IK KOSTTE t>UiZEWt> GULDEK) 3ANET1IM Bibina. en de Bosmannetjes Onthullend witboek over Britse kraamklinieken Arts controleert op afstand hartslag van autorijders PANDA EN DE GROTBOKSER d Polle, Pelli en Pinöo ANNA DALMAS HEEFT GEEN ANGST VOOR HET EINDE DER WERELD Vijfenzeventig jaar aluminium De levensroman van een Chinees meisje door DONDERDAG 6 APRIL 1961 1 3) 3. Allemensen!, zegt Oscar, wat een zwaai geef jij aan dat anker! Waarom doe je dat? Nu, zegt Pelli, dan zie je eens, wat ik waard ben als zeeman. Zodra ze aan de steiger gemeerd zijn, vliegt Oscar weg. Ik moet nog eten!, zegt hij; maar Pingo is al op weg naar boven! Leuk is het hier, hè?, zegt Pelli, het is zonde, dat Zeerob niet aan boord gebleven is; hij moest het ook eens zien! Het werd als iets onbehoorlijks be- schouwd als een vrouw naar haar man keek of met hem in het openbaar j| verscheen. Moeder vormde op deze 5 regel geen uitzondering. Ik kan me niet herinneren dat ik haar ooit met vader heb zien uitgaan. Zoiets zou voor ons dorp te modern zijn geweest. Ze kwam vrijwel niet buiten de dorps- Ij muren, afgezien dan van de bezoe- ken aan haar ouders die in het naast- li bijzijnde dorp woonden. Meestal ging ik dan met haar mee. Ruzietjes tussen 5 de vrouwen kwamen bijna dagelijks voor en ze ontstonden gewoonlijk door de onenigheden die de kinderen tevo- ren onder elkaar hadden gehad. Moe- der hield niet van deze ruzies en als ik er ongelukkigerwijs bij betrokken H was, dan kreeg ik een afstraffing, jj§ want ze stond op het standpunt dat men beter zijn kind kan tuchtigen dan 5 ruzie maken met de buren. E Voordat ze getrouwd was genoot een dorpsmeisje altijd een grote vrij- heid, maar als eenmaal regelingen E voor een huwelijk waren getroffen mocht ze beslist niet meer alleen uit. Op een keer mocht ik met vader mee naar de bruiloft van een neef. Tijdens E het feest zat ik bij de andere kinderen en ik herinner mij dat een oom er op een gegeven ogenblik op stond dat ik E ook zou meeëten van de worteltjes die werden rondgediend. Ik zette het op een huilen want ik lustte geen wortel- E tjes. Oom en tante werden toen vrese- lijk boos want zij geloofden dat er on- geluk van moest komen als er op zo'n feest gehuild werd. E Drie maanden later hing de vrouw van mijn neef zich op en ik kreeg er de schuld van. E De meeste dorpsmeisjes leerden al E heel jong mee te werken in het huis- houden, hetgeen werd beschouwd als een soort brevet voor het huwelijk. Er E waren wel schoonouders in spe die er eerst naar informeerden of een meis- je wel kon werken voor ze haar aan- vaardden. Ik was nog pas zes jaar E toen ik al in een borduurklasje zat. Als moeder het goed vond ging ik wel eens 's middags met de andere kinde- ren mee om vliegers op te laten, wat een geliefkoosd spelletje van ons was. 's Avonds keken mijn ouders vaak naar de" rennen of luisterden zij naar S zangwedstrijden die dicht bij ons huis E werden gehouden. In die dagen was het helemaal niets bijzonders als men E kinderen zag dobbelen. Ik heb ook E eens meegedaan, en verloor een cent. Maar zakgeld kreeg ik niet en daar- om pakte ik de cent uit een doosje, waarin klein geld werd bewaard. Moe- E der ontdekte het al heel gauw en toen gaf ze mij een flinke afranseling. Ze wilde me ook geen avondeten geven, duwde me het huis uit en deed de E deur op slot. Ik heb op de stoep zitten huilen tot ik erbij in slaap viel. Het was donker toen vader me bij zijn thuiskomst vond. Hij werd heel erg E kwaad. Het was naar ik mij herinne- ren kan de enige keer dat vader en moeder ruzie hadden. Net als de meeste andere dorps- vrouwen was moeder ervan overtuigd dat men aan meisjes eigenlijk maar