HET GEHEIM VAN DE VIRTUOSITEIT DER RUSSISCHE UITVOERENDE KUNSTENAARS 2WSZMSSr&Zsrsr SüÏÏSTsass fiSt s•ssss-i»JK „OGENTROOST" BI Overpeinzingen van een schipbreukeling in de wijsbegeerte Jonckheere,s nieuwe dichterschap ..'.«M» i'1i.' <u ivczJZ&M ft V,i'. 'i1'"'.'Vf.'".r i' ZATERDAG 18 MAART 1961 PAGINA TWEF ■.■s* 1 Het politieke rumoer dat indertijd rondom de toekenning van de Nobelprijs aan Boris Pasternak ontstond heeft voor velen de indruk bevestigd dat in Sovjet-Rusland het kunst leven nog in stalinistische schema's van bovenaf wordt be- heei st. In recente artikelen heeft onze reisredacteur Brugsma het tegendeel aangetoond, dat voor een deel ook kan blijken uit de regelmaat waarmee grote Russische kunstenaars in westerse landen optreden, kunstenaars die in gesprekken met journalisten en critici niet zo allervoorzichtigst zijn als in de stalinistische periode aan de orde van de dag was, maar eerder vrijer hun gedachten uiten. Zij blijken vrij goed op de hoogte van moderne stromingen in het westen, waarvan zelfs de jazz onlangs een bres in het ijzeren gordijn heeft geslagen toen Louis Armstrong een uitnodiging aanvaardde om in Moskou op te treden. On langs ti ad het Russisch circus in Nederland op, vorig jaar het Bolsjoi-ballet, de danspedagoog Koemoesnikov gasteerde bij het Nederlands Ballet, Russische films zijn hier in m rou- David Oistrakh latie, een week geleden speelden David en Igor Oistrakh bij het Residentie-Orkest, morgen speelt het Kamerorkest van Moskou onder Barsjai in Amsterdam. Het hoogstaande culturele peil van de Russen men zou een blad kunnen vullen met het aanhalen van soortgelijke voorbeelden als hierboven omschreven wekt de nieuwsgierigheid van wes terse deskundigen en een van hen, de Duitse musicoloog en componist Wolfgang Fortner, is in staat gesteld deze te bevredigen. Althans gedeeltelijk. Het bezoek dat hij, in het kader van een wederzijdse culturele uitwisseling, aan de Sovj?t-Unie bracht duurde te kort om er ten volle van te kunnen profiteren. In zijn reisverslag, dat in het Duitse blad „FRANKFURTER ALLGEMEINE" verscheen waaraan het onderstaande is ontleend, komt hij na een bezoek aan verscheidene opleidingsinstituten voor jonge musici tot de conclusie, dat het diepgaande methodische onderricht van begaafde jongelingen de grondslag vormt voor de Russische prestaties in binnen- en buitenland, hij verzuimt echten,beslag' Maar Een van Ruslands hoogst gewaardeerde levensstijl in de Sovjet-Unie, die bij een (De gegevens voor dit artikel werden ontleend hij verzuimt echter niet uit de gesprek- componisten, Katsjatoerian, heeft in ge- zekere muzikale begaafdheid aanzet tot aan "M"s?ke/ f?hre" die Sovjetunion; aus ^opgemerkt dat het L- zelf musiceren.1DeTanoKt op de eer- Russische jeu^ (bedoeld wordt de'op^nu- nocTLTZTdL%9^ge7et OnZ^l en t*16*»1* fit,lnsiltuten "schoolgaande" jeugd) be- lodie wordt verstaan aldus Fortner WOLFGANG FORTNER bezichtiade in gedacMLwfssLin^merwéiter^f' 6811 Sovje^"}ie hoo9 ontwikkelde be- Rusland onder meer de steden Moskou, nisten Men is zelfs^I n^ninTtooc T°" grItp,v°or op f°lklore gebaseerde muziek. Leningrad en Kiew. Hij bezocht voorstel- dat «n me,mng t0^edaan Op het conservatorium gaat men er dan linben van het Bolsjoi-theater, woonde uit- ling van de Soviet Rns^chfm ont™lkke" °?k van Ul}: <*at z°wel leraar als leerling voeringen van Tsjaikof sky's muziek bij, iing van ae oovjet-Russische muziek zon- zich gevestigd weten of ,,~1L - der deze verhelderende gespreksvoering traditionele ondergrond. onmogelijk is. Daarom is het volgens mij belangrijk, dat in Rusland op tournee zijn- Naast de hierboven genoemde oplei- de orkesten en solisten uit het Westen dingsinstituten kent men in de Sovjet-Unie naast het klassieke-romanfische repertoire nog andere soorten scholen waar muziek- minstens een hedendaags werk in hun pro