PANDA EN DE GROTBOKSER Sa KLEINE WERKBAZEN STICHTTEN DE EERSTE AMBACHTSSCHOOL Dal gaat zi|n neus voorbij Bïbima en de yyh Honderd jaar nijverheidsonderwijs Geen ontevredenheid in Pauselijke lijfgarde Slaapmutsen voor de tieners fHoe is het ontstaan?^ Vreemde toestanden Petten-actie" Ook voor „jongeheren" J WOENSDAG 29 MAART 1961 15 Deense Belloblijft rijden Vatikaan ontkent: Stelende operaster door Radu Tudoran Vertaling Margot Bakker - Ongepoetste schoenen, afkeurende blikken, slechte indruk weg zelfvertrouwen! U kunt zich geen ongepoetste schoenen veroor loven. Daarom Erdal: in 1 minuut een mooiere glans, die langer blijft. De beroemde Erdal-pelikaan geeft goede raad Begin de dag met de Erdal-minuut superglans in 1 minuut Eisenhower's mémoires Dit woord: WAARSCHUWEN 72. Na een keurende blik door het vertrek geworpen te hebben, richtte.Joris zich voldaan tot de proestende Doordewinter, met de woorden: „Wacht u, waarde! Staak uw dolle pret. Met de Klassieken voeg ik u toe; tempora o mores, hetwelk zeggen wil ingeval ge uw Latijn niet beheerst temper u, of u wordt mores geleerd! Een schare kampvechters staat aangetreden om Grotbewoner Blabla in zware strijd te ontmoeten en„Die is goed!" viel de kampioensmanager hem in de rede. „Allemaal derderangs-krachten ik kén ze Mijn Tarzan Stroop Bubbelbak zou er zijn handen niet aan vuil maken! En door wie van deze afdankertjes ga jij je grienende grotbokser nou laten vloeren?" Deze onbeschaamde taal bracht Joris wel even in verlegenheid, maar dat duurde niet lang. Panda had namelijk aan Blabla verteld, dat dit nu de makker tjes waren waar hij mee stoeien mocht, en er begon zich een blijde lach op het gelaat van de oerfiguur af te tekenen. „Allemaal speelvriend voor klapsla met Blabla?" vroeg hij. „Almaal?" „Allemaal," beloofde Panda. Het was misschien jammer dat hij vergat er bij te zeggen, dat ze één voor één aan de beurt be hoorden te komen. Dat wist Blabla natuurlijk niet, maar toen hij aan zijn spelletje begon was zijn plezier er niet minder om. (Van onze Amsterdamse redacteur) Nederland telt op het ogenblik enige honderden ambachtsscholen officieel „lagere technische scholen" geheten Iedereen vindt het thans de gewoonste zaak van de wereld, dat jongens, die van de lagere school komen en om de een of andere reden niet via v.g.l.o., mulo of middelbaar onderwijs voortgaan, een vak leren bij het nijverheidsonderwijs. Toch is dat nijverheidsonderwijs in Neder land nog maar 100 jaar oud. Amsterdam heeft in dit opzicht het spits afgebeten: op 15 januari 1861 werd op de O.Z. Voorburgwal de eerste ambachtsschool van Nederland geopend. Die school bestaat niet meer elders in de stad zijn grote, moderne l.t.s.'en verrezen. In een hiervan, de ir. W. Maas Geesteranusschool in Amsterdam-West, zal op 11 april een bijeenkomst met autoriteiten en andere genodigden plaatshebben, die daar het initiatief zullen herdenken dat een handjevol Amsterdammers een eeuw geleden heeft genomen. In feite werd de kiem voor het nijver heidsonderwijs gelegd door enkele kleine werkbazen, die in december 1853 in een café buiten de Leidsepoort hun belangen bespraken en wilden nagaan wat zij zou den kunnen doen om verbetering te bren gen in de materiële en sociale stutus van de arbeiders, die bij hen in dienst waren. Men was van oordeel, dat de arbeidsstand in de laatste jaren zowel stoffelijk als geestelijk was achteruitgegaan. Uit dat ge sprek werd de „Maatschappij voor de Wer kende Stand" geboren, welker eerste ac tiviteit het instellen van „getuigschriften voor langdurige dienst" was. De vereni ging, die haar leden recruteerde uit de kleinere bedrijven, groeide snel, zij kreeg een vrij omvangrijke bibliotheek, hield voordrachten en kunstbeschouwingen. Vrijwel geheel uit eigen middelen van de Maatschappij is tenslotte op 15 januari 1861 de „ambachtsschool voor de