De echte Romein rust nog
steeds uit van het stichten
van een
Kort verhaal door
Gladys Bouchard
JiV PARIJSE OPERA COMIQUE
PLOTSELING BEKROOP haar een ge
voel van angst. Ze begreep dat heft dwaas
was geweest om nog zo laat 's-avonds
naar buiten te gaan om kolen te schep
pen. Toen ze zich voorover boog om de
laatste kolen bijeen te vegen, voelde ze
dat ze niet alléén op de binnenplaats was.
Toen, vlak vóór haar, zag ze in het maan
licht zijn schaduw op de muur van het
kolenhok. Hij kwam snel en dreigend van
achteren op haar af, zijn rechterarm om-
hooggeheven.
Ze onderdrukte de opwelling zich om te
draaien en bleef gebukt staan. Zo vriende
lijk mogelijk zei ze, trachtend haar stem
niet nerveus te doen klinken:
Als u soms naar 't café op de hoek
zoekt, moet ik u tot m'n spijt zeggen dat
't verleden maand werd gesloten.
Ze zag dat de man zijn arm niet verder
omhoog hief en even later langzaam liet
vallen.
Op rustige conversatietoon ging ze ver
der:
Vaak komen er mensen naar infor
meren.
Met opzet deed ze nog rustig een schep
kolen in de kit en richtte zich toen moei
zaam op uit haar gebogen houding. Lang
zaam draaide ze zich naar de man om.
De dichtsbijzijnde gelegenheid, waar
u iets kunt drinken en eten, is aan de
andere kant van de overweg, maar ze
zullen wel dicht zijn want 't is nogal laat,
zei ze.
Innemend glimlachend liet ze er op vol
gen:
Wilt u soms bij mij even binnenko
men voor een kop thee?
Ze gaf een vertrouwelijk tikje op zijn
arm, draaide zich om en begon terug te
lopen naar de achterdeur, langzaam en
enigszins onzeker. De zware kolenkit was
een hele last voor haar.
Hij was plotseling pal achter haar, zodat
haar hart een slag oversloeg. Eindelijk zei
hij iets:
Geef mij maar!
De kolenkit werd haar op ruwe wijze
uit de handen gerukt.
Oh, dat is vriendelijk van u! Dank
u wel. zei ze, terwijl ze hem voorging
naar de keuken. Hij zette de kit naast het
fornuis en rekte zich uit, zodat ze hem
voor 't eerst goed kon zien.
ZIJN GEZICHT had nog iets kinderlijks
Zijn blonde haar was door de wind in de
war geraakt. Hij keek haar met zulk een
naakte misère aan, dat het haar van d'r
stuk bracht. Ze kreeg de indruk, dat hij
De gulheid van de angst
i
niet ouder dan zeventien kon zijn.
Hè, je bent nog een jongen!' riep ze
impulsief uit. Toen liet ze er nog snel op
volgen: Wat een geluk, dat ik nog op
was. Nu, laat ik eens kijken wat ik nog
voor u heb.
Ze aarzelde tussen de resten van de
bruine bonen uit blik en het restje schape
vlees. Hij kwam vlak naast haar staan.
Ik kan dat niet van u aannemen, zei
hij nogal bars
Ze keek hem aan.
Maar waarom niet? U hebt honger
jonge mensen hebben altijd trek. En kijk
eens wat ik voor u zal klaarmaken: bruine
bonen met geroosterd brood!
't Is alles wat u heeft, zei hij, wijzend
naar de lege kastplanken.
Nonsens!, zei ze opgewekt. Ik ben
een oude vrouw en ik heb niet veel nodig.
Morgen ga ik trouwens winkelen. Hier,
pak die fles melk en de suikerpot even
voor me aan en zet ze op tafel. Ze gaf
hem een duwtje in de richting van de
tafel.
Ze beefde zó erg toen ze het brood roos
terde, dat ze er zeker van was dat hij 't
zou opmerken. Hij keek haar echter zwij
gend aan.
Waar is uw bord? vroeg hij terwijl
hij de hele inhoud van het blikje op zijn
bord schepte.
Ze schudde 't hoofd.
Brood met boter is heel goed als je
oud bent, zei ze en schonk thee in. Ze
dacht dat ze hem beter niet kon vragen
even zijn handen te wassen. Maar hij
stond op en liep naar de kraan.
Dat is vriendelijk van u, zei ze
Maar waarom doet u uw jas niet uit.