weinig had. Als ze eenmaal vijftien E waren en op een leeftijd waren geko- men dat ze in het huishouden flink konden meehelpen, werden ze uitge- huwelijkt en van dat moment af was E alle contact met hen verbroken want de vrouwen worden helemaal opgeno- men in de familie van de man. Moe- E der was erg streng en heeft nooit E openlijk getoond dat ze van me hield. Ze gaf ook nooit een antwoord op mijn eindeloos gevraag. In plaats E daarvan gaf ze mij draaien om mijn 1 oren omdat ik zo praatziek was. Al i hield ik van haar, toch durfde ik nooit uiting te geven aan mijn gevoe- E lens en blijken van onderlinge aan- hankelijkheid kwamen tussen ons niet 1 voor. Moeder heeft er daarentegen dikwijls over geklaagd dat ik het le- E lijkste kind van de familie was. Dit E trok ik me zo aan dat ik voor de spie- gel ging staan en mijn gezicht vol zeep smeerde in de veronderstelling dat ik op die manier knap zou worden. Vader evenwel was bijzonder zacht, H geduldig en hartelijk en vaak sprong ik op zijn knie om mij eens lekker te E laten knuffelen. Afgezien van de avon- E den was hij niet veel thuis, maar toch behoren die weinige uren die ik bij vader mocht zijn, tot mijn dierbaar- ste herinneringen. Hij nam mij dik wijls mee op zijn wandelingen en dan j| vertelde hij me meestal verhalen over dieren, waarvan ik er nu nog enkele E heb onthouden. Ik zie hem nog voor E mij met de lange haren die rond zijn hoofd waren gerold, rokend aan een lange pijp, waaruit hij bij tussenpozen E wat as liet vallen in een veelkleurige vaas die op tafel stond. Een enkele keer werd de dagelijkse e regelmaat in het dorp verstoord door E opwindende gebeurtenissen. Zo herin- j| ner ik me bijvoorbeeld een „oorlog" tussen het dorp van mijn grootouders e van moeders zijde en het onze. De E twist ontstond over het eigendom van een stuk land. De hele nacht waren de mannen van ons dorp bezig met het j= in orde brengen van hun bewapening E die bestond uit eigengemaakte hand- granaten en zwaarden. Mijn ouders ee verkeerden in een pijnlijke situatie e want als zij ons dorp hielpen, zouden ze zich tegen hun eigen familieleden keren. Ze besloten daarom maar geen e partij te kiezen. Tot hun gerustelling e ontving moeder een boodschap van haar broer waarin stond dat hij ons e huis zou beschermen als ons dorp de e „oorlog" zou verliezen. Het gevecht duurde twee hele da- ee gen. Onze mannen bleven daarbij de e meeste tijd achter de dorpsmuur! Iemand vertelde aan moeder dat men haar vader had gezien die buiten de |j dorpspoort gepoogd had een einde e aan de strijd te maken. Niemand had E echter naar hem willen luisteren en tenslotte had men hem gestenigd. Moeder gaf me toen een mes en zei erbij dat ik iedereen dood moest ma- ken die zou proberen ons huis binnen te komen. Ik was op dat moment zo e angstig dat ik vol afschuw naar het j| mes keek en niet wist tot welke god ik me moest wenden naar die van moeder of die van vader! Uiteindelijk werd de strijd door de dorpsoudsten gesust, en beide partij- en droegen hun gewonden binnen de s muren. Ik weet niet wie het heeft ge- E wonnen, maar daarna spraken we niet meer met de mensen uit het vij- andelijke dorp. Zelfs als kinderen hielden we ons niet op met de kinde- ren van de tegenpartij. Ik weet nog dat ik toen ruzie heb gemaakt met e een jongetje van de andere oever van |j het meer dat de twee dorpen scheid- de. Op dat ogenblik wist ik niet dat hij tot mijn naaste familie behoorde. |j Daar kwam ik pas achter toen ik la- ter in gezelschap van moeder zijn ee huis bezocht. Mijn ouders hadden vier varkens die ik twee keer per dag een bad gaf. De buren hadden er altijd veel ple- ee zier in als ik de