arbeiden de klasse" geopend. Er werden enkele lo kalen in het gebouw van de Maatschappij voor de Werkende Stand ter beschikking gesteld. Het was nog een primitieve be doening: 's avonds moesten diezelfde lo kalen voor het verenigingsleven worden gebruikt en dan werden de schoolbanken en tekentafels zolang op een dekschuit op geslagen. Reeds onmiddellijk na de opening stond de school bloot aan critiek. Men sprak over het verkeerde van „professioneel on derwijs" op een school en over het „ont rukken van de jongens uit de arbeidende stand". De leden van de Maatschappij klaagden, dat er nu wel voor de ontwikke ling van de kinderen van hun knechts werd gezorgd, maar dat er geen vakonder wijs was voor hun eigen zoons. Deze laatste grief heeft ertoe geleid, dat in 1871 een industrieschool voor de zoons van leden van de maatschappij werd opgericht, welk instituut thans nog voortleeft in de Hogere Technische School te Amsterdam. De ambachtsschool draaide zonder sub sidie. Men worstelde door de moeilijke eerste jaren heen met een.toelage van de Maatschappij, met de opbrengst van een obligatielening, met schenkingen en met renteloze voorschotten. De onderwijs krachten werden slecht gesalarieerd. Een origineel idee om uit de geldnood te komen was het voorstel van een bestuurslid om een aantal mensen tot erelid van de school te maken tegen een verplichte contributie van 10 tot 20 per jaarToen men in 1875 de onderwijzers salarisverhoging wil de geven en de kas dit niet toeliet, werd een voorstel aangenomen om de petten, die de leerlingen bij de blauwe kielen werden verstrekt, af te schaffen. Dit bespaarde ca 80 per jaar, welk bedrag voor de salaris verhoging werd besteed! De leerlingen moesten 15 schoolgeld per jaar betalen. Dit bedrag was voor vele gezinnen, waaruit de jongens voortkwa men, te hoog en daarom was bepaald, dat patroons of anderen zich de belangen van leerlingen uit onvermogende gezinnen kon den aantrekken. Deze „protectors" betaal den dan het schoolgeld. De toeloop naar de ambachtsschool was groot, maar niet zo groot als men van een stad als Amsterdam (toen 275.000 inwoners) had mogen verwachten. De reden hiervan was duidelijk: de jongen, die naar school ging, kon niet werken en dus niet ver dienen. In duizenden gezinnen kon het in komen van een dertienjarige zoon niet worden gemist. De school was bedoeld voor kinderen uit „de arbeidende klasse". Maar gebrek aan leerlingen uit de werkende stand maakte een kleine afwijking van het reglement wenselijk. Voorheen was het zo, dat ieder, die een „patent" had een offi cieel bewijs, dat men gerechtigd was tot het uitoefenen van handel, beroep of be drijf van plaatsing van zijn kinderen op de school was uitgesloten. Een van de bestuursleden meende, dat opneming van leerlingen uit alle standen aanbeveling verdiende, omdat „dit tot ver broedering aanleiding zal geven". Een an der was er tegen „jongeheren te plaatsen, omdat de standen zich toch zullen af scheiden". Voorzitter Tetterode zou het „bejammeren, indien we weer naar de tijd van aanvang terug moesten en onverbid delijk zouden afwijzen die leerlingen, die als jongeheer konden worden aangemerkt". En tenslotte werd besloten de „jonge heren" toe te laten. De geschiedenis van de ambachtsscholen in Amsterdam is vrijwel identiek aan die van het ambachtsonderwijs in andere plaatsen. Op dit gebied heeft Nederland vrijwel alles te danken aan het particuliere initiatief. Het bijzondere in Amsterdam is, dat het initiatief uitging van kleine werk bazen: een timmerman, een metaalgieter en een viertal schilders, eenvoudige men sen, maar lieden met een merkwaardige vooruitziende blik. De „ambachtsschool voor de arbeidende klasse" te Amsterdam werd destijds door veel mensen bezocht, die soortgelijke plan nen koesterden. In Gent, Londen en Rot terdam vond het voorbeeld van de Amster damse school