Tlieuute TELEVISIE ALS OVERHEIDSINSTELLING BEGINT IN CANADA TE WANKELEN UITGAVEN ♦y ZATERDAG 18 MAART 1961 Erbij PAG1N A DRIE KIEMCEL IN INDIA VAN EEN NIEUWE MAATSCHAPPELIJKE ORDE GsuQdr?(5 eiitfl aih gsarjósb sSeu&truS G&irtiptró} q&ojdsjs gulLlj.s^s ggl.ggt Mr. H. van Wijk Ghandigram TOEN GANDHI WERD VERMOORD, was India vrij. Het was staatkundig onafhankelijk. De mensen in India waren echter allerminst vrij. Zij zaten ge ketend aan allerlei godsdienstige en raciale vooroordelen. Zij zaten geketend aan armoede, analfabetisme, honger, ziekten en alle euvels waaraan volken onder een buitenlandse heerschappij plegen te lijden. Tegen deze euvels had Gandhi de strijd aangebonden. Hij had gebroken met het kastestelsel; hij leefde streng vegetarisch en in soberheid als de armsten der armen. Hij had de gelijk waardigheid van geestesarbeid en handenarbeid, en van geestesarbeiders en handarbeiders (vooral ook landarbeiders) beklemtoond; hij had het spinnewiel geponeerd als redmiddel uit de armoede en geneesmiddel tegen de zelfover schatting der intellectuelen en ambtenaren. Hij had de nieuwe ethiek van Sarvo- daya opgesteld, dat niemands leven vrij en in orde is, zo lang niet ook de armste der armen een redelijk bestaan heeft en de laatste uitgestotene is opgenomen als volwaardig deelhebber der maatschappelijke gemeenschap. Hij liet een land na met 350.000.000 inwoners, waarvan 83 percent analfabeten en 80 percent dorpelingen; waarvan zóvelen leefden van een inkomen van 50 a 100 gulden per gezin per jaar, dat het gemiddelde inkomen van India per hoofd per jaar niet meer was dan 250 gulden. ZIJN GEESTVERWANTEN en mede werkers gingen met elkander te rade en op alle denkbare levensgebieden, en in alle denkbare maatschappelijke groepen werd de stoot, die Gandhi gaf, verstaan en ver werkt in allerlei werkzaamheden voor echte levensvernieuwing van de Indiase samenleving Eén daarvan is Gandhi- gram. In 1947 vestigden zich een klein aantal medewerkers van Gandhi, onder leiding van het echtpaar Ramachandran, hij een professor, zij een arts, in de na bijheid van de Zuidindiase stad Madurai. Het terrein hunner keuze uxts een langge- strekte hoogvlakte, in het oosten en wes ten begrensd door granietbergen. Geolo gisch behoort het gebied tot het archai- cum; het is uitgeloogd en niet zeer vruchtbaar. Ze kregen de beschikking over een schuur op bamboepalen met een palm- dak, die diende als woonhuis, eethuis, school, medisch consultatiebureau, vonde lingenhuis in het textieldorp Chinneala- patti. Een aantal vrienden schonk hun zes hectare grond in de buurt, en daar bouw den ze in de vorm van een aantal bun galows een nederzetting van zeer bijzon dere aard. Ze noemden die Gandhigram, Gandhidorp. ZE MAAKTEN EEN GRONDWET, waar van artikel 1 luidde: „wij werken voor een herstel van de maatschappelijke or de in ons land volgens de richtlijnen van Mahatma Gandhi; wij willen een klasse loze en kasteloze maatschappij opbouwen die aan de gewone man volledig recht doet wedervaren, en wij willen dat doen met algeheel geweldloze middelen, en met een sterke nadruk op de morele en so ciale waarde van lichamelijk en scheppend werk." Het eerste was de inrichting van een zogenaamde basic school. Die basic school is door Gandhi bedacht als redmiddel te gen werkloosheid en onmaatschappelijk le- Prof. Ramachandran, leider van de Gandhigrampioniers. ven. Zij is ingesteld op het dorpskind in India. Zij is een combinatie van huishoud school plus lagere school plus ambacht school. De eerste klassen zijn uiteraard heel eenvoudig: de kinderen leren de eer ste beginselen van hygiëne, zichzelf schoon houden, letten op ziekten, op eten, op om gang met en onderhoud van moesplanten, groenten, vruchtbomen, en op zelfvoorzie ning. Ieder kind leert terstond spinnen. Dat vinden wij wat mal, maar het is niet mal. Als een gezin per jaar ongeveer hon derd gulden verdient, en één gezinslid kan spinnen, dan