Tlieuute
TELEVISIE ALS OVERHEIDSINSTELLING
BEGINT IN CANADA TE WANKELEN
UITGAVEN
♦y
ZATERDAG 18 MAART 1961
Erbij
PAG1N A DRIE
KIEMCEL IN INDIA VAN EEN NIEUWE MAATSCHAPPELIJKE ORDE
GsuQdr?(5 eiitfl
aih gsarjósb sSeu&truS G&irtiptró} q&ojdsjs gulLlj.s^s ggl.ggt
Mr. H. van Wijk
Ghandigram
TOEN GANDHI WERD VERMOORD, was India vrij. Het was staatkundig
onafhankelijk. De mensen in India waren echter allerminst vrij. Zij zaten ge
ketend aan allerlei godsdienstige en raciale vooroordelen. Zij zaten geketend
aan armoede, analfabetisme, honger, ziekten en alle euvels waaraan volken
onder een buitenlandse heerschappij plegen te lijden. Tegen deze euvels had
Gandhi de strijd aangebonden. Hij had gebroken met het kastestelsel; hij leefde
streng vegetarisch en in soberheid als de armsten der armen. Hij had de gelijk
waardigheid van geestesarbeid en handenarbeid, en van geestesarbeiders en
handarbeiders (vooral ook landarbeiders) beklemtoond; hij had het spinnewiel
geponeerd als redmiddel uit de armoede en geneesmiddel tegen de zelfover
schatting der intellectuelen en ambtenaren. Hij had de nieuwe ethiek van Sarvo-
daya opgesteld, dat niemands leven vrij en in orde is, zo lang niet ook de armste
der armen een redelijk bestaan heeft en de laatste uitgestotene is opgenomen
als volwaardig deelhebber der maatschappelijke gemeenschap. Hij liet een land
na met 350.000.000 inwoners, waarvan 83 percent analfabeten en 80 percent
dorpelingen; waarvan zóvelen leefden van een inkomen van 50 a 100 gulden per
gezin per jaar, dat het gemiddelde inkomen van India per hoofd per jaar niet
meer was dan 250 gulden.
ZIJN GEESTVERWANTEN en mede
werkers gingen met elkander te rade en op
alle denkbare levensgebieden, en in alle
denkbare maatschappelijke groepen werd
de stoot, die Gandhi gaf, verstaan en ver
werkt in allerlei werkzaamheden voor
echte levensvernieuwing van de Indiase
samenleving Eén daarvan is Gandhi-
gram. In 1947 vestigden zich een klein
aantal medewerkers van Gandhi, onder
leiding van het echtpaar Ramachandran,
hij een professor, zij een arts, in de na
bijheid van de Zuidindiase stad Madurai.
Het terrein hunner keuze uxts een langge-
strekte hoogvlakte, in het oosten en wes
ten begrensd door granietbergen. Geolo
gisch behoort het gebied tot het archai-
cum; het is uitgeloogd en niet zeer
vruchtbaar. Ze kregen de beschikking over
een schuur op bamboepalen met een palm-
dak, die diende als woonhuis, eethuis,
school, medisch consultatiebureau, vonde
lingenhuis in het textieldorp Chinneala-
patti. Een aantal vrienden schonk hun zes
hectare grond in de buurt, en daar bouw
den ze in de vorm van een aantal bun
galows een nederzetting van zeer bijzon
dere aard. Ze noemden die Gandhigram,
Gandhidorp.
ZE MAAKTEN EEN GRONDWET, waar
van artikel 1 luidde: „wij werken voor
een herstel van de maatschappelijke or
de in ons land volgens de richtlijnen van
Mahatma Gandhi; wij willen een klasse
loze en kasteloze maatschappij opbouwen
die aan de gewone man volledig recht
doet wedervaren, en wij willen dat doen
met algeheel geweldloze middelen, en met
een sterke nadruk op de morele en so
ciale waarde van lichamelijk en scheppend
werk."