Uw duffelse jas bedoel ik. Zo wordt 't toch
genoemd? U heeft een mooie dikke trui.
En die broek met smalle pijpen moet wel
erg warm zijn, is 't niet? Worden ze niet
kachelpijpbroeken genoemd?
Jeans, verbeterde hij haar koel.
Oh, ja! En nozems. Noemen ze jul
lie niet zo? Toen ik nog een jong meisje
was, werden de jonge mannen dandies en
kwasten genoemd. En waarom ook niet?
Het was allemaal erg gezellig.
HIJ STAARDE HAAR OVER de rand
van zijn kop thee aan.
Werkelijk? Maar dat is dan erg kort
zichtig! Dat weet ik zéker. U bedoelde ze
ker oudere mensen Dan zijn ze vast en
zeker vergeten dat zij, toen ze nog jong
waren, plus fours droegen of Oxford-broe-
ken en nauwe jasjes.
Hij knikte en keek haar onderzoekend
aan. Nu en dan dwaalde zijn blik af naar
de schoorsteenmantel, waar enkele zilve
ren bekers stonden, een fraai gegraveerde
klok en twee ingelijste foto's.
U kijkt naar mijn schatten, hè? 't Is
alles, wat ik nog heb.
Hoe dat zo?
Mijn man is in de eerste wereldoor
log gesneuveld Ik had één zoon, en die
in in de laatste oorlog gevallen. Nee, niet
als soldaat. Hij was niet sterk genoeg om
goedgekeurd te worden. Hij was lid van
de Luchtbescherming. Hier aan 't einde
van de straat stond een school die inge
richt was als soort sociaal centrum. Het
zat er vol mensen, toen er vlakbij een
bom ontplofte. Hij hielp de gewonden naar
buiten dragen, toen er een bom op 't ge
bouw viel. Hij had geen enkele kans
meer.
Z'n kaken maalden ritmisch op het stuk
je kauwgom, dat hij in z'n mond gestoken
had.
Ach, ja, 't is nu allemaal al lang ge
leden, zei ze zuchtend.
De buurt hier is zwaar gebombar
deerd. Er stonden hier zulke aardige hui
zen, maar ze zijn bijna allemaal vernield.
Het mijne is zo wat het enige, dat nog be
woonbaar is, maar ik geloof dat 't wel
afgebroken zal worden, als ze beginnen
met het wederopbouwplan. Maar, zei ze
glimlachend, ik betwijfel of ik dat wel
zal meemaken.
Hij knikte. Ze had het gevoel dat hij
aan iets heel anders dacht en ze deed
haar best zijn gedachten te volgen.
't Is al erg laat, zei ze aarzelend.
Moet u nog ver?
Waarom?
Het abrupte van zijn antwoord deed
haar weer schrikken.
Ik dacht er aan, dat de laatste bus
al vertrokken is, en als u nog ver weg
moet, dan..eh.
Hij scheen er over na te denken.
Ik wilde de rivier oversteken om
naar de havens te gaan, gaf hij tenslotte
toe. Ik heb daar een baantje gekregen
en moet morgenochtend beginnen.
Dacht ik 't niet, zei ze. Zo veel
mensen, die hier onbekend zijn, denken
dat ze hier de rivier kunnen oversteken.
De veerboot vaart echter al lang niet
meer en de mensen, die een klein bootje
hadden en graag iemand wilden overzet
ten, zijn allemaal al verhuisd. Kunt u
vanavond nu nergens meer hen?
'Hij was erg achterdochtig geworden,
staarde haar aan en stond op.
UITERLIJK KALM SCHOOF ze haar
stoel naar achteren. Ze was doodsbang.
Ik hoop dat u 't mij niet kwalijk
neemt dat ik 't u voorstel, maar nu 't al
zo laat is en ik er zeker van ben, dat
u nergens meer een bed zult vinden, een
goed bed bedoel ik, mag ik u misschien
voor de nacht onderbrengen.
Hij had z'n jas al gegrepen, maar bleef
plotseling staan, verrast door haar woor
den.
Ik zal wel wat vinden, zei hij nors.
Ze schudde het hoofd.
Kapotte huizen en spoorwegloodsen
zijn deze tijd van het jaar erg koud. Het
betekent helemaal geen extra moeite voor
me. Kijk, ik slaap hier achter dit gordijn.
Er kan daar net een divan staan en 't is
er lekker warm. U kunt 't kermisbed bij
het fornuis zetten.
