IK KOSTTE DUlZENt>
GULDEN
miETUM
Bibina en de Bosmannetjes
MD - JE - ME - MAAR:
Amsterdam koos een
drankzuchtige zwerver
in de gemeenteraad
PANDA EN DE GROTBOKSER
m.
Polle
Openluchtconcerten
in Londen
Ons vervolgverhaal
een bliksemcarrière in
(en uitde politiek
3
MAANDAG 24 APRIL 1961
>v;' ^4\'v *-'-, -
De levensroman van een Chinees meisje
door
Herenmode: éénrij-
colberts
18. Polle gaat eens zoeken in de voorraad van Pelli. Hij doet nogal ge
heimzinnig, maar hij heeft een plan in zijn hol, dat zien ze allemaal.
Eindelijk heeft hij wat hij zoekt. Pelli snapt er niets van, maar Pingo is al
weer vol vertrouwen! Laat Polle nu maar, zegt hij, die vindt er wel wat op.
Nu moet Polle nog een heel lang en sterk touw hebben. Neem de was
lijn!, zegt Pingo, die is erg goec
J! v/< V 'V -X S X S' v
v' v# 5 --.\ o <x v -
18)
Een jaar nadat ik op school was ge
komen, kwam een nieuwe onderwijze
res, (juffrouw Thackrah) juffrouw
Lane en juffrouw Kigour helpen. Tot
dan toe had de school er zich op toe
gelegd de meisjes op te leiden voor
het huishouden, want men ging er van
uit dat de meeste meisjes na een op
leiding van zeven of acht jaar zouden
trouwen. Van de oprichting af had de
school voorzien in echtgenoten voor
Chinese bekeerlingen en zelfs nog in
mijn schooltijd was het normaal dat
een man naar onze school kwam om
een jonge vrouw uit te zoeken. Juf
frouw Thackrah begreep dat dit op
voedingssysteem niet toereikend was
en zij hielp de school te modernise
ren door de meisjes op te leiden voor
een meer omvattende dienst aan de
gemeenschap, in zaken, in de verple
ging, in het onderwijs en andere be
roepen. Ze was een grote vrouw en
zeer goedhartig. Ik weet nog dat ze
ons op een zondagavond voor we naar
de kerk gingen een mand appels aan
bood. Enigen van ons waren zo onder
de indruk dat zij begonnen te huilen
want behalve bananen hadden we
nooit enig fruit gehad. Iemand zei dat
ze uit een rijke familie kwam. On
danks haar vriendelijkheid waren wij
om de een of andere reden wat bang
voor haar, maar intussen was zij het
die de keukens moderniseerde en het
leven in huis veel gemakkelijker
maakte. We gebruikten niet langer
metalen vaatwerk: dit werd vervan
gen door leuke borden en schalen, die
in de keuken bewaard bleven. De ta
fels en stoelen in de eetzaal werden
ook vernieuwd en we kregen zelfs een
echte kokkin. We moesten nog wel
dienst doen in de keuken, maar niet
zo vaak meer.
Juffrouw Thackrah had een af
schuw van katten. Op ons terrein za
ten er altijd verscheidene te miauwen
en ze schenen vooral 's nachts op
haar zenuwen te werken. Daarom gaf
ze ons opdracht de katten te vangen
een tamelijk ondankbaar werkje
dat ons heel wat schrammen oplever
de van de struiken en heggen zowel
als van de katten. De meisjes waren
niet enthousiast totdat er een beloning
werd toegezegd. Deze was in staat om
onze belangstelling volledig te wek
ken. Bij het minste of geringste ge-
miauw dat we hoorden, lieten we al
les wat we aan het doen waren in de
steek om de kat zo snel mogelijk op
te sporen.
