!K KOSTTE t>UIZEMt> GULDEN Middeleeuwse pracht en praal omringen de handel en wandel van de Lord Mayor miETilM PANDA EN DE GROTBOKSER Bibina en de Bosmannetjes Polle Pelli en Pmöo Ons vervolgverhaal Londens „City" kern van wereldmacht Bij het bezoek van Loudens hoogste gezagsdrager DONDERDAG 20 APRIL 1961 17 'Ïïv De levensroman van een Chinees meisje door A Is een vorst Vreemde processie Wouter Slob Handlijnkunde helpt hartspecialist 15. Bingo komt nogal goed terecht; hij blijft drijven, en de motor houdt niet eens op! Maar nu moet hij toch aan de wal zien te komen! Pelli stijgt gauw op, met een touw in zijn bek, om de auto aan land te kunnen trekken. Heer Kang ziet de wagen toch liever op het droge ook. Pingo houdt het touw vast en Pelli zal proberen de motor stil te zetten. Maar heel gauw slaagt hij daarin niet; er komt zelfs meer vaart in! „5 4 15) De meesten van ons hielden niet van gymnastiek, misschien omdat we er niet op gekleed waren. Het was bij zonder moeilijk om onze kousen om hoog te houden, want het elastiek van de kousebanden, die van vroegere leer lingen op ons waren overgegaan, was er in de loop van de jaren niet beter op geworden. Na de gymnastiek begonnen de les sen. Mijn lievelingsvakken waren ge schiedenis, aardrijkskunde en Engels. In algebra en meetkunde ben ik altijd hopeloos slecht geweest. En toen ik later van de school ging en afscheid nam van een van de onderwijzeres sen trootte deze me met de woorden: ,.Geen algebra en geen meetkunde meer." Maar dat was helaas niet waar, want ik was nog maar amper met mijn verpleegstersopleiding be gonnen of ik kreeg al te maken met oplossingspercentages en hoeveelheden geneesmiddelen, wat nog veel erger was. Ik deed altijd een schietgebed je voor het welzijn van de patiënt als ik de dosering van een medicijn had uitgerekend, zelfs al had ik tevoren de apotheker geraadpleegd! Bijbelkunde was een van mijn meeist geliefde vakken. Het was nogal belangrijk op een zendingsschool en elk jaar moesten we een honderdtal psalmen of verzen uit ons hoofd le ren. Daardoor moest ik onwillekeurig méér dan gewoonlijk over godsdienst en geloof gaan nadenken en voor het eerste jaar om was vond ik dat het toch erg mooi moest zijn om Bijbel verkondigster te worden. In de pauze tussen de lessen, die meestal een kwartier duurden, kregen we ons zakgeld de kleinsten ont vingen twee cent per dag en de oude ren zestig cent in de maand. Het was lang geleden dat ik geld had gekre gen om snoepjes te kopen en ik be sloot dat ik alles opzij zou leggen of minstens een cent per dag zou spa ren. Ik weet nog dat een paar jaar later een meisje een twintig cents stuk van me stal. Ik werd verschrik kelijk kwaad op haar toen ik het ont dekt had en begon met haar te vech ten. Het liep erop uit dat we allebei bij de directrice moesten komen, die mij in plaats van de dievegge straf te! Ze<kei dat ik die diefstal had uit gelokt door het geld onbeheerd te la ten liggen. In mijn kwaadheid riep ik toen uit: „Omdat u blijkbaar diefstal helemaal niet erg vindt word ik voor taan ook een dief" wat heel wat anders was dan Bijbel verkondigster! Een paar minuten later had ik er veel spijt van dat ik zo lelijk had ge daan „God stuurt me vast en ze ker naar de hel," dacht ik en gelaten onderging ik mijn straf ik moest naar bed en kreeg enkel rijst, zonder vlees of groenten. Om een uur 's middags waren de lessen voorbij en na de lunch bleven degenen die moesten koken, in de keuken. De anderen maakten hun huiswerk in een klaslokaal dat aan onze slaapkamer grensde onder toe zicht van de conciërge. „Kokkinnen" waren meestel een jonge en een oude re leerlinge, maar één keer werd de vergissing begaan om ons, de jongste twee, voor dit werkje aan te wijzen. Toen mijn klasgenootje en ik om vijf uur 's morgens opstonden, was het nog donker en daarom gingen we naar de tuin om papier te zoeken om daarmee