IK KOSTTE DUlZENt> GULDEN miETUM Bibina en de Bosmannetjes MD - JE - ME - MAAR: Amsterdam koos een drankzuchtige zwerver in de gemeenteraad PANDA EN DE GROTBOKSER m. Polle Openluchtconcerten in Londen Ons vervolgverhaal een bliksemcarrière in (en uitde politiek 3 MAANDAG 24 APRIL 1961 >v;' ^4\'v *-'-, - De levensroman van een Chinees meisje door Herenmode: éénrij- colberts 18. Polle gaat eens zoeken in de voorraad van Pelli. Hij doet nogal ge heimzinnig, maar hij heeft een plan in zijn hol, dat zien ze allemaal. Eindelijk heeft hij wat hij zoekt. Pelli snapt er niets van, maar Pingo is al weer vol vertrouwen! Laat Polle nu maar, zegt hij, die vindt er wel wat op. Nu moet Polle nog een heel lang en sterk touw hebben. Neem de was lijn!, zegt Pingo, die is erg goec J! v/< V 'V -X S X S' v v' v# 5 --.\ o <x v - 18) Een jaar nadat ik op school was ge komen, kwam een nieuwe onderwijze res, (juffrouw Thackrah) juffrouw Lane en juffrouw Kigour helpen. Tot dan toe had de school er zich op toe gelegd de meisjes op te leiden voor het huishouden, want men ging er van uit dat de meeste meisjes na een op leiding van zeven of acht jaar zouden trouwen. Van de oprichting af had de school voorzien in echtgenoten voor Chinese bekeerlingen en zelfs nog in mijn schooltijd was het normaal dat een man naar onze school kwam om een jonge vrouw uit te zoeken. Juf frouw Thackrah begreep dat dit op voedingssysteem niet toereikend was en zij hielp de school te modernise ren door de meisjes op te leiden voor een meer omvattende dienst aan de gemeenschap, in zaken, in de verple ging, in het onderwijs en andere be roepen. Ze was een grote vrouw en zeer goedhartig. Ik weet nog dat ze ons op een zondagavond voor we naar de kerk gingen een mand appels aan bood. Enigen van ons waren zo onder de indruk dat zij begonnen te huilen want behalve bananen hadden we nooit enig fruit gehad. Iemand zei dat ze uit een rijke familie kwam. On danks haar vriendelijkheid waren wij om de een of andere reden wat bang voor haar, maar intussen was zij het die de keukens moderniseerde en het leven in huis veel gemakkelijker maakte. We gebruikten niet langer metalen vaatwerk: dit werd vervan gen door leuke borden en schalen, die in de keuken bewaard bleven. De ta fels en stoelen in de eetzaal werden ook vernieuwd en we kregen zelfs een echte kokkin. We moesten nog wel dienst doen in de keuken, maar niet zo vaak meer. Juffrouw Thackrah had een af schuw van katten. Op ons terrein za ten er altijd verscheidene te miauwen en ze schenen vooral 's nachts op haar zenuwen te werken. Daarom gaf ze ons opdracht de katten te vangen een tamelijk ondankbaar werkje dat ons heel wat schrammen oplever de van de struiken en heggen zowel als van de katten. De meisjes waren niet enthousiast totdat er een beloning werd toegezegd. Deze was in staat om onze belangstelling volledig te wek ken. Bij het minste of geringste ge- miauw dat we hoorden, lieten we al les wat we aan het doen waren in de steek om de kat zo snel mogelijk op te sporen. Juffrouw Lane, onze directrice, was tamelijk kort en dik. Voor ze aan de school werd verbonden was ze zende linge in China geweest. Naar mij werd verteld was ze grootgebracht in een zeer ouderwets gezin en zelfs toen ze al zeventien jaar was had ze zich nog niet met de andere sekse mogen bemoeien. Het was geen won der dat ze ons op een strikt Victo riaanse manier behandelde. Nu ik op die jaren terugzie denk ik dikwijls hoe verstandig en wijs ze geweest moet zijn want het kan niet gemakkelijk zijn geweest om zo'n groot aantal meisjes die uit zoveel verschillend mi lieus kwamen, te onderwijzen en te leiden. Maar in die tijd waren we jong. Wij konden niet begrijpen waar om juffrouw Lane ons strafte en von den dat ze erg streng was. Er werd gezegd dat ze haar hart aan de ver keerde kant droeg en daarom