reeds vóór 1872 navolging. In Den Haag, Den Bosch, Utrecht en Arn hem gebeurde dit in de daaropvolgende jaren. Maar overal was financiële nood. Pogingen om de school in Amsterdam in een gemeentelijke inrichting om te zetten, faalden omdat de enige wet die het voort gezet onderwijs regelde de wet op het middelbaar onderwijs van 1863 geen ambachtsscholen kende. Wel kwamen er geleidelijk aan subsidies, hoewel er in 1891 nog maar 36.200 op de rijksbegroting stond, te verdelen over vijf instellingen. Het ambachtsonderwijs thans „lager technisch onderwijs" geheten is pas na 1900 tot bloei gekomen. Het kreeg in 1919 volledige erkenning bij de Nijverheids onderwijswet. Voortaan werden de am bachtsscholen voor 100 percent gesubsi dieerd, waarvan 70 percent door het rijk en 30 percent door de gemeente werd bij gedragen. Amsterdam telt thans acht lagere tech nische scholen, waarvan er vier van de Maatschappij voor de Werkende Stand. Er zijn plannen voor de bouw van nog drie scholen, waarvan de eerste binnen kort in de Westelijke tuinsteden zal verrij zen. Tijdens de herdenkingsbijeenkomst op 11 april zal staatssecretaris G. C. Studen- rouch spreken over de taak van de school besturen der technische scholen onder de nieuwe wet op het Voortgezet Onderwijs, de zgn. mammoetwet. Onder de titel „Een eeuw vakopleiding te Amsterdam" heeft de Maatschappij voor de Werkende Stand een fraai gedenkboekje uitgegeven en ten slotte wordt het jubileum opgeluisterd door een tentoonstelling, die de leerlingen, aan gesloten bij het leerlingenstelsel, zullen in richten in het Instituut voor Nijverheid en Techniek aan de Rozengracht te Amster dam. Deense liefhebbers van oude treinen heb ben van de regering het materiaal van een stoomtreintje anno 1900, compleet met spoorlijn opgekocht. Deze spoorweg is door de regering, die de verbinding met autobussen gaat onderhouden, opgeheven. De vereniging van de spoorwegenthousias ten zal het materiaal overbrengen naar Soroe, waar men op een twee kilometer lange „eigen" spoorbaan, de oude trein zal laten rijden. Men verwacht, dat toeristen belangstelling zullen hebben voor een rit je. Deze foto van mevrouw Kennedy, in zwierig jachttenue, heeft een storm van protestbrieven uitgelokt van Ame rikaanse dierenvrienden, die menen dat de presidentsvrouw „niet in het openbaar aan dergelijke wrede evene menten behoort deel te nemen". Men beweert dat de president zijn echtge note nu aangeraden zou hebben, haar geliefde jachtpartijen op te geven. Men beweert voorts dat Jacqueline Kenne dy dit geweigerd zou hebben, maar dat zij in het vervolg alleen aan vossen jachten deel zal nemen, die niet voor publiek en pers toegankelijk zijn. Maar men beweert zoveel In het Vatikaan zal begin mei een groep nieuwe rekruten van de „Zwitserse garde" de eed van trouw aan de Paus op de stan daard van het korps afleggen. De rekruten komen in de plaats van de gardisten die niet hebben bijgetekend voor verlenging van hun diensttijd. Een Vatikaanse zegsman noemde het door vele bladen overgenomen bericht in de linkse „Paese Sera", als zou in het korps ontevredenheid heersen over de sol dij en de overvloed van hun plichten „be lachelijk". Hij ontkende ook dat onderbe zetting op de leden van de Zwitserse Gar de bovenmatige druk zou hebben gelegd. Hoeveel nieuwe rekruten zijn aangewor- van is niet bekend. De volledige sterkte van het befaamde, in kleurige uniformen gestoken korps van hellebaardiers is hon derd man. Zes mei is de verjaardag van een glo rieus wapenfeit van de Garde. Op die dag werden, in het jaar 1527, 147 gardisten ge dood bij de verdediging van de persoon van paus Clemens VII tegen de legers van keizer Karei V. De Gardisten moeten uit Zwitserland afkomstig zijn, hun dienst plicht vervuld hebben, katholiek en onge huwd zijn. Een nieuwe ster aan de Westduitse operahemel, de 26-jarige