het fornuis aan te steken. Maar daar vonden we een gemakke lijke stoel, waarin we weer in slaap vielen. Het duurde echter niet lang of de hongerige medeleerlingen hadden ons gevonden. Het experiment werd nadien niet meer herhaald. Om vier uur waren we vrij en kon den we gaan doen wat we wilden. Maar ik zat altijd tussen mijn school boeken, bang als ik was dat ik als ik niet zou kunnen meekomen weer teruggestuurd zou worden naar het Poh Leung Kuk-Tehuis. Daarom schaamde ik me ook niet om meisjes die kleiner waren dan ik, te vragen of ze mij wilden helpen, zelfs al lach ten de anderen me uit. We aten om vijf uur, waarna de avondgebeden werden gezegd. Alleen de ouderen mochten opblijven tot negen uur. de rest moest om zeven uur op de slaap zaal zijn. Dit was een lang smal vertrek, dat echter goed werd geventileerd. Twee rijen ijzeren bedden stonden tegen over elkaar. Het bed van de matron bevond zich in een hoek, die was af- gescheiden door een gordijn. Omdat het toilet een flink eindje weg lag, 1 stond er altijd een po onder haar bed. Degene die deze 's morgens leeg I maakte, kon aanspraak maken op een vissekop. En omdat dit een bijzonder welkome lekkernij was, was het ledi- i gen van de po helemaal geen onaan- genaam karweitje. Integendeel zelfs, 1 mijn vriendinnen en ik zaten erop te vlassen het te mogen doen en het was een hevige teleurstelling voor ons als E de po leeg was. i Kort na mijn komst kreeg ik te ho- 1 ren dat iedere zaterdag onze magen 1 moesten worden gewassen. Bezorgd E vroeg ik me af hoe ze dat wel zouden E doen, maar ik kwam het gauw ge- noeg te weten. Zaterdag was altijd de drukste dag van de week. Overal E moest er worden gewerkt en alles kreeg een beurt: de klassen, de slaap- zaal, de keuken, de zaal waar we al- j tijd onze gebeden stortten en de vier- E entwintig toiletten. Even voor het ont- bijt ging de schoolbel en dan haast- ten we ons naar een klein vertrekje j beneden de woning van de directrice. E Daar stonden de matron en een van j -de oudste leerlingen ons op te wach- ten. We kregen een blauw-witte por- j seleinen schaal in de handen geduwd en als we dan voorbij de matron lie- j pen moesten we onze mond open doen j en onze tong laten zien. Naarmate de- ze bedekt was met aanslag kregen we j lepeltjes vol zout in onze mond ge- legd. In minder dan geen tijd waren j alle vierentwintig toiletten bezet. Ik heb het klaar gespeeld dit vijf jaar j lang te doorstaan. De zondag werd nog strikt als een „gewijde dag" gevierd. Afgezien van het koken wat nu eenmaal noodzake- j lijk was, werd er niet veel anders ge- j daan. De Bijbel was het enige boek dat we mochten lezen. Het werd zelfs j als heel verkeerd beschouwd om naar je lesboeken of andere boeken te kij- ken en we mochten ook geen spelle- i tjes doen. Een deel van de morgen werd in beslag genomen door de zon- j dagsschool. Na de lunch was er van een tot vier een verplichte middag- rust, waarna we onze laatste maaltijd kregen en ons kleedden voor de kerk- dienst om vijf uur. We trokken dan onze beste kleren aan, inclusief onze lange witte katoenen kousen. En of het nu regende of niet, ieder van ons j moest een papieren parapluutje bij j zich dragen. Tenslotte vertrok de hele stoet. De directrice of de matron liep j waardig voorop en de oudere meis- jes vormden de achterhoede. We had- j den geleerd op een bijzondere manier te lopen. Het werd namelijk onwaar- j dig gevonden om onder het lopen met de armen te zwaaien of om zich heen te kijken. De kerkdienst was nog wel om door te komen en soms hadden j we het geluk dat er wat meer leven j in kwam als de geestelijke hard op de kansel sloeg en de matron uit haar slaap deed opschrikken. Zoals ik al eerder heb verteld was mijn vader christen, maar desondanks was mijn godsdienst maar een men- j gelmoesje. Al mijn familieleden, zo- j wel van vaders als van moeders kant waren Boeddhist