mum wanted!
GRESHOFF:
Fort Sumter, het Den Briel
van de burgeroorlog in
de Verenigde Staten
Tlieuuie
UITGAVEN
«snow IS THE TIME TO BE EHROLLEDI
r
1
T
„VERVELEND, WANNEER AL JE VRIENDEN
STANDBEELDEN EN STRAATNAMEN ZIJN GEWORDEN
ZATERDAG 8 APRIL 1961
Erbij
PAGINA Vlb,
THE CODNTRY TO THE RESCPE
UNITED STATES
Fort Sumter it has fell,
now Lincoln may go to hell
jft
-/I
-
1 i
4
1 O 1
Dr. P. H. Schroder
Jaap Stigter
OP 12 APRIL 1961 beginnen de pos-4
terijen in de Verenigde Staten van
Amerika met de uitgifte van een nieu
we 4 cents postzegel. De afbeelding
stelt een kanon voor zoals het hon
derd jaar geleden werd gebruikt; het
onderschrift luidt: Fort Sumter. Deze
herdenkingszegel roept een gebeurte
nis in de herinnering die op zichzelf
niet belangrijk was, maar waarvan de
gevolgen van onmetelijk grote bete
kenis zijn geweest, in de eerste plaats
voor de Verenigde Staten zelf, maar
ook voor de rest van de wereld. Mo
derne historici hebben de aanval op
Fort Sumter wel vergeleken met de
Japanse overval op de Amerikaanse
vlootbasis Pearl Harbour in 1941; ik
trek liever een parallel met de bezet
ting van Den Briel op 1 april 1572. De
verrassing van het onverdedigde
stadje door de Watergeuzen was op
zichzelf een krijgsdaad van weinig
importantie. Na de plundering wilden
de Nederlandse boekaniers aanvanke
lijk weer zee kiezen en er was heel
wat aandrang nodig van Blois van
Treslong, wiens vader baljuw van
Voorne was geweest, om hen te doen
besluiten de stad in naam van de Prins
van Oranje bezet te houden. Het is
dan ook begrijpelijk dat Alva's reactie
op de berichten over Den Briel aan
vankelijk was: „No es nada" (het is
niets). Belangrijk wordt de gebeurtenis
pas door de indruk die zij alom
maakte, door het voorbeeld aan an
dere steden. Vlissingen, Vere en Enk
huizen kwamen in opstand en daar
door kwamen de Maas, de Schelde en
de toegang tot de Zuiderzee in han
den der rebellen. Weldra waren heel
Holland en Zeeland op enkele steden
na in heftige beweging. De onafhan
kelijkheidsoorlog was uitgebroken.
Den Briel had de stoot gegeven.
«^ATTACK UPON WASHINGTON ANTICIPATED 11
A nsaiMENT FOB SERVICE
IN JEFFERSON COUNTT.
Patriotim and lore of Country alike demand a ready response from
•very man capable of bearing anna in this trying hour, to sustain bo»
»«rely the existence of the Government, but to vindioate the honor of
that Plag io ruthleaaly torn by traitor hands from the walla of Sumter.
33 BEING FORMED
RECHUTTENQ RENDEZVOUS
St* open in the Tillage of WATERTOWN, and at all the principal ril«
•gee fit the County, for the formations of Companies, or parts of Com.
panics, jf Officers to be immediately elected by those enrolled.
BKistt W1C. C.. BROWNE, CoLComd'g 36 th Hegimenl»
Ifalls, BraeSwy h PrixUn, Ofte».Watsrtawa. -
WAT OP 12 APRIL 1861 in en om Fort Sumter is gebeurd, kan in even weinig
woorden worden verhaald. Fort Sumter was een versterking voor de invaart van de
haven van Charleston, een stad in Zuid-Caroline, aan Amerika's oostkust. Toen de
spanningen tussen de noordelijke staten van de Unie en de zuidelijke steeds groter
werden, vestigden velen het oog op Ford Sumter als op een kruithuis. Zou dat in de
lucht vliegen, dan was oorlog zeker. De sterkte immers lag in een der zuidelijke
staten, maar had een bezetting die onder het gezag der regering in Washington stond.
