IK KOSTTE t>UiZEWt>
GULDEK)
3ANET1IM
Bibina. en de Bosmannetjes
Onthullend witboek over
Britse kraamklinieken
Arts controleert op afstand
hartslag van autorijders
PANDA EN DE GROTBOKSER
d
Polle,
Pelli en
Pinöo
ANNA DALMAS HEEFT GEEN ANGST
VOOR HET EINDE DER WERELD
Vijfenzeventig jaar
aluminium
De levensroman van een Chinees meisje
door
DONDERDAG 6 APRIL 1961
1 3)
3. Allemensen!, zegt Oscar, wat een zwaai geef jij aan dat anker! Waarom
doe je dat? Nu, zegt Pelli, dan zie je eens, wat ik waard ben als zeeman.
Zodra ze aan de steiger gemeerd zijn, vliegt Oscar weg. Ik moet nog
eten!, zegt hij; maar Pingo is al op weg naar boven! Leuk is het hier, hè?,
zegt Pelli, het is zonde, dat Zeerob niet aan boord gebleven is; hij moest
het ook eens zien!
Het werd als iets onbehoorlijks be-
schouwd als een vrouw naar haar
man keek of met hem in het openbaar
j| verscheen. Moeder vormde op deze
5 regel geen uitzondering. Ik kan me
niet herinneren dat ik haar ooit met
vader heb zien uitgaan. Zoiets zou
voor ons dorp te modern zijn geweest.
Ze kwam vrijwel niet buiten de dorps-
Ij muren, afgezien dan van de bezoe-
ken aan haar ouders die in het naast-
li bijzijnde dorp woonden. Meestal ging
ik dan met haar mee. Ruzietjes tussen
5 de vrouwen kwamen bijna dagelijks
voor en ze ontstonden gewoonlijk door
de onenigheden die de kinderen tevo-
ren onder elkaar hadden gehad. Moe-
der hield niet van deze ruzies en als
ik er ongelukkigerwijs bij betrokken
H was, dan kreeg ik een afstraffing,
jj§ want ze stond op het standpunt dat
men beter zijn kind kan tuchtigen dan
5 ruzie maken met de buren.
E Voordat ze getrouwd was genoot
een dorpsmeisje altijd een grote vrij-
heid, maar als eenmaal regelingen
E voor een huwelijk waren getroffen
mocht ze beslist niet meer alleen uit.
Op een keer mocht ik met vader mee
naar de bruiloft van een neef. Tijdens
E het feest zat ik bij de andere kinderen
en ik herinner mij dat een oom er op
een gegeven ogenblik op stond dat ik
E ook zou meeëten van de worteltjes die
werden rondgediend. Ik zette het op
een huilen want ik lustte geen wortel-
E tjes. Oom en tante werden toen vrese-
lijk boos want zij geloofden dat er on-
geluk van moest komen als er op zo'n
feest gehuild werd.
E Drie maanden later hing de vrouw
van mijn neef zich op en ik kreeg er
de schuld van.
E De meeste dorpsmeisjes leerden al
E heel jong mee te werken in het huis-
houden, hetgeen werd beschouwd als
een soort brevet voor het huwelijk. Er
E waren wel schoonouders in spe die er
eerst naar informeerden of een meis-
je wel kon werken voor ze haar aan-
vaardden. Ik was nog pas zes jaar
E toen ik al in een borduurklasje zat.
Als moeder het goed vond ging ik wel
eens 's middags met de andere kinde-
ren mee om vliegers op te laten, wat
een geliefkoosd spelletje van ons was.
's Avonds keken mijn ouders vaak
naar de" rennen of luisterden zij naar
S zangwedstrijden die dicht bij ons huis
E werden gehouden. In die dagen was
het helemaal niets bijzonders als men
E kinderen zag dobbelen. Ik heb ook
E eens meegedaan, en verloor een cent.
Maar zakgeld kreeg ik niet en daar-
om pakte ik de cent uit een doosje,
waarin klein geld werd bewaard. Moe-
E der ontdekte het al heel gauw en toen
gaf ze mij een flinke afranseling. Ze
wilde me ook geen avondeten geven,
duwde me het huis uit en deed de
E deur op slot. Ik heb op de stoep zitten
huilen tot ik erbij in slaap viel. Het
was donker toen vader me bij zijn
thuiskomst vond. Hij werd heel erg
E kwaad. Het was naar ik mij herinne-
ren kan de enige keer dat vader en
moeder ruzie hadden.