Hij zweeg even en vroeg toen:
Waarom slaapt u niet boven?
Ze was even van haar stuk gebracht
Ik woon hier toch maar alleen. De
rest van het huis is trouwens erg slecht
onderhouden en nauwelijks meer gemeu
bileerd.
Waarom?
De vraag klonk ditmaal niet zozeer ruw
als wel nieuwsgierig. Ze klemde even de
lippen op elkaar, maar antwoordde ten
slotte:.
Ik woon hier, omdat ik niet weet waar
ik anders heen zou moeten gaan. 't Is
mijn eigen huis. Mijn man heeft 't me
nagelaten. Het zou erg weinig opbrengen,
als ik het nu zou proberen te verkopen,
maar de onderhoudskosten zijn toch nog
erg hoog. De meubels heb ik stuk voor
stuk verkocht en dat heeft me in leven
gehouden. M'n pensioentje is maar klein.
Ze glimlachte opnieuw.
De bekers van m'n man heb ik nog,
zoals u kunt zien, maar ik zal wel niet
lang meer leven, zodat ik hoop dat ik
ze niet weg zal behoeven te doen. Hij won
ze met hardlopen, moet u weten. Hij was
erg goed op de korte afstand. Ik was toch
zó trots op hem!
Ze zijn mooi, merkte hij op.
ZE LIET HEM ALLEEN en trok zich
terug achter het gordijn. Ze zag hem gaan
liggen en de deken zó hoog optrekken, dat
alleen nog maar een stukje van z'n voor
hoofd en z'n blonde haar zichtbaar waren
in het schemerige licht, dat het vuur in
het fornuis verspreidde. Ik zou niet weten
wat ik anders had moeten doen, dacht ze.
De spanning had haar hoofdpijn bezorgd
en ze reikte naar haar tasje om een
aspirientje te pakken. Het tasje stond ech
ter niet op de gebruikelijke plaats. Ja, dat
was waar. Ze had het op de keukentafel
laten liggen. Ze liet het liggen.
Toen de ochtendschemering naar binnen
drong, werd ze wakker. Ze begreep met-
Hertwu*. Shx-t
een dat haar gast al op moest zijn. Hij
was al aangekleed en had het geïmpro
viseerde bed opgeruimd
Ik wilde er juist vandoor gaan, zei
hij, terwijl hij naar de deur liep. Nee,
nee, staat u nu niet op, riep hij toen zij
haar oude, verschoten ochtendjas aan wil
de doen.
Heus, ik moet opstaan. U moet toch
nog ontbijten voordat u weggaat. Al is
't maar een kop thee.
Nee.nee!
Hij was kennelijk erg angstig en hele
maal niet op zijn gemak.
Ze stapte uit bed en liep op hem toe.
Wacht.wacht u toch even! Een kop
thee.
Ja, maar.
Hij aarzelde Snel zette ze een ketel wa
ter op het vuur.
Terwijl ze de kopjes op tafel zette, nam
ze een besluit.
Heeft ii eigenlijk wel geld bij u? vroeg
ze.
Het tasje lag nog op dezelfde plaats
waar ze het de vorige dag had laten lig
gen. Ze pakte het op.
Ze opende het en voelde in het zijvakje.
De paar shillings waren er nog, maar het
biljet van een pond was verdwenen. Zorg
vuldig zocht ze alle hoekjes en gaatjes na.
Ze was zich er van bewust, dat hij al
haar bewegingen nauwlettend volgde. Ze
pakte de zes shillings en reikte hem die
toe.
't Is wel niet veel, jongen, zei ze.
Ik dacht dat ik nog iets meer had.
Deze zes shillings zijn alles wat ik nog
heb; maar maak je geen zorgen, want ik
kan zo dadelijkmijn pensioen innen en
dan heb ik weer genoeg. Heus, neem ze
toch aan.
Ze sprak rustig, een beetje afwezig
eigenlijk, want ze voelde zich nog niet
helemaal wakker en ze was bang, dat ze
misschien verkeerd handelde.
ENKELE OGENBLIKKEN lang staarde
hij verbaasd naar het geld, maar toen zei
hij: Ik heb dat pond van u weggeno
men. Ik ben in moeilijkheden geraakt en
weggelopen en ik had helemaal geen
geld bij me u heeft dat goed geraden.
Ik had u willen beroven ik zou u zelfs
neergeslagen hebben.