Het is merkwaardig het verloop der gebeurtenissen te volgen zoals ze worden weer
gegeven in de Opregte Haarlemsche Courant van honderd jaar geleden. Men bedenke
bij het lezen van de berichten dat op 12 april de aanval op Fort Sumter werd ingezet.
Welnu, de Opregte van 18 april deelt ons mede: „Volgens de te Liverpool aangebragte
tijdingen uit Nieuw-York liepen daar bij voortduring tegenstrijdige geruchten om
trent het al of niet ontruimen van het Fort Sumter door de krijgsmagi der Unie".
Op 22 april komt het volgende bericht: „De bevelhebber der troepen in Zuid-Caroline,
generaal Beauregard, heeft den commandant van Fort Sumter tot de overgaaf dezer
sterkte binnen 48 uur gesommeerd met aanzegging dat hij ingeval van weigering tot
een bombardement zou overgaan".
Een oproep uit 1861: vrijwilligers ge
vraagd om de eer van de vlag, „door
verraders van de muren van Sumter
getrokken", te zuiveren.
VEERTIEN DAGEN na de aanval op 26 april, meldt de O.H.C.:
„De te Nieuw-Vork gevestigde berigtgever der Times meent bij
voortduring te kunnen verzekeren dat het gouvernement van
den President Lincoln geene aanvallende ondernemingen in den
zin heeft". Pas op 30 april krijgen we het relaas van wat ge
schiedde, toen de commandant van Sumter op een tweede som
matie weigerend antwoordde. „De President der Zuidelijke
Confederatie, generaal J. Davis, heeft bevel gegeven
tot den aanval, waartoe sedert lang groote toebereidselen ge
maakt waren. Den 12en is het fort van verschillende punten
hevig beschoten; het heeft dit vuur met kragt beantwoord,
maar nadat zijne batterijen sterk beschadigd en verscheidene
gebouwen in brand geschoten waren, heeft de majoor Anderson,
bevelhebber van het Ford Sumter, den 13en zich genoodzaakt
gevonden de witte vlag te hijschen. De positie van Fort Sumter
was zeer voordeelig, maar de bezetting die 600 man moest be-
loopen, bestond uit niet meer dan 79 militairen en 30 werk
lieden. De sterkte is zwaar beschadigd, doch van de bezetting
is niemand gesneuveld. Ook aan den kant des vijands zijn geene ie
dooden gevallen".
Men kan zich haast niet voorstellen dat de berichtgeving
honderd jaar geleden zo traag verliep. Maar dit terzijde.
Zoals men ziet: een wapenfeit van betekenis is de aanval op
Fort Sumter niet. De Opregte Haarlemsche Courant vermeldt
evenwel noch dat de overwinnaars de vlag der U.S.A. naar be
neden hebben gehaald en die onder hun soldatenlaarzen hebben
vertrapt, noch dat de kaden van Charleston en zelfs de daken
der huizen opgepropt stonden met mensen, jubelende en dan
sende mensen die juichten bij elk schot dat de oorlog tussen
Noord en Zuid nader bracht. Anderson kreeg met z'n 79 soldaten
en 30 werklieden een eervolle vrije aftocht. Zo romantisch was
men in die tijd.
WAT WAS DE OORZAAK, mag ge
vraagd worden, dat twee delen van één
staat zó fel en scherp tegenover elkaar
waren komen te staan dat een oorlog on
vermijdelijk bleek? Het antwoord luidt: er
was een reeks van oorzaken en de voor
naamste dateerde al uit de tijd van de
Onafhankelijkheidsverklaring van 1776.
Daarin was immers de gelijkheid van alle
mensen vastgelegd, die onvervreemdbare
rechten bezitten, waaronder leven, vrij
heid en streven naar geluk. De vraag die
pas door een oorlog van vier jaren zou
worden beantwoord, was of alleen blanke
mensen op deze rechten aanspraak konden
maken. Met andere woorden: het probleem
van de slavernij moest worden opgelost.