komt er een gulden per dag bij. Daarbij leren de kinderen de woor den lezen en schrijven, die bij dat hand werk behoren, en natuurlijk ook de andere gewone vakken: rekenen, een beetje aard rijkskunde en- geschiedenis. Die basic school was de beste propaganda, want de ouders van die kinderen gingen al gauw de waarde inzien van de kennis van hun kinderen en vroegen zelf om avondcursus sen. ELK JAAR KWAM ER een nieuwe eer ste klas bij, en de school telt nu vierhon derd leerlingen, en acht klassen. Maar toen de eerste ploeg de school had door lopen, stichtte men een nieuwe school voor voortgezet onderwijs. En toen deze haar leerlingen had afgeleverd, ging men over tot het unicum voor Zuid-India: de hoge school voor landbouwonderwijs. Het is wel geen Wageningen, maar het is iets tussen Deventer en Wageningen in. Daar wordt college gegeven in de streektalen, Telugu en Tamil, Kannada en Malayalam, oude dravidische talen die ieder door tussen de 33 en 14 miljoen mensen worden gespro ken en nu allengs ook geschreven. Voorts in Hindi en Engels. Dan geschiedenis, van India en de wereld, maar dit laatste weinig meer nauwkeurig dan onze kinde ren iets van India leren. Economie; so ciologie; pedagogiek; landbouw en vee teelt, ditmaal en detail; michinerieën; be heer en bestuur van een landbouwbedrijf; dorpsbestuur; dorpsindustrieën zoals we ven, spinnen, pottenbakkerij, mattenvleeh- terij, coöperaties; muziek; natuurkunde; gezondheidszorg. TERWIJL DOORGAANS bij alle scholen de verhouding tussen jongens en meisjes ongeveer 3 tégen 2 is, is zij hier 180 te gen 16. De hogeschool is in het groot wat alle andere onderwijsinstellingen van Gan dhigram in het klein zijn: een paar les- gebouwen, en een kantoorgebouw; een reeks van slaapbungalows, telkens met acht kamers elk voor drie studenten. Elke instelling heeft een eigen stuk grond waar men landbouw en veeteelt beoefent en oefent en is voorzien van een of meer waterputten met een elektrische pomp. Er is dus het hele jaar water. Men woont als een gemeenschap, ieder doet op zijn beurt alles. Er wordt principieel gebroken met het zogenaamde lagere werk, want er is geen lager werk. Schoonmaken, dweilen, riolen leggen, eten koken is net zo nodig en dus net zo hoog in waarde als doceren of dikke boeken lezen. Men woont er te- samen en werkt tesamen. Elke groep heeft als doel om al doende te leren en al le rende te doen, zodat allengs de opleiding zichzelf, tenminste voor een deel, bedruipt. volstrekte gelijkheid tussen alle godsdien sten. Bij de wijdingsstonden aan de avond van elke dag worden teksten uit de wer ken van alle godsdiensten naast elkaar en door elkaar behandeld, opdat de we zenlijke eenheid der godsdiensten aan de dag treedt. DE OPLEIDINGEN voor handwerk vin den plaats in een groot gebouw, genaamd naar de econoom Kumarappa. Daar is een papiermakerij, alles handwerk. Daar wordt rijst gepeld, daar wordt katoen en zijde gesponnen en geweven, geverfd en be drukt met bloemen en siertekeningen. Er is een drukkerij. Er is een timmermans werkplaats, waar men in de behoeften van de gemeenschap voorziet en spinnewielen vervaardigt, en een smederij. Ieder leert Saraswathi is in opleiding voor maat schappelijk werkster. De administrateur aan het spinnen. Ieder een is verplicht drie kwartier per dag aan het spinnewiel te zitten. Bladzijde uit een Tamil-leesboekje voor de „basic school". en verdient tegelijk, want ieder moet le ren in eigen onderhoud te voorzien. Iedereen is verplicht drie kwartier per dag aan het spinnewiel te zitten. Dat doet ook de administrateur, de directeur, de leraar. Aldus spint men voldoende garen voor zijn eigen kleding, en heeft men een soort bezinnende ontspanning. Dit alles speelt zich af op de voormalige woestijn steppe, op thans 80 hectare grond, in wat allengs uitgroeide tot een groot bungalow dorp met 1200 a 1300 inwoners. Maar dit is nog niet alles. Gandhigram werkt ook