Juffrouw Lane, onze directrice, was
tamelijk kort en dik. Voor ze aan de
school werd verbonden was ze zende
linge in China geweest. Naar mij
werd verteld was ze grootgebracht in
een zeer ouderwets gezin en zelfs
toen ze al zeventien jaar was had ze
zich nog niet met de andere sekse
mogen bemoeien. Het was geen won
der dat ze ons op een strikt Victo
riaanse manier behandelde. Nu ik op
die jaren terugzie denk ik dikwijls hoe
verstandig en wijs ze geweest moet
zijn want het kan niet gemakkelijk
zijn geweest om zo'n groot aantal
meisjes die uit zoveel verschillend mi
lieus kwamen, te onderwijzen en te
leiden. Maar in die tijd waren we
jong. Wij konden niet begrijpen waar
om juffrouw Lane ons strafte en von
den dat ze erg streng was. Er werd
gezegd dat ze haar hart aan de ver
keerde kant droeg en daarom onze in
zichten niet kon delen. Op een mid
dag mocht ik een poosje met een
oudere leerling mee en ik kocht toen
een zonnebril die ik op de terugweg
opzette. Ongelukkigerwijs kwam op
het ogenblik dat ik het schoolhek bin
nenging juist juffrouw Lane voorbij,
wie mijn ongewone verschijning on
middellijk opviel.
„Waar heb je dat ding vandaan,
Janet?" vroeg ze terwijl ze op mijn
zonnebril wees. „God heeft je een
paar mooie ogen gegeven. Waarom wil
jij ze dan verbergen? Hoeveel heb je
er voor betaald?"
„Twintig cent," antwoordde ik haar.
Ze gaf me twintig cent en nam me
de zonnebril af. Ik was vreselijk
kwaad en bezwoer mezelf dat ik zo
dra ik van school af was, dag en
nacht een zonnebril zou dragen
Hoewel ik me juffrouw Thackrah en
juffrouw Lane levendig voor de geest
kan halen, is het de derde zendelinge
van de school, juffrouw Kilgour, die
de meeste indruk op mij heeft ge
maakt. Ze bezat de gave van bemin
nelijkheid en begrip die ze combineer
de met strenge discipline. Zelfs wan
neer wij, meisjes, door haar werden
gestraft, wisten we dat ze van ons
hield en dat maakte ons zo beschaamd
over ons wangedrag dat we het nooit
meer deden. Later vernamen we hoe
ze ertoe gekomen was naar de zen-
dingsgebieden te gaan en daardoor
werd het ons duidelijk waarom ze al
tijd zo voor anderen openstond. Op
een koude mistige avond bezocht een
spreker van de C.E.Z.M.S. de stad in
Essex waar zij woonde. Beseffend dat
er maar weinigen zouden zijn die op
zo'n nare avond naar de lezing zouden
komen, besloot ze juist te gaan. Toen
ze de spreker hoorde vertellen over
het gebrek aan onderwijzeressen, j
meldde ze zich onmiddellijk aan en i
vertrok naar de school in Singapore; j
dat was in 1926. Al de tijd die ik daar j
op school was, is zij er ook geweest, i
en tot mijn vreugde zag ik haar na i
de oorlog in Engeland terug, kort j
voor ze stierf.
Zo nu en dan scheen het me toe j
alsof narigheid en ziekte mij altijd i
achtervolgden. Eens moest ik naar het i
St. Andrews Zendingsziekenhuis voor
een niet zo ernstige ziekte. Mijn vrien
dinnen namen afscheid van me toen
ze me zagen gaan, want voor ons be
tekende het nog altijd dat de dood je
wachtte als je naar het ziekenhuis
moest. Een vriendin zei tegen me:
„Janet, wees voorzichtig. Als de dok
ter in het ziekenhuis niet weet hoe
hij een patiënt moet behandelen, geeft
hij altijd een spuitje om voorgoed van
het gezeur af te zijn."