Het eerste was de inrichting van een
zogenaamde basic school. Die basic school
is door Gandhi bedacht als redmiddel te
gen werkloosheid en onmaatschappelijk le-
Prof. Ramachandran, leider van de
Gandhigrampioniers.
ven. Zij is ingesteld op het dorpskind in
India. Zij is een combinatie van huishoud
school plus lagere school plus ambacht
school. De eerste klassen zijn uiteraard
heel eenvoudig: de kinderen leren de eer
ste beginselen van hygiëne, zichzelf schoon
houden, letten op ziekten, op eten, op om
gang met en onderhoud van moesplanten,
groenten, vruchtbomen, en op zelfvoorzie
ning. Ieder kind leert terstond spinnen.
Dat vinden wij wat mal, maar het is niet
mal. Als een gezin per jaar ongeveer hon
derd gulden verdient, en één gezinslid kan
spinnen, dan komt er een gulden per dag
bij. Daarbij leren de kinderen de woor
den lezen en schrijven, die bij dat hand
werk behoren, en natuurlijk ook de andere
gewone vakken: rekenen, een beetje aard
rijkskunde en- geschiedenis. Die basic
school was de beste propaganda, want de
ouders van die kinderen gingen al gauw
de waarde inzien van de kennis van hun
kinderen en vroegen zelf om avondcursus
sen.
ELK JAAR KWAM ER een nieuwe eer
ste klas bij, en de school telt nu vierhon
derd leerlingen, en acht klassen. Maar
toen de eerste ploeg de school had door
lopen, stichtte men een nieuwe school voor
voortgezet onderwijs. En toen deze haar
leerlingen had afgeleverd, ging men over
tot het unicum voor Zuid-India: de hoge
school voor landbouwonderwijs. Het is wel
geen Wageningen, maar het is iets tussen
Deventer en Wageningen in. Daar wordt
college gegeven in de streektalen, Telugu
en Tamil, Kannada en Malayalam, oude
dravidische talen die ieder door tussen de
33 en 14 miljoen mensen worden gespro
ken en nu allengs ook geschreven. Voorts
in Hindi en Engels. Dan geschiedenis, van
India en de wereld, maar dit laatste
weinig meer nauwkeurig dan onze kinde
ren iets van India leren. Economie; so
ciologie; pedagogiek; landbouw en vee
teelt, ditmaal en detail; michinerieën; be
heer en bestuur van een landbouwbedrijf;
dorpsbestuur; dorpsindustrieën zoals we
ven, spinnen, pottenbakkerij, mattenvleeh-
terij, coöperaties; muziek; natuurkunde;
gezondheidszorg.
TERWIJL DOORGAANS bij alle scholen
de verhouding tussen jongens en meisjes
ongeveer 3 tégen 2 is, is zij hier 180 te
gen 16. De hogeschool is in het groot wat
alle andere onderwijsinstellingen van Gan
dhigram in het klein zijn: een paar les-
gebouwen, en een kantoorgebouw; een
reeks van slaapbungalows, telkens met
acht kamers elk voor drie studenten. Elke
instelling heeft een eigen stuk grond waar
men landbouw en veeteelt beoefent en
oefent en is voorzien van een of meer
waterputten met een elektrische pomp. Er
is dus het hele jaar water. Men woont als
een gemeenschap, ieder doet op zijn beurt
alles. Er wordt principieel gebroken met
het zogenaamde lagere werk, want er is
geen lager werk. Schoonmaken, dweilen,
riolen leggen, eten koken is net zo nodig
en dus net zo hoog in waarde als doceren
of dikke boeken lezen. Men woont er te-
samen en werkt tesamen. Elke groep heeft
als doel om al doende te leren en al le
rende te doen, zodat allengs de opleiding
zichzelf, tenminste voor een deel, bedruipt.
volstrekte gelijkheid tussen alle godsdien
sten. Bij de wijdingsstonden aan de avond
van elke dag worden teksten uit de wer
ken van alle godsdiensten naast elkaar
en door elkaar behandeld, opdat de we
zenlijke eenheid der godsdiensten aan de
dag treedt.