Ze keek neer op zijn gebogen hqofd. Ze
boog zich voorover, legde haar hand op
zijn schouder en zei opgewekt en kortaf:
Nu, vertel me alles maar.
|K
(Van onze correspondent)
ROME. De trieste regen, het neer
drukkend grauw van de lichtloze hemel
die deze winter zonder kou, zonder prik
kels, tot een beproeving maken, jagen
ons de straat op naar het licht en de roe
zige drukte van een café. Als we bij
Alemagna binnengaan, tot voor enkele
jaren Aragno, moeten wij aan Couperus
denken, voor wie dat in zijn tijd werke
lijk beroemde café het hoogtepunt vorm
de van elk Romeins verblijf. Hij heeft
ons gewezen op „de glazen deuren van
Aragno, die bij de kruk gegraveerd zijn
met allerlei grillige arabesken: de sporen
van de briljanten aan de pinken der
jongens van Rome". Helaas, niet alleen
veranderde het café van naam, ook de
door Couperus bezongen glazen deuren
zijn vernieuwd en de sporen der bril
janten zijn niet meer. Maar wel „de
jongens van Rome", die zo heel izelden
in Rome geboren zijn of zelfs Romeinse
ouders hebben. Couperus was een noor
derling en al voelde hij de sfeer van
Rome heel zuiver aan, het bleef hem een
vreemde sfeer. Ons noorderlingen ont
breekt. de rust, de innerlijke rust. om te
leven als de echte Romein. Couperus
was zelfs een der weinige noorderlingen,
die er in slaagden in deze stad hard te
werken. Niets is moeilijker dan werken
in Rome. Het is moeilijk voor de geboren
Romeinen, het is nog veel moeilijker
voor wie uit gewesten komt, waar de
jaargetijden elk een eigen gezicht heb
ben en er tussen herfst, winter en lente
verschil bestaat.
IN ROME KENNEN WIJ dat verschil
zo niet. Vroeger had althans de zomer een
uitgesproken karakter, droog en heet. Nu,
al sedert een paar jaren, regent het ook
wel in juli of augustus en komt de echte
hitte soms in oktober. Eind januari ston
den op mijn terras, open voor alle weer
en wind, muurbloemen, geraniums, hya
cinten, narcissen en afrikaantjes alle te
gelijk in volle bloei, maar die planten zijn
zwak, onderhevig aan vele ziekten, zoals
ook de mens. althans de niet hier geboren
en getogen mens, verzwakt en wie uit
noordelijker streken komt, wordt hier
langzaam apatisch, zoals de echte Romein
apatisch is, maar zonder diens onbewo
genheid en levenskunst. De zuiderlingen
daarentegen, vooral de rappe Napolitanen
en Sicilianen bloeien in dit gematigder kli
maat op; voor hen is Rome verfrissend,
hun bloed wordt er rijker en dank zij hun
levendige fantasie en een zekere onbe
suisdheid, gaan de Zuid-Italianen steeds
meer in Rome de toon aangeven.
AAN EEN TAFELTJE naast het mijne
zit een groep vaq zes heren, kennelijk al
len uit het zuiden, allen tussen 35 en 40
jaar oud, hetgeen zeggen wil, dat zij naar
Rome zijn gekomen in het laatste oorlogs
jaar tezamen met honderdduizenden ande
re Zuid-Italianen. Het is boeiend ze waai
te nemen. Ze blijven lang zitten achter
hun kopje koffie en hoewel ze druk praten
is er toch telkens een die zich aan de
meest volledige rust overgeeft. Alleen het
geoefend oog van wie vele jaren in Rome
woont, ziet het onderscheid tussen de Na-
politaan of Siciliaan, die niets doet, schijn
baar zit te suffen en in werkelijkheid een
vulkanische hersenarbeid verricht en de
Romein, die er precies zo bij zit, schijn
baar nadenkend, maar in werkelijkheid
volkomen afwezig is. De echte Romein is
nog altijd bezig uit te rusten van die zwa
re arbeid, die het hem indertijd heeft ge
kost de Carthagers, de Galliërs en andere
barbaren te verslaan en het imperium
te stichten. Daarmee wil niet gezegd zijn,
dat het de Romeinen geheel aan initiatief
ontbreekt. Beslist niet, maar in deze stad
weet men nog wat maat houden betekent
en wie zich te druk maakt, hoort a] gauw
het meest verachtelijke van alle Romeinse
scheldwoorden: „a fanatico!" (oh, fanatie
keling) Er is niets wat een echte Romein
meer hindert dan te zien, dat iemand
zich ergens druk over maakt. „Strebers"
worden niet onder de Romeinse zon gebo
ren, en daarom juist kan de Zuid-Italiaan,
wiens aristocratische voorliefde voor een
beschouwelijke levenswijze hem in een
Milaan, waar alles eeuwig rent en rost.
zich zo misplaatst doet voelen, zich ge
makkelijk aanpassen aan de Romeinse
levensstrant. Zijn atavistische voorliefde
om te werken na lang bedenken, wordt in
Rome een deugd.
