Antagonis-
algemene antwikkeling. Taalonderricht, na- tische beelden begonnen elkaar te weer-
tuurwetenschappen, Russische litteratuur kaatsen, vulden elkander en zichzelf aan.
en geschiedenis nemen een groot deel van Het metrum liet zich door de adem ver-
deze lessen in beslag. leiden tot een vrij ritme, de obligate stro-
Op de beste tijden van de dag, des mor- fenbouw leerde zich schikken naar een
eigen wetmatigheid, het rijm koos de
noodzaak boven de dwang. Klank kreeg
zin en zin kwam in het verlengde van het
bezonnene te liggen. Meer nog: de ver
beelding schoot aan de beelden voorbij, de
stem van het hart verbroederde zich met
wat het hoofd dacht. Zo werd het span
ningsveld van zijn gedicht geladen met
een centrifugale poëzie, een uitstralende
poëzie, die in haar sterkste strofen „de
poëziemuur" doorbrak en buiten alle pro
sodische tradities om de menigvuldige ge-
gers hun muziekhobby kunnen botvieren, worden van de hedendaagse westerse mu-
Ook dit muziekonderwijs aan leken is be- ziek. Maar een diepere kennis is slechts
wust gericht op het leveren van presta- voorbehouden aan de leidinggevende com-
ties. Ook hier kan men telkens in hogere ponisten. In de openbare concerten wor-
klassen komen en ook hier is een examen, den zelden westerse hedendaagse werken
Nina Timofeeva, prima ballerina van het
Bolsjoi-ballet.
gens, wordt muziekonderricht gegeven,
zoals theorie, oefening van het gehoor en
het deelnemen aan koor- en orkestuitvoe
ringen. Gemiddeld oefenen de jonge men
sen drie a vier uur per dag. De resultaten
zijn er naar. Fortner merkte echter, bij
het beluisteren van de verbluffende leer
lingenuitvoeringen op, dat bij de ten ge
hore gebrachte klassieke werken het in
terpretatieve stijlbegrip enigszins op de
achtergrond bleef. Ofschoon dit bij kinde
ren niet zo verwonderlijk is, wijt Fortner
dit echter ook aan de op virtuositeit ge- waarwordingen van de menselijke totali-
richte opleiding. Voor eigentijdse muziek, teit vereende binnen de beslotenheid van
a;., u gedicht. Hoe dat mogelijk was, ont
dekte Jonckheere paS achteraf, toen hij
zich in zijn studie „De poëziemuur door
breken" rekenschap gaf van de diversiteit
der verschillende poézieën en van de mo
gelijkheden van zijn eigen dichten. Wat
hem voor ogen stond was duidelijk: een
poëzie die niet alleen van de rede, niet
alleen van hef beeld, van het woord, van
het gevoel is, maar het één én het ander:
een synthese voor zover dichterlijk mo-
zoals die in het westen opgeld doet, is
in het programma geen plaats ingeruimd.
Dit geldt ook voor de „overgangsmuziek"
van Strawinsky. Bovendien wordt in Rus
land de grootste waarde gehecht aan de
solistische vertolking. Het samenspel in
een ensemble komt merkwaardigerwijze
op de tweede plaats.
POëZIE IS NIETS zonder „inhoud" en
haar inhoud laat zich, buiten de poëzie
om, niet meedelen. Wat ik kan doen is dus
niet meer dan enkele thema's aanduiden,
die afwisselend op de tijd vooruitlopen en
tot het verleden terugkeren, met als mid
delpunt het heden van een man die met
zijn ogen spreekt, van ogen die met elkan
der spreken, van een dichter die met deze
man en diens kind spreekt ogenspel,
ogentaal, ogendroom, ogenlot, ogenleed,
ogentroost. Eén oog faalt, één oog bloeit
van beelden, samen zijn ze een jeugd, sa
men ontdekken ze hun wereld; de vrije
verte, het onbezorgde kinderspel, het ster
vende licht in vogelogen, de „kleine ge
heimen in struiken, mijten, koren en
gras"; samen verouderen ze en worden ze
de man, die in zijn auto door het Vlaams-
Brabantse land naar zijn werk rijdt, naast
zich het lichtloze kind in de lichtende dag,
het horende kind, waarvoor hij, de auto
bestuurder, het landschap in beeldende
woorden vertaalt:
„Nooit heb ik zoveel bestaans gezien,
zoveel schepping geschikt,
zoveel geboorten van beelden ontvou
wen."
HET EERSTE STUKJE, dat ik over
mijn geliefd onderwerp schreef is mij
ontstolen. Waarachtig, ik had het vlak
voor de hand op tafel liggen, om het
netjes te laten typen voordat ik het naar
de krant zou sturen en nou is het
weg! Niet zoek.' Maar weg Gestolen!