DE OPLEIDINGEN voor handwerk vin
den plaats in een groot gebouw, genaamd
naar de econoom Kumarappa. Daar is een
papiermakerij, alles handwerk. Daar wordt
rijst gepeld, daar wordt katoen en zijde
gesponnen en geweven, geverfd en be
drukt met bloemen en siertekeningen. Er
is een drukkerij. Er is een timmermans
werkplaats, waar men in de behoeften van
de gemeenschap voorziet en spinnewielen
vervaardigt, en een smederij. Ieder leert
Saraswathi is in opleiding voor maat
schappelijk werkster.
De administrateur aan het spinnen. Ieder
een is verplicht drie kwartier per dag aan
het spinnewiel te zitten.
Bladzijde uit een Tamil-leesboekje voor
de „basic school".
en verdient tegelijk, want ieder moet le
ren in eigen onderhoud te voorzien.
Iedereen is verplicht drie kwartier per
dag aan het spinnewiel te zitten. Dat doet
ook de administrateur, de directeur, de
leraar. Aldus spint men voldoende garen
voor zijn eigen kleding, en heeft men een
soort bezinnende ontspanning. Dit alles
speelt zich af op de voormalige woestijn
steppe, op thans 80 hectare grond, in wat
allengs uitgroeide tot een groot bungalow
dorp met 1200 a 1300 inwoners. Maar dit
is nog niet alles. Gandhigram werkt ook
rechtstreeks naar buiten.
Terstond is men begonnen met een me
disch consultatiebureau en een kraamkli-
nie. Dat heeft de mensen terstond gewon
nen, want er was niets. Het ziekenhuis
dat sindsdien werd gebouwd is een toe
vluchtsoord van ongeveer vijftig dorpen.
Het heeft maar tweeëntwintig bedden,
maar voordien was er in het geheel niets.
Per jeep gaan verpleegsters, vroedvrou
wen en artsen de dorpen rond, en behan
delden in tien jaar 4200 bevallingen en
400.000 patiënten, vrouwen en kinderen.
Alle melaatsen worden thans geholpen.
Het tweede werk buiten is het practicum
van de meeste opleidingen. Die vinden
plaats in de dorpen, samen met de men
sen ter plaatse, die samen met de leer
lingen leren verstandiger te leven en te
werken.
HET MERKWAARDIGSTE WERK is het
dorpenwerk zelf. Het ligt al twaalf jaar
in handen van de nu 37-jarige Nanjunda
Rao, zoon van een grootgrondbezitter uit
een hoge Brahminkaste, die dit werk met
diepe en diep-religieuze overtuiging doet.
Hij spoort gebreken en wantoestanden op,
maakt beschrijvingen van de situatie, be
denkt geneesmiddelen, bespreekt ze met
de dorpelingen en maakt plannen voor de
verwerkelijking, bezoekt de regeringsamb
tenaren voor het benodige subsidie, (Door
gaans 50 percent) en leidt dan de uitvoe
ring. Hij beschreef mij de oogst van tien
jaar arbeid: tweehonderd waterputten
voor drinkwater, waar men zich tevoren
behielp met ondiepe putten, die het halve
jaar droog waren, of altijd kilometers ver
moest lopen om water te halen; talrijke
putten voor de bevloeiing: dan verandert
één schamele droge oogst in twee rijke
rijstoogsten per jaar; bij al die putten
elektrisch licht, in de verre omtrek te
zien; honderdtwintig nieuwe scholen, over
wegend in dorpen waar in het geheel geen
school was; zestig nieuwe wegen, waar
door allerlei dorpen nu door de busdien
sten worden bereikt; een leprozencentrum,
dat veertig dorpen bedient; vrijwel overal
spinnerijen en weverijen, waardoor iedere
betrokkene in eigen onderhoud kan of gaat
voorzien; centra voor verzorging van kin
deren; voor verzorging van gestrande
vrouwen; coöperaties voor betere voorzie
ning in levensbehoeften; enkele middelba
re scholen. De mooiste, van Vedsantur,
kostte 150.000 gulden, maar de bevolking
bracht er 140.000 van bij elkaar. Een
kleinigheid? Niet bij mensen met inko
mens van maximaal 200 gulden per jaar.
