PANDA EN DE GROTBOKSER
Sa
KLEINE WERKBAZEN STICHTTEN
DE EERSTE AMBACHTSSCHOOL
Dal gaat
zi|n neus
voorbij
Bïbima en de
yyh
Honderd jaar nijverheidsonderwijs
Geen ontevredenheid in
Pauselijke lijfgarde
Slaapmutsen voor
de tieners
fHoe is het ontstaan?^
Vreemde toestanden
Petten-actie"
Ook voor „jongeheren"
J
WOENSDAG 29 MAART 1961
15
Deense Belloblijft
rijden
Vatikaan ontkent:
Stelende operaster
door Radu Tudoran
Vertaling Margot Bakker
-
Ongepoetste schoenen, afkeurende
blikken, slechte indruk weg
zelfvertrouwen! U kunt zich geen
ongepoetste schoenen veroor
loven. Daarom Erdal: in 1 minuut
een mooiere glans, die langer blijft.
De beroemde Erdal-pelikaan
geeft goede raad
Begin de dag
met de Erdal-minuut
superglans in 1 minuut
Eisenhower's mémoires
Dit woord:
WAARSCHUWEN
72. Na een keurende blik door het vertrek geworpen
te hebben, richtte.Joris zich voldaan tot de proestende
Doordewinter, met de woorden: „Wacht u, waarde!
Staak uw dolle pret. Met de Klassieken voeg ik u toe;
tempora o mores, hetwelk zeggen wil ingeval ge uw
Latijn niet beheerst temper u, of u wordt mores
geleerd! Een schare kampvechters staat aangetreden
om Grotbewoner Blabla in zware strijd te ontmoeten
en„Die is goed!" viel de kampioensmanager
hem in de rede. „Allemaal derderangs-krachten ik
kén ze Mijn Tarzan Stroop Bubbelbak zou er zijn
handen niet aan vuil maken! En door wie van deze
afdankertjes ga jij je grienende grotbokser nou laten
vloeren?" Deze onbeschaamde taal bracht Joris wel
even in verlegenheid, maar dat duurde niet lang. Panda
had namelijk aan Blabla verteld, dat dit nu de makker
tjes waren waar hij mee stoeien mocht, en er begon
zich een blijde lach op het gelaat van de oerfiguur
af te tekenen. „Allemaal speelvriend voor klapsla met
Blabla?" vroeg hij. „Almaal?" „Allemaal," beloofde
Panda. Het was misschien jammer dat hij vergat er
bij te zeggen, dat ze één voor één aan de beurt be
hoorden te komen. Dat wist Blabla natuurlijk niet, maar
toen hij aan zijn spelletje begon was zijn plezier er
niet minder om.
(Van onze Amsterdamse redacteur)
Nederland telt op het ogenblik enige honderden ambachtsscholen officieel
„lagere technische scholen" geheten Iedereen vindt het thans de gewoonste
zaak van de wereld, dat jongens, die van de lagere school komen en om de een
of andere reden niet via v.g.l.o., mulo of middelbaar onderwijs voortgaan, een
vak leren bij het nijverheidsonderwijs. Toch is dat nijverheidsonderwijs in Neder
land nog maar 100 jaar oud. Amsterdam heeft in dit opzicht het spits afgebeten:
op 15 januari 1861 werd op de O.Z. Voorburgwal de eerste ambachtsschool van
Nederland geopend. Die school bestaat niet meer elders in de stad zijn grote,
moderne l.t.s.'en verrezen. In een hiervan, de ir. W. Maas Geesteranusschool in
Amsterdam-West, zal op 11 april een bijeenkomst met autoriteiten en andere
genodigden plaatshebben, die daar het initiatief zullen herdenken dat een
handjevol Amsterdammers een eeuw geleden heeft genomen.
