NEW YORK
IK KOSTTE DUIZEWO
GULDEN!
3ANETLIM
PARIJS
Bibima en de Bosmannetjes
Rome ontwaakt uit
haar winterslaap
PANDA EN DE GROTBOKSER
Polle
i
Ons vervolgverhaal
^"Hoe is het ontstaand
Infrarood-„radar"
m
WOENSDAG 19 APRIL 1961
11
Ck A' 1 - 'i
De levensroman van een Chinees meisje
door
in twee uur
F.I.A.
Dit woord: GIER
jr hjyavh-
aa-eo
A f
14) In 1834 kwam
een zekere juffrouw Grant naar Sin-
5 gapore als de vertegenwoordigster
E van de vereniging tot bevordering van
onderwijs aan vrouwen in het Verre
Oosten, een vereniging die in 1843 in
Engeland was opgericht. Zij nam de
E school over en bestuurde deze tot 1853
toen juffrouw Sophia Cook kwam om
de zorg op zich te nemen van wat
toen genoemd werd de Chinese meis-
jf jesschool, die ongeveer twintig leer-
E lingen telde. In de vijftiger jaren ver-
anderde de school nogal eens van
E huisvesting. Ten slotte werd aan de
E Sophia Road het hoofdgebouw opge-
E trokken,' dat er nu nog staat. Juf-
frouw Cook was in Singapore een
5 van de meest markante persoonlij khe-
5 den uit de laatste tientallen jaren van
de negentiende eeuw en directrice van
1853 tot haar dood in 1895. Kort daar-
E na (in 1900) kwam de instelling on-
E der leiding van de C.E.Z.M.S. Juf-
Ij frouw Gage-Brown werd directrice.
Vele jaren achtereen was de school
E de enige in Singapore, waarop ele-
E mentair Engels onderwijs werd gege-
E ven, gepaard met godsdienstonder-
i richt. Sinds haar eerste dagen was
de school ook een weeshuis waarin
E voor vele Chinese meisjes werd ge-
zorgd.
Ik was zo'n wees die in 1934 werd
opgenomen. Nog maar pas was ik er
E of ik ontdekte dat er veel meer wezen
E waren. Ik voelde me aldus erg geluk-
kig en was iedereen dankbaar die er-
voor gezorgd had dat ik naar deze
E school werd overgeplaatst. Op de dag
van vandaag voel ik me zelfs nog
E dankbaarder gestemd. De C.E.Z.M.S.
School gaf me niet alleen onderwijs,
ze gaf me ook een huis, veiligheid,
E genegenheid en persoonlijke leiding.
E Het was een vreemde en opwinden-
de belevenis dat ik me weer vrij on-
der de mensen kon bewegen. Ik kon
bijna niet geloven dat ik geen slavin
E meer was. Het was een geruststellen-
de gedachte dat ik ergens thuishoor-
de. Op de morgen na mijn aankomst
E stelde juffrouw Kilgour, een Schotse
E zendelinge, mij voor aan een Chinese
vrouw die belast was met de zorg over
een bijzonder klasje voor oudere meis-
E jes. Het werd gegeven in een vertrek
dat niet verbonden was met het hoofd-
gebouw. Ik was verheugd te ontdek-
ken dat mijn onderwijzeres mijn dia-
lect sprak. We zaten met ons vijven
E in de klas van wie er twee extern wa-
I ren. Het speciale klasje was bedoeld
voor meisjes die een verschillende
E graad van ontwikkeling hadden. Som-
E migen waren normaal bij voor hun
leeftijd, anderen, zoals ik, kenden nog
geen woord Engels. In verband met
E het kosmopolitische karakter van de
E bevolking wordt er in Singapore on-
derwijs in verschillende talen gege-
ven. Zo zijn er Engelse, Chinese, Ma-
leise en Tamil-scholen, al naar gelang
E de taal die de kinderen spreken Chi-
nese, Maleise en Indische leerlingen
bezoeken meestal hun eigen scholen,
maar op de Engelse scholen zijn er al-
lerlei kinderen te vinden. De
C.E.Z.M.S. school was een Engelse
school en daarom was het voor meis-
E jes die daar kwamen zonder een
E woord Engels te kennen, zaak het zo
snel mogelijk te leren omdat de moge-
lijkheid om in de naaste toekomst vor-
E deringen te maken daarvan afhing.