In het ziekenhuis maakte ik kennis
met een Chinese vrouw. Dit was mijn
eerste contact met de buitenwereld
sinds ik naar school was gegaan en
ik heb dan ook vele uren bij haar bed
gezeten. Ik voelde me erg eenzaam
en tijdens het bezoekuur vroeg ik
mijn vriendin of ze mij tien cent wil
de geven. Ze begreep niet wat voor
een bedoeling ik er mee had maar
gaf ze mij. Toen de volgende morgen
de dokter zijn ronde had gedaan, had
ik genoeg van het leven in een zieken
huis en besloot ik terug te gaan naar
school. Ik speelde het klaar om onge
zien naar buiten te komen. Maar toen
ik eenmaal voor het ziekenhuis tond
wist ik geen weg omdat ik nooit al-
-■>'leen' buiten was* geweestr-Ik zag een
bus aankomen en zonder te weten
waar deze heen ging stapte ik in. We
passeerden de kathedraal en op dat
moment kreeg ik het idee om God te
vragen mij naar huis te geleiden.
Maar nadat ik een uur in de kathe
draal had zitten bidden vond ik het
gek dat ik nog steeds niet wist waar
ik heen moest en eenmaal buiten de
kerk begon ik me af te vragen of
God wel werkelijk bestond. Niet lang
daarna werd ik door matron die een
hele speurtocht op touw had gezet ont
dekt. Ze was kwaad dat ik uit het
ziekenhuis was weggelopen en zoveel
narigheid had veroorzaakt, en in haar
boze bui bracht ze me regelrecht naar
juffrouw Lane. Ik werd bang en be
sefte toen hoe verkeerd ik had ge
daan. Op het moment dat matron aan
belde begon ik te huilen. Maar in
plaats van kwaad te zijn, vroeg juf
frouw Lane tot mijn grote opluchting
of ik honger had en gaf me een groot
stuk koek. Dit gaf me de moed om te
bekennen waarom en hoe ik uit het
ziekenhuis was weggelopen.
Voor ik van mijn kwaal was her
steld kreeg ik een andere, waardoor
ik me heel erg naar voelde, Ik kreeg
de raad om het boek Job te lezen, en
dat heb ik dan ook vele keren ge
daan, maar toen de ziekte na enkele
maanden nog niet over was, werd
Job zinloos voor me. Op zekere dag
zei een vriendin tegen me dat ik me
laats was omdat mijn huid na mijn
ziekte zo donker was. Ze bedoelde het
als een grapje, maar ik was ervan
overtuigd dat het waar was en daar
om trok ik mij terug in mijn hoekje
onder de trap die naar de slaapzaal
leidde en schreide daar mijn hart uit.
Een ouder meisje probeerde mij te
troosten door te zeggen dat de eer
waarde heer Adams, die de school
regelmatig bezocht en op wie we alle
maal erg gesteld waren, ook het Le
prozenhuis zou bezoeken en dat zij,
de meisjes, van tijd tot tijd ook zou
den komen.
(Wordt vervolgd)
m
110111. De Bosmannetjes hadden een wa
gentje gehaald en legden daar nu Grom-
gram voorzichtig op. En toen reden ze
hem naar het dorp.
Breng hem maar naar mijn huisje,
zei de burgemeester. Hij kan in een bed
gelegd worden, dat ik nog over heb!
Ze tilden Gromgram van het wagentje
en droegen hem naar binnen. Het bed
stond al klaar en daar werd hij in gelegd
en warm toegestopt onder de dekens.
Wat zou er toch eigenlijk met hem
gebeurd zijn? vroegen de Bosmannetjes
zich af. We moeten zo gauw mogelijk
maar eens gaan kijken!
(Van onze Amsterdamse redacteur
Er zijn nog maar weinig Amsterdammers over, die hen
gekend hebben: Japie Schapendief, Jossie de hondenmepper,
Kokadorus, Simon Pijpekop en hoe zij meer mochten heten,
de schilderachtige hoofdstedelijke straatfiguren uit het begin
van deze eeuw. In het moderne Amsterdam zoekt men ver
geefs naar de typen uit de karakteristieken van Justus van
Maurik of naar de buurtfiguren uit de romans van Querido.