dieren zorgvuldig met e zeep waste, ze borstelde en hen ten- slotte met een handdoek afdroogde, n Zoals dat in de dorpen meer het ge- e val is, mochten onze varkens in en om het huis vrij rondlopen. Na hun bad gingen ze dan het dorp in, maar ze kwamen altijd op tijd thuis om gevoederd te worden. Dikwijls e maakten ze me 's nachts wakker als ze naar buiten wilden. Mijn ouders hebben wel eens gezegd dat we het aan de varkens en aan het geluid dat ze maakten, te danken hadden dat we niet door wolven zijn verslonden, s 's Zomers sliepen we namelijk ge- woonlijk met de deuren open. Op een nacht maakten de varkens een vrese- lijk lawaai en vader stapte het bed s uit om eens te gaan kijken wat er aan de hand was. Tot zijn schrik ont- dekte hij in onze woonkamer een gro- te wolf. Het volgende ogenblik wist hij een of andere trommel te grijpen en door er flink wat herrie mee te maken kon hij de wolf naar buiten jagen. Twee neefjes van mij zijn door wolven gedood. Het ene was vier jaar. Hij stond tegen de avond naar zijn s moeder te kijken die bezig was de varkens te voeren toen een wolf hem zonder dat zijn moeder het bemerkte wegrukte en meenam. Toen de vrouw begreep wat er gêbeurd was, nam ze een lamp mee en liep de heuvel op om haar zoontje te zoeken maar ze vond niets meer van hem. Mijn ande- j| re neefje was twaalf jaar oud. Zijn vader had hem gevraagd een gieter g en ander tuingereedschap naar een boerderij in de buurt te brengen. Het kind moet meegesleurd zijn op het ogenblik dat hij bij de boerderij was aangekomen. e (Wordt vervolgd) 80-81. Gromgram was nog net op tijd weg gedoken in z'n schuilplaatsje; daar storm den de Bosmannetjes z'n tuintje in. Eén van hen liep naar de deur en bonsde er met de vuist op. Kom er wit, Gromgram, riep hij. We weten, dat je Bibina hebt opgesloten. Laat haar direct gaan of het loopt verkeerd met je af. Maar hoe ze ook riepen en hoe hard ze ook op de deur bonsden, er kwam geen antwoord. Gromgram liet zich niet zien. Natuurlijk niet.hij was wel wijzer en bleef stil in z'n schuilplaats. Bibina, die nog steeds in het hok opge sloten zat, keek verheugd op, toen ze de herrie buiten het huisje hoorde. Ze komen me helpen, zei ze hoopvol. Zonnewende op de rommelmarkt. Voorjaa rstextiel galük dit tweedehands halfhemdje met korte mouwen doet weer opgeld. (Van onze correspondent) LONDEN. De hel, die vele Britse aan staande moeders moeten doormaken in de kraamafdelingen van de grote ziekenhui zen, werd gisteren onthuld in een rege- rings witboek. Brise ziekenhuizen staan er over het al gemeen om bekend dat zij in de negen tiende eeuw of eerder werden gebouwd en dat er sindsdien erg weinig veranderde, noch aan het interieur, noch aan de be- handelnig. Te weinig vriendelijkheid, te veel eenzaamheid, teveel beledigingen van de persoonlijke waardigheid en teveel on behouwen personeel, zegt het witboek. De Britse minister van Gezondheid Enoch Powell, was er zo van onder de indruk, dat hij onmiddellijk bepaalde dat het rapport, waarin overigens ook aanwij zingen worden gegeven hoe aanstaande moeders dan wel moeten worden behan deld, in alle ziekenhuizen in Engeland, Schotland, Wales en Noord-Ierland zal moeten circuleren. Het resultaat van deze wantoestanden aldus het rapport is, dat de bevalling voor vele vrouwen een beproeving wordt. Zij worden door overvolle zalen gevoerd en behandeld alsof zij op de lopende band liggen. Ze worden angstig door het gebrek aan belangstelling van de verplegende staf. Ze worden bevreesd door de fluister gesprekken van de medici en de verpleeg sters, en vooral door het feit dat echtge noten en familieleden in vele gevallen niet bij hen worden