In feite werd de kiem voor het nijver
heidsonderwijs gelegd door enkele kleine
werkbazen, die in december 1853 in een
café buiten de Leidsepoort hun belangen
bespraken en wilden nagaan wat zij zou
den kunnen doen om verbetering te bren
gen in de materiële en sociale stutus van
de arbeiders, die bij hen in dienst waren.
Men was van oordeel, dat de arbeidsstand
in de laatste jaren zowel stoffelijk als
geestelijk was achteruitgegaan. Uit dat ge
sprek werd de „Maatschappij voor de Wer
kende Stand" geboren, welker eerste ac
tiviteit het instellen van „getuigschriften
voor langdurige dienst" was. De vereni
ging, die haar leden recruteerde uit de
kleinere bedrijven, groeide snel, zij kreeg
een vrij omvangrijke bibliotheek, hield
voordrachten en kunstbeschouwingen.
Vrijwel geheel uit eigen middelen van
de Maatschappij is tenslotte op 15 januari
1861 de „ambachtsschool voor de arbeiden
de klasse" geopend. Er werden enkele lo
kalen in het gebouw van de Maatschappij
voor de Werkende Stand ter beschikking
gesteld. Het was nog een primitieve be
doening: 's avonds moesten diezelfde lo
kalen voor het verenigingsleven worden
gebruikt en dan werden de schoolbanken
en tekentafels zolang op een dekschuit op
geslagen.
Reeds onmiddellijk na de opening stond
de school bloot aan critiek. Men sprak
over het verkeerde van „professioneel on
derwijs" op een school en over het „ont
rukken van de jongens uit de arbeidende
stand". De leden van de Maatschappij
klaagden, dat er nu wel voor de ontwikke
ling van de kinderen van hun knechts
werd gezorgd, maar dat er geen vakonder
wijs was voor hun eigen zoons. Deze laatste
grief heeft ertoe geleid, dat in 1871 een
industrieschool voor de zoons van leden
van de maatschappij werd opgericht, welk
instituut thans nog voortleeft in de Hogere
Technische School te Amsterdam.
De ambachtsschool draaide zonder sub
sidie. Men worstelde door de moeilijke
eerste jaren heen met een.toelage van de
Maatschappij, met de opbrengst van een
obligatielening, met schenkingen en met
renteloze voorschotten. De onderwijs
krachten werden slecht gesalarieerd. Een
origineel idee om uit de geldnood te komen
was het voorstel van een bestuurslid om
een aantal mensen tot erelid van de school
te maken tegen een verplichte contributie
van 10 tot 20 per jaarToen men in
1875 de onderwijzers salarisverhoging wil
de geven en de kas dit niet toeliet, werd
een voorstel aangenomen om de petten, die
de leerlingen bij de blauwe kielen werden
verstrekt, af te schaffen. Dit bespaarde ca
80 per jaar, welk bedrag voor de salaris
verhoging werd besteed!
De leerlingen moesten 15 schoolgeld
per jaar betalen. Dit bedrag was voor vele
gezinnen, waaruit de jongens voortkwa
men, te hoog en daarom was bepaald, dat
patroons of anderen zich de belangen van
leerlingen uit onvermogende gezinnen kon
den aantrekken. Deze „protectors" betaal
den dan het schoolgeld.
De toeloop naar de ambachtsschool was
groot, maar niet zo groot als men van een
stad als Amsterdam (toen 275.000 inwoners)
had mogen verwachten. De reden hiervan
was duidelijk: de jongen, die naar school
ging, kon niet werken en dus niet ver
dienen. In duizenden gezinnen kon het in
komen van een dertienjarige zoon niet
worden gemist. De school was bedoeld voor
kinderen uit „de arbeidende klasse". Maar
gebrek aan leerlingen uit de werkende
stand maakte een kleine afwijking van het
reglement wenselijk. Voorheen was het zo,
dat ieder, die een „patent" had een offi
cieel bewijs, dat men gerechtigd was tot
het uitoefenen van handel, beroep of be
drijf van plaatsing van zijn kinderen op
de school was uitgesloten.