gramma opnemen." zich. gevestigd weten op een onwrikbare, liet zich rondleiden door'het „cultuurpa leis" van een automobielindustrie in Mos kou, waar, op één avond, in de vele zalen van dit gebouw, concerten, toneeluitvoerin gen, ballet en koorzang werden gegeven voor de werknemers. Hij bekeek het Rus- onderricht wordt gegeven. Dit zijn onder sische straatbeeld en hoorde tot zijn ver meer de kindermuziekscholen, waar in rassing tijdens de uitbundige herdenking tegenstelling tot soortgelijke scholen in het van de revolutie met brallende toespraken westen het kind onmiddellijk kennis- en rode vanen, uit de luidsprekers op ER ZIJN IN RUSLAND verschillende ™aakt ,met het hoofdinstrument piano en straat „Die Mondscheinsonate". De mees- soorten opleidingsinstituten waar de jonge de strijkinstrumenten. Speciale kindermu- te tijd gebruikte hij echter voor het be- begaafde musici hun onderricht ontvan- ?iekmstrumenten, ZOals blokfluit en slag- zoeken van instituten als hierboven be- gen. De belangrijkste plaats onder deze 'ns1:rurn[ent, worden in de Sovjet-Unie op schreven en met de gesprekken die hij scholen wordt volgens Fortner inge- ze scholen niet gebruikt. Een trede ho- voerde met leraren en leerlingen. En hij - - ger op de muzikale ladder is de „mid- - - delbare" muziekschool, waarna de poorten van een conservatorium zich voor een leerling openen. Een bijzondere plaats in het muziekonderricht aan „amateurs" wordt ingenomen door een avondmuziek- nomen door de zogenoemde Centrale Mu ziekschool, die men in vrijwel iedere be langrijke Russische stad vindt. De opleiding die men op deze scholen ondergaat houdt de Duitse musicoloog voor het belangrijkste pedagogische element in bevond, dat er onder vele studenten een levendige interesse bestond voor de nieu we compositieprincipes in de westelijke muziek. Door het contact met het Poolse culturele leven en door het leren kennen van de daar levende „avant-garde" is er de muzikale opvoeding van de jonge aan- scbooJ 'n Leningrad, waar Russische bur- onder de Russische jeugd veel bekend ge- i CfOTC nim W~\ iniolr h rthhtr IrnnnAn -. J n- _7 7 7 7 komende kunstenaars. Fortner onderschat niet het aandeel dat de conservatoria in het uiteindelijk resultaat hebben. Maar dit resultaat wordt slechts mogelijk ge maakt door het hoge technische niveau dat de student -reeds bij zijn aanmelding voor een conservatorium bezit; een ni veau dat de student te danken heeft aan het onderwijs op de Centraal Muziek school. Niet alle leerlingen komen op een conservatorium via een centrale muziek school. Er zijn er ook die na een oplei ding op een kindermuziekschool en een „middelbare" muziekschool het conserva torium bereiken. Fortner wijst er echter op, dat onder hen allen de oud-leerlingen van een centrale muziekschool de beste plaats innemen. „KAREL JONCKHEERE" schreef ik destijds naar aanleiding van zijn bundel DE BEGAAFDSTE KINDEREN uit het "Van zee tot schelP" (1956) „trad, zon land, die zorgvuldig worden uitgezocht, der experimenteren, een nieuw domein kunnen op hun zevende jaar tot de Cen- van ziin dichterschap binnen". Nader ver- trale Muziekschool worden toegelaten. Zij klaard: eenkennige en poëzie-misdeelde volgen dan een onderricht, dat°tien of elf woorden gingen in zijn tiers een bloedver- jaar duurt en tijdens deze scholing ont- wantschap herkennen, dichtten naar el- vangen zij, naast het muziekonderricht dat kaar toe> °P elkaar in eii ontmoetten el- op de belangrijkste plaats komt, lessen in kaar in hun binnen-betekenis. Antagonis- algemene antwikkeling. Taalonderricht, na- tische beelden begonnen elkaar te weer- tuurwetenschappen, Russische litteratuur kaatsen, vulden elkander en zichzelf aan. en geschiedenis nemen een groot deel van Het metrum liet zich door de adem ver- deze lessen in beslag. leiden tot een vrij ritme, de obligate stro- Op