Men zou (natuurijlk) volkomen dwalen,
wanneer men zou beweren dat in de noor
delijke staten slechts edeldenkenden woon
den die de slavernij verafschuwden en in
de zuidelijke slechts slavendrijvers zoals
De Negerhut van Oom Tom ze tekent. Nog
tijdens de Burgeroorlog werd in New York
menige neger gelyncht en talrijk zijn de
berichten over goede verstandhouding tus
sen blanken en zwarten in het Zuiden. Er
waren dus andere oorzaken. Economisch
was het Zuiden achtergebleven; de grote
stroom van immigranten immers koos het
Noorden; de negers waren ongeschikt voor
fabrieksarbeid. Men zag duidelijk dat op
den duur het dichter bevolkte Noorden het
Zuiden de wet zou gaan voorschrijven.
Deze vrees dreef de Zuidelijke staten tot
de leer: De staten zijn souverein en mogen
uitmaken of de Unie juist handelt. Daar
tegenover won in het Noorden de opvat
ting veld dat de eenheid boven alles ging
en dat een ontevreden minderheid niet
door met uittreding te dreigen, de meer
derheid kon dwingen.
OOK MENSELIJKE FACTOREN speel
den een rol: het Zuiden had al van 1800 af
de hoge regeringsambten bezet; het lever
de de politici en de officieren; het vormde,
vooral in eigen ogen, de aristocratie, waar
dig, Puriteins en ontwikkeld. Men zag er
neer op de duizenden en nogmaals duizen
den immigranten van het Noorden, de
allerarmsten van Europa dikwijls maar
tevens velen die om den gelove of om
politieke redenen waren uitgeweken en
voor wie vrijheid een rijk begrip was en
dat Lincoln's verkiezing tot president het Relletjes in New York 1863. Een neger
sein voor het Zuiden was met de Unie te wordt tijdens de Burgeroorlog! ge
breken. Zeven, weldra elf staten scheidden lyncht. (Uit Amerikavan kolonie tot
zich af en kozen een eigen president, wereldmacht", door prof. dr. J. Presser.
Jefferson Davis. Nog deed het Noorden Elsevier-uitgave).
niets. Velen meenden dat men door toe
geven een oorlog zou kunnen vermijden.
Anderen wilden de afscheiding accepteren,
„zoals men accepteert dat van een gezonde
boom een tak wordt afgerukt; de boom
blijft leven, de tak verdort". Lincoln even
wel heeft zich niet door de schijn laten
misleiden; deze schrandere politicus be
greep van welk gewicht het voor het Noor
den zou blijken, als het niet aanviel, maar
aangevallen werd. Daartoe moest Fort
Sumter dienen. De beslissing lag in Lin
coln's handen en er is hem wel een ver
wijt van gemaakt dat hij het bewust op
een oorlog heeft laten aankomen, sterker:
dat hij die oorlog heeft uitgelokt. Toen
immers de Zuidelijken de evacuatie van
Sumter eisten, zond Lincoln er een expe
ditie heen die weliswaar zoals hij uit
drukkelijk aan het Zuiden mededeelde
slechts voedsel bracht en geen wapenen,
maar die desondanks duidelijk bewees dat
hij het fort niet wilde ontruimen. Dat
prikkelde Jefferson Davis en de aanval
begon.
TEGEN DE CRITIEK dat Lincoln de
vijandelijkheden heeft geprovoceerd en de
oorlog heeft uitgelokt, kan met recht wor
den ingebracht dat zich in de wereldpoli
tiek situaties kunnen voordoen, waarin
toegeven betekent: het eigen graf delven.
Dat op een gegeven ogenblik aan onder
drukking vastberaden het hoofd geboden
moet worden en dat in die omstandigheden
wijken de zaak alleen erger maakt, wist
Churchill in 1939, wist Lincoln in 1861,
wisten wellicht onbewust de Water
geuzen in 1572. In alle drie gevallen was
de Vrijheid de inzet.