bas-bariton Peter Prohaska van de Neurenbergse opera, is geschorst naar aanleiding van de beschul diging dat hij zijn collega's had bestolen. Hij heeft intussen de bestolenen zijn ver ontschuldigingen aangeboden en de scha de van verscheidene honderden marken vergoed. Peter Prohaska, die elektricien en dan ser is geweest, is een leerling van de zanger Jaro Prohaska in Berlijn en mocht diens naam ais kunstenaars-schuilnaam voeren. Hij heet eigenlijk Klaus-Peter Heinze. Na zijn zangersopleiding kwam hij in 1958 via Heidelberg aan de Neuren bergse opera en werd hij een der gunste lingen van het publiek. Hij had in Neuren berg een maandsalaris van 1.850 mark. (plm. 1.700 gulden) Hij had contracten ge tekend voor zijn optreden in de Salzbur- ger Festspiele en bij de Westberlijnse Opera. Reeds eind vorig jaar was bij de politie aangifte gedaan door kunstenaars die na hun optreden geld uit hun in de kleed kamers achtergelaten kleren misten. Bij een huiszoeking in de woning van Prohas ka werden o.m. een scheerapparaat en een aansteker gevonden die uit het opera gebouw waren verdwenen. Advertentie 70-71. De muis zat rechtop, met het blad schors in z'n snuitje. Hij bewoog dringend z'n pootjes, om de aandacht van het Bos mannetje te trekken, en piepte. Wat is dat? zei het Bosmannetje. Hij bukte zich en nam het blad aan uit de bek van het diertje, dat nu tevreden met z'n kopje knikte. Het lijkt wel een brief, zei het Bos mannetje. Ja.ik zie letters! Toen begon hij te lezen; en toen hij de boodschap begrepen had, keek hij erg kwaad. Het komt van ons vriendinnetje Bibi- na! Ze vraagt om hulp! zei hij verschrikt en boos. Het brandende dal 79) Sedert de dood van Bocanu bewoonde hij diens boer derij en voor zichzelf had hij beslag gelegd op de ka mer aan de veranda. Lina deed de poort voor hem open. Ook nu hadden zij nog geen huishoudelijke hulp. Evenals vroeger deed Lina al het werk alleen. Zodra zij met verdwaasde blik naar de auto staarde maakte Stojans woede weer plaats voor voldoening. „Wat mankeert je?" riep hij. „Kun jij dan autorijden?" vroeg Lina onthutst. Deze bekwaamheid van haar man wekte meer verbazing bij haar dan de aanwezigheid van de auto zelf of zijn nieuwe kleren. „Ja, natuurlijk. Wat denk je? Doe de schuur eens open". Lina gehoorzaamde bereidwillig. Sedert de dood van haar vader was zij meer en meer bang voor Sto- jan geworden. Zij was het gewend geweest, bang voor iemand te zijn. Hij liet de motor brullen om haar te laten horen dat hij ermee overweg kon. Baba Rada liet zich op de veranda zien, maar trok zich dadelijk weer terug. Zij praatte zelden tegen hem en at alleen in de keuken. En haar schoonzoon vond dat best: als hij haar zag groette hij haar en als hij haar niet zag vergat hij haar bestaan. Hij hield niet van haar, maar haatte haar ook niet. Ze betekende weinig meer voor hem dan een van de veran- dapalen, die hem al evenmin ergerden of plezier deden. Op de verandatreden keek Stojan over zijn schouder op Lina neer. „Morgen zal ik je leren hoe je de wagen moet wassen. Pas op, dat je de lak niet krast!" Hij draaide de lichtschakelaar om en vroeg nijdig, „Wat is er met het licht aan de hand?" „We hebben geen licht meer. Ze hebben gezegd, dat er helemaal geen stroom meer komt. „Haal dan een lamp", zei hij, zijn zware buik met zijn handen vasthoudend. Zonder gordel voelde hij zich onbehaaglijk. Hij ging de kamer binnen, die vroeger van Bocanu was geweest, en liet zich op het bed vallen. Nu pas voelde hij zijn moeheid, na al die jaren van werken en inspanning. De nieuwe schoenen deden hem pijn en hij had ze graag uitgetrokken, maar hij was niet meer in staat zich op te richten. Achter de deur stonden de zware laarzen van Bocanu nog. Hij staarde er lange tijd naar, tot zijn ogen dichtvielen. Zodra hij ze weer open deed meende hij Bocanu voor zich te zien staan en riep