toegelaten. Sommige moeders, zo zegt het rapport, klaagden dat zij werden tegengesproken als zij zeiden dat hun baby elk ogenblik geboren kon worden. Anderen zeiden, dat zij bang waren een tweede keer te bellen, met het gevolg dat zij, zelfs in de kraam kliniek toch zelf hun baby ter wereld brachten. Het rapport geeft toe dat de meeste Britse kraamklinieken teveel patiënten hebben en dat dit een „onpersoonlijk sys teem bevordert, waarin zoveel mogelijk vrouwen in de kortst mogelijke tijd moe ten worden onderzocht". De staf van de klinieken is volgens het rapport in bepaalde gevallen de oorzaak dat patiënten veel angstiger worden dan noodzakelijk is „Sommige verpleegsters proberen de ogenschijnlijk onredelijke ei sen van bange of onzekere aanstaande moeders af te reageren door hen hardhan dig te behandelen. Dit kan veel onuitge sproken ellende en een grote angst voor een bevalling in de toekomst veroozaken". Het rapport geeft tenslotte drie aanbe velingen, in zijn „Handvest voor moeders". Echtgenoten en familieleden moet worden toegestaan, de aanstaande moeder zoveel mogelijk te bezoeken. In de dagkamers behoort een televi sietoestel te staan en andere middelen om aanstaande moeders afleiding te bezorgen. De derde aanbeveling is, dat de staf van de klinieken er altijd op moet toezien, dat de aanstaande moeder niet alleen wordt gelaten gedurende de kritieke periode van de bevalling. DE HARTSPECIALISTEN hebben de laatste tijd in meer dan één opzicht spec taculaire vorderingen ge maakt bij hun onderzoekin gen naar de oorzaken van allerlei hartkwalen. Zo heeft men bijvoor beeld een onderzoek inge steld naar de invloeden van het drukkende weer, dat 's zomers soms dagen ach tereen zo energie-verlam mend kan werken. De men sen zijn dan lusteloos, kla gen over migraine en heb ben geen zin om ook maar iets aan te pakken. Ja, zelfs de planten laten hun bloemen en bladeren han gen. Vaak maakt een on weer een eind aan zo'n pe riode, soms ook niet. Medici die dit probleem tezamen met geologen, bio logen en meteorologen, heb ben onderzocht, zijn tot de conclusie gekomen dat de drukkende tropenhitte in equatoriale streken iets ge heel anders is als de on- weersachtige zwoelte, die het op onze breedtegraad des zomers de mensen las tig kan maken. Onder de evenaar zijn het de broeierige hitte, de elek triciteit in de lucht en de grote vochtigheid, die slecht zijn voor de gezond heid; in onze streken komt er bij drukkend weer meestal gepaard met een bewolkte lucht nog een grote mate van straling bij. UIT DE waarnemingen van een Amerikaans team zou gebleken zijn, dat deze straling recht evenredig is met de zonnevlekken-acti viteit; ze is het hevigst in dien de stratosfeer een be paalde „stralingsverzadi- gingsgraad" heeft bereikt. Als daar een hoge vochtig heidsgraad van de lucht bijkomt, is er een ongezon de atmosfeer geschapen die sommige ziekten verergert, zodat het volksgeloof, dat de drukkende lucht vóór een onweer gifstoffen be vat, misschien nog niet zo onzinnig is als men altijd gemeend heeft. In deze broeierige uren dienen vooral mensen met een zwak hart zwaar werk zo veel mogelijk na te laten of te beperken. Deze men sen kost het werk in een drukkende atmosfeer ette lijke malen meer inspan ning dan anderen. EEN ANDERE stap voor uit deden medici, die een onderzoek instelden naar de oorzaken van sterfgeval len „achter het stuurrad". Een eerste vereiste voor een dergelijk onderzoek was, dat de specialisten het hart van de proefpersonen onder alle mogelijke ver keersomstandigheden zou den moeten kunnen contro leren. Hoewel een dergelij ke controle op het eerste gezicht onmogelijk leek men kan nu