rechtstreeks naar buiten. Terstond is men begonnen met een me disch consultatiebureau en een kraamkli- nie. Dat heeft de mensen terstond gewon nen, want er was niets. Het ziekenhuis dat sindsdien werd gebouwd is een toe vluchtsoord van ongeveer vijftig dorpen. Het heeft maar tweeëntwintig bedden, maar voordien was er in het geheel niets. Per jeep gaan verpleegsters, vroedvrou wen en artsen de dorpen rond, en behan delden in tien jaar 4200 bevallingen en 400.000 patiënten, vrouwen en kinderen. Alle melaatsen worden thans geholpen. Het tweede werk buiten is het practicum van de meeste opleidingen. Die vinden plaats in de dorpen, samen met de men sen ter plaatse, die samen met de leer lingen leren verstandiger te leven en te werken. HET MERKWAARDIGSTE WERK is het dorpenwerk zelf. Het ligt al twaalf jaar in handen van de nu 37-jarige Nanjunda Rao, zoon van een grootgrondbezitter uit een hoge Brahminkaste, die dit werk met diepe en diep-religieuze overtuiging doet. Hij spoort gebreken en wantoestanden op, maakt beschrijvingen van de situatie, be denkt geneesmiddelen, bespreekt ze met de dorpelingen en maakt plannen voor de verwerkelijking, bezoekt de regeringsamb tenaren voor het benodige subsidie, (Door gaans 50 percent) en leidt dan de uitvoe ring. Hij beschreef mij de oogst van tien jaar arbeid: tweehonderd waterputten voor drinkwater, waar men zich tevoren behielp met ondiepe putten, die het halve jaar droog waren, of altijd kilometers ver moest lopen om water te halen; talrijke putten voor de bevloeiing: dan verandert één schamele droge oogst in twee rijke rijstoogsten per jaar; bij al die putten elektrisch licht, in de verre omtrek te zien; honderdtwintig nieuwe scholen, over wegend in dorpen waar in het geheel geen school was; zestig nieuwe wegen, waar door allerlei dorpen nu door de busdien sten worden bereikt; een leprozencentrum, dat veertig dorpen bedient; vrijwel overal spinnerijen en weverijen, waardoor iedere betrokkene in eigen onderhoud kan of gaat voorzien; centra voor verzorging van kin deren; voor verzorging van gestrande vrouwen; coöperaties voor betere voorzie ning in levensbehoeften; enkele middelba re scholen. De mooiste, van Vedsantur, kostte 150.000 gulden, maar de bevolking bracht er 140.000 van bij elkaar. Een kleinigheid? Niet bij mensen met inko mens van maximaal 200 gulden per jaar. Ik heb met hem een tocht gemaakt door een van deze districten, en heb gezien wat er alles was veranderd en verbeterd, en hoe letterlijk iedereen Nanjunda kent en hoe ongeloofelijk het gezag is van deze man, en door hem, van Gandhigram. Want hij opende de deuren naar een nieuw en bere leven. HET LAATSTE ARBEIDSTERREIN van Gandhigram is Shanti Sena. Shanti Sena betekent zo iets als vredesbrigade. Dit is een rechtstreeks geesteskind van Gandhi en Vinoba Bhave. De brigade bestaat uit vrijwilligers die zich lang en grondig op hun zaak hebben bezonnen. Ze stellen zich ten doel om gezamenlijk op te treden bij noodtoestanden onlusten en andere ab normale gebeurtenissen, en om dan ter plaatse dat te doen of te laten doen, wat een oplossing inhoudt. Ze laten dus niet over aan politie of leger, om door geweld pleging een kortsluiting te maken, en ze zijn ook afkerig van ingrijpen door de rechterlijke macht. Dat is in beginsel allemaal geweld. Men gaat dus in zorgvuldig uitgekozen groe pen naar de gevaarlijke plek en tast het kwaad in de wortel aan, namelijk bij de mensen zelf. Ze oefenen zich door aller lei riskant en moeilijk maatschappelijk werk. De Bhoodan en Gramdanbeweging van Vinoba Bhave vindt in deze vredes brigade goede helpers. Bij tochten langs de dorpen gaan hun mensen mee om de rijke dorpelingen te bewegen vrijwillig grond af te staan voor de bezitloze koelies en de laatsten te overtuigen dat een coöpe ratie beter is dan 'n snipperbedrijf. Dit ge weldloze veranderen van de dorpsstruc tuur behoort ook tot het practicum voor de leerling-maatschappelijke