Een van de bestuursleden meende, dat
opneming van leerlingen uit alle standen
aanbeveling verdiende, omdat „dit tot ver
broedering aanleiding zal geven". Een an
der was er tegen „jongeheren te plaatsen,
omdat de standen zich toch zullen af
scheiden". Voorzitter Tetterode zou het
„bejammeren, indien we weer naar de tijd
van aanvang terug moesten en onverbid
delijk zouden afwijzen die leerlingen, die
als jongeheer konden worden aangemerkt".
En tenslotte werd besloten de „jonge
heren" toe te laten.
De geschiedenis van de ambachtsscholen
in Amsterdam is vrijwel identiek aan die
van het ambachtsonderwijs in andere
plaatsen. Op dit gebied heeft Nederland
vrijwel alles te danken aan het particuliere
initiatief. Het bijzondere in Amsterdam is,
dat het initiatief uitging van kleine werk
bazen: een timmerman, een metaalgieter
en een viertal schilders, eenvoudige men
sen, maar lieden met een merkwaardige
vooruitziende blik.
De „ambachtsschool voor de arbeidende
klasse" te Amsterdam werd destijds door
veel mensen bezocht, die soortgelijke plan
nen koesterden. In Gent, Londen en Rot
terdam vond het voorbeeld van de Amster
damse school reeds vóór 1872 navolging.
In Den Haag, Den Bosch, Utrecht en Arn
hem gebeurde dit in de daaropvolgende
jaren. Maar overal was financiële nood.
Pogingen om de school in Amsterdam in
een gemeentelijke inrichting om te zetten,
faalden omdat de enige wet die het voort
gezet onderwijs regelde de wet op het
middelbaar onderwijs van 1863 geen
ambachtsscholen kende. Wel kwamen er
geleidelijk aan subsidies, hoewel er in 1891
nog maar 36.200 op de rijksbegroting
stond, te verdelen over vijf instellingen.
Het ambachtsonderwijs thans „lager
technisch onderwijs" geheten is pas na
1900 tot bloei gekomen. Het kreeg in 1919
volledige erkenning bij de Nijverheids
onderwijswet. Voortaan werden de am
bachtsscholen voor 100 percent gesubsi
dieerd, waarvan 70 percent door het rijk
en 30 percent door de gemeente werd bij
gedragen.
Amsterdam telt thans acht lagere tech
nische scholen, waarvan er vier van de
Maatschappij voor de Werkende Stand.
Er zijn plannen voor de bouw van nog
drie scholen, waarvan de eerste binnen
kort in de Westelijke tuinsteden zal verrij
zen.
Tijdens de herdenkingsbijeenkomst op
11 april zal staatssecretaris G. C. Studen-
rouch spreken over de taak van de school
besturen der technische scholen onder de
nieuwe wet op het Voortgezet Onderwijs,
de zgn. mammoetwet. Onder de titel „Een
eeuw vakopleiding te Amsterdam" heeft
de Maatschappij voor de Werkende Stand
een fraai gedenkboekje uitgegeven en ten
slotte wordt het jubileum opgeluisterd door
een tentoonstelling, die de leerlingen, aan
gesloten bij het leerlingenstelsel, zullen in
richten in het Instituut voor Nijverheid en
Techniek aan de Rozengracht te Amster
dam.
Deense liefhebbers van oude treinen heb
ben van de regering het materiaal van
een stoomtreintje anno 1900, compleet
met spoorlijn opgekocht. Deze spoorweg is
door de regering, die de verbinding met
autobussen gaat onderhouden, opgeheven.
De vereniging van de spoorwegenthousias
ten zal het materiaal overbrengen naar
Soroe, waar men op een twee kilometer
lange „eigen" spoorbaan, de oude trein zal
laten rijden. Men verwacht, dat toeristen
belangstelling zullen hebben voor een rit
je.