eenmaal niet met een arsenaal vol in strumenten en apparaten bij iemand in de auto zit ten, die al zijn aandacht voor het verkeer nodig heeft vond men er toch iets op. Met hulp van elec- tronica-experts hebben drie artsen uit Bonn een con- trole-apparatuur ontwor pen die rustig blijft waar zij is, namelijk in de kli niek van een der drie bij het onderzoek betrokken artsen. Alle gegevens, die men nodig heeft, worden door de proefpersoon uit diens auto per radio door gegeven. Een minuscuul radiozendertje verschaft de artsen in de kliniek alles wat zij willen weten over 's mans hartslag, bloed druk, temperatuur enbloed- zuurstofgehalte en legt dat op een magnetische band vast, zelang de automobi list zich tenminste niet ver der dan dertig kilometer van de kliniek verwijdert. De meer dan honderd proefritten, die nu gemaakt zijn, hebben tot opmerke lijke resultaten geleid; ze hebben ook afgerekend met enkele tot dusver algemeen als vaststaand aangenomen „waarheden'. Het bleek namelijk, dat gecompliceerde verkeers situaties en opstoppingen veeleer tot een langdurig hoge hartslag aanleiding gaven dan het rijden met hoge snelheden, zoals tot nu toe de insiders beweer den. Een slecht wegdek en rukwinden van opzij belas ten, ook bij 30 km per uur, het hart van de proefper sonen aanmerkelijk zwaar der dan een rit met een snelheid van zelfs 170 ki lometer per uur in een sportwagen op een auto weg. ANNA DALMAS, een 74-jarige we duwe, is de enige overgebleven inwoon ster van een klein dorpje in Zuid-Frank rijk, tachtig kilometer ten noorden van Nice en 2Ó00 meter boven de spiegel van de blauwe Middellandse Zee, zo meldt een verslaggever van de »New York Herald Tribune, die deze vrijwil lige kluizenaarster dezer dagen bezocht heeft. Hij moest daartoe van een hefschroef- vliegtuig gebruik maken, want Boussiéy- rac, het verlaten gehucht waar het oudje woont, is sinds november van het vorige jaar geheel van de buitenwereld afgeslo ten. Toen namelijk werd de enige weg, die van Boussiéyrac naar de „beschaving" het acht kilometer dalwaarts gelegen plaatsje Saint Entienne de Tinée leidt, door een steenlawine versperd. De prefect van Nice gaf bevel, het dorpje te ontrui men en de zestig inwoners verlieten hun huisjes en werden over een bergkam naar een veiliger oord overgebracht. DE WEDUWE Dalmas echter weigerde. „Ik heb meer dan 47 jaar in dit dorp ge woond, zei ze, en ik ben net als Jeanne d'Arc: ik vrees niets en niemand. En daar er geen wettelijke bepalingen waren om haar te dwingen, bleef zij waar ze was. Toen probeerde de dorpspastoor haar tot verhuizen te bewegen. Hij waarschuwde haar dat zij anders wel eens sterven kon zonder de genademiddelen der kerk deel achtig te kunnen worden. Mevrouw Dal mas antwoordde: „Eerwaarde, ik geloof in God. Hij weet dat ik een goed, vroom mens ben. Ik heb geen kerk of zieleherder als middelaar tussen Hem en mij nodig". TOEN DE zonsverduistering van 15 fe bruari over haar eenzame bergen ging, dacht zij dat het einde der wereld gekomen was. „Ik had geen angst voor mezelf", ver telde zij de bezoekende journalist, „want de natuur is Gods werk en alles wat Hij doet, is welgedaan". Maar later bekende zij, dat er toch een ding is, dat haar zorgen baart, namelijk wat ei worden zal van haar dertig schapen als zij eens zal komen te sterven. „Maar ik denk wel, dat de Heer hun ook dan zal bijstaan", zei zij. Alleen in haar hutje hoog in de Alpes Maritimes, leeft de moedige bejaarde vrouw voort zoals zij dat altijd gedaan heeft. Zij melkt haar geit, bakt haar eigen brood en leeft van zelfgemaakte kaas, .lam, groente en fruit uit haar eigen tuin. BEGAAN MET het lot van de oude klui