werkers en voor de leerling-docenten voor maatschap pelijk werk. (Al dit werk wordt door de staat gesubsidieerd; deze merkwaardige sociale revolutie wordt door de overheid gesteund!) De ervaring heeft geleerd dat dit werk moet worden geleid door een vrouw. Enige jaren geleden was er een stormramp en dr. Ramachandran leidde de ploeg. Toen braken er ernstige onlus ten uit in Ramanathapuram, in het zuid oosten. Zij leidde een andere brigade van enkel vrouwen. Zij verrichtten wonde ren, zij hielpen de plaats zichzelf reorga niseren, en schiepen rust en vertrouwen. De president van India, Rajendra Prasad is zelf donateur van de Shanti Sea. Wie bedenkt, dat dit alles tot stand kwam in dertien jaar, in een eertijds ongeveer onbewoonbare vlakte, is ver heugd over de fabuleuze energie van deze mensengroep, en hij kan daarover niet zwijgen. Vandaar dit artikel, dat tevens een oproep om belangstelling is. Er is mij verzekerd dat Europese artsen van harte welkom zijn, wanneer zij er willen komen werken. Naujunda Rao, 37 jaar, is hoofd van het vanuit Gandhigram gestimuleerde ontwikkelingswerk in de dorpen. Dat geldt ook voor de andere opleidin gen. Gandhigram heeft sinds de aanvang een straat met woonbungalows voor wedu wen of door hun man verlaten vrouwen. Voordien waren zulke vrouwn maatschap pelijk ten dode opgeschreven. Ze mogen niet hertrouwen, en ze kunnen nietsze zijn dus een blok aan ieders been. Nu komt Gandhigram, en komen talrijke maatschappelijke instellingen. Die doen juist op deze vrouwen een beroep. In Gandhigram zijn ze soms intern, soms blijven ze in haar nabije dorp wonen. Ze krijgen hun lagere school, ulo en eventueel hbs. Dan komt een vakopleiding, door gaans voor onderwijzeres, vroedvrouw of maatschappelijk werkster. Gandigram kent geen toegewijdere werkers dan deze vrou wen, die door dit nieuwe gebeuren in haar leven van de dood zijn verlost. Vergeet immers niet dat een Indiase vrouw, op haar twaalfde jaar uitgehuwelijkt, op haar dertiende jaar moeder, op haar zes tiende jaar verlaten of weduwe kan zijn. Thans zijn de kinderhuwelijken verboden. De opleidingsschool voor basic-onderwij- zers is uiteraard in Gandhigram. Deze op leidingen zijn reeds zo beroemd, dat er zelfs uit Libanon, Syrië, Afghanistan en Perzië leerlingen kwamen. Hier leert men wat echte noden en echte oplossingen zijn, hier leert men gemeenschapsmens te zijn tevens. Het spreekt vanzelf dat in al deze leer- en werkgemeenschappen elke rest van kastescheidingen is uitgebannen. De voor malige uitgestotenen leren, leven, slapen, eten, koken, samen met de voormalige brahmins en mohammedanen. Er is een (Van onze correspondent) MONTREAL. Het is voor ons en voor anderhalf miljoen anderen in Mon treal en omgeving weer een beetje moeilijker geworden om 's avonds het bed op te zoeken. Tijdig althans. Op nieuw is een televisiestation in actie ge komen, dat tot diep in de nacht een aaneenschakeling van lief en leed, kunst en vliegwerk de huiskamer binnen brengt. Er is nu zo langzamerhand keus genoeg, ook al is dat op het gebied van de televisie een bijzonder relatief be grip. In januari is er eerst een Engels talig station bijgekomen en dezer dagen is een Franstalig/ station met zijn uit zendingen begonnen. Het opmerkelijke van deze nieuwe commerciële sta tions is dat ze, voor het eerst sinds de televisie in Canada in 1953 haar in trede deed, openlijk concurrentie voeren met de C.B.C., het staatsomroepbedrijf. De Canadese radio-omroep is dan wel een overheidsinstelling, maar een deel van haar inkomsten verkrijgt ze toch uit reclame. Als er tekorten zijn en voor het komende jaar worden die geschat op het toch niet geringe bedrag van meer dan tachtig miljoen dollar dan worden die bijgepast uit de schatkist. DE COMMERCIëLE STATIONS, die he lemaal van de reclameopbrengsten moe ten bestaan, kunnen dat nu niet de beste regeling vinden die er te bedenken valt want, redeneren