Het kan mij niet schelen dat men deze
opvatting verkeerd vindt, of achterdoch
tig! Het is ook eigenlijk niet interes
sant! Maar nu schrijf ik mijn oorspron
kelijke opstel maar opnieuw. Ik zal het
tenminste proberen. Ik had erg veel
moeite met de formulering van mijn
gedachten en ik geloof nooit, dat ik de
woorden weer precies zo zal terug
vinden.
KUNST IS SPIEGELING AUes
spiegelt. Door spiegeling is de mens
zich het eerst van zijn bestaan bewust.
Het beeld dat door spiegeling op zijn
netvlies komt, is een spiegelbeeld.
Door middel van onze zintuigen zijn wij
ons van ons bestaan bewust. Met het
zintuig zien geven wij ons rekenschap
van ons zijn in de ruimte. Ruimte is
afstand. Het beeld dat op ons netvlies
komt, frappeert ons door zijn afstand
tot ons zelf.
Zo maken wij ons langzamerhand een
voorstelling van ons leven, door mid
del van het spiegelend vermogen van
ons oog! De schilder is dus iemand, die
van dit vermogen een projectie geeft op
zijn doek. Wat ieder schepsel onophou
delijk bij het kijken ervaart, tracht de
schilder vast te leggen. Hij oriënteert
zich ten opzichte van hetgeen buiten
hemzelf is: „de ruimte". Deze ruimte
waarin hij zelf steeds bewegend is op
genomen boeit hem zodanig, dat hij zijn
aandacht geheel op haar gericht houdt.
HET EERSTE wat de ogen ontdekken
is het „object". Het „kijken" is niets
anders dan het met de hersenen aftas
ten van het object, dat door spiegeling
op de lens van het oog verschijnt. Met
dit kijken beleven wij onze staat in de
ruimte, en daardoor vinden wij tenslot
te ons zelf. Het is dus eigenlijk een
voortdurend terugspiegelen van ons zelf.
Vandaar dat de kunstenaar zo gaarne
spiegelt. Hij begrijpt door die spiege
ling van hetgeen hij om zich ziet, zijn
eigen leven. Het gaat er dus om te
projecteren, wat hij van zijn eigen le
ven ziet, in het hem omgevende leven.
Zijn aandacht voor het hem omgeven
de, het hem tegenovergestelde, blijkt te
Kees Verwey
Kees Verwey is 20 april 1900 geboren in
Amsterdam. Van 1906—1908 woonde .hij in
Zandvoort en van 1908—1926 te Santpoort.
(1922 1923 in Amsterdam). Aan de Haarlem
se Kunstnijverheidsschool kwam hij in de ja
ren 19181919 in contact met de nieuwe op
vattingen van leerkrachten als De Mesquita
en de jonge Polet. In 1918 maakte hij kennis
met H. F. Boot. Van 1925 tot 1926 volgde hij
de lessen van prof. J. H. Jurres aan de Rijks
academie in Amsterdam. In de jaren 1926—'27
werkte Verwey in het atelier van Boot, die
hem leerde afstand te nemen van bewonderde
voorbeelden en wegen te zoeken ter ontplooi
ing van de eigen sentimenten. Van 1928 tot
1930 werkte Verwey in Spaarndam in vrijwel
volstrekte afzondering. Dit kluizenaarsbestaan
kwam ten einde toen hij zich in Haarlem
vestigde aan het Spaarne. In 1945 was hij een
der oprichters van de Hollandse aquarellisten-
kring, waarvan hij tot 1948 voorzitter was. Hij
heeft vele exposities in binnen- en buitenland
gehouden, onder andere in Haarlem, Amster
dam, Den Haag, Groningen, Eindhoven, Ara-
hem en Breda. Hij nam deel aan exposities
in Sao Paulo, Bazel, Kopenhagen, Helsinki en
Rome.
de persoonlijkheid van het tegenover ons
gelegene, in ons. Het is mij in de loop
der jaren steeds meer gaan treffen,
dat er nog een tweede bron van krach
ten werkt op het oog van de schilder,
die krachten, die niet uit hem maar
uit het object tegenover hem voort
komen. Want wat hij ziet, kent hij niet!
Het is anders dan hij zelf. Het is het
leven, dat naast zijn eigen leven wordt
geleefd en waar hij zich nu in gaat ver
worden geboeid door een onuitputte- diepen door het intens te bekijken Dit
lijke bron van wonderlijke kleuren en intense kijken heet „observatie"' Als
lijnen, waarvan hij de orde en rede be- -
leeft en bewondert. Hij schildert dus
niet vanuit de mechanisch-fotografische
indruk der koude reproduktie, maar
vanuit zijn innerlijke bewogenheid over
hetgéen zijn gezicht hem doet gewaar
worden.