Net als de meeste andere dorps-
vrouwen was moeder ervan overtuigd
dat men aan meisjes eigenlijk maar
weinig had. Als ze eenmaal vijftien
E waren en op een leeftijd waren geko-
men dat ze in het huishouden flink
konden meehelpen, werden ze uitge-
huwelijkt en van dat moment af was
E alle contact met hen verbroken want
de vrouwen worden helemaal opgeno-
men in de familie van de man. Moe-
E der was erg streng en heeft nooit
E openlijk getoond dat ze van me hield.
Ze gaf ook nooit een antwoord op
mijn eindeloos gevraag. In plaats
E daarvan gaf ze mij draaien om mijn
1 oren omdat ik zo praatziek was. Al
i hield ik van haar, toch durfde ik
nooit uiting te geven aan mijn gevoe-
E lens en blijken van onderlinge aan-
hankelijkheid kwamen tussen ons niet
1 voor. Moeder heeft er daarentegen
dikwijls over geklaagd dat ik het le-
E lijkste kind van de familie was. Dit
E trok ik me zo aan dat ik voor de spie-
gel ging staan en mijn gezicht vol
zeep smeerde in de veronderstelling
dat ik op die manier knap zou worden.
Vader evenwel was bijzonder zacht,
H geduldig en hartelijk en vaak sprong
ik op zijn knie om mij eens lekker te
E laten knuffelen. Afgezien van de avon-
E den was hij niet veel thuis, maar toch
behoren die weinige uren die ik bij
vader mocht zijn, tot mijn dierbaar-
ste herinneringen. Hij nam mij dik
wijls mee op zijn wandelingen en dan j|
vertelde hij me meestal verhalen over
dieren, waarvan ik er nu nog enkele E
heb onthouden. Ik zie hem nog voor E
mij met de lange haren die rond zijn
hoofd waren gerold, rokend aan een
lange pijp, waaruit hij bij tussenpozen E
wat as liet vallen in een veelkleurige
vaas die op tafel stond.
Een enkele keer werd de dagelijkse e
regelmaat in het dorp verstoord door E
opwindende gebeurtenissen. Zo herin- j|
ner ik me bijvoorbeeld een „oorlog"
tussen het dorp van mijn grootouders e
van moeders zijde en het onze. De E
twist ontstond over het eigendom van
een stuk land. De hele nacht waren de
mannen van ons dorp bezig met het j=
in orde brengen van hun bewapening E
die bestond uit eigengemaakte hand-
granaten en zwaarden. Mijn ouders ee
verkeerden in een pijnlijke situatie e
want als zij ons dorp hielpen, zouden
ze zich tegen hun eigen familieleden
keren. Ze besloten daarom maar geen e
partij te kiezen. Tot hun gerustelling e
ontving moeder een boodschap van
haar broer waarin stond dat hij ons e
huis zou beschermen als ons dorp de e
„oorlog" zou verliezen.
Het gevecht duurde twee hele da- ee
gen. Onze mannen bleven daarbij de e
meeste tijd achter de dorpsmuur!
Iemand vertelde aan moeder dat men
haar vader had gezien die buiten de |j
dorpspoort gepoogd had een einde e
aan de strijd te maken. Niemand had E
echter naar hem willen luisteren en
tenslotte had men hem gestenigd.
Moeder gaf me toen een mes en zei
erbij dat ik iedereen dood moest ma-
ken die zou proberen ons huis binnen
te komen. Ik was op dat moment zo e
angstig dat ik vol afschuw naar het j|
mes keek en niet wist tot welke god
ik me moest wenden naar die van
moeder of die van vader!
Uiteindelijk werd de strijd door de
dorpsoudsten gesust, en beide partij-
en droegen hun gewonden binnen de s
muren. Ik weet niet wie het heeft ge- E
wonnen, maar daarna spraken we
niet meer met de mensen uit het vij-
andelijke dorp. Zelfs als kinderen
hielden we ons niet op met de kinde-
ren van de tegenpartij. Ik weet nog
dat ik toen ruzie heb gemaakt met e
een jongetje van de andere oever van |j
het meer dat de twee dorpen scheid-
de. Op dat ogenblik wist ik niet dat
hij tot mijn naaste familie behoorde. |j
Daar kwam ik pas achter toen ik la-
ter in gezelschap van moeder zijn ee
huis bezocht.