Want de zwervers, die eertijds bij de binnenstad behoorden
als de paardetram en de aapjeskoetsier, zijn voorgoed ver
dwenen, mede dank zij de sociale wetgeving die ons van
de wieg tot het graf voor de bedelstaf behoedt. Simon
Pijpekop en Japie Schapendief zullen eens voorgoed zijn
vergeten. Maar één naam zal immer blijven voortleven: die
van „Had-je-me-maar", de drankzuchtige bedelaar met zijn
groezelig-witte baard, die schooiend langs de terrasjes van
iet Rembrandtplein zijn kostje trachtte op te halen. Had-
|e-me-maar, bij het bevolkingsregister ingeschreven als Cor-
nelis de Gelder, heeft in tegenstelling tot zijn vrienden-van-
de-straat een vast plaatsje gekregen in
het archief van de gemeente Amster
dam. Nu veertig jaar geleden, in april
1921, was hij namelijk het middelpunt
van een incident dat opschudding bracht
in het gehele land: Had-je-me-maar
creeg bij de gemeenteraadsverkiezingen
op 27 april van dat jaar niet minder dan
13.179 stemmen en was daarmee tot
raadslid gekozen!
Met stok en sigarenkist
Voor 1921 genoot Cornells de Gelder
slechts een lokale bekendheid. Hij hoorde
bij het Rembrandtplein als het standbeeld
van Rembrandt zelf. Men kon hem daar
elke dag zien strompelen, een schooier
met lange, vuilwitte haren, een kale zwarte
jas en een verfomfaaide hoed, zijn onaf
scheidelijke sigarenkistje tegen de borst
geklemd. Om aandacht te trekken trom
melde hij met de vingers op het kistje en
zong hij af en toe het in die dagen be
kende revueliedje „Had-je-me-maar met
een knakie d'rbij, had-je-me-maar met een
lokkie opzij". Als hij wat geld bijeenge-
bedeld had verdween hij in een kroegje
voor een half maatje.
Cornelis de Gelder werd 22 november
1856 geboren als zoon van nette burger
mensen. Hij werd opgeleid tot metselaar,
trouwde op jeugdige leeftijd en verdiende
een goede boterham. En hij zou wellicht
een gelukkig mens zijn gebleven als zijn
vrouw niet plotseling was overleden. Dit
greep Cornelis, zo hevig aan, dat hij op
drift geraakte. Hij was altijd een lenige
jongeman geweest en -zo kon ébefa gebeu
ren, dat hij Amsterdam verliet om zich
als acrobaat in een variététheatertje op de
kermissen te verhuren. Jaren later keerde
hij naar zijn geboortestad terug. Werken
deed hij niet meer. Hij zocht vergetelheid
aan de tapkast van de kroegjes rond het
Rembrandtplein.
Populaire figuur
De bijnaam, die Cornelis de Gelder is
toegevallen en onder welke hij in de ge
schiedenis zal voortleven, dateert uit de
eerste wereldoorlog, toen in het Florathea
ter te Amsterdam de revue „Had-je-me-
maar" in première ging. De directeur van
de revue huurde de bedelaar, die van tijd
tot tijd op het Rembrandplein luidkeels de
titel „Had-je-me-maar" moest schreeuwen.
Zoiets kan men in Amsterdam niet onge
straft doen. Cornelis de Gelder heette
voortaan „Had-je-me-maar".
Had-je-me-maar mocht dan een zwerver
zijn, hij was in elk geval populair, vooral
bij de taxichauffeurs en de aapjeskoetsiers,
die op het plein op klanten stonden te
wachten en de baardige grijsaard met zijn
wandelstok en sigarenkistje vaak een stui
ver afschoven van hun fooiengeld. Hij was
een vriendelijk man, die ondanks de ach
tergronden, die hem tot dit leven hadden
gebracht, de indruk gaf een opgewekte na
tuur te bezitten.