zenaarster, zond de prefectuur van Nice dezer dagen twee gendarmes in een heli kopter naar haar wijkplaats in de bergen. De verslaggever van de Herald Tribune ging mee om de vrouw te interviewen en scnonk haar een transistorradio om de eenzaamheid dragelijker te maken. Toen zij het toestel had leren bedienen, was ze toch wel erg blij met dit geschenk. Maar toen de verslaggever nog gauw even een foto van haar wilde maken betrok haar gezicht en zei ze, niet zonder zelfspot: „Jammer dat u niet dertig jaar eerder ge komen bent; aan een verwelkte bloem is niet veel moois te zien". COT. MAITFM TOO MOEI 77. Panda liet zich nu eens niet door Joris Goebloed van de wijs brengen. „Neen het is uit met dat ge- boks," zei hij waardig „Mijnheer Anthropus heeft aan geboden om van Blabla een kunstenaar te maken en dat vind ik iets veel mooiers dan bokser. Het is veel meer hoogstaand en verfijnd en zo en Bla wil het ook veel liever, hè, Bla?" De oertijder onderbrak het nut tigen van een versnapering even om instemmend „Grr" te zeggen. En nu was Joris toch werkelijk in verle genheid gebracht. „Maar ventje, wat is er toch in u gevaren?" vroeg hij verdrietig. „Kunstenaar het kan niet maller! Hebt ge dan nooit in uw klassieken dat treffend woord gelezen; „Artisto delendam esse" me nende dat het kunstenaarsleven ellendig is? Broodkors ten op tochtige zolders niet, zoals een bokser, een paleis en een twaalf cylinder en zelfs niet een goedbe taalde trainer.och, hoe kunt ge toch uw holbewonen- de vrind in deze narigheid willen stortenMaar toen hij zag dat zijn vertogen niets hielpen, riep hij Panda en de oerfiguur met een door tranen verstikte stem na: „Nu, goed dan.wie ben ik, om een begaafd kunstenaar in de weg te staan? Maar laat ons tenminste als vrienden scheiden.Nu, dat wilde Panda wel. Anna Dalmas Dezer dagen heeft de Amerikaanse alu- miniumindustrie enige aandacht besteed aan de man, die de weg gebaand heeft voor de popularisering van dit merkwaar dige metaal. In 1886 had de tweeën twintig-jarige stu dent Charles Martin Hall, zoon van een predikant achter zijn ouderlijk huis in Ohio een primitief laboratorium gebouwd, dat hij onder meer voorzien had van een tweedehands een-pits-petroleumbrander. Enkele batterijen had hij van een profes sor aan het Oberlin College geleend. Hier mee trachtte hij een goedkope methode te vinden voor het winnen van aluminium. Nog datzelfde jaar vond hij een bruik bare methode: hij loste bauxiet (erts, sa menstelling: aluminiumoxyde) op in ge smolten kryoliet en zond een elektrische stroom door de oplossing. Dit elektroly- tisch reductieprocédé wordt verbeterd en gewijzigd nog steds in de gehele we reld toegepast. Voor zijn ontdekking was aluminium zo kostbaar, dat het naast goud en zilver door de juweliers werd gebruikt. Een der eerste toepassingen was het bekleden van de top van het Washington monument; het geheel woog 2,8 kg en het toen nog zeld zame metaal kostte 35 dollar per kg. Het versiert nog steeds de 166,5 meter hoge obelisk. Enkele jaren na Halls ontdekking zak te de prijs tot ruim een dollar per kilo en nu was het mogelijk dit metaal met zijn bijzondere eigenschappen voor een groot aantal toepassingen te gebruiken. Het kost nu ongeveer een halve dollar 2) per kilo. In 1895 bedroeg de pro- duktie een 300 ton per jaar; thans is deze gestegen tot 2.800.000 ton. Er schijnt nog steeds geen einde te zijn gekomen aan het aantal mogelijke toepassingen brug gen, spoorwagons, kabels, vensters, gebou wen, vliegtuigen, meubels, motoren, be kleding van kunstmanen en nog veel meer. CogrrfgMPJL&BojiJ^Copenhogen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1961 | | pagina 15