Ik heb met hem een tocht gemaakt door
een van deze districten, en heb gezien wat
er alles was veranderd en verbeterd, en
hoe letterlijk iedereen Nanjunda kent en
hoe ongeloofelijk het gezag is van deze
man, en door hem, van Gandhigram. Want
hij opende de deuren naar een nieuw en
bere leven.
HET LAATSTE ARBEIDSTERREIN van
Gandhigram is Shanti Sena. Shanti Sena
betekent zo iets als vredesbrigade. Dit is
een rechtstreeks geesteskind van Gandhi
en Vinoba Bhave. De brigade bestaat uit
vrijwilligers die zich lang en grondig op
hun zaak hebben bezonnen. Ze stellen zich
ten doel om gezamenlijk op te treden
bij noodtoestanden onlusten en andere ab
normale gebeurtenissen, en om dan ter
plaatse dat te doen of te laten doen, wat
een oplossing inhoudt. Ze laten dus niet
over aan politie of leger, om door geweld
pleging een kortsluiting te maken, en ze
zijn ook afkerig van ingrijpen door de
rechterlijke macht.
Dat is in beginsel allemaal geweld. Men
gaat dus in zorgvuldig uitgekozen groe
pen naar de gevaarlijke plek en tast het
kwaad in de wortel aan, namelijk bij de
mensen zelf. Ze oefenen zich door aller
lei riskant en moeilijk maatschappelijk
werk. De Bhoodan en Gramdanbeweging
van Vinoba Bhave vindt in deze vredes
brigade goede helpers. Bij tochten langs
de dorpen gaan hun mensen mee om de
rijke dorpelingen te bewegen vrijwillig
grond af te staan voor de bezitloze koelies
en de laatsten te overtuigen dat een coöpe
ratie beter is dan 'n snipperbedrijf. Dit ge
weldloze veranderen van de dorpsstruc
tuur behoort ook tot het practicum voor
de leerling-maatschappelijke werkers en
voor de leerling-docenten voor maatschap
pelijk werk. (Al dit werk wordt door de
staat gesubsidieerd; deze merkwaardige
sociale revolutie wordt door de overheid
gesteund!) De ervaring heeft geleerd dat
dit werk moet worden geleid door een
vrouw. Enige jaren geleden was er een
stormramp en dr. Ramachandran leidde
de ploeg. Toen braken er ernstige onlus
ten uit in Ramanathapuram, in het zuid
oosten. Zij leidde een andere brigade van
enkel vrouwen. Zij verrichtten wonde
ren, zij hielpen de plaats zichzelf reorga
niseren, en schiepen rust en vertrouwen.
De president van India, Rajendra Prasad
is zelf donateur van de Shanti Sea.
Wie bedenkt, dat dit alles tot stand
kwam in dertien jaar, in een eertijds
ongeveer onbewoonbare vlakte, is ver
heugd over de fabuleuze energie van
deze mensengroep, en hij kan daarover
niet zwijgen. Vandaar dit artikel, dat
tevens een oproep om belangstelling is.
Er is mij verzekerd dat Europese artsen
van harte welkom zijn, wanneer zij er
willen komen werken.
Naujunda Rao, 37 jaar, is hoofd van het
vanuit Gandhigram gestimuleerde
ontwikkelingswerk in de dorpen.
Dat geldt ook voor de andere opleidin
gen. Gandhigram heeft sinds de aanvang
een straat met woonbungalows voor wedu
wen of door hun man verlaten vrouwen.
