mum wanted! GRESHOFF: Fort Sumter, het Den Briel van de burgeroorlog in de Verenigde Staten Tlieuuie UITGAVEN «snow IS THE TIME TO BE EHROLLEDI r 1 T „VERVELEND, WANNEER AL JE VRIENDEN STANDBEELDEN EN STRAATNAMEN ZIJN GEWORDEN ZATERDAG 8 APRIL 1961 Erbij PAGINA Vlb, THE CODNTRY TO THE RESCPE UNITED STATES Fort Sumter it has fell, now Lincoln may go to hell jft -/I - 1 i 4 1 O 1 Dr. P. H. Schroder Jaap Stigter OP 12 APRIL 1961 beginnen de pos-4 terijen in de Verenigde Staten van Amerika met de uitgifte van een nieu we 4 cents postzegel. De afbeelding stelt een kanon voor zoals het hon derd jaar geleden werd gebruikt; het onderschrift luidt: Fort Sumter. Deze herdenkingszegel roept een gebeurte nis in de herinnering die op zichzelf niet belangrijk was, maar waarvan de gevolgen van onmetelijk grote bete kenis zijn geweest, in de eerste plaats voor de Verenigde Staten zelf, maar ook voor de rest van de wereld. Mo derne historici hebben de aanval op Fort Sumter wel vergeleken met de Japanse overval op de Amerikaanse vlootbasis Pearl Harbour in 1941; ik trek liever een parallel met de bezet ting van Den Briel op 1 april 1572. De verrassing van het onverdedigde stadje door de Watergeuzen was op zichzelf een krijgsdaad van weinig importantie. Na de plundering wilden de Nederlandse boekaniers aanvanke lijk weer zee kiezen en er was heel wat aandrang nodig van Blois van Treslong, wiens vader baljuw van Voorne was geweest, om hen te doen besluiten de stad in naam van de Prins van Oranje bezet te houden. Het is dan ook begrijpelijk dat Alva's reactie op de berichten over Den Briel aan vankelijk was: „No es nada" (het is niets). Belangrijk wordt de gebeurtenis pas door de indruk die zij alom maakte, door het voorbeeld aan an dere steden. Vlissingen, Vere en Enk huizen kwamen in opstand en daar door kwamen de Maas, de Schelde en de toegang tot de Zuiderzee in han den der rebellen. Weldra waren heel Holland en Zeeland op enkele steden na in heftige beweging. De onafhan kelijkheidsoorlog was uitgebroken. Den Briel had de stoot gegeven. «^ATTACK UPON WASHINGTON ANTICIPATED 11 A nsaiMENT FOB SERVICE IN JEFFERSON COUNTT. Patriotim and lore of Country alike demand a ready response from •very man capable of bearing anna in this trying hour, to sustain bo» »«rely the existence of the Government, but to vindioate the honor of that Plag io ruthleaaly torn by traitor hands from the walla of Sumter. 33 BEING FORMED RECHUTTENQ RENDEZVOUS St* open in the Tillage of WATERTOWN, and at all the principal ril« •gee fit the County, for the formations of Companies, or parts of Com. panics, jf Officers to be immediately elected by those enrolled. BKistt W1C. C.. BROWNE, CoLComd'g 36 th Hegimenl» Ifalls, BraeSwy h PrixUn, Ofte».Watsrtawa. - WAT OP 12 APRIL 1861 in en om Fort Sumter is gebeurd, kan in even weinig woorden worden verhaald. Fort Sumter was een versterking voor de invaart van de haven van Charleston, een stad in Zuid-Caroline, aan Amerika's oostkust. Toen de spanningen tussen de noordelijke staten van de Unie en de zuidelijke steeds groter werden, vestigden velen het oog op Ford Sumter als op een kruithuis. Zou dat in de lucht vliegen, dan was oorlog zeker. De sterkte immers lag in een der zuidelijke staten, maar had een bezetting die onder het gezag der regering in Washington stond. Het is merkwaardig het verloop der gebeurtenissen te volgen zoals ze worden weer