Deze foto van mevrouw Kennedy, in
zwierig jachttenue, heeft een storm
van protestbrieven uitgelokt van Ame
rikaanse dierenvrienden, die menen
dat de presidentsvrouw „niet in het
openbaar aan dergelijke wrede evene
menten behoort deel te nemen". Men
beweert dat de president zijn echtge
note nu aangeraden zou hebben, haar
geliefde jachtpartijen op te geven. Men
beweert voorts dat Jacqueline Kenne
dy dit geweigerd zou hebben, maar dat
zij in het vervolg alleen aan vossen
jachten deel zal nemen, die niet voor
publiek en pers toegankelijk zijn. Maar
men beweert zoveel
In het Vatikaan zal begin mei een groep
nieuwe rekruten van de „Zwitserse garde"
de eed van trouw aan de Paus op de stan
daard van het korps afleggen. De rekruten
komen in de plaats van de gardisten die
niet hebben bijgetekend voor verlenging
van hun diensttijd.
Een Vatikaanse zegsman noemde het
door vele bladen overgenomen bericht in
de linkse „Paese Sera", als zou in het
korps ontevredenheid heersen over de sol
dij en de overvloed van hun plichten „be
lachelijk". Hij ontkende ook dat onderbe
zetting op de leden van de Zwitserse Gar
de bovenmatige druk zou hebben gelegd.
Hoeveel nieuwe rekruten zijn aangewor-
van is niet bekend. De volledige sterkte
van het befaamde, in kleurige uniformen
gestoken korps van hellebaardiers is hon
derd man.
Zes mei is de verjaardag van een glo
rieus wapenfeit van de Garde. Op die dag
werden, in het jaar 1527, 147 gardisten ge
dood bij de verdediging van de persoon
van paus Clemens VII tegen de legers
van keizer Karei V. De Gardisten moeten
uit Zwitserland afkomstig zijn, hun dienst
plicht vervuld hebben, katholiek en onge
huwd zijn.
Een nieuwe ster aan de Westduitse
operahemel, de 26-jarige bas-bariton Peter
Prohaska van de Neurenbergse opera, is
geschorst naar aanleiding van de beschul
diging dat hij zijn collega's had bestolen.
Hij heeft intussen de bestolenen zijn ver
ontschuldigingen aangeboden en de scha
de van verscheidene honderden marken
vergoed.
Peter Prohaska, die elektricien en dan
ser is geweest, is een leerling van de
zanger Jaro Prohaska in Berlijn en mocht
diens naam ais kunstenaars-schuilnaam
voeren. Hij heet eigenlijk Klaus-Peter
Heinze. Na zijn zangersopleiding kwam hij
in 1958 via Heidelberg aan de Neuren
bergse opera en werd hij een der gunste
lingen van het publiek. Hij had in Neuren
berg een maandsalaris van 1.850 mark.
(plm. 1.700 gulden) Hij had contracten ge
tekend voor zijn optreden in de Salzbur-
ger Festspiele en bij de Westberlijnse
Opera.
Reeds eind vorig jaar was bij de politie
aangifte gedaan door kunstenaars die na
hun optreden geld uit hun in de kleed
kamers achtergelaten kleren misten. Bij
een huiszoeking in de woning van Prohas
ka werden o.m. een scheerapparaat en
een aansteker gevonden die uit het opera
gebouw waren verdwenen.
Advertentie
70-71. De muis zat rechtop, met het blad
schors in z'n snuitje. Hij bewoog dringend
z'n pootjes, om de aandacht van het Bos
mannetje te trekken, en piepte.
Wat is dat? zei het Bosmannetje.
Hij bukte zich en nam het blad aan uit
de bek van het diertje, dat nu tevreden
met z'n kopje knikte.
Het lijkt wel een brief, zei het Bos
mannetje. Ja.ik zie letters!
Toen begon hij te lezen; en toen hij de
boodschap begrepen had, keek hij erg
kwaad.