E Zonder de opleiding van het bijzonde-
re klasje dat zich op het Engels con-
centreerde, zou ik de gewone lessen
nooit hebben kunnen volgen.
E In die tijd telde de school ongeveer
driehonderd leerlingen, van wie de
meesten Chinezen waren. De klassen
E lagen behalve die waarvan ik zo juist
E vertelde, allemaal op de benedenver-
dieping van het hoofdgebouw. Dit was
oud en ruim en de vertrekken waren
E groot en hadden hoge plafonds Je
E kwam er binnen door een portiek en
een wijde hal, waarop vier klassen
uitkwamen. Daarboven lagen de ka-
E mers van de zendelingen. De klassen
E bevatten alleen het hoogst noodzake-
lijke: behalve de banken stonden er
s slechts een tafel en een stoel voor de
onderwijzeres, een klein kastje waarin
E onze boeken werden bewaard en na-
tuurlijk het onmisbare bord De vele
leermiddelen die tegenwoordig in de
E klas worden gebruikt, miste men er.
E Zo hadden wij bijvoorbeeld helemaal
E geen platen, en afgezien van de lees-
boekjes die wij bij de lessen gebrui-
1 ken, waren er maar weinig boeken.
In de eerste jaren die ik op de school
doorbracht, was er dan ook geen bi- j
bliotheek. Het korps onderwijzeressen j
bestond uit mensen van verschillend j
type. Buiten de groep zendelingen en i
enkele Engelse dames waren er Chi-
nezen, Indiërs en Indo's die extern j
waren en elke dag naar school kwa- j
men. I
Onze dag begon vroeg want er was
geen huispersoneel afgezien van een j
oude man die de inkopen verzorgde, j
Al het overige werk zoals schrobben, j
boenen, koken en zelfs het schoonhou- l
den van het omliggende terrein, werd j
door de meisjes gedaan. We kregen j
allemaal bepaalde karweitjes toege- i
wezen en nog altijd denk ik met ge-
mengde gevoelens terug aan de twee
afvoerbuizen achter het hoofdgebouw
die ik moest schoonhouden. Om met j
ons werk klaar te kunnen komen voor i
de school om acht uur begon, stonden j
we altijd om vijf uur op, ongeveer j
een uur voor het dag werd. Luidruch- i
tig kleedden we ons aan en waren
al gauw aan het werk.
De twee goten die ik te verzorgen
had, leverden geen moeilijkheden op i
als ik ze 's avond kon schrobben, want
dan hoefde ik ze 's morgens alleen
maar wat bij te vegen. Als we onze
karweitjes hadden verricht gingen we
als hazen naar ons bad. We droegen
sarongs en baadden in een open ruim
te omdat er voor de leerlingen geen
badkamers ter beschikking waren. We
hadden een gemeenschappelijke kleed
kamer waarvoor een grote ijzeren
kuip lag, die gevuld werd met leiding
water. Er was heel wat handigheid
voor nodig om de sarong op zijn plaats
te houden terwijl je je stond te was
sen. Die handigheid om onder een sa
rong te wassen en andere kleren aan
te trekken is me later goed van pas
gekomen. Het was het privilege van
de oudere leerlingen om naar de nieu
welingen te kijken en hen uit te la
chen. Ik herinner me een meisje dat
toen ze probeerde een emmer over
zich uit te gieten, haar sarong liet
glippen. In plaats van deze rustig
weer op te rapen begon ze te gillen
en trok ze op die manier aller aan
dacht. Tenslotte rende ze helemaal
overstuur weg. Het aankleden moest
altijd heel vlug gebeuren en in een
minimum van tijd waren de rokken,
bloezen, lange witte katoenen kousen
en schoenen aangetrokken.
Meestal hadden we dan flinke trek
en we vonden het maar wat leuk als
het al zeven uur was en tijd om te
gaan eten.. Met onze blikken borden
en lepels in de hand gingen we in de
keuken in een rij staan watyr de oude
re leerlingen rijst en vis opschepten.