gegeven in de Opregte Haarlemsche Courant van honderd jaar geleden. Men bedenke bij het lezen van de berichten dat op 12 april de aanval op Fort Sumter werd ingezet. Welnu, de Opregte van 18 april deelt ons mede: „Volgens de te Liverpool aangebragte tijdingen uit Nieuw-York liepen daar bij voortduring tegenstrijdige geruchten om trent het al of niet ontruimen van het Fort Sumter door de krijgsmagi der Unie". Op 22 april komt het volgende bericht: „De bevelhebber der troepen in Zuid-Caroline, generaal Beauregard, heeft den commandant van Fort Sumter tot de overgaaf dezer sterkte binnen 48 uur gesommeerd met aanzegging dat hij ingeval van weigering tot een bombardement zou overgaan". Een oproep uit 1861: vrijwilligers ge vraagd om de eer van de vlag, „door verraders van de muren van Sumter getrokken", te zuiveren. VEERTIEN DAGEN na de aanval op 26 april, meldt de O.H.C.: „De te Nieuw-Vork gevestigde berigtgever der Times meent bij voortduring te kunnen verzekeren dat het gouvernement van den President Lincoln geene aanvallende ondernemingen in den zin heeft". Pas op 30 april krijgen we het relaas van wat ge schiedde, toen de commandant van Sumter op een tweede som matie weigerend antwoordde. „De President der Zuidelijke Confederatie, generaal J. Davis, heeft bevel gegeven tot den aanval, waartoe sedert lang groote toebereidselen ge maakt waren. Den 12en is het fort van verschillende punten hevig beschoten; het heeft dit vuur met kragt beantwoord, maar nadat zijne batterijen sterk beschadigd en verscheidene gebouwen in brand geschoten waren, heeft de majoor Anderson, bevelhebber van het Ford Sumter, den 13en zich genoodzaakt gevonden de witte vlag te hijschen. De positie van Fort Sumter was zeer voordeelig, maar de bezetting die 600 man moest be- loopen, bestond uit niet meer dan 79 militairen en 30 werk lieden. De sterkte is zwaar beschadigd, doch van de bezetting is niemand gesneuveld. Ook aan den kant des vijands zijn geene ie dooden gevallen". Men kan zich haast niet voorstellen dat de berichtgeving honderd jaar geleden zo traag verliep. Maar dit terzijde. Zoals men ziet: een wapenfeit van betekenis is de aanval op Fort Sumter niet. De Opregte Haarlemsche Courant vermeldt evenwel noch dat de overwinnaars de vlag der U.S.A. naar be neden hebben gehaald en die onder hun soldatenlaarzen hebben vertrapt, noch dat de kaden van Charleston en zelfs de daken der huizen opgepropt stonden met mensen, jubelende en dan sende mensen die juichten bij elk schot dat de oorlog tussen Noord en Zuid nader bracht. Anderson kreeg met z'n 79 soldaten en 30 werklieden een eervolle vrije aftocht. Zo romantisch was men in die tijd. WAT WAS DE OORZAAK, mag ge vraagd worden, dat twee delen van één staat zó fel en scherp tegenover elkaar waren komen te staan dat een oorlog on vermijdelijk bleek? Het antwoord luidt: er was een reeks van oorzaken en de voor naamste dateerde al uit de tijd van de Onafhankelijkheidsverklaring van 1776. Daarin was immers de gelijkheid van alle mensen vastgelegd, die onvervreemdbare rechten bezitten, waaronder leven, vrij heid en streven naar geluk. De vraag die pas door een oorlog van vier jaren zou worden beantwoord, was of alleen blanke mensen op deze rechten aanspraak konden maken. Met andere woorden: het probleem van de slavernij moest worden opgelost. Men zou (natuurijlk) volkomen dwalen, wanneer men zou beweren dat in de noor delijke