onze in zichten niet kon delen. Op een mid dag mocht ik een poosje met een oudere leerling mee en ik kocht toen een zonnebril die ik op de terugweg opzette. Ongelukkigerwijs kwam op het ogenblik dat ik het schoolhek bin nenging juist juffrouw Lane voorbij, wie mijn ongewone verschijning on middellijk opviel. „Waar heb je dat ding vandaan, Janet?" vroeg ze terwijl ze op mijn zonnebril wees. „God heeft je een paar mooie ogen gegeven. Waarom wil jij ze dan verbergen? Hoeveel heb je er voor betaald?" „Twintig cent," antwoordde ik haar. Ze gaf me twintig cent en nam me de zonnebril af. Ik was vreselijk kwaad en bezwoer mezelf dat ik zo dra ik van school af was, dag en nacht een zonnebril zou dragen Hoewel ik me juffrouw Thackrah en juffrouw Lane levendig voor de geest kan halen, is het de derde zendelinge van de school, juffrouw Kilgour, die de meeste indruk op mij heeft ge maakt. Ze bezat de gave van bemin nelijkheid en begrip die ze combineer de met strenge discipline. Zelfs wan neer wij, meisjes, door haar werden gestraft, wisten we dat ze van ons hield en dat maakte ons zo beschaamd over ons wangedrag dat we het nooit meer deden. Later vernamen we hoe ze ertoe gekomen was naar de zen- dingsgebieden te gaan en daardoor werd het ons duidelijk waarom ze al tijd zo voor anderen openstond. Op een koude mistige avond bezocht een spreker van de C.E.Z.M.S. de stad in Essex waar zij woonde. Beseffend dat er maar weinigen zouden zijn die op zo'n nare avond naar de lezing zouden komen, besloot ze juist te gaan. Toen ze de spreker hoorde vertellen over het gebrek aan onderwijzeressen, j meldde ze zich onmiddellijk aan en i vertrok naar de school in Singapore; j dat was in 1926. Al de tijd die ik daar j op school was, is zij er ook geweest, i en tot mijn vreugde zag ik haar na i de oorlog in Engeland terug, kort j voor ze stierf. Zo nu en dan scheen het me toe j alsof narigheid en ziekte mij altijd i achtervolgden. Eens moest ik naar het i St. Andrews Zendingsziekenhuis voor een niet zo ernstige ziekte. Mijn vrien dinnen namen afscheid van me toen ze me zagen gaan, want voor ons be tekende het nog altijd dat de dood je wachtte als je naar het ziekenhuis moest. Een vriendin zei tegen me: „Janet, wees voorzichtig. Als de dok ter in het ziekenhuis niet weet hoe hij een patiënt moet behandelen, geeft hij altijd een spuitje om voorgoed van het gezeur af te zijn." In het ziekenhuis maakte ik kennis met een Chinese vrouw. Dit was mijn eerste contact met de buitenwereld sinds ik naar school was gegaan en ik heb dan ook vele uren bij haar bed gezeten. Ik voelde me erg eenzaam en tijdens het bezoekuur vroeg ik mijn vriendin of ze mij tien cent wil de geven. Ze begreep niet wat voor een bedoeling ik er mee had maar gaf ze mij. Toen de volgende morgen de dokter zijn ronde had gedaan, had ik genoeg van het leven in een zieken huis en besloot ik terug te gaan naar school. Ik speelde het klaar om onge zien naar buiten te komen. Maar toen ik eenmaal voor het ziekenhuis tond wist ik geen weg omdat ik nooit al- -■>'leen' buiten was* geweestr-Ik zag een bus aankomen en zonder te weten waar deze heen ging stapte ik in. We passeerden de kathedraal en op dat moment kreeg ik het idee om God te vragen mij naar huis te geleiden. Maar nadat ik een uur in de kathe draal had zitten bidden vond ik het gek dat ik nog steeds niet wist waar ik heen moest en eenmaal buiten de kerk begon ik me af te vragen of God wel werkelijk bestond. Niet lang daarna werd ik door matron die een hele speurtocht op touw had gezet ont dekt. Ze was kwaad dat ik uit het ziekenhuis was weggelopen en zoveel narigheid had veroorzaakt, en in haar boze bui bracht ze me regelrecht naar juffrouw Lane. Ik werd bang en be sefte toen hoe verkeerd ik had ge daan. Op het moment dat matron aan belde begon ik te huilen. Maar in plaats van