en voor zover ik j weet was mijn vader de enige chris- ten die de familie in generaties heeft geteld. Het is dan ook niet te verwon- j deren, dat, hoewel hij in ons dorp een vooraanstaand christen was, mijn moeder het Boeddhisme bleef belij den. Als jong meisje verkeerde ik van zelfsprekend het meest in het gezel schap van mijn moeder en daardoor hadden haar kerkelijke inzichten meer invloed op me dan die van mijn vader. Mijn moeder was zeer bijgelo vig en zodra er in de familie enige narigheid voorkwam raadpleegde ze de goden in de tempel. Ze stond er ook op dat in ons huis de noodzake lijke voorzorgsmaatregelen werden genomen tegen de activiteit van boze geesten. Overigens vereerden we thuis niet onze voorvaderen dit moet zon der enige twijfel door mijn vader ver boden zijn. Maar hij kon niet voor komen, of hij deed het met opzet niet, dat mijn moeder naar de tempels ging en dit verklaart waarom ik er zoveel uren in heb doorgebracht, vooral als ik ziek was. Het verklaart ook de on redelijke angst voor de goden die ik in mijn kinderjaren heb gekend. (Wordt vervolgd) ZONDAG ARRIVEERT in ons land- een zeer schilderachtige grootmogende: I de Lord Mayor van Londen, die met zijn echtgenote een driedaags officieel bezoek aan Amsterdam en Amersfoort komt brengen. De Lord Mayor zelf The Right Honourable Sir Bernard Na- j thaniel Waley-Cohen komt per vlieg tuig. Zijn eega arriveert even later in een tweede vliegtuig; zoals het protocol vereist. En over zee komen zijn gevolg en de regalia kostbare galakledij en andere ceremoniële attributen zonder welke een staatsiebezoek van Londens hoogste gezagsdrager eenvoudig ondenk baar is. Tegenover al die pracht en praal zal onze eigen hoofdstedelijke overheid nogal povertjes afsteken. Maar wat wilt ge: een Lord Mayor is nu eenmaal geen gewone burgemeester! Integendeel, zouden wij haast zeggen ELK LAND heeft zo zijn eigen gewoon- I ten en gebruiken. Ook oude steden houden dikwijls eeuwenoude tradities in ere. En wanneer zo'n oude stad dan bovendien nog een Engelse stad is, dan kan men er zeker van zijn dat die tradities omringd zijn door een zeer bijzonder ceremonieel. In ons land wordt een burgemeester niet gekozen. Hij wordt door de Koningin benoemd en alleen het „inhalen" door de burgerij ge schiedt meestal min of meer op feestelijke wijze. In de „City" van Londen gebeurt dat wel ietwat anders. Maar daar is het dan ook de City voor, de kern van de metropool en tevens het oudste deel der stad. Om dit „hart" van de stad heeft zich in de loop der eeuwen de metropolis ge vormd, welker totale oppervlakte ongeveer gelijk is aan die van de gehele provincie Utrecht. De City zelf is niet groter dan een mijl in het vierkant! Merkwaardiger wijze heeft dit oudste stukje Londen zijn eigen I stadsbestuur behouden. Er is namelijk een „Corporation" of stadsbestuur, hoewel dit I woord ook „gilde" betekent, en inderdaad dat zullen we straks zien ten nauwste I met het begrip gilde verband houdt. De City is altijd een trotse instelling ge- I weest. Men heeft er zelfs koningen durven negeren. Willem de Veroveraar was de eerste vorst die de grote onafhankelijk heidszin der „Citynezen" aan den lijve ondervond: hij kwam voor gesloten poor ten der City te staan en deze werden eerst voor hem geopend, nadat hij bepaalde voorwaarden ondertekend had! De koning onderhandelde met de City als ware zij een onafhankelijke staat! En dit onafhan- kelijkheidsgevoel leeft er nóg en wordt met grote zorg in leven gehouden, op tien- tallen verschillende manieren. EéN VAN DE bijzondere voorrechten I die de City geniet, is de eigen burgemees ter, wereldbekend als de „Lord Mayor". Niet algemeen bekend is, dat de Lord Mayor nóg steeds een machtig man is en geen „symbolische figuur". Hij is behalve burgervader en admiraal van de Londense haven, ook opperste rechter en „generaal" der stad. Hij staat in een