Zo populair was Had-je-me-maar, dat
toen hij fn 1919 op het Rembrandtplein
over een bananeschil uitgleed en per am
bulance naar het Binnengasthuis werd ge
bracht, dit in het Algemeen Handelsblad
werd vermeld. Hij had slechts een ont
wrichte knie en enkele ontvellingen opge
lopen. Toen hij naar het ziekenhuis werd
gebracht, verzuchtte hij: „Dit zal wel de
enige keer in m'n leven zijn, dat ik in
een auto rijd."
Rapalje-partij
Tegen wil en dank is Had-je-me-maar in
de politiek terechtgekomen. In de jaren kort
na de eerste wereldoorlog ontstond de
„Bond van Vrije Socialisten", vurige idea
listen die de wereld drastisch wilden her
vormen, maar die zich verzetten tegen
iedere vorm van dwang, zelfs als deze uit
de democratie voortkwam. Een van hun
grieven was gericht tegen de stemplicht en
'n actiecomité uit deze bond ook wel be
kend als5 de „rapaljepartij" besloot de
gemeenteraadsverkiezingen van 1921 aan
te grijpen om die stemplicht belachelijk te
maken. De rapaljepartij stelde Had-je-me-
maar kandidaat. Als tweede op de lijst
lieten zij het oog vallen op Bertus Zuur
bier, een verbitterde revolutionair met
flambard en flodderdas, die in die jaren
veel publiek trok op de markt op het Am-
stelveld, waar hij felle toespraken hield en
politieke schotschriftén verkocht.
Amsterdam lachte om de grap en de
kranten beschreven hoe het actiecomité
Had-je-me-maar in een rijtuig naar het
stadhuis reed om hem kandidaat te stel
len. En daar, op de binnenplaats van het
Prinsenhof, heeft Had-je-me-maar ten
overstaan van de Amsterdamse pers en
een handjevol nieuwsgierigen de volgende
toespraak gehouden: „Er moet veel ver
anderen, mensen, in deze stad. Wij zullen
striiden tegen de hoge prijzen. Wij zullen
strijden voor jajempies van 5 cent, want
'wie geen jajem drinkt is een snoeper en
Had je me maar in zijn glorietijd
snoepen is ongezond. Het brood moet op
11 cent komen en het vet op-35 cent. En
die inrichting voor het algemene nut (open
bare toiletten) op het Rembrandplein moet
weg, want daar stoot ieder fatsoenlijk
mens z'n neus an!".
Dertienduizend stemmen
Een grap? Maar wat voor een: tot ieders
verbazing bleken zoveel Amsterdammers
de draak te willen steken met de verkie
zing, dat Had-je-me-maar op de 27ste
april 13.179 stemmen op zijn naam kreeg
uitgebracht en Zuurbier 1067. En met een
gezamenlijk aantal stemmen van ruim
14.000 waren beide straatfiguren dus voor
de tijd van vier jaar gekozen als gemeen,
teraadsleden! Had-je-me-maar bleek zijn
aanhangers te hebben in de Jordaan zowel
als in de „dure buurten" rond het concert
gebouw.
Waarnemend burgemeester H. J. den
Hertog, had de zwaarste dag van zijn le
ven. Wat een blamage voor zijn stad! Tot
diep in de nacht had ten stadhuize overleg
plaats over de consequenties van deze
stembusuitslag. En de volgende dag had
er zelfs een onderhoud plaats tussen de
secretaris-generaal van Binnenlandse Za
ken mr. I. B. Kan (de latere minister en
vader van cabaretier Wim Kan) en het
Amsterdamse gemeentebestuur om te over
leggen of er iets kon worden gedaan aan
die in de kranten breedvoerig becommen
tarieerde verkiezing. Er viel weinig meer
aan te doen. Had-je-me-maar en Zuurbier
zaten j,uridisch stevig in hun raadszetels,
Het is namelijk wel mogelijk, onmaatschap
pelijke personen uit te sluiten van het ac
tieve kiesrecht, maar de wet verhindert
niet, dat deze mensen gekozen kunnen
worden.