Voordien waren zulke vrouwn maatschap
pelijk ten dode opgeschreven. Ze mogen
niet hertrouwen, en ze kunnen nietsze
zijn dus een blok aan ieders been. Nu
komt Gandhigram, en komen talrijke
maatschappelijke instellingen. Die doen
juist op deze vrouwen een beroep. In
Gandhigram zijn ze soms intern, soms
blijven ze in haar nabije dorp wonen. Ze
krijgen hun lagere school, ulo en eventueel
hbs. Dan komt een vakopleiding, door
gaans voor onderwijzeres, vroedvrouw of
maatschappelijk werkster. Gandigram kent
geen toegewijdere werkers dan deze vrou
wen, die door dit nieuwe gebeuren in haar
leven van de dood zijn verlost. Vergeet
immers niet dat een Indiase vrouw, op
haar twaalfde jaar uitgehuwelijkt, op
haar dertiende jaar moeder, op haar zes
tiende jaar verlaten of weduwe kan zijn.
Thans zijn de kinderhuwelijken verboden.
De opleidingsschool voor basic-onderwij-
zers is uiteraard in Gandhigram. Deze op
leidingen zijn reeds zo beroemd, dat er
zelfs uit Libanon, Syrië, Afghanistan en
Perzië leerlingen kwamen. Hier leert men
wat echte noden en echte oplossingen zijn,
hier leert men gemeenschapsmens te zijn
tevens.
Het spreekt vanzelf dat in al deze leer-
en werkgemeenschappen elke rest van
kastescheidingen is uitgebannen. De voor
malige uitgestotenen leren, leven, slapen,
eten, koken, samen met de voormalige
brahmins en mohammedanen. Er is een
(Van onze correspondent)
MONTREAL. Het is voor ons en
voor anderhalf miljoen anderen in Mon
treal en omgeving weer een beetje
moeilijker geworden om 's avonds het
bed op te zoeken. Tijdig althans. Op
nieuw is een televisiestation in actie ge
komen, dat tot diep in de nacht een
aaneenschakeling van lief en leed, kunst
en vliegwerk de huiskamer binnen
brengt. Er is nu zo langzamerhand keus
genoeg, ook al is dat op het gebied van
de televisie een bijzonder relatief be
grip. In januari is er eerst een Engels
talig station bijgekomen en dezer dagen
is een Franstalig/ station met zijn uit
zendingen begonnen. Het opmerkelijke
van deze nieuwe commerciële sta
tions is dat ze, voor het eerst sinds de
televisie in Canada in 1953 haar in
trede deed, openlijk concurrentie voeren
met de C.B.C., het staatsomroepbedrijf.
De Canadese radio-omroep is dan wel
een overheidsinstelling, maar een deel
van haar inkomsten verkrijgt ze toch uit
reclame. Als er tekorten zijn en voor
het komende jaar worden die geschat
op het toch niet geringe bedrag van
meer dan tachtig miljoen dollar dan
worden die bijgepast uit de schatkist.
DE COMMERCIëLE STATIONS, die he
lemaal van de reclameopbrengsten moe
ten bestaan, kunnen dat nu niet de beste
regeling vinden die er te bedenken valt
want, redeneren ze, op die manier kan de
C.B.C. programma's aan een „sponsor"
verkopen en een deel van de produktiekos-
ten laten drukken op de belastingbetaler.
Hetgeen dan ook in vele gevallen gebeurt.
In feite, zeggen ze, betaalt de belasting
betaler dus een deel van de reclame die
particuliere bedrijven maken. Nu heeft
de C.B.C. van het parlement een speciale
taak meegekregen. Deze nationale omroep
moet voor niets meer of minder zorgen
dan het instandhouden en het bevorderen
van alles wat Canadees is. Een soort bol
werk dus tegen de vloedgolf van Ameri
kaans doen en denken die met steeds gro
ter kracht, sinds de ontwikkeling van de
massacommunicatie-middelen, tegen de on
beschermde grens met de zuiderburen
slaat. Het behoud van het Canadese na
tionale bewustzijn is een schone zaak, zo
vond men, en iedere Canadees moet daar
wat van zijn (belasting)geld voor over heb
ben. En zo kreeg de C.B.C. de taak toege
wezen om vrijwel heel Canada binnen het
bereik van de (nationale) televisie te bren
gen voordat de commerciële stations werd
toegestaan aan dat eerstgeboorterecht te
gaan knabbelen.