I.ina. Maar de petroleumlamp kon de schim niet uit het rossig verlichte vertrek verdrijven. Lina ging weer weg en even later hoorde hij haar met vaatwerk rinke len. Met moeite kwam hij overeind en strompelde naar het raam. Hij zag niets dan de rode vlammen: omheiningen, huizen, de boortorens, de hele streek was in rood licht gehuld. Hij staarde voor zich uit en zag alles weer voor zich wat hij de afgelopen dagen had meegemaakt: de tocht naar Boekarest, het hotel, de kamermeisjes met witte schortjes, de lift en de portier in uniform, de tele foon naast het bed en de wasbak met koud en heet water. Hij had nauwelijks kunnen slapen, het was alsof de vele verdiepingen boven hem op hem drukten. Later de etalages, de verkoopsters, die vermoeid tegen de klanten lachten. De bellende trams, de kleurige licht reclames van de bioscopen, die hij nog voor zich zag. De vele mensen op straat Het was allemaal heel anders geweest dan in de ad vertenties met de plaatjes. De stad had hem klein ge maakt, zo klein, dat hij 's avonds nauwelijks meer een laatste rest van zichzelf kon vinden. Zijn starende blik bleef op de gloed gericht en nu doorleefde hij weer hoe hij met loeiende claxon door Ploesjti was gereden. Hij zag de Kolonie weer voor zich, de zaak van de graankoopman, het bord aan het huis. De dood van zijn moeder riep geen enkel gevoel bij hem wakker. Wel dacht hij terug aan de paardekopers en aan het kind, dat een opstopper kreeg. Hij begreep achteraf niet meer, waarom hij zoveel jaren de droom had gekoesterd naar de stad terug te gaan. Dat was toch niet de passende beloning voor zoveel jaren ellende. Hij kromp ineen, want hij meende te zien, dat weer de schim van Bocanu zich boven de laarzen had be wogen. Toen hij zijn gedachten weer wilde opnemen moest hij onthutst erkennen, dat er zich slechts een grote leegte voor hem opende. Wat was dan het loon voor zijn inspanning? „Kom je eten?" riep de bedeesde stem van Lina. De geur van de vette soep met veel vlees en paprika drong door de deur naar binnen. Zijn maag kreeg be langstelling en zijn gedachten kwamen tot rust. „Ja, ik kom!" riep hij, blij van zijn kwellende over wegingen verlost te worden. Alleen de schoenen deden hem nog pijn. „Die ellendige bedriegers van kooplui!" zei hij woedend. Hij ging zwaar op de rand van het bed zitten en rukte de schoenen van zijn voeten. Daar na trok hij over zijn nieuwe kousen de laarzen van Bocanu aan. „Schiet op, Lina, ik val flauw van de honger!" De kilheid in de voorkamer deed hem plotseling onaan genaam aan. De oude man had hier nooit willen sto ken. Stojan wilde zijn vrouw al uitschelden, maar deed het toch niet. Hij had het gevoel dat Bocanu uit een of andere hoek zijn doen en laten volgde. „Haal mijn nieuwe jas eens!" commandeerde hij. En met gefronste wenkbrauwen herriep hij zijn bevel: „Of nee, geef me die oude jas maar van de haak!" Lina bracht hem de oude jas en sloeg hem die om de schouders. Daarna nam zij de soeplepel in de ene hand, de drankfles in de andere en bleef naast Stojans stoel staan. Stojan ging op Bocanu's plaats zitten en nam zijn glas op. „Nou, schenk maar in!" HOOFDSTUK XLII Motoaka kon het gevoel van verdriet, dat hem over vallen had niet meer van zich afzetten. Het was alsof het leven hem uit de hand was geslagen. Jaren aaneen had hij zich laten meevoeren door de bedrijvigheid van anderen, zich door hun levensstroom laten dragen en had zich daardoor aan de beklemmende noodzaak, zelf een doel in zijn leven te zoeken onttrokken. Hij was steeds toeschouwer geweest en tegelijkertijd op de been gehou den door de daden van actiever mensen. Weliswaar had hij de verbazing nooit van zich af kunnen zetten over degenen, die zich tot het uiterste inspanden om hier een terrein, daar een boortoren en ginds een pak bankbiljet ten te bemachtigen. Nu hij op de achter hem liggende jaren