Door de nauwe keukendeur droegen
we ons eten naar de eetzaal die tegen
over het hoofdgebouw lag naast ons
„bijzondere klasje". Er stonden vier
nogal oude tafels met banken erom
heen die begonnen te kraken als ie
mand erop ging zitten of erop zat te
schuifelen. De klasse-leerlingen, die
twintig dollar per maand betaalden,
zaten bij de Concciërge aan tafel, maar
hun aantal was niet erg groot. Behalve
dat zij een extra kom soep kregen en
minder huiswerk hoefden te maken,
werden ze precies zo behandeld als
wij. De overige leerlingen hadden hun
plaats aan de drie andere tafels. Voor
en na elke maaltijd werd er gebeden.
Wegwasten onze borden en lepels en
borgen deze weer netjes in onze ka
mer op.
Ons ochtendprogramma begon met
een lied, Bijbellezing, door de direc
trice, of van een gast, en een kort ge
bed. Daarna renden we luidruchtig
naar onze klassen en nauwelijks had
den we „Goede morgen, juffrouw" ge
zegd of de schoolbel ging en dat be
tekende dat het tijd was voor de gym
nastiek. Die kregen we altijd in onze
eigen afdeling van de schoolgemeen
schap. Onze onderwijzeres nam ons
meestal eerst met een lachend gezicht
op en riep dan:
.Opgelet!" „Armen omhoog."
„Vooroverbuigen," „Lager!" Soms
giechelde er wel iemand en fluisterde
bijvoorbeeld: „Ik kan je broek zien,"
of „Je kous zakt af!" Maar wee de
gene die daarop betrapt werd, want
die moest gewoonlijk honderd regels
schrijven: „Ik mag niet giechelen."
(Wordt vervolgd)
OVER NEGEN JAAR, zo
verwachten de Amerikaanse
deskundigen, zullen in de
mrgerluchtvaart snelheden
van vijftig kilometer per mi
nuut normaal zijn. Een lucht
reis van New York naar Los
Angeles duurt bij die snel-
teid nog slechts anderhalf
uur, een „tochtje" van New
York naar Parijs twee uur.
Niet slechts in Amerika,
maar ook in Engeland,
Frankrijk en Rusland be
reiden de vliegtuigfabrikan
ten zich voor op het tijdperk
van „mach-3", dat betekent:
drie maal de snelheid van het geluid!
ames H. Winchester, een bekende Ame
rikaanse vliegtuigontwerper, gelooft dat
iet eerste mach-3-vliegtuig, dat dus
3.000 km per uur zal afleggen, reeds
omstreeks 1965 in dienst genomen zal
worden. De vliegtuigen van de toekomst
zullen er natuurlijk geheel anders uit
zien dan de typen die wij nu kennen.
Het zullen in feite niets anders zijn dan
raketten: een lange, smalle romp zonder
vensters, een neus zo scherp als een
naald, en een deltavleugel die veel weg
leeft van een vin. Winchester gelooft
dat het aangewezen bouwmateriaal voor
deze vliegtuigen titaan zal zijn, dat
goed bestand is tegen de enorme hitte
die door de wrijving met de lucht ver
oorzaakt wordt. De actieradius van
zulke vliegtuigen zal ongeveer 10.000
cilometer bedragen, de vlieghoogte zal
tussen de 20 en 30 kilometer liggen.
Straalmotoren van het type J-58 of J-93,
die thans reeds Amerikaanse bommen
werpers voortstuwen, zijn reeds sterk
genoeg om de benodigde stuwkracht te
everen. Volgens Winchester zullen de
mach-3-vliegtuigen, die plus minus
750 ton zouden wegen, start- en lan
dingsbanen kunnen gebruiken die thans
reeds in gebruik zijn voor grote straal
vliegtuigen als de DC-8, die op Schiphol
reeds een bekende verschijning is.
VOOR DE PASSAGIERS van mach-3-
vliegtuigen zal het reizen iets totaal anders
zijn dan voor de luchtreizigers van van-
102103. Bibina kwam bij de beek, waar
het water wild voortstroomde. Hier moest
het geroep ergens vandaan komen, meen-
die ze.
En ja. daar zag ze een hoofd in de
bruisende golven en een arm, die hulpe
loos in het rond zwaaide. Bibina rende
naar de kant van de beek en keek naar
de drenkeling.