HET DUURT NIET LANG of we ko
men met de groep Zuid-Italianen in ge
sprek. En zoals dat in Italië gebruikelijk
is dit is een jong land en de eenheid
is nog altijd betrekkelijk stellen zij
zich niet alleen voor met hun naam en
beroep, maar vertellen na twee minuten
ook uit welke provincie ze afkomstig zijn.
Natuurlijk proberen wij het gesprek te
voeren in de richting van onze gedachten-
gang: hoe voelt zich de naar Rome uitge
weken Zuid-Italiaan in de hoofdstad? Een
der heren, een bouwkundig ingenieur, be
vestigt al onmiddellijk wat wij hadden ge
dacht namelijk dat de Romeinse gema
tigdheid deze mensen bevalt. „Ja zegt
hij die matiging ademt men hier in
met de lucht. Dat is bij voorbeeld de oor
zaak, waarom Rome, goddank, geen wol
kenkrabbers heeft zoals Milaan en tegen
woordig zelfs Napels. Ik heb juist een flat
gebouw klaar van acht verdiepingen. Ziet
u, mijn bedoeling was dat het er twaalf
zouden worden, maar toen ik aanwijzin
gen gaf voor de negende, zei de Romein
se voorman: zouden we ook nog de negen
de doen. Laat ons het er bij laten, kom.,
ik vind het toch al aardig hoog gewor
den."
INDERDAAD BESTAAT ER in Rome
een prettige gewoonte om niemand af te
beulen en in niets te overdrijven. De ech
te Romein is trouwens de laatste persoon,
die zich zou laten afbeulenIn het noor
den werken de Italianen ontzettend hard
en met schitterende resultaten. In het
zuiden doet men het wat rustiger aan en
al loopt er heel wat mis, zo af en toe
lukt er ook wel eens iets. Het klimaat
staat geen lang aangehouden inspanning,
lichamelijk noch geestelijk, toe.
Een ander van de heren geeft een goed
voorbeeld: „Kijk zegt hij tfc werk
op een ministerie. Een paar dagen gele
den ging mijn schrijfmachine kapot. Ik
belde voor de bode, een Romein uit Tras-
tevere (dus een heel echte), die natuur-
Aeeton wordt van onveranderde isopropylalco-
hol gescheiden en gezuiverd in een fractioneer
kolom.
Op soortgelijke wijze kan ook secundaire butyl
alcohol worden omgezet in methylethylketon
lijk niet kwam. Na een paar keer bellen
ging ik eens kijken. Hij zat aan zijn tafel,
in de gang, een model voor de voetbaltoto
voor zich. Ik vertelde hem, dat ik een
andere schrijfmachine wil. Hij kijkt op en
zegt: „Dotto. Ik komdadelijk. Maar ik
zit hier met de hazio tegen Udine en ik
dacht juist er een mooie x neer te schrij
ven." „Best zeg ik schrijf dan met
een die x en ga mij nu even een machine
halen." „Zeker, ik ga al. Maar ziet u,
soms kun je 't ineens raden. Met die x
had ik misschien mijn schaapkes op het
droge gehad. En nu komt u net mij roe
pen." „Het is ivel duidelijk dat de mil
joenen altijd aan mijn neus voorbij moe
ten gaan. Als je ongelukkig geboren bent,
moet je ongelukkig sterven." Natuurlijk
maakte ik mij een beetje bezorgd en dus
zei ik: „Nou, zet dan eerst die x voor de
Lazio en ga dan eventjes.„Maar wat
dan, eventjes. Nou heb ik er geen fan
tasie meer in om een x te zetten. De
inspiratie is voorbij.Als ik terugkom,
zet ik er een één en wie je gezien hebt,
heb je gezien.Maar met dat al is het
toch godgeklaagd hoe een mens zijn mil
joenen over de balk kan gooien.