Mijn ouders hadden vier varkens
die ik twee keer per dag een bad gaf.
De buren hadden er altijd veel ple- ee
zier in als ik de dieren zorgvuldig met e
zeep waste, ze borstelde en hen ten-
slotte met een handdoek afdroogde, n
Zoals dat in de dorpen meer het ge- e
val is, mochten onze varkens in en
om het huis vrij rondlopen. Na hun
bad gingen ze dan het dorp in, maar
ze kwamen altijd op tijd thuis
om gevoederd te worden. Dikwijls e
maakten ze me 's nachts wakker als
ze naar buiten wilden. Mijn ouders
hebben wel eens gezegd dat we het
aan de varkens en aan het geluid dat
ze maakten, te danken hadden dat
we niet door wolven zijn verslonden, s
's Zomers sliepen we namelijk ge-
woonlijk met de deuren open. Op een
nacht maakten de varkens een vrese-
lijk lawaai en vader stapte het bed s
uit om eens te gaan kijken wat er aan
de hand was. Tot zijn schrik ont-
dekte hij in onze woonkamer een gro-
te wolf. Het volgende ogenblik wist hij
een of andere trommel te grijpen en
door er flink wat herrie mee te maken
kon hij de wolf naar buiten jagen.
Twee neefjes van mij zijn door
wolven gedood. Het ene was vier jaar.
Hij stond tegen de avond naar zijn s
moeder te kijken die bezig was de
varkens te voeren toen een wolf hem
zonder dat zijn moeder het bemerkte
wegrukte en meenam. Toen de vrouw
begreep wat er gêbeurd was, nam ze
een lamp mee en liep de heuvel op
om haar zoontje te zoeken maar ze
vond niets meer van hem. Mijn ande- j|
re neefje was twaalf jaar oud. Zijn
vader had hem gevraagd een gieter g
en ander tuingereedschap naar een
boerderij in de buurt te brengen. Het
kind moet meegesleurd zijn op het
ogenblik dat hij bij de boerderij was
aangekomen. e
(Wordt vervolgd)
80-81. Gromgram was nog net op tijd weg
gedoken in z'n schuilplaatsje; daar storm
den de Bosmannetjes z'n tuintje in. Eén
van hen liep naar de deur en bonsde er
met de vuist op.
Kom er wit, Gromgram, riep hij. We
weten, dat je Bibina hebt opgesloten. Laat
haar direct gaan of het loopt verkeerd
met je af.
Maar hoe ze ook riepen en hoe hard ze
ook op de deur bonsden, er kwam geen
antwoord. Gromgram liet zich niet zien.
Natuurlijk niet.hij was wel wijzer en
bleef stil in z'n schuilplaats.
Bibina, die nog steeds in het hok opge
sloten zat, keek verheugd op, toen ze de
herrie buiten het huisje hoorde.
Ze komen me helpen, zei ze hoopvol.
Zonnewende op de rommelmarkt. Voorjaa rstextiel galük dit tweedehands halfhemdje
met korte mouwen doet weer opgeld.
(Van onze correspondent)
LONDEN. De hel, die vele Britse aan
staande moeders moeten doormaken in de
kraamafdelingen van de grote ziekenhui
zen, werd gisteren onthuld in een rege-
rings witboek.
Brise ziekenhuizen staan er over het al
gemeen om bekend dat zij in de negen
tiende eeuw of eerder werden gebouwd en
dat er sindsdien erg weinig veranderde,
noch aan het interieur, noch aan de be-
handelnig. Te weinig vriendelijkheid, te
veel eenzaamheid, teveel beledigingen van
de persoonlijke waardigheid en teveel on
behouwen personeel, zegt het witboek.
De Britse minister van Gezondheid
Enoch Powell, was er zo van onder de
indruk, dat hij onmiddellijk bepaalde dat
het rapport, waarin overigens ook aanwij
zingen worden gegeven hoe aanstaande
moeders dan wel moeten worden behan
deld, in alle ziekenhuizen in Engeland,
Schotland, Wales en Noord-Ierland zal
moeten circuleren.
Het resultaat van deze wantoestanden
aldus het rapport is, dat de bevalling
voor vele vrouwen een beproeving wordt.
Zij worden door overvolle zalen gevoerd
en behandeld alsof zij op de lopende band
liggen. Ze worden angstig door het gebrek
aan belangstelling van de verplegende
staf. Ze worden bevreesd door de fluister
gesprekken van de medici en de verpleeg
sters, en vooral door het feit dat echtge
noten en familieleden in vele gevallen
niet bij hen worden toegelaten.