terugkeek moest hij bekennen ook in het bestaan van die anderen geen doel te kunnen ontdekken. Maar zij hadden hem tenminste gedragen en gevoed met hun verwarmende levenskracht. Wat moest hij beginnen? Het dal brandde, de bossen waren vernield en wat er over was droeg de verstarring van de winter. Zijn zus ters begonnen het huis te verlaten, nadat hun vader met de blik op de vlammen gericht gestorven was en met de anderen begraven. Er ontsnapte Motoaka een zucht telkens als het hem te binnen schoot dat hij ook de ou de boswachter had moeten begraven. Die arme oude stakker! Hij had de koude in zijn schuilplaats onder de blote hemel vermoedelijk niet meer kunnen verdragen; misschien ook was het hem ter ore gekomen dat zijn boosaardigste vijand, de opperwachtmeester, hem niets meer kon doen. En hij was op weg gegaan naar zijn eigen huis, om er te sterven. Op de houten veranda had de uitputting hem overvallen en hij was ingeslapen in het besef eindelijk thuis te zijn. In zijn slaap was hij gestorven, zonder dat de kleine hem nog levend had ge zien. „Ja, de kleine! Motoaka wilde niets liever dan weg trekken uit het dal om in de stad zijn geluk te be proeven. Ergens moesten andere mannen wönen, die met krachtige wil en gretig verlangen het leven iets afhandig probeerden te maken, dat hun geluk en le vensvervulling scheen. Hij zou zich in hun bestaan, in hun stroomkring, inschakelen en hen van dienst zijn, zodat zij hem iets van hun kracht zouden geven. Maar hij wilde niet zonder de kleine gaan. Hij kon haar toch niet achterlaten? Nog eens zocht hij haar op om zijn plannen met haar te bespreken. De kleine keek Motoaka vriendelijk aan toen hij binnenkwam. De uitdrukking in haar ogen was nog ongewoner dan vroe ger, maar het verbaasde lachje leek op haar gezicht bestorven te liggen. Sedert de dag waarop met vele anderen ook de ingenieur in de vlammen omgekomen was had haar gezicht die uitdrukking geboren uit leed, ervaring en verwondering. Motoaka dacht wel eens, dat de kleine in zekere zin de bevestiging van een angst had gekregen, die al jarenlang, misschien haar hele leven, diep in haar innerlijk had geleefd. Het verdriet en de aanblik van de verwoesting waren bijna te veel voor haar geweest, maar leken daarnaast éen last voor haar te hebben afgewenteld. Zij was tenminste zo voelde Motoaka het als de lijdende lachende geest van het dal als de mishandelde aarde zelf. (Wordt vervolgd) Het Internationale Wolsecretariaat heeft in Londen meegedeeld dat onder de Ame rikaanse „tieners" de slaapmuts weer in de mode komt. Een Britse onderneming te Stevenage bij Londen exporteert thans vierhonderd slaapmutsen per maand naór de Verenig de Staten, in hoofdzaak naar New York Oud-president Eisenhower van de Ver enigde Staten heeft onthuld dat hij een boek gaat schrijven over zijn acht laar in het Witte Huis in Washington en voorts artikelen wil publiceren over „vraagstuk ken van actueel belang". De eerste af levering daarvan zal binnenkort verschij nen ih de Saturday Evening Post. Eisen howers gedenkschriften zullen worden ge publiceerd door Doubleday and Co. Het werkwoord waarschuwen is een samenstelling van een woord waar in de betekenis: opmerkzaam (dat ook voorkomt in waarnemen, waarborg, antwaren, gewaar worden) en het werk woord schuwen in de oude beteke nis: schuw maken, die verder ge heel uit de taal is verdwenen. Schuwen immers betekent nu: schuw zijn, vre zen, ontwijken. Men zegt bijvoorbeeld: het licht schuwen. Dialectisch hoort men dikwijls: waarschouwen en in plaats van: ik waarschuw je, is in Noordhol land heel gewoon: ik schouw je waar. Een in het Middelnederlands voor komend werkwoord voor waarschuwen was: w a r n e n. dat ook verwant is met waar. Het Duits heeft dit bewaard in warn en. het Engels in to warn. K

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1961 | | pagina 15