de beste tijden van de dag, des mor- fenbouw leerde zich schikken naar een eigen wetmatigheid, het rijm koos de noodzaak boven de dwang. Klank kreeg zin en zin kwam in het verlengde van het bezonnene te liggen. Meer nog: de ver beelding schoot aan de beelden voorbij, de stem van het hart verbroederde zich met wat het hoofd dacht. Zo werd het span ningsveld van zijn gedicht geladen met een centrifugale poëzie, een uitstralende poëzie, die in haar sterkste strofen „de poëziemuur" doorbrak en buiten alle pro sodische tradities om de menigvuldige ge- gers hun muziekhobby kunnen botvieren, worden van de hedendaagse westerse mu- Ook dit muziekonderwijs aan leken is be- ziek. Maar een diepere kennis is slechts wust gericht op het leveren van presta- voorbehouden aan de leidinggevende com- ties. Ook hier kan men telkens in hogere ponisten. In de openbare concerten wor- klassen komen en ook hier is een examen, den zelden westerse hedendaagse werken Nina Timofeeva, prima ballerina van het Bolsjoi-ballet. gens, wordt muziekonderricht gegeven, zoals theorie, oefening van het gehoor en het deelnemen aan koor- en orkestuitvoe ringen. Gemiddeld oefenen de jonge men sen drie a vier uur per dag. De resultaten zijn er naar. Fortner merkte echter, bij het beluisteren van de verbluffende leer lingenuitvoeringen op, dat bij de ten ge hore gebrachte klassieke werken het in terpretatieve stijlbegrip enigszins op de achtergrond bleef. Ofschoon dit bij kinde ren niet zo verwonderlijk is, wijt Fortner dit echter ook aan de op virtuositeit ge- waarwordingen van de menselijke totali- richte opleiding. Voor eigentijdse muziek, teit vereende binnen de beslotenheid van a;., u gedicht. Hoe dat mogelijk was, ont dekte Jonckheere paS achteraf, toen hij zich in zijn studie „De poëziemuur door breken" rekenschap gaf van de diversiteit der verschillende poézieën en van de mo gelijkheden van zijn eigen dichten. Wat hem voor ogen stond was duidelijk: een poëzie die niet alleen van de rede, niet alleen van hef beeld, van het woord, van het gevoel is, maar het één én het ander: een synthese voor zover dichterlijk mo- zoals die in het westen opgeld doet, is in het programma geen plaats ingeruimd. Dit geldt ook voor de „overgangsmuziek" van Strawinsky. Bovendien wordt in Rus land de grootste waarde gehecht aan de solistische vertolking. Het samenspel in een ensemble komt merkwaardigerwijze op de tweede plaats. POëZIE IS NIETS zonder „inhoud" en haar inhoud laat zich, buiten de poëzie om, niet meedelen. Wat ik kan doen is dus niet meer dan enkele thema's aanduiden, die afwisselend op de tijd vooruitlopen en tot het verleden terugkeren, met als mid delpunt het heden van een man die met zijn ogen spreekt, van ogen die met elkan der spreken, van een dichter die met deze man en diens kind spreekt ogenspel, ogentaal, ogendroom, ogenlot, ogenleed, ogentroost. Eén oog faalt, één oog bloeit van beelden, samen zijn ze een jeugd, sa men ontdekken ze hun wereld; de vrije verte, het onbezorgde kinderspel, het ster vende licht in vogelogen, de „kleine ge heimen in struiken, mijten, koren en gras"; samen verouderen ze en worden ze de man, die in zijn auto door het Vlaams- Brabantse land naar zijn werk rijdt, naast zich het lichtloze kind in de lichtende dag, het horende kind, waarvoor hij, de auto bestuurder, het landschap in beeldende woorden vertaalt: „Nooit heb ik zoveel bestaans gezien, zoveel schepping geschikt, zoveel geboorten van beelden ontvou wen." HET EERSTE STUKJE, dat ik over mijn geliefd onderwerp schreef is mij ontstolen. Waarachtig, ik had het vlak voor de hand op tafel liggen, om het netjes te laten typen voordat ik het naar de krant zou sturen en nou is het weg! Niet zoek.' Maar weg Gestolen! Het kan mij niet schelen dat men deze opvatting verkeerd vindt, of achterdoch tig! Het is ook eigenlijk niet