staten slechts edeldenkenden woon den die de slavernij verafschuwden en in de zuidelijke slechts slavendrijvers zoals De Negerhut van Oom Tom ze tekent. Nog tijdens de Burgeroorlog werd in New York menige neger gelyncht en talrijk zijn de berichten over goede verstandhouding tus sen blanken en zwarten in het Zuiden. Er waren dus andere oorzaken. Economisch was het Zuiden achtergebleven; de grote stroom van immigranten immers koos het Noorden; de negers waren ongeschikt voor fabrieksarbeid. Men zag duidelijk dat op den duur het dichter bevolkte Noorden het Zuiden de wet zou gaan voorschrijven. Deze vrees dreef de Zuidelijke staten tot de leer: De staten zijn souverein en mogen uitmaken of de Unie juist handelt. Daar tegenover won in het Noorden de opvat ting veld dat de eenheid boven alles ging en dat een ontevreden minderheid niet door met uittreding te dreigen, de meer derheid kon dwingen. OOK MENSELIJKE FACTOREN speel den een rol: het Zuiden had al van 1800 af de hoge regeringsambten bezet; het lever de de politici en de officieren; het vormde, vooral in eigen ogen, de aristocratie, waar dig, Puriteins en ontwikkeld. Men zag er neer op de duizenden en nogmaals duizen den immigranten van het Noorden, de allerarmsten van Europa dikwijls maar tevens velen die om den gelove of om politieke redenen waren uitgeweken en voor wie vrijheid een rijk begrip was en dat Lincoln's verkiezing tot president het Relletjes in New York 1863. Een neger sein voor het Zuiden was met de Unie te wordt tijdens de Burgeroorlog! ge breken. Zeven, weldra elf staten scheidden lyncht. (Uit Amerikavan kolonie tot zich af en kozen een eigen president, wereldmacht", door prof. dr. J. Presser. Jefferson Davis. Nog deed het Noorden Elsevier-uitgave). niets. Velen meenden dat men door toe geven een oorlog zou kunnen vermijden. Anderen wilden de afscheiding accepteren, „zoals men accepteert dat van een gezonde boom een tak wordt afgerukt; de boom blijft leven, de tak verdort". Lincoln even wel heeft zich niet door de schijn laten misleiden; deze schrandere politicus be greep van welk gewicht het voor het Noor den zou blijken, als het niet aanviel, maar aangevallen werd. Daartoe moest Fort Sumter dienen. De beslissing lag in Lin coln's handen en er is hem wel een ver wijt van gemaakt dat hij het bewust op een oorlog heeft laten aankomen, sterker: dat hij die oorlog heeft uitgelokt. Toen immers de Zuidelijken de evacuatie van Sumter eisten, zond Lincoln er een expe ditie heen die weliswaar zoals hij uit drukkelijk aan het Zuiden mededeelde slechts voedsel bracht en geen wapenen, maar die desondanks duidelijk bewees dat hij het fort niet wilde ontruimen. Dat prikkelde Jefferson Davis en de aanval begon. TEGEN DE CRITIEK dat Lincoln de vijandelijkheden heeft geprovoceerd en de oorlog heeft uitgelokt, kan met recht wor den ingebracht dat zich in de wereldpoli tiek situaties kunnen voordoen, waarin toegeven betekent: het eigen graf delven. Dat op een gegeven ogenblik aan onder drukking vastberaden het hoofd geboden moet worden en dat in die omstandigheden wijken de zaak alleen erger maakt, wist Churchill in 1939, wist Lincoln in 1861, wisten wellicht onbewust de Water geuzen in 1572. In alle drie gevallen was de Vrijheid de inzet. Marnix Gijsen, te bezoeken. „Telkens als Arthur van Schendel, als bronzen stand- ik hem weer zie heb ik het idee: het zou beeld op het Leidseplein