kwaad te zijn, vroeg juf frouw Lane tot mijn grote opluchting of ik honger had en gaf me een groot stuk koek. Dit gaf me de moed om te bekennen waarom en hoe ik uit het ziekenhuis was weggelopen. Voor ik van mijn kwaal was her steld kreeg ik een andere, waardoor ik me heel erg naar voelde, Ik kreeg de raad om het boek Job te lezen, en dat heb ik dan ook vele keren ge daan, maar toen de ziekte na enkele maanden nog niet over was, werd Job zinloos voor me. Op zekere dag zei een vriendin tegen me dat ik me laats was omdat mijn huid na mijn ziekte zo donker was. Ze bedoelde het als een grapje, maar ik was ervan overtuigd dat het waar was en daar om trok ik mij terug in mijn hoekje onder de trap die naar de slaapzaal leidde en schreide daar mijn hart uit. Een ouder meisje probeerde mij te troosten door te zeggen dat de eer waarde heer Adams, die de school regelmatig bezocht en op wie we alle maal erg gesteld waren, ook het Le prozenhuis zou bezoeken en dat zij, de meisjes, van tijd tot tijd ook zou den komen. (Wordt vervolgd) m 110111. De Bosmannetjes hadden een wa gentje gehaald en legden daar nu Grom- gram voorzichtig op. En toen reden ze hem naar het dorp. Breng hem maar naar mijn huisje, zei de burgemeester. Hij kan in een bed gelegd worden, dat ik nog over heb! Ze tilden Gromgram van het wagentje en droegen hem naar binnen. Het bed stond al klaar en daar werd hij in gelegd en warm toegestopt onder de dekens. Wat zou er toch eigenlijk met hem gebeurd zijn? vroegen de Bosmannetjes zich af. We moeten zo gauw mogelijk maar eens gaan kijken! (Van onze Amsterdamse redacteur Er zijn nog maar weinig Amsterdammers over, die hen gekend hebben: Japie Schapendief, Jossie de hondenmepper, Kokadorus, Simon Pijpekop en hoe zij meer mochten heten, de schilderachtige hoofdstedelijke straatfiguren uit het begin van deze eeuw. In het moderne Amsterdam zoekt men ver geefs naar de typen uit de karakteristieken van Justus van Maurik of naar de buurtfiguren uit de romans van Querido. Want de zwervers, die eertijds bij de binnenstad behoorden als de paardetram en de aapjeskoetsier, zijn voorgoed ver dwenen, mede dank zij de sociale wetgeving die ons van de wieg tot het graf voor de bedelstaf behoedt. Simon Pijpekop en Japie Schapendief zullen eens voorgoed zijn vergeten. Maar één naam zal immer blijven voortleven: die van „Had-je-me-maar", de drankzuchtige bedelaar met zijn groezelig-witte baard, die schooiend langs de terrasjes van iet Rembrandtplein zijn kostje trachtte op te halen. Had- |e-me-maar, bij het bevolkingsregister ingeschreven als Cor- nelis de Gelder, heeft in tegenstelling tot zijn vrienden-van- de-straat een vast plaatsje gekregen in het archief van de gemeente Amster dam. Nu veertig jaar geleden, in april 1921, was hij namelijk het middelpunt van een incident dat opschudding bracht in het gehele land: Had-je-me-maar creeg bij de gemeenteraadsverkiezingen op 27 april van dat jaar niet minder dan 13.179 stemmen en was daarmee tot raadslid gekozen! Met stok en sigarenkist Voor 1921 genoot Cornells de Gelder slechts een lokale bekendheid. Hij hoorde bij het Rembrandtplein als het standbeeld van Rembrandt zelf. Men kon hem daar elke dag zien strompelen, een schooier met lange, vuilwitte haren, een kale zwarte jas en een verfomfaaide hoed, zijn onaf scheidelijke sigarenkistje tegen de borst geklemd. Om aandacht te trekken trom melde hij met de vingers op het kistje en zong hij af en toe het in die dagen be kende revueliedje „Had-je-me-maar met een knakie d'rbij, had-je-me-maar met een lokkie opzij". Als hij wat geld bijeenge- bedeld had verdween hij in een kroegje voor een half maatje. Cornelis de Gelder werd 22 november 1856 geboren als zoon van nette burger mensen. Hij werd opgeleid tot metselaar, trouwde op jeugdige leeftijd en verdiende een goede boterham. En hij zou