Uitgerangeerd
Toch heeft Had-je-me-maar nooit werke
lijk deel uitgemaakt van de Amsterdamse
gemeenteraad. Hij heeft zelfs niet kunnen
meedelen in de vreugderoes van de rapal
jepartij op de avond van de verkiezings
dag. Op 7 april, dus drie weken voor de
stemming, vond een agent hem 's mor
gens om half zes slapend in het plantsoen
van het Rembrandtplein. Dat gebeurde wel
meer, maar om een reden, die nooit opge
helderd is, nam de agent Had-je-me-maar
wegens openbare dronkenschap en landlo
perij mee naar het bureau, waardoor hij
onbewust de geschiedenis van Amsterdam
heeft veranderd. De wachtcommandant
weigerde de bedelaar in de cel te1 sluiten
„omdat hij stonk". En zo verhuisde Had-
je-me-maar naar de quarantaineinrichting
De gehele zomer door kunnen zij die
Londen bezoeken genieten van een groot
aantal manifestaties op amusementsgebied
in de openlucht, die worden verzorgd door
de London County Council. Een zojuist
verschenen brochure geeft bijzonderheden
over het amusement. Dit jaar wordt het
complex van Crystal Palace herschapen
tot een concertzaal in de openlucht. Er
zal een podium worden gebouwd en onge
veer 6000 mensen zullen naar de muziek
van een aantal vooraanstaande orkesten
kunnen luisteren. De reeks concerten
wordt op 18 juni geopend door het Lon-
dens Symfonie Orkest, dat Beethoven's
Eroica en Tsjaikovsky's „1812" en „Romeo
en Julia" zal uitvoeren. De geslaagde klas
sieke tuinconcerten in Kenwood en in Hol
land Park op zaterdagavond zijn een vast
onderdeel van de zomer-attracties gewor
den en staan ook dit jaar weer op het
program. Voor de liefhebber van moderne
muziek komt er een serie van zeven jazz
concerten in van Battersea Park
De modieuze man zal dit jaar colberts
met een enkele rij knopen, broeken zon
der omslag en kleurige dinnerjackets dra
gen.
De modellen zijn deze week getoond in
het Madamapaleis in Turijn. Er waren
inzendingen uit Oostenrijk, België, Fin
land, Frankrijk, Duitsland, Italië, Neder
land en Zweden.
Deskundigen wijzen erop dat de omslag
aan pantalons voorgoed verdwenen schijnt
te zijn na een bittere strijd van jaren tus
sen de kleermakers. Met uitzondering van
vier van de 102 getoonde modellen had
den alle colberts één rij knopen en ver
toonden zij de zogenaamde „Italiaanse
stijl": met lage split achter of hoge split
ten opzij.
Slechts Nederland en Italië toonden con
ventionele zwarte dinnerjackets. Alle an
dere landen kwamen met 'dinnerjackets
in minder conservatieve kleuren.
De Finse herenmode-industrie ontwierp
een lichtgroene dinner jacket gemaakt van
mohair. Een ander Fins ontwerp was een
overjas met raglanmouwen, vervaardigd
van lichtbruine tweed.
CO». MAtTEN TOONOfl
92. De holbewoner zag Panda, zijn beschermer, ner
gens in de buurt en het vage mompelen van zijn za
kelijk leider Joris Goedbloed achtte hij waardeloos in
de huidige noodtoestand. Dat er sprake was van een
noodtoestand leed voor hem niet de minste twijfel, want
de wereldkampioen, Tarzan „Stroop" Bubbelbak, was
ernstig boos op hem en dat kon zijn teer gemoed niet
verdragen. Hij wist niets beters te doen dan het op een
lopen te zetten. De zorgen, die Joris zich over dit alles
maakte, werden er niet minder op toen de manager van
de wereldkampioen, Gil Doordewinter, plotseling naast
hem opdook en hem op weinig vreedzame toon toe
voegde: Doe wat! Maak een eind aan dit gehol! Suf
ferd moeten ze allebei gediskwalificeerd worden?