Het is nu interessant eens na te gaan
wat hij eigenlijk door zijn oog ontdekt.
Zijn oog is namelijk tot tweeërlei zien
hij naar een stoel ziet, ziet hij niet al
leen zich zelf, maar in de eerste plaats
iets wat door het leven van anderen,
die speciale vorm en lijn mee kreeg,
waardoor hij over het leven van die
anderen iets te weten komt.
De omgang met die stoel heeft hem
door de eigenschappen en levensopvat
tingen van de mensen die hem hebben
gebruikt, die speciale vorm, van juist
in staat, tot een innerlijk en tot een die stoel te zijn geworden, gegeven,
uiterlijk zien. Laat mij nu eerst eens Alleen door geduldig alle onderdelen
iets zeggen over het innerlijk oog. Dit van dit object stoel te bestuderen, zal
oog is zeer oud Want wij zien niet zo langzaamaan de persoonlijkheid die in
maar zonder verband maar ook door de stoel is afgedrukt op het doek over-
de zienswereld van ons verleden. Wij gaan. Dit is de uiterlijke spiegeling,
zien zelfs grotendeels met dat oude oog,
dat al van verre voorgeslachten door
ons heen ziet! Als ik u aankijk, ziet de
gehele wereldgeschiedenis u aan.
De schilder is zich daar niet van be
wust, maar in elk van zijn handelingen,
DIT PROCES is het meest boeiende
en verhevene, dat ik in de praktijk
van mijn schilderschap heb mogen be
leven.
Mij werd gevraagd iets over mijn
handelt zijn gehele voorgeslacht! Hij is meest treffende ervaringen op te schrij-
namelijk zelf ook een spiegel, waarin ven, welnu ik deed daar een oprechte
zijn voorvaderen zich vertonen. Ook zijn poging toe.
vader en moeder. Ook zij spiegelen in De taak van de kunstenaar is nu om
hem. Met dit heel oude oog nu werkt de deze innerlijke en uiterlijke spiegeling
schilder aan zijn doek. Doordat hij put beurtelings te raadplegen bij zijn werk.
uit de levenskennis van zijn verleden Er ontstaat dan een wonderlijk samen-
ondergaat hij zijn indrukken anders dan 9nan van beider invloed, die de essence
anderen, die weer een ander verleden van het kunstwerk uitmaakt en naar de
hebben, waardoor zij worden geleid. Dit abstractie van het onderwerp opvoert,
is het persoonlijk en het innerlijke zien
van de schilder!
NU IETS OVER de uiterlijke spiege
ling. Dat is namelijk het spiegelen van
Karei Jonckheere
EEN STUDIE AAN een Russisch con
servatorium neemt in het algemeen vijf
jaar in beslag, waarbij sterk de nadruk
valt op compositie. Gedurende het eerste
jaar houdt men zich wat compositie be
treft bezig met kleine liederen, in het
tweede jaar werkt men aan variaties, tij-
gemis. Dat is het wonder van dit dicht
werk, het heilzame, helende wondér,
gelijk - van voorstellingen der levensge- tToosf vllf lfcM-onTerfdTogen 660
7 o r\m n oon rt om n nnrt hinnot)
bieden, die ongenoemd nog binnen
ons menselijk bereik kwamen te liggen en
door de poëzie aan ons bewustzijn zouden
kunnen toegevoegd worden. „Van zee tot
schelp" was een moedige worp naar zulk
een poëzie.
MEN MOET DE woordenstem ervan
niet alleen horen, de beelden-blik niet al
leen zien, men moet, een en al oog en oor,
ook met het oog horen en met het oor
zien; en men moet ook het wit lezen, de
stilte tussen de akkoordsgewijs gegroe
peerde strofen beluisteren, want er ligt
aan dit oktavische gedicht het is op
innerlijk verantwoorde gronden in acht
delen verdeeld een hechte harmonie ten
grondslag, evenals aan de fuga. In die
de dichter i n de droom u i t de droom het weet van de ogen, van het gefnuikte
Met alle macht van zijn dichterschap "T recbter en het levende linker, maar het
leent hij zijn ogen aan het kind, vertolkt, pen Flnti^h roiis/ t egelvel wordt heeft met het hart een afspraak gemaakt,
vertaalt, verzichtbaart hij, om een ant- dal een Chineel geLnsPPlH^h s h.et befflhet linker oog iets beloofd: straks
woord te geven „dat ook in het duister hoer met haardos, een als het droomgedicht uit is, niets aan de
voldoet". Maar hóé het te beelden, hoe tiek ™en krulkoof on hpt fpw m plaS" Tan achter het stuur- aan het kind naast
e,en krulk0°l op het veld een Vlaams- de man, van de ogendroefheid te verra-
pnmitieve, „olijvengroene bergboom" en den. Nochtans wéét hij- wanneer in het
waar is men zelf, wat is men zelf, als halfduister voor de autovoorruiten sorok-
van deenogen8 r t0t é<§n Wik keHge Vlier met wat klein wasgoed op-
ogen. doemt als een rose_bloejende magnoliaj is
er geen zekeheid meer, noch van de
PE DAGTAAK in de stad is vol- ogen, noch van de dienstbaarheid van het
bracht begint de terugreis in de avond- lichaam, noch van het leven. Is alles wat
getrouw voor het oor te zeggen wat het
oog ziet, als al dat zichtbare nooit blijft
wat het is en nooit is wat men ziet
„Een oog dat ziet
vangt meer in zijn blik
dan het openste voorwerp wil tonen".