IN DE GROTE STEDEN zoals Toronto,
Montreal en Ottawa gebeurt dat nu. In
Montreal kunnen we op het ogenblik al
kiezen uit acht kanalen: vijf Canadese en
drie Amerikaanse; de laatste kunnen we
uit de naburige Amerikaanse staten bin
nenhalen. Het is dus vrij logisch dat er
nogal wat gedrang komt om het bezit van
de reclamedollars, vooral door de nieuwe
lingen voor wie televisie een zaak is die
renderend moet werken. Hoe fel de concur
rentie is geworden bleek onlangs zonne
klaar, toen het commerciële station in To
ronto beslag wist te leggen op de televisie
rechten voor de uitzending van wedstrij
den om het Canadese rugbykampioen-
schap. Rugby, ijshockey en in het alge
meen sportwedstrijden zijn de grote trek
pleisters voor de televisie en jarenlang
heeft de C.B.C. zich kunnen koesteren in
de populariteit van het sportminnend pu
bliek. De C.B.C. mocht dan niet alles zijn
met zijn cultuur, zijn lange-haren-program-
ma's en zijn zorg om alles wat dieper ligt
dan de oppervlakte, maar als het op sport
aankwam, was de C.B.C. nummer één.
Maar zie, het commerciële station heeft
de rugbywedstrijden in het komende sei
zoen voor de neus van de C.B.C. wegge
kaapt door vijftigduizend dollar meer te
bieden en een contract af te sluiten voor
de totale som van 375.000 dollar. Een in
dicatie ook van de vechtlust, die er in het
nieuwe kamp heerst.
BEHALVE DAT SPORTWEDSTRIJDEN
populair zijn bij de kijkers is er nog een
overweging die de commerciële stations
happig maakt op de rechten van dergelij
ke uitzendingen. Toen de regering na de
„OPEN KAART MET DE DOKTER"
door Jan Andriessen met illustraties van
Hans Lambregts. Uitg. Bigot van Ros-
sum, Blaricum.
Een reeks praatjes met plaatjes over
alles wat gezegd kan worden rond huis
arts, tandarts en patiënt. De visie van de
mens op „de dokter" en van de dokter op
„de mens". De wachtkamer met zijn ge
sprekken, het meubilair en de naar hel
schijnt bij voorkeur antieke tijdschriften.
Ook de dierenarts krijgt zijn hoofdstukje,
benevens de paragnost, al of niet door
Professor Tenhaeff gekwalificeerd. De be
tekenis der Maatschappij van Geneeskun
de en de vrouw van de dokter, beide
hoedsters van de arts, vindt er zijn
praatje en plaatje naast de homeopaat, de
middenstander en het kuren. Een aardig
boekje dat zeer wel ter lezing en overwe
ging.. in de wachtkamer., kan liggen
„ADOPTIE" door Mr. Jos. A. Nota,
Uitg. De Toorts.
Op 1 november 1956 werd de adoptie,
d.w.z. de opneming van een kind als wet
tig erkend gezinslid, mogelijk. Voordat
de adoptie werkelijkheid wordt, moeten
een reeks voorwaarden vervuld zijn, die in
dit boekje beschouwd worden.
Zeer belangrijk is het zelfonderzoek van
de adoptief-ouders. Zullen zij in staat zijn
het kind te aanvaarden zoals het is en
niet zoals zij het wensen? Samengevat in
de vraag: „Als u zelf een kind zou zijn,
zou u dan graag door uzelf en uw man
worden aangenomen?" worden de psycho
logische voorwaarden van het vraagstuk
aan de orde gesteld. Het aantal kinderen
dat voor adoptie in aanmerking komt, is
gezien de vraag betrekkelijk gering. Ge
waarschuwd wordt in dit verband voor
eigenmachtig bemiddelen bij het verzor
gen van een kind van een ongehuwde moe
der aan een echtpaar. Hiervoor is nodig
een schriftelijke toestemming van de Raad
van Kinderbescherming. Inmiddels zijn er
duizend adopties tot stand gekomen Dal
hierbij niet over een nacht ijs gegaan
wordt, kan men uit dit leerzame boekje
gewaar worden. Ook wordt een hoofdstuk
je gewijd aan het inlichten van het adop-
tief-kind over zijn ware afkomst. Dit moet
geleidelijk en van het begin af aan gedaan
worden. Een zeer goed boekje dat de weg
wijst aan allen, die voor adoptie voelen
en of er mee te maken krijgen. Een reeks
van mooie foto's vormt een passende om
lijsting.