wellicht een gelukkig mens zijn gebleven als zijn vrouw niet plotseling was overleden. Dit greep Cornelis, zo hevig aan, dat hij op drift geraakte. Hij was altijd een lenige jongeman geweest en -zo kon ébefa gebeu ren, dat hij Amsterdam verliet om zich als acrobaat in een variététheatertje op de kermissen te verhuren. Jaren later keerde hij naar zijn geboortestad terug. Werken deed hij niet meer. Hij zocht vergetelheid aan de tapkast van de kroegjes rond het Rembrandtplein. Populaire figuur De bijnaam, die Cornelis de Gelder is toegevallen en onder welke hij in de ge schiedenis zal voortleven, dateert uit de eerste wereldoorlog, toen in het Florathea ter te Amsterdam de revue „Had-je-me- maar" in première ging. De directeur van de revue huurde de bedelaar, die van tijd tot tijd op het Rembrandplein luidkeels de titel „Had-je-me-maar" moest schreeuwen. Zoiets kan men in Amsterdam niet onge straft doen. Cornelis de Gelder heette voortaan „Had-je-me-maar". Had-je-me-maar mocht dan een zwerver zijn, hij was in elk geval populair, vooral bij de taxichauffeurs en de aapjeskoetsiers, die op het plein op klanten stonden te wachten en de baardige grijsaard met zijn wandelstok en sigarenkistje vaak een stui ver afschoven van hun fooiengeld. Hij was een vriendelijk man, die ondanks de ach tergronden, die hem tot dit leven hadden gebracht, de indruk gaf een opgewekte na tuur te bezitten. Zo populair was Had-je-me-maar, dat toen hij fn 1919 op het Rembrandtplein over een bananeschil uitgleed en per am bulance naar het Binnengasthuis werd ge bracht, dit in het Algemeen Handelsblad werd vermeld. Hij had slechts een ont wrichte knie en enkele ontvellingen opge lopen. Toen hij naar het ziekenhuis werd gebracht, verzuchtte hij: „Dit zal wel de enige keer in m'n leven zijn, dat ik in een auto rijd." Rapalje-partij Tegen wil en dank is Had-je-me-maar in de politiek terechtgekomen. In de jaren kort na de eerste wereldoorlog ontstond de „Bond van Vrije Socialisten", vurige idea listen die de wereld drastisch wilden her vormen, maar die zich verzetten tegen iedere vorm van dwang, zelfs als deze uit de democratie voortkwam. Een van hun grieven was gericht tegen de stemplicht en 'n actiecomité uit deze bond ook wel be kend als5 de „rapaljepartij" besloot de gemeenteraadsverkiezingen van 1921 aan te grijpen om die stemplicht belachelijk te maken. De rapaljepartij stelde Had-je-me- maar kandidaat. Als tweede op de lijst lieten zij het oog vallen op Bertus Zuur bier, een verbitterde revolutionair met flambard en flodderdas, die in die jaren veel publiek trok op de markt op het Am- stelveld, waar hij felle toespraken hield en politieke schotschriftén verkocht. Amsterdam lachte om de grap en de kranten beschreven hoe het actiecomité Had-je-me-maar in een rijtuig naar het stadhuis reed om hem kandidaat te stel len. En daar, op de binnenplaats van het Prinsenhof, heeft Had-je-me-maar ten overstaan van de Amsterdamse pers en een handjevol nieuwsgierigen de volgende toespraak gehouden: „Er moet veel ver anderen, mensen, in deze stad. Wij zullen striiden tegen de hoge prijzen. Wij zullen strijden voor jajempies van 5 cent, want 'wie geen jajem drinkt is een snoeper en Had je me maar in zijn glorietijd snoepen is ongezond. Het brood moet op 11 cent komen en het vet op-35 cent. En die inrichting voor het algemene nut (open bare toiletten) op het Rembrandplein moet weg, want daar stoot ieder fatsoenlijk mens z'n neus an!". Dertienduizend stemmen Een grap? Maar wat voor een: tot ieders verbazing bleken zoveel Amsterdammers de draak te willen steken met de verkie zing, dat Had-je-me-maar op de 27ste april 13.179 stemmen op zijn naam kreeg uitgebracht en Zuurbier 1067. En met een gezamenlijk aantal stemmen van ruim 14.000 waren beide straatfiguren dus voor de tijd van vier jaar gekozen als