tegenover het wel eens voor het laatst kunnen zijn.Vondelpark ziet staan. („En het lijkt nog Ja, Greshoff moge dan ouder geworden slecht ook..") En „naar" is het tevens, zijn hoewel dit uit de klank van zijn door een wijk te lopen, waar vele vrien- stem en de puntige formuleringen in zijn den tot straatnamen geworden zijn betoog niet valt op te maken hij bleef Marsmanstraat, Nijhoffstraat, Slauerhoff- voor alles trouw aan zichzelf en schrijft straat. nog steeds de woorden reizen, werken en Greshoff heeft tijdens zijn lange leven vrienden met een hoofdletter. de belangrijkste vertegenwoordigers van onze laatste litteraire generaties van na bij gekend. Met alle „tachtigers" Kloos, Van Deyssel, Verwey heeft hij persoon lijk contact gehad. Een zeer hechte vriendschap bond hem ook aan Ter Braak en Du Perron, alsmede aan Willem Els- J. Greshoff IN EEN RUSTIGE HOEK van een Am sterdams restaurant zitten we tegenover slavernij een gruwel. Op" den duur zou dit een man met sneeuwwit haar en een ka- immigrantendom, zouden de „Yankees" de u HOEWEL HIJ naar hij zegt nooit deelnam aan het „litteraire leven" en zelfs een hekel heeft aan spreken in het open baar („In Parijs ben ik er niet aan ont komen en sprak voor het Institut Neér- landais over de culturele betrekkingen tus- schot en vele andere Vlamingen, sen Nederland en Zuid-Afrikaik blijf zo iets altijd een vreselijk karwei vinden..") is hij een man met zeer veel litteraire vrienden. Want hij houdt van het goede gesprek, het directe menselijke contact, het ongedwongen en op gewone toon spre ken. Hij haat alles en wie zijn gedich ten kent, zal dit zonder meer begrijpen wat ook maar enigszins naar het vor melijke of onechte zweemt. En juist om dat Greshoff zo „natuurlijk", zo geheel zichzelf wil zijn (en niet gauw een blad voor de mond neemt) verwierf hij zich lakens gaan uitdelen en dan wee het arme Zuiden. Het is deze opvatting die op zo misleidende wijze in de veelgelezen roman Gone with the wind (Gejaagd door de wind) wordt verkondigd, de opvatting van de ridderlijke tradities bij de blanken en de onbezorgde tevredenheid bij de zwar ten, die helemaal niet vrij wilden zijn. HOE ANDERS DE WERKELIJKHEID was bewijzen de authentieke verhalen over negers die de nieuwe president, Abraham Lincoln, zagen of over hem hoorden spreken. „Massa Linkum" was voor hen de incarnatie van hun diepste verlangens. En het ligt geheel in de rede rakteristiek wat nors gezicht, dat een markant lijnenspel toont. Het is de be kende Nederlandse dichter Jan Greshoff, die zojuist van een lange zwerftocht via New York, Rome, Lugano, Wenen en Pa rijs terugkeerde om weer koers te zetten naar zijn tweede vaderland, Zuid-Afrika. „Ik ben mijn vrienden, die mij voor mijn zeventigste verjaardag een cheque aanbo den, erg dankbaar, want anders had ik dit niet kunnen doen." Samen met zijn vrouw en een twintigtal koffers („Dat heb je wel nodig, als je denkt een kleine twee jaar weg te blijven.koos hij als eerste reisdoel zijn geliefde New York om daar natuurlijk zijn goede vriend dr. Jan Albert Goris, alias de Vlaamse auteur Samen ruim 500 jaar MAAR GELUKKIG is niet alles herin nering geworden, want met een glimlach vertelt hij ons van het „seniorenconvent", dat voor zijn vertrek naar Kaapstad weer samen zal komen. „Met z'n zevenen zijn we meer dan 500 jaar oud. We weten nog niet, waar we zullen vergaderen, maar ik denk wel, dat allen weer