MISSCHIEN VINDT DE LEZER dit
maar weer een vreemd verhaal. Het ver
langt een beetje inzicht in de Romeinse
ziel en in de ziel van de zuidelijke .immi
grant". In zulk een geval heb je als zui
derling, al heb je dan een doctorsbul in
de zak en is de Romein maar een een
voudige bode, eerbied te hebben voor zijn
gemoedstoestand. Ten slotte hebben zij
hier het Colosseum en Sint Pieter en de
Paus en het Capitool en daar in het zuiden
mogen ze blij zijn met een beetje vijgen
en die veel te blauwe zee van Capri. Bij
de Romeinen vergeleken zijn het allemaal
beginnertjes en niemand kan aan een ech
te Trasteverijn zijn recht op rust en waar
digheid ontzeggen; dat recht bezit hij se
dert eeuwen.
Als een Romeinse bode op het ministerie
er weinig voor voelt om voor zo'n ergens
uit het zuiden aangewaaide ambtenaar
een nieuwe schrijfmachine te gaan halen,
dan is dat ten slotte nog niet zo erg. De
„dottore" moet dan zijn voetbaltoto-voor
spellingen deze keer ook maar eens met
de pen schrijven inplaats van op de ma
chine.
La belle époque herleeft
Als onderdeel van de reorganisatie van
het Franse kunstleven, die de minister
voor de Cultuur, André Malraux, twee
jaar geleden ter hand nam, heeft de Ope
ra Comique die Parijs' tweede officiële
en gesubsidieerde muziektheater is na de
Grand' opéra zijn draai kennelijk nog
niet helemaal gevonden. Het was de be
doeling dat alle werken „a grand spec
tacle" geleidelijk aan van de Opéra Co
mique naar de grote Opera zouden wor
den overgeheveld waar de outillage en de
hele atmosfeer zich beter lenen voor dat
soort monstervertoningen in de superla-
tieve stijl. Verschillende beroemde stukken
en trekpleisters als Carmen en Tosca heb
ben die gang naar het Palais Garnier ook
al gemaakt, en de vraag was dus hoe
die verliezen op het répertoire van de
Opéra Comique te compenseren.
HET PLAN nu was, dat tweede theater
in het bijzonder te reserveren voor nieu
we werken (die tot dusver en sedert de
cennia erg in de verdrukking waren ge
bleven) om zo tevens te pogen het opera-
publiek dat in Frankrijk nu ook niet be
paald tot de verlichte kringen behoort,
langzaamaan over de brug te krijgen en
te wennen aan het bittere feit dat de mu
zikale klonk sinds Puccini, Massenet en
Leoncavallo toch niet helemaal stil is blij
ven staan. Een paar maanden geleden heeft
de directie het zowaar aangedurfd, Dalla-
picola's meesterwerk „Vol de nuit" binnen
te loodsen, een opera die ook al weer zo'n
kwarteeuw geleden werd geschreven, maar
waarop de componist dan toch maar het
dodecaphonische systeem had toegepast.
Vermoedelijk is niet alleen het publiek,
maar ook de directie van deze weerga
loze gedurfde daad achteraf toch wel wat
geschrokken. In elk geval werden met de
jongste première fluks heel wat stappen
terug gedaan om weer in het vertrouwe
lijke klimaat van het Parijs van de „belle
époque", en dus omstreeks de laatste
eeuwwende, te belanden.
DE AANWINST draagt de titel „La
belle de Paris" (de schone van Parijs) en
het is de bekwame filmcomponist Geor
ges van Parijs die de muziek heeft ge
schreven. Als librettisten worden de na
men van de choregraaf Etcheverry en van
de toneelschrijver Louis Ducreux vermeld,
maar 't waren voornamelijk lucht- of zeep
bellen die uit beider handen kwam(en).
Het verhaaltje is uiterst mager, doch blijk
baar op maat geschreven voor de jonge
karakterdanseres Claude Bessy, die zich
nu dan ook ontpopt als ster-in-opkomst
die bijna op één lijn met Zizi Jeanmaire
- ook in de opera begonnen! - als „leading
lady" op de planken van revue of music-
hall plaats zou kunnen nemen. De intrige?