ze, op die manier kan de C.B.C. programma's aan een „sponsor" verkopen en een deel van de produktiekos- ten laten drukken op de belastingbetaler. Hetgeen dan ook in vele gevallen gebeurt. In feite, zeggen ze, betaalt de belasting betaler dus een deel van de reclame die particuliere bedrijven maken. Nu heeft de C.B.C. van het parlement een speciale taak meegekregen. Deze nationale omroep moet voor niets meer of minder zorgen dan het instandhouden en het bevorderen van alles wat Canadees is. Een soort bol werk dus tegen de vloedgolf van Ameri kaans doen en denken die met steeds gro ter kracht, sinds de ontwikkeling van de massacommunicatie-middelen, tegen de on beschermde grens met de zuiderburen slaat. Het behoud van het Canadese na tionale bewustzijn is een schone zaak, zo vond men, en iedere Canadees moet daar wat van zijn (belasting)geld voor over heb ben. En zo kreeg de C.B.C. de taak toege wezen om vrijwel heel Canada binnen het bereik van de (nationale) televisie te bren gen voordat de commerciële stations werd toegestaan aan dat eerstgeboorterecht te gaan knabbelen. IN DE GROTE STEDEN zoals Toronto, Montreal en Ottawa gebeurt dat nu. In Montreal kunnen we op het ogenblik al kiezen uit acht kanalen: vijf Canadese en drie Amerikaanse; de laatste kunnen we uit de naburige Amerikaanse staten bin nenhalen. Het is dus vrij logisch dat er nogal wat gedrang komt om het bezit van de reclamedollars, vooral door de nieuwe lingen voor wie televisie een zaak is die renderend moet werken. Hoe fel de concur rentie is geworden bleek onlangs zonne klaar, toen het commerciële station in To ronto beslag wist te leggen op de televisie rechten voor de uitzending van wedstrij den om het Canadese rugbykampioen- schap. Rugby, ijshockey en in het alge meen sportwedstrijden zijn de grote trek pleisters voor de televisie en jarenlang heeft de C.B.C. zich kunnen koesteren in de populariteit van het sportminnend pu bliek. De C.B.C. mocht dan niet alles zijn met zijn cultuur, zijn lange-haren-program- ma's en zijn zorg om alles wat dieper ligt dan de oppervlakte, maar als het op sport aankwam, was de C.B.C. nummer één. Maar zie, het commerciële station heeft de rugbywedstrijden in het komende sei zoen voor de neus van de C.B.C. wegge kaapt door vijftigduizend dollar meer te bieden en een contract af te sluiten voor de totale som van 375.000 dollar. Een in dicatie ook van de vechtlust, die er in het nieuwe kamp heerst. BEHALVE DAT SPORTWEDSTRIJDEN populair zijn bij de kijkers is er nog een overweging die de commerciële stations happig maakt op de rechten van dergelij ke uitzendingen. Toen de regering na de „OPEN KAART MET DE DOKTER" door Jan Andriessen met illustraties van Hans Lambregts. Uitg. Bigot van Ros- sum, Blaricum. Een reeks praatjes met plaatjes over alles wat gezegd kan worden rond huis arts, tandarts en patiënt. De visie van de mens op „de dokter" en van de dokter op „de mens". De wachtkamer met zijn ge sprekken, het meubilair en de naar hel schijnt bij voorkeur antieke tijdschriften. Ook de dierenarts krijgt zijn hoofdstukje, benevens de paragnost, al of niet door Professor Tenhaeff gekwalificeerd. De be tekenis der Maatschappij van Geneeskun de en de vrouw van de dokter, beide hoedsters van de arts, vindt er zijn praatje en plaatje naast de homeopaat, de middenstander en het kuren. Een aardig boekje dat zeer wel ter lezing en overwe ging.. in de wachtkamer., kan liggen „ADOPTIE" door Mr. Jos. A. Nota, Uitg. De Toorts. Op 1 november 1956 werd de adoptie, d.w.z. de opneming van een kind als wet tig erkend gezinslid, mogelijk. Voordat de adoptie werkelijkheid wordt, moeten een reeks voorwaarden vervuld zijn, die in dit boekje beschouwd worden. Zeer belangrijk is het zelfonderzoek van de adoptief-ouders. Zullen zij in staat zijn het kind te aanvaarden zoals het is en niet zoals zij het wensen? Samengevat in de vraag: „Als u zelf een kind zou zijn, zou u dan