interes sant! Maar nu schrijf ik mijn oorspron kelijke opstel maar opnieuw. Ik zal het tenminste proberen. Ik had erg veel moeite met de formulering van mijn gedachten en ik geloof nooit, dat ik de woorden weer precies zo zal terug vinden. KUNST IS SPIEGELING AUes spiegelt. Door spiegeling is de mens zich het eerst van zijn bestaan bewust. Het beeld dat door spiegeling op zijn netvlies komt, is een spiegelbeeld. Door middel van onze zintuigen zijn wij ons van ons bestaan bewust. Met het zintuig zien geven wij ons rekenschap van ons zijn in de ruimte. Ruimte is afstand. Het beeld dat op ons netvlies komt, frappeert ons door zijn afstand tot ons zelf. Zo maken wij ons langzamerhand een voorstelling van ons leven, door mid del van het spiegelend vermogen van ons oog! De schilder is dus iemand, die van dit vermogen een projectie geeft op zijn doek. Wat ieder schepsel onophou delijk bij het kijken ervaart, tracht de schilder vast te leggen. Hij oriënteert zich ten opzichte van hetgeen buiten hemzelf is: „de ruimte". Deze ruimte waarin hij zelf steeds bewegend is op genomen boeit hem zodanig, dat hij zijn aandacht geheel op haar gericht houdt. HET EERSTE wat de ogen ontdekken is het „object". Het „kijken" is niets anders dan het met de hersenen aftas ten van het object, dat door spiegeling op de lens van het oog verschijnt. Met dit kijken beleven wij onze staat in de ruimte, en daardoor vinden wij tenslot te ons zelf. Het is dus eigenlijk een voortdurend terugspiegelen van ons zelf. Vandaar dat de kunstenaar zo gaarne spiegelt. Hij begrijpt door die spiege ling van hetgeen hij om zich ziet, zijn eigen leven. Het gaat er dus om te projecteren, wat hij van zijn eigen le ven ziet, in het hem omgevende leven. Zijn aandacht voor het hem omgeven de, het hem tegenovergestelde, blijkt te Kees Verwey Kees Verwey is 20 april 1900 geboren in Amsterdam. Van 1906—1908 woonde .hij in Zandvoort en van 1908—1926 te Santpoort. (1922 1923 in Amsterdam). Aan de Haarlem se Kunstnijverheidsschool kwam hij in de ja ren 19181919 in contact met de nieuwe op vattingen van leerkrachten als De Mesquita en de jonge Polet. In 1918 maakte hij kennis met H. F. Boot. Van 1925 tot 1926 volgde hij de lessen van prof. J. H. Jurres aan de Rijks academie in Amsterdam. In de jaren 1926—'27 werkte Verwey in het atelier van Boot, die hem leerde afstand te nemen van bewonderde voorbeelden en wegen te zoeken ter ontplooi ing van de eigen sentimenten. Van 1928 tot 1930 werkte Verwey in Spaarndam in vrijwel volstrekte afzondering. Dit kluizenaarsbestaan kwam ten einde toen hij zich in Haarlem vestigde aan het Spaarne. In 1945 was hij een der oprichters van de Hollandse aquarellisten- kring, waarvan hij tot 1948 voorzitter was. Hij heeft vele exposities in binnen- en buitenland gehouden, onder andere in Haarlem, Amster dam, Den Haag, Groningen, Eindhoven, Ara- hem en Breda. Hij nam deel aan exposities in Sao Paulo, Bazel, Kopenhagen, Helsinki en Rome. de persoonlijkheid van het tegenover ons gelegene, in ons. Het is mij in de loop der jaren steeds meer gaan treffen, dat er nog een tweede bron van krach ten werkt op het oog van de schilder, die krachten, die niet uit hem maar uit het object tegenover hem voort komen. Want wat hij ziet, kent hij niet! Het is anders dan hij zelf. Het is het leven, dat naast zijn eigen leven wordt geleefd en waar hij zich nu in gaat ver worden geboeid door een onuitputte- diepen door het intens te bekijken Dit lijke bron van wonderlijke kleuren en intense kijken heet „observatie"' Als lijnen, waarvan hij de orde en rede be- - leeft en bewondert. Hij schildert dus niet vanuit de mechanisch-fotografische indruk der koude reproduktie, maar vanuit zijn innerlijke bewogenheid over hetgéen zijn gezicht hem doet gewaar worden. Het is nu interessant eens na te gaan wat hij eigenlijk door zijn oog