bijzondere ver houding tot de Kroon van Engeland en is de eerste die bericht krijgt van de dood van een regerend vorst. Hij kan, uit naam van de City, te allen tijde een audiëntie bij de Koning aanvragen; hij is alleen de En gelse Koning trouw verschuldigd; hij rijdt bij koninklijke statie-optochten in een eigen karos in de stoet mede! Kortom: de Lord Mayor is eigenlijk een soort van soe verein vorstje. Hij wordt althans officieel zo bejegend. Praktisch is de zaak natuur lijk in de loop der tijden wel anders ge- worden. Zijn ambtswoning is het befaamde „Mansion House", vanwaar hij uitziet over de City, waar het financiële hart van het Gemenebest klopt, waar de wereldrede rijen hun hoofdkantoren hebben en waar handelshuizen staan met vertakkingen over de gehele aarde. Hier begon Engeland zijn wereldhandel en hier ook werd de kern gelegd voor een imperium dat zijn hoogtepunt bereikte onder' Koningin Vic toria. En nog is er geen andere stadskern ter wereld, waar alle polsslagen van de handel en van de politiek rechtstreekser en duidelijker worden gevoeld dan juist hier. Gaat men in de geschiedenis terug, dan zal blijken, dat bij de opbouw en de bloei van Londen een eerste plaats hebben be kleed de Gilden of „Livery Companies', die voor een groot deel nog steeds bestaan en die nóg immer iets in de melk te brokken hebben. Het City-bestuur is eigenlijk nog als vanouds. Een vergadering van vrije burgers (freemen) kiest jaarlijks een stads raad: the Common Council. En deze raad kiest op haar beurt de „Aldermen", die de „Court of Aldermen" vormen, voor het leven gekozen worden en in de „Guildhall" (gildehuis) zitting houden. Tezamen met de leden van de Common Council vormen zij de „Court of Common Council". Het college der Aldermen bestaat uit slechts 26 personen; beide bestuursorganen tellen tezamen 232 leden. De Lord Mayor is de man, die aan het hoofd van beide lichamen staat. EN NU KOMEN we terug op de Londen se gilden. Van de omstreeks 80 gilden heb ben er 76 invloed op het bestuur der City. Dat zijn de werkelijke „livery companies" en de afgevaardigden van deze gilden vor men ook weer een soort bestuurslichaam, „Common Hall" genaamd. En ook hiervan is de Lord Mayor voorzitter. De Common Hall heeft het recht personen voor te dra gen ter verkiezing tot Lord Mayor. Ge kozen wordt deze echter al sinds 1067! door de Aldermen en de verkiezing wordt tenslotte door de Lord-Kanselier in naam des Konings bekrachtigd. Gewoon lijk wordt de oudste Alderman als Lord Mayor voorgedragen en ook gekozen. De Lord Mayor wordt in zijn bestuurs taak bijgestaan door de Sheriffs en deze worden al op St. Jan 24 junf gekozen De Lord Mayor wordt echter pas in sep tember, op Michaelmas Day gekozen, en wel voor één jaar. Recht tot stemmen heb ben 13.000 gildeleden, waarvan lang niet allen, maar toch dikwijls wel een duizend tal, in de prachtige Guildhall bijeenkomen om met ingewikkeld middeleeuws cere monieel het nieuwe stadsbestuur te kiezen. De Lord Mayor en de Sheriffs zijn daarbij in groot gala; de gilde-broeders in moderne colbertjes. De Aldermen dragen bij die gelegenheid heerlijk geurende bloemtuil- tjes „om de vieze geurtjes van de gilde- leden af te weren.Zo was dat vroeger én zo hoüdt men daar maar aan vast.... DE GROTE DAG voor de City komt in november, wanneer de nieuwe Lord Mayor officieel geïnstalleerd wordt. Dat gebeurt met een pracht en praal, waar menig democratisch potentaat van elders jaloers op zou kunnen zijn. Op de eerste zaterdag volgend op de negende november rijdt de nieuwgekozene in zijn fraaie vergulde koets van de Guildhall naar de Law Courts. In het eerstgenoemde gebouw geeft de nieuwe gezagsdrager later op de dag een schitterend banket, waarbij schildpadsoep altijd op het menu staat en waarbij Enge- lands eerste-minister een belangrijke rede behoort te houden over de politiek der re gering. Bij de rij tour door de City trekken zes schimmels de burgemeesterskoets, een zwaar statierijtuig dat uit 1757 stamt en meer dan vier ton weegt. De paarden wor den altijd ter beschikking gesteld door een brouwerij, die daartoe het privilege heeft. 