graag door uzelf en uw man worden aangenomen?" worden de psycho logische voorwaarden van het vraagstuk aan de orde gesteld. Het aantal kinderen dat voor adoptie in aanmerking komt, is gezien de vraag betrekkelijk gering. Ge waarschuwd wordt in dit verband voor eigenmachtig bemiddelen bij het verzor gen van een kind van een ongehuwde moe der aan een echtpaar. Hiervoor is nodig een schriftelijke toestemming van de Raad van Kinderbescherming. Inmiddels zijn er duizend adopties tot stand gekomen Dal hierbij niet over een nacht ijs gegaan wordt, kan men uit dit leerzame boekje gewaar worden. Ook wordt een hoofdstuk je gewijd aan het inlichten van het adop- tief-kind over zijn ware afkomst. Dit moet geleidelijk en van het begin af aan gedaan worden. Een zeer goed boekje dat de weg wijst aan allen, die voor adoptie voelen en of er mee te maken krijgen. Een reeks van mooie foto's vormt een passende om lijsting. aanlooptijd besloot om het spel van dè vrije concurrentie toe te laten en de Ca nadese kijkers meer keus te geven dan al leen de programma's die de C.B.C. had aan te bieden, heeft ze gedacht: alles goed en wel, maar laten we een paar regels op stellen waaraan zowel de C.B.C. als de commerciële stations zich moeten houden. En zo kregen we de vrij unieke opzet dat een zeker percentage van de programma's „Canadees van inhoud" moet zijn. De gouverneurs van het omroepbestel houden op de naleving van de stelregel streng toe zicht en overtreders worden fiks aange pakt. Toont de zondaar geen tekenen om zijn leven te beteren, dan kan hem zelfs de zendvergunning worden ontnomen. Cortmantel gekortwiekt. De directeui van de Tilburgse schouwburg, de heer Wim Bary, heeft meegedeeld dat deze zondag voor het laatst een zogenaamd lange uitvoering zal worden gegeven van Christopher Fry's toneelspel „Cortmantel" Het zuidelijk toneelensemble zal, aldus de heer Bary, op zijn verdere tournee door Nederland het gedeelte, waarin een van de acteurs drie kwartier „op het toneel ligt te sterven" bekorten tot een kwartier. Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllil Nieuwe stations beginnen met 35 percent „Canadese inhoud", het percentage moet per 1 april aanstaande zijn toegenomen tot 45 percent en zal volgend jaar april de gewenste hoogte van 55 percent moeten hebben bereikt. De rest van de program ma's mag zijn oorsprong vinden in het bui tenland, in dit geval uiteraard voorname lijk de Verenigde Staten. OP EEN RAADSVERGADERING van de gouverneurs, die onlangs werd gehou den, werd gevraagd hoe het nu stond met films waarin Gina Lollobrigida optreedt. Zoals men weet heeft Lollo de wens te ken nen gegeven om zich metterwoon in Ca nada te vestigen en op papier is ze voorzover bekend ook inwoonster van de stad Toronto. Betekent dat nu, dat haar films geacht mogen worden „Canadees van inhoud" te zijn. Nee, zei de voorzit ter van de raad. Canadees van inhoud be tekent dat de films in Canadese studio's moeten zijn opgenomen. Wel mogen er buitenlandse artiesten in optreden. De 55-formule, die wel eens de waakhond van het Canadese televisieeigen is ge noemd, wordt nu dus meer dan de nodige eer bewezen door het uitzenden van Cana dese sportevenementen en dergelijke. Ove rigens zal het bij de televisie wel net zo- gaan als bij de radio: de C.B.C. heeft zich daar een eigen plaats verworven en geen weldenkend mens die zou willen beweren dat die C.B.C. nu maar eens moet ver dwijnen. Maar één ding is zeker: de tele visie-alleenheerschappij van de C.B.C. is voorbij, maar dat behoeft voor de kwaliteit van de programma's natuurlijk lang niet altijd een nadeel te betekenen. Rugby, ijshockey, worstelen, boksen, kege len, honkbal, zwemmen en tal van andere takken van sport zijn grote attracties voor de televisiekijkers. De stations hebben er grote bedragen voor over om de uitzen dingsrechten te verwerven.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1961 | | pagina 19