Sommige moeders, zo zegt het rapport,
klaagden dat zij werden tegengesproken
als zij zeiden dat hun baby elk ogenblik
geboren kon worden. Anderen zeiden, dat
zij bang waren een tweede keer te bellen,
met het gevolg dat zij, zelfs in de kraam
kliniek toch zelf hun baby ter wereld
brachten.
Het rapport geeft toe dat de meeste
Britse kraamklinieken teveel patiënten
hebben en dat dit een „onpersoonlijk sys
teem bevordert, waarin zoveel mogelijk
vrouwen in de kortst mogelijke tijd moe
ten worden onderzocht".
De staf van de klinieken is volgens het
rapport in bepaalde gevallen de oorzaak
dat patiënten veel angstiger worden dan
noodzakelijk is „Sommige verpleegsters
proberen de ogenschijnlijk onredelijke ei
sen van bange of onzekere aanstaande
moeders af te reageren door hen hardhan
dig te behandelen. Dit kan veel onuitge
sproken ellende en een grote angst voor
een bevalling in de toekomst veroozaken".
Het rapport geeft tenslotte drie aanbe
velingen, in zijn „Handvest voor moeders".
Echtgenoten en familieleden moet worden
toegestaan, de aanstaande moeder zoveel
mogelijk te bezoeken.
In de dagkamers behoort een televi
sietoestel te staan en andere middelen om
aanstaande moeders afleiding te bezorgen.
De derde aanbeveling is, dat de staf van
de klinieken er altijd op moet toezien, dat
de aanstaande moeder niet alleen wordt
gelaten gedurende de kritieke periode van
de bevalling.
DE HARTSPECIALISTEN
hebben de laatste tijd in
meer dan één opzicht spec
taculaire vorderingen ge
maakt bij hun onderzoekin
gen naar de oorzaken van
allerlei hartkwalen.
Zo heeft men bijvoor
beeld een onderzoek inge
steld naar de invloeden van
het drukkende weer, dat
's zomers soms dagen ach
tereen zo energie-verlam
mend kan werken. De men
sen zijn dan lusteloos, kla
gen over migraine en heb
ben geen zin om ook maar
iets aan te pakken. Ja,
zelfs de planten laten hun
bloemen en bladeren han
gen. Vaak maakt een on
weer een eind aan zo'n pe
riode, soms ook niet.
Medici die dit probleem
tezamen met geologen, bio
logen en meteorologen, heb
ben onderzocht, zijn tot de
conclusie gekomen dat de
drukkende tropenhitte in
equatoriale streken iets ge
heel anders is als de on-
weersachtige zwoelte, die
het op onze breedtegraad
des zomers de mensen las
tig kan maken.
Onder de evenaar zijn het
de broeierige hitte, de elek
triciteit in de lucht en de
grote vochtigheid, die
slecht zijn voor de gezond
heid; in onze streken komt
er bij drukkend weer
meestal gepaard met een
bewolkte lucht nog een
grote mate van straling bij.
UIT DE waarnemingen
van een Amerikaans team
zou gebleken zijn, dat deze
straling recht evenredig is
met de zonnevlekken-acti
viteit; ze is het hevigst in
dien de stratosfeer een be
paalde „stralingsverzadi-
gingsgraad" heeft bereikt.
Als daar een hoge vochtig
heidsgraad van de lucht
bijkomt, is er een ongezon
de atmosfeer geschapen die
sommige ziekten verergert,
zodat het volksgeloof, dat
de drukkende lucht vóór
een onweer gifstoffen be
vat, misschien nog niet zo
onzinnig is als men altijd
gemeend heeft. In deze
broeierige uren dienen
vooral mensen met een
zwak hart zwaar werk zo
veel mogelijk na te laten
of te beperken. Deze men
sen kost het werk in een
drukkende atmosfeer ette
lijke malen meer inspan
ning dan anderen.
EEN ANDERE stap voor
uit deden medici, die een
onderzoek instelden naar
de oorzaken van sterfgeval
len „achter het stuurrad".