89. Toen een gongslag het begin van het gevecht aan kondigde, werd Panda toch wel erg zenuwachtig. „Die Tarzan „Stroop" Bubbelbak ziet er erg sterk uit!" zei hij. „Ik hoop maar, dat hij Bla niet te hard zal slaan, want dat is zielig„Onzin," snauwde echter de heer Anthropus. „Laat hem maar slaan. Je vriend Bla moet die gekkigheid met dat boksen afleren. Een flink pak klappen is het beste wat hem kan overkomen! Nu het zag er naar uit, dat de sociaal werker zijn zin zou krijgen, want de gongslag was nog niet weg gestorven of Tarzan „Stroop", de wereldkampioen, ging al aan de slag om zijn dagelijks brood te verdienen. Hij werkte er zo hard aan, dat ook de holbewoner er bijna schik in zou krijgen maar voor alle zeker heid ging hij eerst toch nog maar even naar de hoek waar Joris zich bevond om nadere inlichtingen te vra gen. „Nou Ikkie Blabla kriebelkietel dikvent terug?" vroeg hij bezorgd. „Jij zekerweet dikvent dan denken leukgrap van Ikkie Blabla?" „O, heel zeker, mijn waar de," sprak Joris, een beetje nerveus. „Laat er geen gras over groeien, wat ik u bidden mag! Doe iets te rug, voordat uw speelgenootje zich buiten adem stoeit en van verveling zijn spelletje staakt!" Er was reden om zich ongerust te maken, als de oerfiguur niets deed, kon hij de wedstrijd op punten verliezen en dat zou voor Joris teleurstellend zijn. De staatsiekaros van de Lord Mayor hoeft in luister niet onder te doen voor onze gouden koets. De begeleiders van de paarden en de koets dragen de meest uiteenlopende uniformen en uitrustingsstukken: van hoge hoeden en negentiende-eeuwse livrei jassen tot zeven - tiende-eeuwse ijzeren stormhoeden en hellebaarden, terwijl op de bok een acht- tiende-eeuwse steekdragende koetsier Een der bedienden van de Lord Mayor in vol ornaat. prijkt. De Lord Mayor is zelf ook fraai „opgetuigd" in zijn loodzware fluwelen statiegewaad met ambtsketen en andere eretekenen, bezaaid met kostbare edel- steden. Een klein stukje van al die pracht en praal zal bij het aanstaande statiebezoek aan Amsterdam en Amersfoort stellig te zien zijn. De chiromantie, waarzeggerij uit de lijnen der hand, schijnt volgens een artikel in het laatste nummer van The Medical Association Journal een mo derne vorm te zullen krijgen. Medici, verbonden aan de Tulane Universiteit, hebben het lijnenstelsel in de handpalm van 157 personen, die een aangeboren hartafwijking hebben, vergeleken met dat van 143 patiënten, die op latere leeftijd een hartziekte hadden gekregen. Zij kwamen tot de ontdekking dat een bepaald verloop van deze lijnen de aan wezigheid van een aangeboren hart ziekte verraadt. Zij verklaren dit zo, dat een hartafwijking bij een ongeboren kind van invloed is op de lijnvorming in de handpalm. Bedoelde lijnen ver schijnen tussen de vierde en zesde maand na de conceptie. Als deze theorie juist blijkt te zijn, zou dit soort „hand lijnkunde" van groot belang kunnen worden voor de vroegtijdige herkenning van een predispositie voor hartkwalen. 104—105. Oef.het was zwaar werk voor Bibina. Ze probeerde Gromgram op de kant te trekken, maar dat viel niet mee. Hij werd door het water voortgesleurd, zodat ze hem bijna niet houden kon. Maar Bibina gaf het niet op. Ze hield zijn arm vast en trok uit alle macht. Met de andere hand hield ze zich vast aan een dikke plantstengél, om zelf niet mee- getrokken te worden. Eindelijk lukte het. Ze kreeg Gromgram I op de vaste grond. Maar ze zag, dat hij er slecht aan toe was; hij lag heel stil, met de ogen dicht, en kon niet opstaan. Ik moet de Bosmannetjes om hulp gaan vragen, dacht ze.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1961 | | pagina 17