Marnix Gijsen, te bezoeken. „Telkens als Arthur van Schendel, als bronzen stand-
ik hem weer zie heb ik het idee: het zou beeld op het Leidseplein tegenover het
wel eens voor het laatst kunnen zijn.Vondelpark ziet staan. („En het lijkt nog
Ja, Greshoff moge dan ouder geworden slecht ook..") En „naar" is het tevens,
zijn hoewel dit uit de klank van zijn door een wijk te lopen, waar vele vrien-
stem en de puntige formuleringen in zijn den tot straatnamen geworden zijn
betoog niet valt op te maken hij bleef Marsmanstraat, Nijhoffstraat, Slauerhoff-
voor alles trouw aan zichzelf en schrijft straat.
nog steeds de woorden reizen, werken en Greshoff heeft tijdens zijn lange leven
vrienden met een hoofdletter. de belangrijkste vertegenwoordigers van
onze laatste litteraire generaties van na
bij gekend. Met alle „tachtigers" Kloos,
Van Deyssel, Verwey heeft hij persoon
lijk contact gehad. Een zeer hechte
vriendschap bond hem ook aan Ter Braak
en Du Perron, alsmede aan Willem Els-
J. Greshoff
IN EEN RUSTIGE HOEK van een Am
sterdams restaurant zitten we tegenover
slavernij een gruwel. Op" den duur zou dit een man met sneeuwwit haar en een ka-
immigrantendom, zouden de „Yankees" de u
HOEWEL HIJ naar hij zegt nooit
deelnam aan het „litteraire leven" en zelfs
een hekel heeft aan spreken in het open
baar („In Parijs ben ik er niet aan ont
komen en sprak voor het Institut Neér-
landais over de culturele betrekkingen tus- schot en vele andere Vlamingen,
sen Nederland en Zuid-Afrikaik blijf zo
iets altijd een vreselijk karwei vinden..")
is hij een man met zeer veel litteraire
vrienden. Want hij houdt van het goede
gesprek, het directe menselijke contact,
het ongedwongen en op gewone toon spre
ken. Hij haat alles en wie zijn gedich
ten kent, zal dit zonder meer begrijpen
wat ook maar enigszins naar het vor
melijke of onechte zweemt. En juist om
dat Greshoff zo „natuurlijk", zo geheel
zichzelf wil zijn (en niet gauw een blad
voor de mond neemt) verwierf hij zich
lakens gaan uitdelen en dan wee het arme
Zuiden. Het is deze opvatting die op zo
misleidende wijze in de veelgelezen roman
Gone with the wind (Gejaagd door de
wind) wordt verkondigd, de opvatting van
de ridderlijke tradities bij de blanken en
de onbezorgde tevredenheid bij de zwar
ten, die helemaal niet vrij wilden zijn.
HOE ANDERS DE WERKELIJKHEID
was bewijzen de authentieke verhalen
over negers die de nieuwe president,
Abraham Lincoln, zagen of over hem
hoorden spreken. „Massa Linkum" was
voor hen de incarnatie van hun diepste
verlangens. En het ligt geheel in de rede
rakteristiek wat nors gezicht, dat een
markant lijnenspel toont. Het is de be
kende Nederlandse dichter Jan Greshoff,
die zojuist van een lange zwerftocht via
New York, Rome, Lugano, Wenen en Pa
rijs terugkeerde om weer koers te zetten
naar zijn tweede vaderland, Zuid-Afrika.
„Ik ben mijn vrienden, die mij voor mijn
zeventigste verjaardag een cheque aanbo
den, erg dankbaar, want anders had ik dit
niet kunnen doen." Samen met zijn vrouw
en een twintigtal koffers („Dat heb je wel
nodig, als je denkt een kleine twee jaar
weg te blijven.koos hij als eerste
reisdoel zijn geliefde New York om daar
natuurlijk zijn goede vriend dr. Jan
Albert Goris, alias de Vlaamse auteur
Samen ruim 500 jaar
MAAR GELUKKIG is niet alles herin
nering geworden, want met een glimlach
vertelt hij ons van het „seniorenconvent",
dat voor zijn vertrek naar Kaapstad weer
samen zal komen. „Met z'n zevenen zijn
we meer dan 500 jaar oud. We weten nog
niet, waar we zullen vergaderen, maar ik
denk wel, dat allen weer van de partij
zullen zijn: Roland Holst, Frangois Pau-
ook verschillende vijanden. Hoewel., tij- wels, Hans Keuls dat is de oudste; die
dens ons gesprek was het moeilijk om in is 78 Victor van Vriesland, Albert Bes
deze mild en bedachtzaam sprekende
Greshoff de man te herkennen, die met
bijtend-honende opmerkingen in zijn es
says van leer kon trekken.