Dat kost ons een miljoen de man!" „Geen nood, geen
nood," antwoordde Joris, „mijn leerling vindt het soms
aardig zich midden in een spannende wedstrijd even
wat te vertreden.maar daar zweeg hij omdat hij
zelf voelde dat hij bazelde. Het draven in de ring leek
namelijk nauwelijks meer op vertreding. De enige die
zijn zelfbeheersing bewaarde was de scheidsrechter Teer-
hout; hij zei uit het hoofd alle regels van de boks-
sport op, te beginnen met artikel 1, sub a, in de hoop
dusdoende de kampvechters aan hun verplichtingen te
herinneren.
op Zeeburg om te worden ontluisd en van
schone kleren te worden voorzien.
Hij werd vastgehouden en op dezelfde
dag, dat 13000 Amsterdammers hun stem
op hem uitbrachten, werd Had-je-me-maar
voor de rechter gebracht. Het requisitoir
van officier van Justitie mr. Massink was
weliswaar meer tegen het publiek gericht
dan tegen de verdachte, maar toch werd
Cornelis de Gelder wegens herhaalde dron
kenschap veroordeeld tot tweemaal twee
weken gevangenisstraf. Enkele dagen la
ter, op 1 mei, werd hem in de gevangenis
een verklaring voorgelegd, waarin hij af
stand deed van zijn raadszetel. Had-je-
me-maar tekende. Na zijn gevangenisstraf
kwam hij niet onmiddellijk op vrije voe
ten. Hij werd ondergebracht^ in een sanato
rium voor drankzuchtigen "te Beekbergen
en werd na een anti-alcoholkuur naar een
rijkswerkinrichting gezonden. Amsterdam
had zich ontdaan van de vriendelijke be
delaar, die voor een politiek spelletje was
misbruikt.
„Fatsoenlijk" gestorven
Maar ziet: eind 1922 stond Had-je-me-
maar weer op het Rembrandtplein. Met
wandelstok en sigarenkistje, maar in nette
kleren en met gewassen haren. Hij werd
ingehaald als een verloren zoon, maar tot
ieders verrassing sloeg hij ieder aangebo
den borreltje of glaasje bier af. Had-je-
me-maar dronk niet meer. En Had-je-me-
maar bedelde ook niet meer. Hij was een
fatsoenlijk man geworden en hij wilde zijn
kost verdienen met eerlijke handel. Die
handel bestond uit de verkoop van prent
briefkaarten met aan de ene zijde een
foto van hemzelf en aan de andere kant
een vers van Koos Speenhoff, dat als volgt
luidde:
Landgenooten! Stadgenooten!
Als „Had-je-me-maar" was ik raadslid,
Ik zwièrf toen als bedelaar rond.
Nu kom ik terug als De Gelder,
Menschwaardig, gelukkig, gezond.
Ik bied u hierbij mijn portretje,
Misschien koopt u iets van mijn waar.
Toe, help me als De Gelder te leven,
En niet meer als „Had-je-me-maar."
Had-je-me-maar hield voet bij stuk Als
straatkoopman frequenteerde hij nog jaren
lang het Rembrandtplein. Hij is daar ook
gestorven, in het harnas zogezegd. Op 30
november 1931 werd hij op het plein over
reden door een auto.
En Bertus Zuurbier? Deze spraakwater
val werd in tegenstelling tot zijn lijstaan
voerder wel als raadslid geïnstalleerd en
hij is vier jaar lang een trouw bezoeker
geweest van de raadvergaderingen. Maar
deze man, die op de markt voor een altoos
groot publiek redevoeringen hield, waar de
stukken afvlogen, deed tijdens al die ver
gaderingen geen mond open.
Toen een raadsverslaggever hem eens
polste over die zwijgzaamheid merkteZuur-
bier op: „Zolang dat presentiegeld maar
vijf gulden bedraagt, ben ik niet van plan,
hier iets te zeggen. Wie mij wil horen
moet maar naar het Amstelveld komen.."
Copyrioh^^^Boï^^OpïnE