Toén schrok ze.Het was Gromgram,
die daar werd voortgesleurd door de
stroom! Ze herkende hem duidelijk. Ze
zag, dat hij bijna verdronk en zich niet
meer kon bovenhouden.
Bibina vergat wat Gromgram haar
had aangedaan met z'n eeuwige geplaag.
Toen hij langs de plaats dreef, waar ze
stond, pakte ze stevig zijn arm vast.
daag. Maaltijden zullen aan boord met
meer verstrekt worden, want de langste
reis zal niet langer dan plus minus twee
uur duren! Op een hoogte van 20 kilo
meter is de zonnestraling gevaarlijk inten
sief en fel. Daarom, en ook om de druk-
cabines zo sterk mogelijk te maken, zullen
de vliegtuigen van de toekomst geen ven
sters hebben. De passagiers mogen echter
niet het gevoel hebben in een afgesloten
raket te reizen. In plaats van vensters
zullen daarom naast iedere stoel televisie
schermen aangebracht worden, die de pas-
saigiers een indirecte blik op aarde gunnen,
als er tenminste geen wolkendek is. Even
tueel kunnen op deze schermen ook films
vertoond worden.
Zo zien de Amerikaanse constructeurs
de „mach-3"-vliegtuigen van de (na
bije) toekomst: een serie schetsont
werpen van deels revolutionaire, deels
nogal conventionele vormgeving.
Winchester heeft berekend dat dergelijke
vliegtuigen, om rendabel te zijn, in tien
minuten hun normale vlieghoogte moeten
kunnen bereiken. Bij een dergelijke steile
klim zouden passagiers in normale vlieg-
tuigstoelen zich bijzonder Oftprettig voelen;
de mach-3-vliegtuigen zullen dus uitgerust
zijn met kantelstoelen, die steeds horizon
taal blijven, wat ook de hoek is waaronder
het vliegtuig stijgt of daalt.
Een gier is in de eerste plaats een
vogel en wel een begerige, „gierige"
vogel. Vervolgens is gier: met water
aangelengde mest. Hiermede zijn ver
want: gist en goor, In de derde
plaats betekent gier: schreeuw, gil,
van het werkwoord gieren. En tenslotte
is er het woord gier in samenstellin-'
gen als gierpont, gierbrug en Gierstraat,
waarin de stam zit van een werkwoord
gieren dat betekende: van de koers
afwijken, heen en weer gaan. Dit is een
scheepsterm die uit het Nederlands in
het Duits, het Deens en het Zweeds is
overgenomen. Het is moeilijk dit woord
gier te scheiden van geer: schuin
lopend voorwtrp en van geren: schuin
lopen. Men zegt bijv. die kamer geert
(de hoeken zijn niet recht). Gierstraat
betekent dus: schuin lopende straat: een
l gierpont gaat scheef over het water.
Een Amerikaanse fabriek van medische
instrumenten, Biophysical Electronics Inc.
te New Hope in Pennsylvania, heeft twee
apparaten ontwikkeld, die blinden in staat
zouden stellen, veilig op drukke trottoirs
te lopen. Het ene apparaat zendt onzicht
bare infraroodstralen uit die de blinde
waarschuwen voor obstakels op zijn weg.
De stralen worden van zulk een obstakel
teruggekaatst naar het instrument, waar
van het handvat dan gaat trillen. Na enige
oefening kan de gebruiker aan de aard
der trillingen vaststellen, hoe ver hij van
het voorwerp verwijderd is. Het andere
apparaatje waarschuwt de blinde voor
niveauverandering als trottoirbanden en
opstapjes door middel van een geluidssig
naal in een kleine luidspreker. Beide in
strumenten zullen in een draagtasje wor
den ondergebracht.
(Van onze correspondent)
ROME. Is het nog nodig de \of van deze stad te zingen?
Van Rome, waarover misschien meer boeken zijn geschreven
dan over alle andere steden bij elkaar? Men zou denken van
niet. Maar wij schrijven over het hedendaagse Rome, dat zo
totaal anders is dan de stad, die Goethe, Byron, Stendhal en
talloze anderen hebben liefgehad, anderhalve eeuw geleden.