Popov, de clown
IN JONCKHEERE'S JONGSTE bundel
„Ogentroost" (Uitgeverij A. A. M. Stols-
J. P. Barth) is dit proces nog Verder
voortgeschreden: van oor en oog, van de
wisselwerking tussen beide, wordt een witte stilten krijgen de opgeroepen beel-
maximale ontvankelijkheid geëist, wil den hun ruimtelijke afmeting, de uitge-
men niet achterraken bij de vlucht die dit sproken klanken hun nawerkende trilling,
lange, cyclische gedicht neemt. Welke de in beroering geraakte gevoelens en ge
vlucht? Een vliegen, een vlieden? Beide, dachten hun dieptewerking. Aldus gelezen,
Ik zou dit poëem willen vergelijken met dat wil zeggen: ondergaan, wordt „Ogen-
een fuga en fuga betekent immers troost" een onthullende poëzie der ver
flucht" met een „ogenverhaal" als innerlijking, zo goed als een „oefening
thema, met stem (van moed en hoop) en naar binnen" om in het duister het licht-
tegenstem (van beduchtheid en leed), met beeld te voltooien, een in haar intensi-
een contrapunterende verwerking van het teit en menselijkheid aangrijpende poëzie,
geëxposeerde gegeven: het misdeelde oog waarvoor men letterlijk de ogen neerslaat,
van de eigen jeugd en de van licht ver- Ik althans voel een eerbiedige dankbaar-
stoken ogen van het eigen kind. Vergelijk heid voor dit gedicht,
niet Jan van Beers. Hij zong in lyrische
vervoering van het licht vanuit zijn blinde De titel is aan Constantijn Huygens ont-
duisterms, hij zong „schoon". Jonckheere leend, meer niet. Ogenleed was Jonck-
dicht, beeldt waar, van een waarheid heere's zeer eigen levensconditie hier
die meer dan de zijne is. De cirkel wordt wordt het ogentroost. Hoe deden 'hoe hiel-
in zijn cyclus steeds wijder, ontpersoon- pen mijn ogen, juist déze ogen,'mij wor-
lxjkt zich, omsluit en ontsluit al dieper en den tot hetgeen ik ben, en wat ben ik'
hoger levenskringen en is tenslotte niet die vraag aan de ogen, aan het kwijnende
meer zijn, Jonckheere's gedicht, maar rechter en het veelbeproefde linker werd
óns gedicht, poëzie van onze menselijkheid een levensvraag, die zich hier tot ant-
van ons gemis en ons standhouden in dat woord verdicht.
i'i» ,i i«» t .i11'
In het slotdeel, het achtste, trekt het ge
dicht zich als het ware in zichzelf terug,
zijn kringen worden kleiner en kleiner, tot
ze een stip zijn geworden, een kern: de
ogen zijn gesloten, het wordt nacht, en
in de donkerte begint wat ik „de oefe
ning naar binnen" noemde: de abdicatie
van de zintuigen, de voorbereiding op de
consequentie van alle leven, waarin het
licht van beide ogen dooft.
„Ogentroost" is een stoutmoedig ge
dicht: stoutmoedig in zijn beelden, in zijn
visie, in zijn levensaanvaarding. „Ogen
troost" is een warmbloedig gedicht: warm
bloedig in zijn gevoelsstroom die van hart
naar hoofd gaat. „Ogentroost" is een rijk
gedicht: rijk aan motieven, aan perspec
tieven. In „Ogentroost" is een poëzie vrij
gekomen, waarin het ogenbeeld tot het
taalhart spreekt. Het heeft Karei Jonck
heere midden in het nieuwe domein van
zijn vernieuwd dichterschap geplaatst.
C. E. Dinaux