van de partij zullen zijn: Roland Holst, Frangois Pau- ook verschillende vijanden. Hoewel., tij- wels, Hans Keuls dat is de oudste; die dens ons gesprek was het moeilijk om in is 78 Victor van Vriesland, Albert Bes deze mild en bedachtzaam sprekende Greshoff de man te herkennen, die met bijtend-honende opmerkingen in zijn es says van leer kon trekken. Wanneer hij over Zuid-Afrika praat, vertelt hij over de schoonheid van de woestijn (die Roland Holst bij een bezoek een „voorwereldlijk landschap" noemde), het peil van het onderwijs („vooral mijn bouwkunde en anthropologic in Johannes burg zijn goed") en de prestaties der ge vestigde en opkomende litteraire talenten. VERVELEND dat woord komt ook bij Greshoff op zoals hij ons zei wanneer hij een van zijn beste vrienden nard, Jacques Bloem en ik. We kennen elkaar meer dan 50 jaar.Dan vertelt hij weer over de reis; over de vier maan den bij een neef in Lugano, waar het uit zicht over het meer zo bijzonder inspireer de om te werken. Volgend voorjaar verschijnt van hem de nieuwe bundel „Wachten op Charon", waarna „Klok zonder wijzers" (waarin een mengsel van herinneringen aan schrij vers verwerkt is) en „Volière en Mena gerie" (met 125 pagina's over Van Schen del) zullen volgen. „Werken is belangrijk. In Kaapstad zit ik 's morgens al heel vroeg achter m'n schrijfbureau. Ik kleed me in makkelijk zittende oude kleren en houd 's middags na de lunch siëstadaar zweer ik bij, want dit verlengt naar mijn mening het leven enorm.." GRESHOFF HOUDT van Zuid-Afrika, dat hij twintig jaar geleden boven Cura sao verkoos om een redelijke studiemoge lijkheid voor zijn twee zonen te vinden. (De een is nu een gezien architect en de ander waarnemend hoogleraar in Kaap stad.) Het oude Europa lokte hem te recht in die dagen niet erg en met de Newyorkse verhoudingen was hij te weinig op de hoogte. „Het is een prachtig en goedkoop land de huren buiten beschouwing gelaten waar veel meer mogelijk is dan hier. Jammer is, dat men er over het algemeen zo'n verkeerde voorstelling van heeft. Ik leef er eigenlijk in twee werelden., in de Nederlandse kolonie en die der Zd.-Afri- kaanse kunstbroeders. Hij noemt ons de namen van N. P. van Wijk Louw, D. J. Opperman en Elisabeth Eybers, met wie hij het reeds jaren be staande litteraire maandblad „Standpunte" oprichtte. „Indien van Wijk Louw Nederlands zou schrijven, zou hij ook hier tot de groten behoren. En hij vervolgt: „Boeiend is ook het werk van Uys Krige, de gepatenteerde bo hémien van Zuid-Afrika, en van de jonge dichters dr. Ernst van Heerde en Ina Rousseau. Met belangstelling volg ik ook het werk van drie begaafde jonge kleur- lingdichters, die veel interesse hebben voor Nederland, namelijk S V. Petersen, Piet Philander en Adam Smal." En zeg Greshoff niet, dat de Transvaal se boeren geborneerd zouden zijn, want er zijn ontwikkelde mensen onder met een verfijnde smaak. EEN VAN HEN IS zijn vriend Steven Le Roux, die hij eens per jaar liefst in oktober-november gaat bezoeken in Koffyfontein, gelegen in de zuidpunt van Oranjevrijstaat. „We zitten dan 24 uur in de trein., dit geeft u ook dadelijk een idee van de enor me afstanden ginds. Steven, die drie ro mans geschreven heeft, beschikt over een grote schapenboerderij, die in een indruk wekkend eenzaam landschap gelegen is. Hij heeft een schitterende bibliotheek en een zeer verzorgd ingericht huis. Zijn vrouw schildert en