Anders ook dan het Rome waar een estheet als Couperus
zich kon thuis voelen. Rome is tijdens en na de laatste oorlog
van een nog vrij provinciale stad, die tegelijk een der voor
naamste centra der westerse beschaving was, geworden tot
een uit haar kracht gegroeide wereldstad, een conglomeraat,
dat in weinige jaren zijn bevolking zag groeien van nog geen
800.000 tot tweeëneenhalf miljoen zielen. En mooier is de
stad daar zeker niet op geworden.
HET DEEL, dat betekenis heeft en Ro
me nog altijd tot de merkwaardige stad
van het Westen maakt, beslaat nog geen
tiende deel van het bebouwde oppervlak.
En toch is het genoeg, nog altijd, ondanks
de vele wonden die de schennende hand
der snelheidsmaniakken met hun door
braken en vernieuwingen hebben geslagen.
Het
Colosseum, machtig middelpunt
van het antieke Rome.
Genoeg niet alleen om een gans leven van
studie te vullen en inhoud te geven, maar
genoeg om elkeen die oog heeft voor de
stad en haar verleden, iedere dag te doen
prijzen die het hem vergund is hier door
te mogen brengen.
ER ZIJN honderden manieren om van
Rome te houden. Men kan er de groots
heid van ondergaan in de ruïnes van het
Colosseum en de Caracalla-thermen, in
de trotse kathedralen van Sint Pieter, Sint
Paulus-buiten-de-muren, Sinte Maria de
Meerdere en zoveel andere, in de kilome
terslange galerijen der Vatikaanse musea,
in de fabelachtige paleizen en parken, wel
ker praal door koningen en keizers in noor
delijker landen werd nagebootst doch nooit
geëvenaard. En er is ook een Rome vol-
kleine, verborgen kerkjes, die alleen een
enkel uur heel vroeg in de ochtend schuch
ter hun dueren openenen, een Rome van
bescheiden, maar o zo zuiver geproportio
neerde achttiende-eeuwse burgerhuisjes en
heel oude, middeleeuwse „paleisjes", op
getrokken uit kleine blokken tufsteen en
getooid m^t enkele antiek-Romeinse res
ten, een kapiteeltje, een reliëf, die door
liefdevolle handen werden gered uit de
geweldige massa's fraai bewerkt marmer,
die aan de kalkovens ten prooi zijn geval
len. En naast de feestelijke Via Veneto,
waar in de barbaarse weelde der luxe-ca
fés en paleisachtige hotels de rijke vreem
delingen verkeren, zijn er de bescheiden
straatjes, waar in allerlei kleine, maar
vriendelijke pensionnetjes andere vreem
delingen vertoeven, wier vreugde aan Ro
me, aan het beleven van Rome, stellig niet
geringer is dan die van de richards in hun
luxe-hotels.
En dan zijn er de Romeinse mensen, die
maar zo heel zelden echte Romeinen zijn
en wier wieg doorgaans ergens in het zui
den stond, in een of ander klein, vesting-
CO*
88. De scheidsrechter, de heer Arie Teerhout, stelde
de tegenstanders op aardige manier aan elkaar voor,
en wees er op, dat zij naar oud gebruik elkaar vóór
de wedstrijd vriendelijk de hand moesten schudden.
Tarzan „Stroop" Bubbelbak was daar wel toe bereid,
ook al vond hij het in zijn hart flauwe onzin; maar
de oertijder begreep niet onmiddellijk wat de zin was
van die naar hem toegestoken hand. Hij zag in, dat
het niet de bedoeling was hem op te eten, maar wat
dan? „Neem die hand, schud hem, druk hem," zei
scheidsrechter Teerhout geduldig en nu ging Blabla een
licht op. „Ahwgrrr," sprak hij instemmend; „schud-
druk bij spelspeel!" Tarzan „Stroop" werd door zijn
nu volgende hartelijkheid waarlijk overweldigd. Joris
Goedbloed zag de kleine krachtmeting met welgeval
len aan. „Het komt mij voor," zei hij schertsend tot
de omzittenden, „dat mijn leerling een aardig kansje
maakt.' Is hier nog iemand die zijn schroom en gewe
tensbezwaar wil overwinnen om een kleine weddenschap
met mij te sluiten? Fortuna non olet, moet ge met de
Ouden denkenHet publiek zat echter in grote
spanning op het begin van de wedstrijd te wachten.
achtig stadje, dat zij „het dorp" noemen,
omdat dit land nauwelijks echte „dorpen"
kent. En die Romeinen, schijnbaar onver
schillig en een beetje arrogant, zijn vaak
mensen bij wie het wel degelijk de moei
te loont, hen wat beter te leren kennen.