ontdekt. Zijn oog is namelijk tot tweeërlei zien hij naar een stoel ziet, ziet hij niet al leen zich zelf, maar in de eerste plaats iets wat door het leven van anderen, die speciale vorm en lijn mee kreeg, waardoor hij over het leven van die anderen iets te weten komt. De omgang met die stoel heeft hem door de eigenschappen en levensopvat tingen van de mensen die hem hebben gebruikt, die speciale vorm, van juist in staat, tot een innerlijk en tot een die stoel te zijn geworden, gegeven, uiterlijk zien. Laat mij nu eerst eens Alleen door geduldig alle onderdelen iets zeggen over het innerlijk oog. Dit van dit object stoel te bestuderen, zal oog is zeer oud Want wij zien niet zo langzaamaan de persoonlijkheid die in maar zonder verband maar ook door de stoel is afgedrukt op het doek over- de zienswereld van ons verleden. Wij gaan. Dit is de uiterlijke spiegeling, zien zelfs grotendeels met dat oude oog, dat al van verre voorgeslachten door ons heen ziet! Als ik u aankijk, ziet de gehele wereldgeschiedenis u aan. De schilder is zich daar niet van be wust, maar in elk van zijn handelingen, DIT PROCES is het meest boeiende en verhevene, dat ik in de praktijk van mijn schilderschap heb mogen be leven. Mij werd gevraagd iets over mijn handelt zijn gehele voorgeslacht! Hij is meest treffende ervaringen op te schrij- namelijk zelf ook een spiegel, waarin ven, welnu ik deed daar een oprechte zijn voorvaderen zich vertonen. Ook zijn poging toe. vader en moeder. Ook zij spiegelen in De taak van de kunstenaar is nu om hem. Met dit heel oude oog nu werkt de deze innerlijke en uiterlijke spiegeling schilder aan zijn doek. Doordat hij put beurtelings te raadplegen bij zijn werk. uit de levenskennis van zijn verleden Er ontstaat dan een wonderlijk samen- ondergaat hij zijn indrukken anders dan 9nan van beider invloed, die de essence anderen, die weer een ander verleden van het kunstwerk uitmaakt en naar de hebben, waardoor zij worden geleid. Dit abstractie van het onderwerp opvoert, is het persoonlijk en het innerlijke zien van de schilder! NU IETS OVER de uiterlijke spiege ling. Dat is namelijk het spiegelen van Karei Jonckheere EEN STUDIE AAN een Russisch con servatorium neemt in het algemeen vijf jaar in beslag, waarbij sterk de nadruk valt op compositie. Gedurende het eerste jaar houdt men zich wat compositie be treft bezig met kleine liederen, in het tweede jaar werkt men aan variaties, tij- gemis. Dat is het wonder van dit dicht werk, het heilzame, helende wondér, gelijk - van voorstellingen der levensge- tToosf vllf lfcM-onTerfdTogen 660 7 o r\m n oon rt om n nnrt hinnot) bieden, die ongenoemd nog binnen ons menselijk bereik kwamen te liggen en door de poëzie aan ons bewustzijn zouden kunnen toegevoegd worden. „Van zee tot schelp" was een moedige worp naar zulk een poëzie. MEN MOET DE woordenstem ervan niet alleen horen, de beelden-blik niet al leen zien, men moet, een en al oog en oor, ook met het oog horen en met het oor zien; en men moet ook het wit lezen, de stilte tussen de akkoordsgewijs gegroe peerde strofen beluisteren, want er ligt aan dit oktavische gedicht het is op innerlijk verantwoorde gronden in acht delen verdeeld een hechte harmonie ten grondslag, evenals aan de fuga. In die de dichter i n de droom u i t de droom het weet van de ogen, van het gefnuikte Met alle macht van zijn dichterschap "T recbter en het levende linker, maar het leent hij zijn ogen aan het kind, vertolkt, pen Flnti^h roiis/ t egelvel wordt heeft met het hart een afspraak gemaakt, vertaalt, verzichtbaart hij, om een ant- dal een Chineel geLnsPPlH^h s h.et befflhet linker oog iets beloofd: straks woord te geven „dat ook in het duister hoer met haardos, een als het droomgedicht uit is, niets aan de voldoet". Maar hóé het te beelden, hoe tiek ™en krulkoof on hpt fpw m plaS" Tan achter het stuur- aan