maakt bijoux., in de tuin heeft ze haar eigen atelier laten bou wen. Bij mooi weer eten we op het gro te stille grasveld bij de farm., dat is erg plezierig. Ook ga ik wel eens met Steven in de jeep mee, wanneer hij zijn lande rijen inspecteert. En wanneer we erg bui tenissig willen zijn, kunnen we binnen drie kwartier met de auto de wilde hoofd stad Bloemfontein bereiken.." Zo kabbelt ons gesprek met Greshoff verder en we schakelen weer makkelijk terug naar de litteratuur. Hij zegt, van veel moderne romans niets meer te be grijpen omdat hij een afschuw heeft van „bedachte constructies", die met het wer kelijke leven niets van doen hebben. Tenslotte merkte hij op: „Een goed ver haal is altijd eenvoudig in ieder op zicht. En eenvoudig heeft niets met kaal of dor, maar wel alles met noodzakelijk te maken Geestelijke samenleving in Nederland door prof. dr. W. Banning, uitgegeven in de Carillon-reeks door W. ten Have n.v. in Amsterdam. De geestelijke verscheidenheid in ons land heeft de vroegere hoogleraar en ker kelijke socioloog Banning geïnspireerd tot het geven van een overzicht van de heden daagse verhoudingen met hun spanningen en achtergronden. Verscheidenheid kan door boeiende veelzijdigheid een rijkdom zijn, maar ook een oorzaak zijn van na righeid. Verscheidenheid kan zelfs belache lijk zijn en dat is de geestelijke verschei denheid dan ook vaak in de ogen van bui tenlanders, omdat zij het verschijnsel ver eenzelvigen met gescheidenheid. Deze schaduwzijden van de verschei denheid in ons volk nu liggen prof. Ban ning zwaar op het hart. Hij vraagt zich af: Moeten we die narigheid maar op de koop toe nemen met de vlakke berusting: er zal overal wel wat zijn? Of zullen we stoer principieel ons in een strijd werpen voor de leus: één volk, één geloof, één ^erk (en dan maar de eerste, de rooms- 'katholieke?) of misschien: weg met al le kerken en geloven in naam van de waarheid? Met deze vragen als uitgangs punt neemt prof. Banning dan drie belang rijke volksgroepen onder de loep: de rooms-katholieken, de protestanten (calvi nisten en niet-calvinisten) en de humanis ten. Hun geschiedenis, de hoofdpunten van hun sociaal-politieke en voorzover het de confessionele groepen betreft dog matische opvattingen, en hun mentaliteit passeren de revue. In het laatste hoofdstuk dat hoe kan het anders bij Banning? de perspecti vische titel „Opnieuw op reis" draagt, pleit de schrijver voor een werkelijk sa men leven en samen werken om een ge meenschappelijk antwoord te geven op de nood van de mensheid in deze geschonden wereld. Een voortreffelijk boekje met een ernstige boodschap voor onze tijd. „SEXUELE VREUGDE in het huwe lijk" door Jerome en Julia Rainer (Becht's Uitgeversmij. A'dam). De meeste boeken, het huwelijk betref fende, zijn van mannelijke auteurs. Het echtpaar Rainer journalisten, geen me dici schreef, bewogen door de consta tering dat het aantal echtscheidingen de laatste vijftig jaren verdubbeld is, een boek om de erotiek te verfijnen binnen het huwelijk. Men kan de oorzaak van dit toenemen van echtscheidingen zien in lossere zeden, maar ook in het stijgen van de eisen en verwachtingen omtrent het huwelijk. De moderne mens wordt door allerlei publi citeit ertoe gebracht, de sexualiteit een zodanig zelfstandig bestaan te geven, dat ontsporingen welhaast moeten voorkomen. Hij is er als het ware bezeten van. Het is de bedoeling van de schrijvers, en