Wanneer hij over Zuid-Afrika praat,
vertelt hij over de schoonheid van de
woestijn (die Roland Holst bij een bezoek
een „voorwereldlijk landschap" noemde),
het peil van het onderwijs („vooral mijn
bouwkunde en anthropologic in Johannes
burg zijn goed") en de prestaties der ge
vestigde en opkomende litteraire talenten.
VERVELEND dat woord komt ook
bij Greshoff op zoals hij ons zei
wanneer hij een van zijn beste vrienden
nard, Jacques Bloem en ik. We kennen
elkaar meer dan 50 jaar.Dan vertelt
hij weer over de reis; over de vier maan
den bij een neef in Lugano, waar het uit
zicht over het meer zo bijzonder inspireer
de om te werken.
Volgend voorjaar verschijnt van hem de
nieuwe bundel „Wachten op Charon",
waarna „Klok zonder wijzers" (waarin
een mengsel van herinneringen aan schrij
vers verwerkt is) en „Volière en Mena
gerie" (met 125 pagina's over Van Schen
del) zullen volgen. „Werken is belangrijk.
In Kaapstad zit ik 's morgens al heel
vroeg achter m'n schrijfbureau. Ik kleed
me in makkelijk zittende oude kleren en
houd 's middags na de lunch siëstadaar
zweer ik bij, want dit verlengt naar mijn
mening het leven enorm.."
GRESHOFF HOUDT van Zuid-Afrika,
dat hij twintig jaar geleden boven Cura
sao verkoos om een redelijke studiemoge
lijkheid voor zijn twee zonen te vinden.
(De een is nu een gezien architect en de
ander waarnemend hoogleraar in Kaap
stad.) Het oude Europa lokte hem te
recht in die dagen niet erg en met de
Newyorkse verhoudingen was hij te weinig
op de hoogte.
„Het is een prachtig en goedkoop land
de huren buiten beschouwing gelaten
waar veel meer mogelijk is dan hier.
Jammer is, dat men er over het algemeen
zo'n verkeerde voorstelling van heeft. Ik
leef er eigenlijk in twee werelden., in de
Nederlandse kolonie en die der Zd.-Afri-
kaanse kunstbroeders.
Hij noemt ons de namen van N. P. van
Wijk Louw, D. J. Opperman en Elisabeth
Eybers, met wie hij het reeds jaren be
staande litteraire maandblad „Standpunte"
oprichtte.
„Indien van Wijk Louw Nederlands zou
schrijven, zou hij ook hier tot de groten
behoren.
En hij vervolgt: „Boeiend is ook het
werk van Uys Krige, de gepatenteerde bo
hémien van Zuid-Afrika, en van de jonge
dichters dr. Ernst van Heerde en Ina
Rousseau. Met belangstelling volg ik ook
het werk van drie begaafde jonge kleur-
lingdichters, die veel interesse hebben voor
Nederland, namelijk S V. Petersen, Piet
Philander en Adam Smal."
En zeg Greshoff niet, dat de Transvaal
se boeren geborneerd zouden zijn, want er
zijn ontwikkelde mensen onder met een
verfijnde smaak.
EEN VAN HEN IS zijn vriend Steven
Le Roux, die hij eens per jaar liefst
in oktober-november gaat bezoeken in
Koffyfontein, gelegen in de zuidpunt van
Oranjevrijstaat.
„We zitten dan 24 uur in de trein., dit
geeft u ook dadelijk een idee van de enor
me afstanden ginds. Steven, die drie ro
mans geschreven heeft, beschikt over een
grote schapenboerderij, die in een indruk
wekkend eenzaam landschap gelegen is.