het kind naast e,en krulk0°l op het veld een Vlaams- de man, van de ogendroefheid te verra- pnmitieve, „olijvengroene bergboom" en den. Nochtans wéét hij- wanneer in het waar is men zelf, wat is men zelf, als halfduister voor de autovoorruiten sorok- van deenogen8 r t0t é<§n Wik keHge Vlier met wat klein wasgoed op- ogen. doemt als een rose_bloejende magnoliaj is er geen zekeheid meer, noch van de PE DAGTAAK in de stad is vol- ogen, noch van de dienstbaarheid van het bracht begint de terugreis in de avond- lichaam, noch van het leven. Is alles wat getrouw voor het oor te zeggen wat het oog ziet, als al dat zichtbare nooit blijft wat het is en nooit is wat men ziet „Een oog dat ziet vangt meer in zijn blik dan het openste voorwerp wil tonen". Popov, de clown IN JONCKHEERE'S JONGSTE bundel „Ogentroost" (Uitgeverij A. A. M. Stols- J. P. Barth) is dit proces nog Verder voortgeschreden: van oor en oog, van de wisselwerking tussen beide, wordt een witte stilten krijgen de opgeroepen beel- maximale ontvankelijkheid geëist, wil den hun ruimtelijke afmeting, de uitge- men niet achterraken bij de vlucht die dit sproken klanken hun nawerkende trilling, lange, cyclische gedicht neemt. Welke de in beroering geraakte gevoelens en ge vlucht? Een vliegen, een vlieden? Beide, dachten hun dieptewerking. Aldus gelezen, Ik zou dit poëem willen vergelijken met dat wil zeggen: ondergaan, wordt „Ogen- een fuga en fuga betekent immers troost" een onthullende poëzie der ver flucht" met een „ogenverhaal" als innerlijking, zo goed als een „oefening thema, met stem (van moed en hoop) en naar binnen" om in het duister het licht- tegenstem (van beduchtheid en leed), met beeld te voltooien, een in haar intensi- een contrapunterende verwerking van het teit en menselijkheid aangrijpende poëzie, geëxposeerde gegeven: het misdeelde oog waarvoor men letterlijk de ogen neerslaat, van de eigen jeugd en de van licht ver- Ik althans voel een eerbiedige dankbaar- stoken ogen van het eigen kind. Vergelijk heid voor dit gedicht, niet Jan van Beers. Hij zong in lyrische vervoering van het licht vanuit zijn blinde De titel is aan Constantijn Huygens ont- duisterms, hij zong „schoon". Jonckheere leend, meer niet. Ogenleed was Jonck- dicht, beeldt waar, van een waarheid heere's zeer eigen levensconditie hier die meer dan de zijne is. De cirkel wordt wordt het ogentroost. Hoe deden 'hoe hiel- in zijn cyclus steeds wijder, ontpersoon- pen mijn ogen, juist déze ogen,'mij wor- lxjkt zich, omsluit en ontsluit al dieper en den tot hetgeen ik ben, en wat ben ik' hoger levenskringen en is tenslotte niet die vraag aan de ogen, aan het kwijnende meer zijn, Jonckheere's gedicht, maar rechter en het veelbeproefde linker werd óns gedicht, poëzie van onze menselijkheid een levensvraag, die zich hier tot ant- van ons gemis en ons standhouden in dat woord verdicht. i'i» ,i i«» t .i11' In het slotdeel, het achtste, trekt het ge dicht zich als het ware in zichzelf terug, zijn kringen worden kleiner en kleiner, tot ze een stip zijn geworden, een kern: de ogen zijn gesloten, het wordt nacht, en in de donkerte begint wat ik „de oefe ning naar binnen" noemde: de abdicatie van de zintuigen, de voorbereiding op de consequentie van alle leven, waarin het licht van beide ogen dooft. „Ogentroost" is een stoutmoedig ge dicht: stoutmoedig in zijn beelden, in zijn visie, in zijn levensaanvaarding. „Ogen troost" is een warmbloedig gedicht: warm bloedig in zijn gevoelsstroom die van hart naar hoofd gaat. „Ogentroost" is een rijk gedicht: rijk aan motieven, aan perspec tieven. In „Ogentroost" is een poëzie vrij gekomen, waarin het ogenbeeld tot het taalhart spreekt. Het heeft Karei Jonck heere midden in het nieuwe domein van zijn vernieuwd dichterschap geplaatst. C. E. Dinaux

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1961 | | pagina 18