Het komt van ons vriendinnetje Bibi-
na! Ze vraagt om hulp! zei hij verschrikt
en boos.
Het brandende dal
79)
Sedert de dood van Bocanu bewoonde hij diens boer
derij en voor zichzelf had hij beslag gelegd op de ka
mer aan de veranda. Lina deed de poort voor hem
open. Ook nu hadden zij nog geen huishoudelijke hulp.
Evenals vroeger deed Lina al het werk alleen. Zodra
zij met verdwaasde blik naar de auto staarde maakte
Stojans woede weer plaats voor voldoening.
„Wat mankeert je?" riep hij.
„Kun jij dan autorijden?" vroeg Lina onthutst. Deze
bekwaamheid van haar man wekte meer verbazing bij
haar dan de aanwezigheid van de auto zelf of zijn
nieuwe kleren.
„Ja, natuurlijk. Wat denk je? Doe de schuur eens
open". Lina gehoorzaamde bereidwillig. Sedert de dood
van haar vader was zij meer en meer bang voor Sto-
jan geworden. Zij was het gewend geweest, bang voor
iemand te zijn.
Hij liet de motor brullen om haar te laten horen dat
hij ermee overweg kon. Baba Rada liet zich op de
veranda zien, maar trok zich dadelijk weer terug. Zij
praatte zelden tegen hem en at alleen in de keuken. En
haar schoonzoon vond dat best: als hij haar zag groette
hij haar en als hij haar niet zag vergat hij haar bestaan.
Hij hield niet van haar, maar haatte haar ook niet. Ze
betekende weinig meer voor hem dan een van de veran-
dapalen, die hem al evenmin ergerden of plezier deden.
Op de verandatreden keek Stojan over zijn schouder
op Lina neer. „Morgen zal ik je leren hoe je de wagen
moet wassen. Pas op, dat je de lak niet krast!" Hij
draaide de lichtschakelaar om en vroeg nijdig, „Wat is
er met het licht aan de hand?"
„We hebben geen licht meer. Ze hebben gezegd, dat
er helemaal geen stroom meer komt.
„Haal dan een lamp", zei hij, zijn zware buik met
zijn handen vasthoudend. Zonder gordel voelde hij zich
onbehaaglijk.
Hij ging de kamer binnen, die vroeger van Bocanu
was geweest, en liet zich op het bed vallen. Nu pas
voelde hij zijn moeheid, na al die jaren van werken
en inspanning. De nieuwe schoenen deden hem pijn en
hij had ze graag uitgetrokken, maar hij was niet meer
in staat zich op te richten. Achter de deur stonden de
zware laarzen van Bocanu nog. Hij staarde er lange tijd
naar, tot zijn ogen dichtvielen. Zodra hij ze weer open
deed meende hij Bocanu voor zich te zien staan en riep
I.ina. Maar de petroleumlamp kon de schim niet uit
het rossig verlichte vertrek verdrijven. Lina ging weer
weg en even later hoorde hij haar met vaatwerk rinke
len. Met moeite kwam hij overeind en strompelde naar
het raam.
Hij zag niets dan de rode vlammen: omheiningen,
huizen, de boortorens, de hele streek was in rood licht
gehuld. Hij staarde voor zich uit en zag alles weer voor
zich wat hij de afgelopen dagen had meegemaakt: de
tocht naar Boekarest, het hotel, de kamermeisjes met
witte schortjes, de lift en de portier in uniform, de tele
foon naast het bed en de wasbak met koud en heet
water. Hij had nauwelijks kunnen slapen, het was alsof
de vele verdiepingen boven hem op hem drukten. Later
de etalages, de verkoopsters, die vermoeid tegen de
klanten lachten. De bellende trams, de kleurige licht
reclames van de bioscopen, die hij nog voor zich zag.