Een arm, maar heel mooi ateliernaaister
tje wordt het hof gemaakt door twee ri
valen: een rijpe bankier en een jeugdige
portier of groom. En terwijl zijzelf de
laatste verkiest, verplicht haar moeder
haar de hand van de eerste te aanvaar
den. Ze maakt als „Parisiana" dan een
briljante carrière in galant Parijs, maar
wanneer ze met nummer 1 een nachtelijk
uitje passeert in de beroemde nachtclub
van Maxim's, ontwaart ze daar nummer
2 die intussen tot aankomend kellner is
opgeklommen en die haar bedienen zal, en
hoe raadt ge 't? nummer 2 wordt
dan haar nummer 1. Apotheose. Koor der
kellners. Aftocht van 't innig gelukkige
paar.
MEN BEHOIVT het complete oeuvre
van de librettisten Halévy en Meilhac niet
woordelijk in het hoofd gesloten te houden
om in deze handeling, en sterker nog in
de geest van deze Parijse schone, de trek
ken van Offenbach's „La vie Parisienne"
te herkennen. Dezelfde briljante en „mon
daine" belichting van een overeenkomstig
avontuur, dat zich op overeenkomstige
wijze ontknoopt. Wanneer men de parti
tuur van Offenbach die de laatste jaren
trouwens een treffende renaissance beleeft
voor de dag had gehaald, dan zou men
van een letterlijke „remake" hebben kun
nen spreken. Hoe de opzet nu omschreven
dient te worden, is minder gemakkelijk
vast te stellen. Zo hier en daar schenen
componist en regisseur de „belle epoque"
een -supplementaire- feestneus op te zet
ten, maar over de hele linie had men de
geest van die periode met haar cake
walks, French cancan's, polka's en haar
galanterieën en sentimentaHtèitën, leek
het, toch wel willen respecteren.
Componist Van Parijs, die van Neder
landse afkomst is, toont zich hiér opnieuw
de routinier die bij geen enkele situatie
zijn handen in het haar hoeft' te steken,
terwijl hij daarenboven zijn naam met
ere draagt. Want als componist heeft hij
de Parijse folklore wel in zijn zak. Hij
doet zo hier en daar bij het jongleren
met motieven, wel eerst- denken aan Fran
cis Poulenc, minus evenwel' diens humor,
pikanterie en persoonlijke gratie waardoor
deze als gavroche of zelfs als „goujat"
toch steeds nog „heer" weet te blijven.
Enfin, geen muziek dus van de allerhoog
ste plank, maar een operettecomponist
mag zich ongestraft dan ook wel van een
lager plankje bedienen.
HET GROTE pluscijfer (en zelfs uit
roepteken) dient men, als gezegd, achter
de naam van Claude Bessy te plaatsen
die met haar lange, slanke benen en ar
men de nerveuze bewegelijkheid ;van een
libelle evenaart, en in haar mimiek en
gestes de incarnatie is van de charmes,
de esprit en de ontembare vitaliteit van
de Parijse midinette-op-ha.ar-voordeligst.
Zij mag de Opéra Comique dankbaar zijn
voor de kostbare gelegenheid, haar hier
geboden als „belle de Paris", 'in haar
speciale en grote mogelijkheden te schit
teren. Of die erkentelijkheid wederzijds
zal zijn, kan achteraf al betwijfeld wor
den. Bij de generale repetitie, dus nog
voor de première, hadden Amerikaanse
film- en televisieproducer voor de nieuwe
ster al een brug van dollarbiljetten tot
New York en Hollywood geconstrueerd.
En zodra Claude Bessy die gouden brug
zal hebben overschreden, kan de direc
tie van de Opéra Comique haar nieuWe
repertoire-aanwinst wel weer opbergen,
omdat haar vertolking van de solodansrol'
nu juist de voornaamste,"-zo niet enige
rechtvaardiging van deze „ballet-opëra-
bouffe" is geweest.
Frank Onnen
Wil de amateur-fotograaf meer uit zijn
camera halen, dan alleen maar liuis-tuin-
en-keuken-kiekjes, dan kan hij het zonder
handleidingen niet stellen. HET MOTIEF
VOOR UW FOTO (Pictura-?eeks) is zo'n
praktische handleiding. Peter Charpentier,
Jan Visser en Johan den Ouden hebben in
dit boekje ongeveer honderd vijftig foto's
opgenomen en voorzien van een toelichten
de tekst. Foto's van kinderen, opvallende
types, van het werk, de stad en de natutir
en natuurlijk van vele vakantie-onderwer
pen. Vele amateur-fotografen zullen er
wel weer wat wijzer door worden.