Hij heeft een schitterende bibliotheek en
een zeer verzorgd ingericht huis. Zijn
vrouw schildert en maakt bijoux., in de
tuin heeft ze haar eigen atelier laten bou
wen. Bij mooi weer eten we op het gro
te stille grasveld bij de farm., dat is erg
plezierig. Ook ga ik wel eens met Steven
in de jeep mee, wanneer hij zijn lande
rijen inspecteert. En wanneer we erg bui
tenissig willen zijn, kunnen we binnen
drie kwartier met de auto de wilde hoofd
stad Bloemfontein bereiken.."
Zo kabbelt ons gesprek met Greshoff
verder en we schakelen weer makkelijk
terug naar de litteratuur. Hij zegt, van
veel moderne romans niets meer te be
grijpen omdat hij een afschuw heeft van
„bedachte constructies", die met het wer
kelijke leven niets van doen hebben.
Tenslotte merkte hij op: „Een goed ver
haal is altijd eenvoudig in ieder op
zicht. En eenvoudig heeft niets met kaal
of dor, maar wel alles met noodzakelijk
te maken
Geestelijke samenleving in Nederland
door prof. dr. W. Banning, uitgegeven in
de Carillon-reeks door W. ten Have n.v.
in Amsterdam.
De geestelijke verscheidenheid in ons
land heeft de vroegere hoogleraar en ker
kelijke socioloog Banning geïnspireerd tot
het geven van een overzicht van de heden
daagse verhoudingen met hun spanningen
en achtergronden. Verscheidenheid kan
door boeiende veelzijdigheid een rijkdom
zijn, maar ook een oorzaak zijn van na
righeid. Verscheidenheid kan zelfs belache
lijk zijn en dat is de geestelijke verschei
denheid dan ook vaak in de ogen van bui
tenlanders, omdat zij het verschijnsel ver
eenzelvigen met gescheidenheid.
Deze schaduwzijden van de verschei
denheid in ons volk nu liggen prof. Ban
ning zwaar op het hart. Hij vraagt zich
af: Moeten we die narigheid maar op de
koop toe nemen met de vlakke berusting:
er zal overal wel wat zijn? Of zullen we
stoer principieel ons in een strijd werpen
voor de leus: één volk, één geloof, één
^erk (en dan maar de eerste, de rooms-
'katholieke?) of misschien: weg met al
le kerken en geloven in naam van de
waarheid? Met deze vragen als uitgangs
punt neemt prof. Banning dan drie belang
rijke volksgroepen onder de loep: de
rooms-katholieken, de protestanten (calvi
nisten en niet-calvinisten) en de humanis
ten. Hun geschiedenis, de hoofdpunten van
hun sociaal-politieke en voorzover het
de confessionele groepen betreft dog
matische opvattingen, en hun mentaliteit
passeren de revue.
In het laatste hoofdstuk dat hoe kan
het anders bij Banning? de perspecti
vische titel „Opnieuw op reis" draagt,
pleit de schrijver voor een werkelijk sa
men leven en samen werken om een ge
meenschappelijk antwoord te geven op de
nood van de mensheid in deze geschonden
wereld. Een voortreffelijk boekje met
een ernstige boodschap voor onze tijd.
„SEXUELE VREUGDE in het huwe
lijk" door Jerome en Julia Rainer (Becht's
Uitgeversmij. A'dam).
De meeste boeken, het huwelijk betref
fende, zijn van mannelijke auteurs. Het
echtpaar Rainer journalisten, geen me
dici schreef, bewogen door de consta
tering dat het aantal echtscheidingen de
laatste vijftig jaren verdubbeld is, een
boek om de erotiek te verfijnen binnen
het huwelijk.
Men kan de oorzaak van dit toenemen
van echtscheidingen zien in lossere zeden,
maar ook in het stijgen van de eisen en
verwachtingen omtrent het huwelijk. De
moderne mens wordt door allerlei publi
citeit ertoe gebracht, de sexualiteit een
zodanig zelfstandig bestaan te geven, dat
ontsporingen welhaast moeten voorkomen.