Een eerste vereiste voor
een dergelijk onderzoek
was, dat de specialisten het
hart van de proefpersonen
onder alle mogelijke ver
keersomstandigheden zou
den moeten kunnen contro
leren. Hoewel een dergelij
ke controle op het eerste
gezicht onmogelijk leek
men kan nu eenmaal niet
met een arsenaal vol in
strumenten en apparaten
bij iemand in de auto zit
ten, die al zijn aandacht
voor het verkeer nodig
heeft vond men er toch
iets op. Met hulp van elec-
tronica-experts hebben drie
artsen uit Bonn een con-
trole-apparatuur ontwor
pen die rustig blijft waar
zij is, namelijk in de kli
niek van een der drie bij
het onderzoek betrokken
artsen. Alle gegevens, die
men nodig heeft, worden
door de proefpersoon uit
diens auto per radio door
gegeven. Een minuscuul
radiozendertje verschaft de
artsen in de kliniek alles
wat zij willen weten over
's mans hartslag, bloed
druk, temperatuur enbloed-
zuurstofgehalte en legt dat
op een magnetische band
vast, zelang de automobi
list zich tenminste niet ver
der dan dertig kilometer
van de kliniek verwijdert.
De meer dan honderd
proefritten, die nu gemaakt
zijn, hebben tot opmerke
lijke resultaten geleid; ze
hebben ook afgerekend met
enkele tot dusver algemeen
als vaststaand aangenomen
„waarheden'.
Het bleek namelijk, dat
gecompliceerde verkeers
situaties en opstoppingen
veeleer tot een langdurig
hoge hartslag aanleiding
gaven dan het rijden met
hoge snelheden, zoals tot
nu toe de insiders beweer
den. Een slecht wegdek en
rukwinden van opzij belas
ten, ook bij 30 km per uur,
het hart van de proefper
sonen aanmerkelijk zwaar
der dan een rit met een
snelheid van zelfs 170 ki
lometer per uur in een
sportwagen op een auto
weg.
ANNA DALMAS, een 74-jarige we
duwe, is de enige overgebleven inwoon
ster van een klein dorpje in Zuid-Frank
rijk, tachtig kilometer ten noorden van
Nice en 2Ó00 meter boven de spiegel
van de blauwe Middellandse Zee, zo
meldt een verslaggever van de »New
York Herald Tribune, die deze vrijwil
lige kluizenaarster dezer dagen bezocht
heeft.
Hij moest daartoe van een hefschroef-
vliegtuig gebruik maken, want Boussiéy-
rac, het verlaten gehucht waar het oudje
woont, is sinds november van het vorige
jaar geheel van de buitenwereld afgeslo
ten. Toen namelijk werd de enige weg, die
van Boussiéyrac naar de „beschaving"
het acht kilometer dalwaarts gelegen
plaatsje Saint Entienne de Tinée leidt,
door een steenlawine versperd. De prefect
van Nice gaf bevel, het dorpje te ontrui
men en de zestig inwoners verlieten hun
huisjes en werden over een bergkam naar
een veiliger oord overgebracht.
DE WEDUWE Dalmas echter weigerde.
„Ik heb meer dan 47 jaar in dit dorp ge
woond, zei ze, en ik ben net als Jeanne
d'Arc: ik vrees niets en niemand. En daar
er geen wettelijke bepalingen waren om
haar te dwingen, bleef zij waar ze was.
Toen probeerde de dorpspastoor haar tot
verhuizen te bewegen. Hij waarschuwde
haar dat zij anders wel eens sterven kon
zonder de genademiddelen der kerk deel
achtig te kunnen worden. Mevrouw Dal
mas antwoordde: „Eerwaarde, ik geloof in
God. Hij weet dat ik een goed, vroom mens
ben. Ik heb geen kerk of zieleherder als
middelaar tussen Hem en mij nodig".
TOEN DE zonsverduistering van 15 fe
bruari over haar eenzame bergen ging,
dacht zij dat het einde der wereld gekomen
was. „Ik had geen angst voor mezelf", ver
telde zij de bezoekende journalist, „want
de natuur is Gods werk en alles wat Hij
doet, is welgedaan".
Maar later bekende zij, dat er toch een
ding is, dat haar zorgen baart, namelijk
wat ei worden zal van haar dertig schapen
als zij eens zal komen te sterven. „Maar
ik denk wel, dat de Heer hun ook dan zal
bijstaan", zei zij.
Alleen in haar hutje hoog in de Alpes
Maritimes, leeft de moedige bejaarde
vrouw voort zoals zij dat altijd gedaan
heeft. Zij melkt haar geit, bakt haar eigen
brood en leeft van zelfgemaakte kaas,
.lam, groente en fruit uit haar eigen tuin.