aanlooptijd besloot om het spel van dè
vrije concurrentie toe te laten en de Ca
nadese kijkers meer keus te geven dan al
leen de programma's die de C.B.C. had
aan te bieden, heeft ze gedacht: alles goed
en wel, maar laten we een paar regels op
stellen waaraan zowel de C.B.C. als de
commerciële stations zich moeten houden.
En zo kregen we de vrij unieke opzet dat
een zeker percentage van de programma's
„Canadees van inhoud" moet zijn. De
gouverneurs van het omroepbestel houden
op de naleving van de stelregel streng toe
zicht en overtreders worden fiks aange
pakt. Toont de zondaar geen tekenen om
zijn leven te beteren, dan kan hem zelfs
de zendvergunning worden ontnomen.
Cortmantel gekortwiekt. De directeui
van de Tilburgse schouwburg, de heer
Wim Bary, heeft meegedeeld dat deze
zondag voor het laatst een zogenaamd
lange uitvoering zal worden gegeven van
Christopher Fry's toneelspel „Cortmantel"
Het zuidelijk toneelensemble zal, aldus de
heer Bary, op zijn verdere tournee door
Nederland het gedeelte, waarin een van
de acteurs drie kwartier „op het toneel
ligt te sterven" bekorten tot een kwartier.
Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllil
Nieuwe stations beginnen met 35 percent
„Canadese inhoud", het percentage moet
per 1 april aanstaande zijn toegenomen
tot 45 percent en zal volgend jaar april de
gewenste hoogte van 55 percent moeten
hebben bereikt. De rest van de program
ma's mag zijn oorsprong vinden in het bui
tenland, in dit geval uiteraard voorname
lijk de Verenigde Staten.
OP EEN RAADSVERGADERING van
de gouverneurs, die onlangs werd gehou
den, werd gevraagd hoe het nu stond met
films waarin Gina Lollobrigida optreedt.
Zoals men weet heeft Lollo de wens te ken
nen gegeven om zich metterwoon in Ca
nada te vestigen en op papier is ze
voorzover bekend ook inwoonster van
de stad Toronto. Betekent dat nu, dat haar
films geacht mogen worden „Canadees
van inhoud" te zijn. Nee, zei de voorzit
ter van de raad. Canadees van inhoud be
tekent dat de films in Canadese studio's
moeten zijn opgenomen. Wel mogen er
buitenlandse artiesten in optreden.
De 55-formule, die wel eens de waakhond
van het Canadese televisieeigen is ge
noemd, wordt nu dus meer dan de nodige
eer bewezen door het uitzenden van Cana
dese sportevenementen en dergelijke. Ove
rigens zal het bij de televisie wel net zo-
gaan als bij de radio: de C.B.C. heeft zich
daar een eigen plaats verworven en geen
weldenkend mens die zou willen beweren
dat die C.B.C. nu maar eens moet ver
dwijnen. Maar één ding is zeker: de tele
visie-alleenheerschappij van de C.B.C. is
voorbij, maar dat behoeft voor de kwaliteit
van de programma's natuurlijk lang niet
altijd een nadeel te betekenen.
Rugby, ijshockey, worstelen, boksen, kege
len, honkbal, zwemmen en tal van andere
takken van sport zijn grote attracties voor
de televisiekijkers. De stations hebben er
grote bedragen voor over om de uitzen
dingsrechten te verwerven.