Hij is er als het ware bezeten van. Het is
de bedoeling van de schrijvers, en zij be
togen dat met nadruk, dat zij slechts de
erotiek beschrijven binnen de tussen-men-
selijke liefde.
Zij geven dus geen handleiding voor
sexuele acrobatiek, maar wijzen voortdu
rend op de noodzaak van de harmonie in
het geheel der menselijke betrekkingen,
waarvan de sexualiteit een uitdrukking
kan zijn.
Het meest opvallende blijkt de verande
ring van instelling der moderne vrouw,
gekomen uit een tijdperk waarin het haar
nauwelijks toegestaan was te bekennen,
dat zij lust beleven kon. Tegenwoordig
verlangt zij een bevredigende samenleving.
De man behoort hiertoe meer aandacht
aan haar reacties en aan zijn eigen reac
ties te besteden. Om de uitdrukkingswijze
van de relatie tussen man en vrouw ge
varieerder en verfijnder te maken werd
dit boek geschreven. Wij kunnen zeggen
dat de schrijvers uitstekend in deze opzet
geslaagd zijn.
Een alfabetisch gerangschikt aanhang
sel geeft de technische begrippen.
„DE ROL VAN TOEVAL EN NOODLOT
in ons leven" door Wilhelm von Scholz,
Elsevier-pocket.
Wilhelm von Scholz. dichter en filosoof
zoals de uitgever hem voorstelt, heeft zich
over de toevallige gebeurtenissen in het
leven en het noodlot gebogen. Hij heeft
een zeer uitgebreide reeks van griezelige
staaltjes van toeval verzameld en aan het
eind van de collectie naar een verklaring
gestreefd, die hij noemt: de aantrekkings
kracht van het betrekbare. Ook over het
noodlot heeft hij gespeculeerd. De verza
meling gevallen is het interessantst; de
verklaring kan ons weinig boeien.
„NORMALE MENSEN en de psychia
trie" door dr. H. Dobbelstein (De Wereld
bibliotheek, Amsterdam).
Dit boekje beoogt de kijk op- en het be
grip voor de normale mens te verfijnen
door wat psychiatrische kennis toe te voe
gen aan de alledaagse mensenkennis. In
de inleiding komen we het zinnetje tegen:
de beschaafde mens zal op volkomen be
grijpelijke wijze leren welke de richtlijnen
zijn om de medemens psychisch onfeil
baar te kennen en te beoordelen". Dit
klinkt veelbelovend vooral als dit met een
boekje van 150 bladzijden kan. Wij menen
dat na lezing van dit geschrift slechts een
verwarrende veelheid van begrippen in de
hoofden der lezers zal blijven rondwaren.
Het beste idee vonden wij nog het voorstel
van de schrijver dat een ieder aan het
eind van zijn leven een soort psycholo
gisch testament zou nalaten waaruit de
volgende generaties dan lering zouden
kunnen trekken. De Wereldbiblotheek stak
het boekje in een keurig bandje.
„HET TIJDPERK DER ATOOMENER
GIE" door Karl Friedrich von Weiszacker
Prisma-pocket.
Beschouwingen van een Duitse atoomge
leerde, die in 1939 al besefte dat de atoom
bom mogelijk was. Het zijn de persoonlij
ke reacties, die deze elementaire beschou
wingen over de atoomtheorie nog boeien
der maken. Hij is een van de atoomphysici
die, aanvankelijk onbekommerd experi
menterend, plotseling het besef kregen van
de geweldige verantwoordelijkheid die
voortvloeit uit de ontdekkingen der physi-
ca. Hij mijmert dan ook over een soort
eed van Hippocrates, zoals de arts die af
legt, voor natuurkundigen, waarbij zij zou
den moeten beloven het leven te bescher
men.
„AAN DE POORTEN VAN EEN
NIEUWE TIJD". Elsevier-pocket.
Een bundel reeds voor de microfoon be
sproken lezingen door natuurkundigen en
andere specialisten, waarin alle aspecten
van de toepassing en gevolgen van de
kernenergie worden belicht.