gemeen, teraadsleden! Had-je-me-maar bleek zijn aanhangers te hebben in de Jordaan zowel als in de „dure buurten" rond het concert gebouw. Waarnemend burgemeester H. J. den Hertog, had de zwaarste dag van zijn le ven. Wat een blamage voor zijn stad! Tot diep in de nacht had ten stadhuize overleg plaats over de consequenties van deze stembusuitslag. En de volgende dag had er zelfs een onderhoud plaats tussen de secretaris-generaal van Binnenlandse Za ken mr. I. B. Kan (de latere minister en vader van cabaretier Wim Kan) en het Amsterdamse gemeentebestuur om te over leggen of er iets kon worden gedaan aan die in de kranten breedvoerig becommen tarieerde verkiezing. Er viel weinig meer aan te doen. Had-je-me-maar en Zuurbier zaten j,uridisch stevig in hun raadszetels, Het is namelijk wel mogelijk, onmaatschap pelijke personen uit te sluiten van het ac tieve kiesrecht, maar de wet verhindert niet, dat deze mensen gekozen kunnen worden. Uitgerangeerd Toch heeft Had-je-me-maar nooit werke lijk deel uitgemaakt van de Amsterdamse gemeenteraad. Hij heeft zelfs niet kunnen meedelen in de vreugderoes van de rapal jepartij op de avond van de verkiezings dag. Op 7 april, dus drie weken voor de stemming, vond een agent hem 's mor gens om half zes slapend in het plantsoen van het Rembrandtplein. Dat gebeurde wel meer, maar om een reden, die nooit opge helderd is, nam de agent Had-je-me-maar wegens openbare dronkenschap en landlo perij mee naar het bureau, waardoor hij onbewust de geschiedenis van Amsterdam heeft veranderd. De wachtcommandant weigerde de bedelaar in de cel te1 sluiten „omdat hij stonk". En zo verhuisde Had- je-me-maar naar de quarantaineinrichting De gehele zomer door kunnen zij die Londen bezoeken genieten van een groot aantal manifestaties op amusementsgebied in de openlucht, die worden verzorgd door de London County Council. Een zojuist verschenen brochure geeft bijzonderheden over het amusement. Dit jaar wordt het complex van Crystal Palace herschapen tot een concertzaal in de openlucht. Er zal een podium worden gebouwd en onge veer 6000 mensen zullen naar de muziek van een aantal vooraanstaande orkesten kunnen luisteren. De reeks concerten wordt op 18 juni geopend door het Lon- dens Symfonie Orkest, dat Beethoven's Eroica en Tsjaikovsky's „1812" en „Romeo en Julia" zal uitvoeren. De geslaagde klas sieke tuinconcerten in Kenwood en in Hol land Park op zaterdagavond zijn een vast onderdeel van de zomer-attracties gewor den en staan ook dit jaar weer op het program. Voor de liefhebber van moderne muziek komt er een serie van zeven jazz concerten in van Battersea Park De modieuze man zal dit jaar colberts met een enkele rij knopen, broeken zon der omslag en kleurige dinnerjackets dra gen. De modellen zijn deze week getoond in het Madamapaleis in Turijn. Er waren inzendingen uit Oostenrijk, België, Fin land, Frankrijk, Duitsland, Italië, Neder land en Zweden. Deskundigen wijzen erop dat de omslag aan pantalons voorgoed verdwenen schijnt te zijn na een bittere strijd van jaren tus sen de kleermakers. Met uitzondering van vier van de 102 getoonde modellen had den alle colberts één rij knopen en ver toonden zij de zogenaamde „Italiaanse stijl": met lage split achter of hoge split ten opzij. Slechts Nederland en Italië toonden con ventionele zwarte dinnerjackets. Alle an dere landen kwamen met 'dinnerjackets in minder conservatieve kleuren. De Finse herenmode-industrie ontwierp een lichtgroene dinner jacket gemaakt van mohair. Een ander Fins ontwerp was een overjas met raglanmouwen, vervaardigd van lichtbruine tweed. CO». MAtTEN TOONOfl 92. De holbewoner zag Panda, zijn beschermer, ner gens in de buurt en het vage mompelen van zijn za kelijk leider Joris Goedbloed achtte hij waardeloos in de huidige noodtoestand. Dat er sprake was van een noodtoestand leed voor hem niet