De vele mensen op straat
Het was allemaal heel anders geweest dan in de ad
vertenties met de plaatjes. De stad had hem klein ge
maakt, zo klein, dat hij 's avonds nauwelijks meer een
laatste rest van zichzelf kon vinden.
Zijn starende blik bleef op de gloed gericht en nu
doorleefde hij weer hoe hij met loeiende claxon door
Ploesjti was gereden. Hij zag de Kolonie weer voor zich,
de zaak van de graankoopman, het bord aan het huis.
De dood van zijn moeder riep geen enkel gevoel bij hem
wakker. Wel dacht hij terug aan de paardekopers en
aan het kind, dat een opstopper kreeg. Hij begreep
achteraf niet meer, waarom hij zoveel jaren de droom
had gekoesterd naar de stad terug te gaan. Dat was
toch niet de passende beloning voor zoveel jaren
ellende.
Hij kromp ineen, want hij meende te zien, dat weer
de schim van Bocanu zich boven de laarzen had be
wogen. Toen hij zijn gedachten weer wilde opnemen
moest hij onthutst erkennen, dat er zich slechts een
grote leegte voor hem opende. Wat was dan het loon
voor zijn inspanning?
„Kom je eten?" riep de bedeesde stem van Lina.
De geur van de vette soep met veel vlees en paprika
drong door de deur naar binnen. Zijn maag kreeg be
langstelling en zijn gedachten kwamen tot rust.
„Ja, ik kom!" riep hij, blij van zijn kwellende over
wegingen verlost te worden. Alleen de schoenen deden
hem nog pijn. „Die ellendige bedriegers van kooplui!"
zei hij woedend. Hij ging zwaar op de rand van het
bed zitten en rukte de schoenen van zijn voeten. Daar
na trok hij over zijn nieuwe kousen de laarzen van
Bocanu aan.
„Schiet op, Lina, ik val flauw van de honger!" De
kilheid in de voorkamer deed hem plotseling onaan
genaam aan. De oude man had hier nooit willen sto
ken. Stojan wilde zijn vrouw al uitschelden, maar deed
het toch niet. Hij had het gevoel dat Bocanu uit een
of andere hoek zijn doen en laten volgde.
„Haal mijn nieuwe jas eens!" commandeerde hij. En
met gefronste wenkbrauwen herriep hij zijn bevel: „Of
nee, geef me die oude jas maar van de haak!"
Lina bracht hem de oude jas en sloeg hem die
om de schouders. Daarna nam zij de soeplepel in de
ene hand, de drankfles in de andere en bleef naast
Stojans stoel staan. Stojan ging op Bocanu's plaats
zitten en nam zijn glas op.
„Nou, schenk maar in!"
HOOFDSTUK XLII
Motoaka kon het gevoel van verdriet, dat hem over
vallen had niet meer van zich afzetten. Het was alsof
het leven hem uit de hand was geslagen. Jaren aaneen
had hij zich laten meevoeren door de bedrijvigheid van
anderen, zich door hun levensstroom laten dragen en
had zich daardoor aan de beklemmende noodzaak, zelf
een doel in zijn leven te zoeken onttrokken. Hij was steeds
toeschouwer geweest en tegelijkertijd op de been gehou
den door de daden van actiever mensen. Weliswaar had
hij de verbazing nooit van zich af kunnen zetten over
degenen, die zich tot het uiterste inspanden om hier een
terrein, daar een boortoren en ginds een pak bankbiljet
ten te bemachtigen. Nu hij op de achter hem liggende
jaren terugkeek moest hij bekennen ook in het bestaan
van die anderen geen doel te kunnen ontdekken. Maar
zij hadden hem tenminste gedragen en gevoed met hun
verwarmende levenskracht. Wat moest hij beginnen?