zij be togen dat met nadruk, dat zij slechts de erotiek beschrijven binnen de tussen-men- selijke liefde. Zij geven dus geen handleiding voor sexuele acrobatiek, maar wijzen voortdu rend op de noodzaak van de harmonie in het geheel der menselijke betrekkingen, waarvan de sexualiteit een uitdrukking kan zijn. Het meest opvallende blijkt de verande ring van instelling der moderne vrouw, gekomen uit een tijdperk waarin het haar nauwelijks toegestaan was te bekennen, dat zij lust beleven kon. Tegenwoordig verlangt zij een bevredigende samenleving. De man behoort hiertoe meer aandacht aan haar reacties en aan zijn eigen reac ties te besteden. Om de uitdrukkingswijze van de relatie tussen man en vrouw ge varieerder en verfijnder te maken werd dit boek geschreven. Wij kunnen zeggen dat de schrijvers uitstekend in deze opzet geslaagd zijn. Een alfabetisch gerangschikt aanhang sel geeft de technische begrippen. „DE ROL VAN TOEVAL EN NOODLOT in ons leven" door Wilhelm von Scholz, Elsevier-pocket. Wilhelm von Scholz. dichter en filosoof zoals de uitgever hem voorstelt, heeft zich over de toevallige gebeurtenissen in het leven en het noodlot gebogen. Hij heeft een zeer uitgebreide reeks van griezelige staaltjes van toeval verzameld en aan het eind van de collectie naar een verklaring gestreefd, die hij noemt: de aantrekkings kracht van het betrekbare. Ook over het noodlot heeft hij gespeculeerd. De verza meling gevallen is het interessantst; de verklaring kan ons weinig boeien. „NORMALE MENSEN en de psychia trie" door dr. H. Dobbelstein (De Wereld bibliotheek, Amsterdam). Dit boekje beoogt de kijk op- en het be grip voor de normale mens te verfijnen door wat psychiatrische kennis toe te voe gen aan de alledaagse mensenkennis. In de inleiding komen we het zinnetje tegen: de beschaafde mens zal op volkomen be grijpelijke wijze leren welke de richtlijnen zijn om de medemens psychisch onfeil baar te kennen en te beoordelen". Dit klinkt veelbelovend vooral als dit met een boekje van 150 bladzijden kan. Wij menen dat na lezing van dit geschrift slechts een verwarrende veelheid van begrippen in de hoofden der lezers zal blijven rondwaren. Het beste idee vonden wij nog het voorstel van de schrijver dat een ieder aan het eind van zijn leven een soort psycholo gisch testament zou nalaten waaruit de volgende generaties dan lering zouden kunnen trekken. De Wereldbiblotheek stak het boekje in een keurig bandje. „HET TIJDPERK DER ATOOMENER GIE" door Karl Friedrich von Weiszacker Prisma-pocket. Beschouwingen van een Duitse atoomge leerde, die in 1939 al besefte dat de atoom bom mogelijk was. Het zijn de persoonlij ke reacties, die deze elementaire beschou wingen over de atoomtheorie nog boeien der maken. Hij is een van de atoomphysici die, aanvankelijk onbekommerd experi menterend, plotseling het besef kregen van de geweldige verantwoordelijkheid die voortvloeit uit de ontdekkingen der physi- ca. Hij mijmert dan ook over een soort eed van Hippocrates, zoals de arts die af legt, voor natuurkundigen, waarbij zij zou den moeten beloven het leven te bescher men. „AAN DE POORTEN VAN EEN NIEUWE TIJD". Elsevier-pocket. Een bundel reeds voor de microfoon be sproken lezingen door natuurkundigen en andere specialisten, waarin alle aspecten van de toepassing en gevolgen van de kernenergie worden belicht.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1961 | | pagina 18