de minste twijfel, want de wereldkampioen, Tarzan „Stroop" Bubbelbak, was ernstig boos op hem en dat kon zijn teer gemoed niet verdragen. Hij wist niets beters te doen dan het op een lopen te zetten. De zorgen, die Joris zich over dit alles maakte, werden er niet minder op toen de manager van de wereldkampioen, Gil Doordewinter, plotseling naast hem opdook en hem op weinig vreedzame toon toe voegde: Doe wat! Maak een eind aan dit gehol! Suf ferd moeten ze allebei gediskwalificeerd worden? Dat kost ons een miljoen de man!" „Geen nood, geen nood," antwoordde Joris, „mijn leerling vindt het soms aardig zich midden in een spannende wedstrijd even wat te vertreden.maar daar zweeg hij omdat hij zelf voelde dat hij bazelde. Het draven in de ring leek namelijk nauwelijks meer op vertreding. De enige die zijn zelfbeheersing bewaarde was de scheidsrechter Teer- hout; hij zei uit het hoofd alle regels van de boks- sport op, te beginnen met artikel 1, sub a, in de hoop dusdoende de kampvechters aan hun verplichtingen te herinneren. op Zeeburg om te worden ontluisd en van schone kleren te worden voorzien. Hij werd vastgehouden en op dezelfde dag, dat 13000 Amsterdammers hun stem op hem uitbrachten, werd Had-je-me-maar voor de rechter gebracht. Het requisitoir van officier van Justitie mr. Massink was weliswaar meer tegen het publiek gericht dan tegen de verdachte, maar toch werd Cornelis de Gelder wegens herhaalde dron kenschap veroordeeld tot tweemaal twee weken gevangenisstraf. Enkele dagen la ter, op 1 mei, werd hem in de gevangenis een verklaring voorgelegd, waarin hij af stand deed van zijn raadszetel. Had-je- me-maar tekende. Na zijn gevangenisstraf kwam hij niet onmiddellijk op vrije voe ten. Hij werd ondergebracht^ in een sanato rium voor drankzuchtigen "te Beekbergen en werd na een anti-alcoholkuur naar een rijkswerkinrichting gezonden. Amsterdam had zich ontdaan van de vriendelijke be delaar, die voor een politiek spelletje was misbruikt. „Fatsoenlijk" gestorven Maar ziet: eind 1922 stond Had-je-me- maar weer op het Rembrandtplein. Met wandelstok en sigarenkistje, maar in nette kleren en met gewassen haren. Hij werd ingehaald als een verloren zoon, maar tot ieders verrassing sloeg hij ieder aangebo den borreltje of glaasje bier af. Had-je- me-maar dronk niet meer. En Had-je-me- maar bedelde ook niet meer. Hij was een fatsoenlijk man geworden en hij wilde zijn kost verdienen met eerlijke handel. Die handel bestond uit de verkoop van prent briefkaarten met aan de ene zijde een foto van hemzelf en aan de andere kant een vers van Koos Speenhoff, dat als volgt luidde: Landgenooten! Stadgenooten! Als „Had-je-me-maar" was ik raadslid, Ik zwièrf toen als bedelaar rond. Nu kom ik terug als De Gelder, Menschwaardig, gelukkig, gezond. Ik bied u hierbij mijn portretje, Misschien koopt u iets van mijn waar. Toe, help me als De Gelder te leven, En niet meer als „Had-je-me-maar." Had-je-me-maar hield voet bij stuk Als straatkoopman frequenteerde hij nog jaren lang het Rembrandtplein. Hij is daar ook gestorven, in het harnas zogezegd. Op 30 november 1931 werd hij op het plein over reden door een auto. En Bertus Zuurbier? Deze spraakwater val werd in tegenstelling tot zijn lijstaan voerder wel als raadslid geïnstalleerd en hij is vier jaar lang een trouw bezoeker geweest van de raadvergaderingen. Maar deze man, die op de markt voor een altoos groot publiek redevoeringen hield, waar de stukken afvlogen, deed tijdens al die ver gaderingen geen mond open. Toen een raadsverslaggever hem eens polste over die zwijgzaamheid merkteZuur- bier op: „Zolang dat presentiegeld maar vijf gulden bedraagt, ben ik niet van plan, hier iets te zeggen. Wie mij wil horen moet maar naar het Amstelveld komen.." Copyrioh^^^Boï^^OpïnE

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1961 | | pagina 7