Het dal brandde, de bossen waren vernield en wat er
over was droeg de verstarring van de winter. Zijn zus
ters begonnen het huis te verlaten, nadat hun vader met
de blik op de vlammen gericht gestorven was en met
de anderen begraven. Er ontsnapte Motoaka een zucht
telkens als het hem te binnen schoot dat hij ook de ou
de boswachter had moeten begraven. Die arme oude
stakker! Hij had de koude in zijn schuilplaats onder de
blote hemel vermoedelijk niet meer kunnen verdragen;
misschien ook was het hem ter ore gekomen dat zijn
boosaardigste vijand, de opperwachtmeester, hem niets
meer kon doen. En hij was op weg gegaan naar zijn
eigen huis, om er te sterven. Op de houten veranda had
de uitputting hem overvallen en hij was ingeslapen in
het besef eindelijk thuis te zijn. In zijn slaap was hij
gestorven, zonder dat de kleine hem nog levend had ge
zien.
„Ja, de kleine! Motoaka wilde niets liever dan weg
trekken uit het dal om in de stad zijn geluk te be
proeven. Ergens moesten andere mannen wönen, die
met krachtige wil en gretig verlangen het leven iets
afhandig probeerden te maken, dat hun geluk en le
vensvervulling scheen. Hij zou zich in hun bestaan, in
hun stroomkring, inschakelen en hen van dienst zijn,
zodat zij hem iets van hun kracht zouden geven.
Maar hij wilde niet zonder de kleine gaan. Hij kon
haar toch niet achterlaten? Nog eens zocht hij haar op
om zijn plannen met haar te bespreken. De kleine
keek Motoaka vriendelijk aan toen hij binnenkwam. De
uitdrukking in haar ogen was nog ongewoner dan vroe
ger, maar het verbaasde lachje leek op haar gezicht
bestorven te liggen. Sedert de dag waarop met vele
anderen ook de ingenieur in de vlammen omgekomen
was had haar gezicht die uitdrukking geboren uit leed,
ervaring en verwondering. Motoaka dacht wel eens,
dat de kleine in zekere zin de bevestiging van een angst
had gekregen, die al jarenlang, misschien haar hele
leven, diep in haar innerlijk had geleefd. Het verdriet
en de aanblik van de verwoesting waren bijna te veel
voor haar geweest, maar leken daarnaast éen last
voor haar te hebben afgewenteld. Zij was tenminste
zo voelde Motoaka het als de lijdende lachende geest
van het dal als de mishandelde aarde zelf.
(Wordt vervolgd)
Het Internationale Wolsecretariaat heeft
in Londen meegedeeld dat onder de Ame
rikaanse „tieners" de slaapmuts weer in
de mode komt.
Een Britse onderneming te Stevenage
bij Londen exporteert thans vierhonderd
slaapmutsen per maand naór de Verenig
de Staten, in hoofdzaak naar New York
Oud-president Eisenhower van de Ver
enigde Staten heeft onthuld dat hij een
boek gaat schrijven over zijn acht laar in
het Witte Huis in Washington en voorts
artikelen wil publiceren over „vraagstuk
ken van actueel belang". De eerste af
levering daarvan zal binnenkort verschij
nen ih de Saturday Evening Post. Eisen
howers gedenkschriften zullen worden ge
publiceerd door Doubleday and Co.
Het werkwoord waarschuwen is een
samenstelling van een woord waar in
de betekenis: opmerkzaam (dat ook
voorkomt in waarnemen, waarborg,
antwaren, gewaar worden) en het werk
woord schuwen in de oude beteke
nis: schuw maken, die verder ge
heel uit de taal is verdwenen. Schuwen
immers betekent nu: schuw zijn, vre
zen, ontwijken. Men zegt bijvoorbeeld:
het licht schuwen. Dialectisch hoort men
dikwijls: waarschouwen en in plaats
van: ik waarschuw je, is in Noordhol
land heel gewoon: ik schouw je waar.
Een in het Middelnederlands voor
komend werkwoord voor waarschuwen
was: w a r n e n. dat ook verwant is
met waar. Het Duits heeft dit bewaard
in warn en. het Engels in to warn.
K