Iets wat de vreemdeling vaak gemakke
lijker valt dan de Italiaan, omdat zij ver
trouwen stellen in vreemdelingen en, in
algehele tegenstelling tot bijvoorbeeld de
Fransen, een uitgesproken voorkeur heb
ben voor wie niet tot hun ras behoort.
IN DIT HEERLIJKE vroege voorjaar,
een opeenvolging van zonnige dagen ge
volgd door frisse nachten, is Rome vroe
ger dan in andere jaren ontwaakt uit zijn
winterslaap. Reeds de paasvakantie bracht
ons duizenden en duizenden, vreemdelingen
die aan de straten iets feestelijks gaven.
Die eerste toeristengolf bestaat, dat is
bijna een traditie, vrijwel alleen uit heel
jonge mensen, de „tieners" en de „twens".
Doorgaans maken zij voor het eerst ken
nis met de stad en in hun verbazing over
de grootsheid der uit boeken en afbeeldin
gen onvolledig gekende resten der heiden
se en christelijke oudheid, vormen zij een
bonte, veeltalige republiek der jeugd. Duit
se jongens in hun leren broeken, miau
wende Amerikaanse meisjes, jonge Engel
sen met ringbaarden en met kennelijke
zorg verwaarloosd in hun voorkomen, ne
gers uit Amerika en Afrika, Indiërs en Ja
panners, zij trekken in bonte mengeling
van kerk naar paleis, van museum naar
ruïne en wisselen hun indrukken uit in een
soort esperanto, waar de glimlach en het
gebaar welsprekender zijn dan alle woor
den.
DIEP IN DE nacht zit in een hoek van
een „latteria" (hoe kan ik ooit de schame
le naargeestigheid, het zurige luchtje en
de ongezellige wanorde beschrijven van
de zaakjes, waar in Rome melk wordt ge
schonken?) een student heel alleen aan
een tafeltje een middeleeuws handschrift
te ontcijferen. Even later kruisen wij op
straat het pad van een pastoor, in koor
kleed gehuld en begeleid door een mis-
knaapje, die zich door de straten spoedt
om het laatste sacrament te gaan toedie
nen aan een stervende. En op de hoek van
dezelfde straat staan twee jongens, die
volkomen opgaan in het bonkende ritme
dat uit een juke-box komt en samen een
„rock 'n roll" dansen, omdat de Romeinse
meisjes, de nétte tenminste, nu eenmaal
op een zo laat uur veilig in huis zijn opge
borgen.
De twee jongens in hun kleurige hem
den, misschien zijn het straatslijpers of
boefjes, zoals er natuurlijk ook hier on
der de asfaltjeugd velen te vinden zijn.
Maar nu, in deze kille aprilnacht, waarin
af en toe toch ook een vleugje voorjaar-
zoelte aanwaait, hebben zij alleen maar
op een onschuldige manier plezier in hun
muziekje en in het leven in het algemeen.
Een plezier dat blijkbaar aanstekelijk
werkt, want al spoedig gaan er een paar
vensters open van 'n belendende huurka
zerne, welks bewoners eerst verbaasd, en
daarna met kennelijke instemming de dan
sende jongens gadeslaan. En dan duurt
het niet lang of allerwegen klapt men het
ritme van het rock 'n roll-liedje mee. Be
minnelijk volk, onvergelijkelijke stad!
Copyright P. I. 8 Bo« 6 Copenhogen
f*«f7
14. Maar al rijdend ontdekt Pingo, dat hij de rem niet kan vinden en,
welbeschouwd ziet hij geen stuurrad ook! - Help!, roept hij angstig. Heer
Kang kan er zich niet over opwinden. Ik kom dadelijk bij je, zegt hij,
al voortspringend, probeer jij ondertussen de pedalen eens allemaal! Maar
de arme Pingo kan dat niet voor elkaar krijgen. Hij suist het water in,
terwijl hij zich afvraagt, of heer Kang niet verbazend boos op hem zal zijn.