BEGAAN MET het lot van de oude klui
zenaarster, zond de prefectuur van Nice
dezer dagen twee gendarmes in een heli
kopter naar haar wijkplaats in de bergen.
De verslaggever van de Herald Tribune
ging mee om de vrouw te interviewen en
scnonk haar een transistorradio om de
eenzaamheid dragelijker te maken. Toen
zij het toestel had leren bedienen, was ze
toch wel erg blij met dit geschenk. Maar
toen de verslaggever nog gauw even een
foto van haar wilde maken betrok haar
gezicht en zei ze, niet zonder zelfspot:
„Jammer dat u niet dertig jaar eerder ge
komen bent; aan een verwelkte bloem is
niet veel moois te zien".
COT. MAITFM TOO MOEI
77. Panda liet zich nu eens niet door Joris Goebloed
van de wijs brengen. „Neen het is uit met dat ge-
boks," zei hij waardig „Mijnheer Anthropus heeft aan
geboden om van Blabla een kunstenaar te maken en
dat vind ik iets veel mooiers dan bokser. Het is veel
meer hoogstaand en verfijnd en zo en Bla wil het ook
veel liever, hè, Bla?" De oertijder onderbrak het nut
tigen van een versnapering even om instemmend „Grr"
te zeggen. En nu was Joris toch werkelijk in verle
genheid gebracht. „Maar ventje, wat is er toch in u
gevaren?" vroeg hij verdrietig. „Kunstenaar het kan
niet maller! Hebt ge dan nooit in uw klassieken dat
treffend woord gelezen; „Artisto delendam esse" me
nende dat het kunstenaarsleven ellendig is? Broodkors
ten op tochtige zolders niet, zoals een bokser, een
paleis en een twaalf cylinder en zelfs niet een goedbe
taalde trainer.och, hoe kunt ge toch uw holbewonen-
de vrind in deze narigheid willen stortenMaar toen
hij zag dat zijn vertogen niets hielpen, riep hij Panda en
de oerfiguur met een door tranen verstikte stem na: „Nu,
goed dan.wie ben ik, om een begaafd kunstenaar in
de weg te staan? Maar laat ons tenminste als vrienden
scheiden.Nu, dat wilde Panda wel.
Anna Dalmas
Dezer dagen heeft de Amerikaanse alu-
miniumindustrie enige aandacht besteed
aan de man, die de weg gebaand heeft
voor de popularisering van dit merkwaar
dige metaal.
In 1886 had de tweeën twintig-jarige stu
dent Charles Martin Hall, zoon van een
predikant achter zijn ouderlijk huis in
Ohio een primitief laboratorium gebouwd,
dat hij onder meer voorzien had van een
tweedehands een-pits-petroleumbrander.
Enkele batterijen had hij van een profes
sor aan het Oberlin College geleend. Hier
mee trachtte hij een goedkope methode te
vinden voor het winnen van aluminium.
Nog datzelfde jaar vond hij een bruik
bare methode: hij loste bauxiet (erts, sa
menstelling: aluminiumoxyde) op in ge
smolten kryoliet en zond een elektrische
stroom door de oplossing. Dit elektroly-
tisch reductieprocédé wordt verbeterd
en gewijzigd nog steds in de gehele we
reld toegepast.
Voor zijn ontdekking was aluminium zo
kostbaar, dat het naast goud en zilver
door de juweliers werd gebruikt. Een der
eerste toepassingen was het bekleden van
de top van het Washington monument; het
geheel woog 2,8 kg en het toen nog zeld
zame metaal kostte 35 dollar per kg. Het
versiert nog steeds de 166,5 meter hoge
obelisk.
Enkele jaren na Halls ontdekking zak
te de prijs tot ruim een dollar per kilo
en nu was het mogelijk dit metaal met
zijn bijzondere eigenschappen voor een
groot aantal toepassingen te gebruiken.
Het kost nu ongeveer een halve dollar
2) per kilo. In 1895 bedroeg de pro-
duktie een 300 ton per jaar; thans is
deze gestegen tot 2.800.000 ton. Er schijnt
nog steeds geen einde te zijn gekomen aan
het aantal mogelijke toepassingen brug
gen, spoorwagons, kabels, vensters, gebou
wen, vliegtuigen, meubels, motoren, be
kleding van kunstmanen en nog veel meer.
CogrrfgMPJL&BojiJ^Copenhogen