GULtEN miETLIM Bibina en de Bosmannetjes 3 Onstilbare „bloemenhonger" in de Sovjet-Unie Zelfs de enorme „staatsbloemen- fabrieken" kunnen de groeiende vraag nog maar nauwelijks aan V a PANDA EN DE GROTBOKSER t VoCg,ende uxeek... Polle Ons vervolgverhaal m 15 De levensroman van een Chinees meisje door VRIJDAG 28 APRIL 1961 Staalkaart van klimaten A mateur-kwekers K, oiaeaoM hob, BnpameHHuz E3 JiyKOBim» nojiyyemiux ii3 rcuniaH$pH. ai OHOJtoraqecKHX sayii, 3aBeztymiaH seKOpaTusmfflf- oiaHHiecKoro caaa ISSt EneHa liraoBCKaH B03Jie iKEBixa» Park-fabrieken N. Nikolajenko 22. Alsjeblieft, zegt heer Kang, hier staat de wagen, en wat zeg je er nu van? Ik vind hem heel bijzonder, zegt zijn vrouw, vooral dat touw is interessant. De moeilijkheid is echter, aat, als heer Kang in de auto zit en zijn zoontje voorop, dan kan er eigenlijk niemand meer bij! Het enige is, dat mevrouw Kang op de nek van haar man gaat zitten. Dan zit ze hoog en droog, maar Polle gelooft niet, dat dat lang goed gaat! ffc kostte ouizEwo 22) In de ver- bandkamer was voortdurend een ver pleegster bezig met het af- en aan doen van verbanden, waarbij ze de patiënten adviezen gaf en hun zoveel mogelijk in hun noden en moeilijk heden tegemoet kwam. Velen van hen toonden zich zeer dankbaar en ze brachten zo arm als ze waren toch nog geschenken voor de verpleegsters mee. Vaak konden ze niet meer mis sen dan een paar bananen. Toch wa ren ze voor de verpleegsters meer waard dan goud. Deze patiënten ver schilden wel heel erg van de meer ontwikkelde mensen die zo nu en dan in het ziekenhuis kwamen en eisten dat ze voorrang moesten hebben. Als de verpleegster dan zo vrij was om te zeggen: „Wacht u even uw beurt af," kon ze er staat op maken dat ze er wat over zou horen. Ik vond het erg jammer om te moeten zeg gen dat ook sommige christenen zich op deze manier lieten gelden. Op een dag zei een vrouw tegen me: „Zuster, laat deze patiënt even voorgaan want ze behoort tot onze kerk." „Wat maakt dat voor verschil?" vroeg ik. „U bent een ongemanierde en bru tale verpleegster!" kreeg ik prompt te horen. Dergelijke incidenten kwamen vaak voor en sindsdien ben ik er altijd van overtuigd gebleven een standpunt dat tot mijn plezier ook door het na oorlogs personeel van het St. Andrew- ziekenhuis werd ingenomen dat christenen bij de behandeling geen voorrang mogen hebben, maar dat ze precies als elk ander moeten worden behandeld. Het lijkt mij integendeel dat de christenen in plaats van bij zondere voorrechten te verlangen meer op Jezus moesten willen gelijken door in zo'n geval langer te wachten, want „het is beter te geven dan te ont vangen". Het werk op de verschillende afde lingen was veel minder enerverend en druk dan in de polikliniek, maar ik hield net als de meeste verpleegsters niet van nachtdienst. Omdat ik een zogenaamde „runner" was kon ik overal worden ingeschakeld op de kinderafdeling, op de zalen, in de po likliniek en in de verloskamer. Janet, kom eens hier." Ik rende de trap op en stond buiten adem voor mijn hoofdverpleegster. „Maak eens 'n kop koffie voor me". Voor de kop koffie klaar was, moest ik wel weer naar de verloskamer en zo was ik tijdens mijn nachtdiensten aan het koffiezetten, aan het luier ver wisselen bij een baby, of ik hield iemands benen vast. Al heel gauw vond ik het overbrengen van doden naar het lijkenhuisje niet zo erg meer, maar ik bleef een afschrik houden van de verloskamer. Zoveel patiënten raakten daar buiten zichzelf; ze trok ken aan hun haren en gilden het uit van de pijn. Ik had de indruk dat er 's nachts meer babies geboren wer den dan op de dag. Zodra een baby geboren was toonde de verpleegster 't zoals gebruikelijk onmiddellijk aan de moeder zodat deze het geslacht van het kind kon vaststellen. Als het een jongen was, werd er altijd gelachen maar als het een meisje was hoorde je niets anders dan verwensingen. Al was ik dan nog maar leerling, toch moest ik zo nu en dan voor ernstige gevallen zorgen. Eens moest ik een vrouw verplegen die aan een ernstig verwaarloosde tuberculose leed. Ze staarde met haar grote ogen voor zich uit en haar ademhaling werd hoe lan ger hoe moeilijker. Men vertelde mij dat ze stervende was en dat ik haar onafgebroken de pols moest voelen. Het was donker in het kleine vertrek je en akelig stil. Ik had eerder wel verhalen gehoord dat in ziekenhuizen, en vooral in donkere hoekjes, talrijke geesten wonen. Gespannen keek ik naar de hoeken van de kamer, waar bij ik een hand op de pols van de patiënt hield en mijn benen zo hield dat ik onmiddellijk weg kon springen. Op momenten dat het afgeschermde licht door de luchtstroom heen en weer zwaaide, verschenen er monster achtige schaduwen op de muur. Het leken talloze kwade geesten die op deze arme vrouw stonden te wachten en misschien ook wel op mij. Voor een keer wenste ik dat ik naar de ver loskamer zou worden geroepen. Mijn angst werd zo groot dat het gering ste geluid zoals dat van de huisha gedis die „Spiep sjiep" riep, voor mij voldoende was om uit het vertrek weg te rennen. Bij zo'n haastgie vlucht ontketende ik enige opschudding toen ik de dienstdoende dokter bijna onder steboven liep. Hij gaf me een flink standje, vooral omdat ik geen afdoen de verklaring kon geven voor mijn ongewoon gedrag. Eén vrouw kan ik me nog heel goed herinneren omdat ze bijzonder lief en aardig was. Ze had erg veel pijn en had me gevraagd of ik haar borst kas wilde wrijven. Later vertelde ze me in vertrouwen dat ze de eerste vrouw van haar man was, maar dat hij er naast haar nog twee had. Haar dochtertje dat nog pas een paar da gen oud was, bevond zich ook in het ziekenhuis en ze was bang dat haar man het kind misschien zou verkopen als zij zou sterven. Ze vroeg mij om hem namens haar te zeggen: „Je mag geen van mijn kinderen verkopen, maar koop voor mij een goede kist en trek mij na mijn dood zeven lagen kleren aan en bewijs mij geregeld de nodige eer." Ze bedankte mij en wenste me een betere echtgenoot toe dan zij gehad had. Ik kon niet be grijpen dat de man naast haar nog behoefte kon hebben aan een andere vrouw terwijl zij zo leuk was en zo jong. De verpleegstersverblijven bevon den zich op de bovenste verdieping van 't gebouw. Op elke kamer waren drie of vier verpleegsters gehuisvest. De vertrekken waren tamelijk klein en bevatten bijna geen meubels: bed den, een kast, een schrijftafel en een of twee stoelen. Ik had echter zo graag een toilettafel gehad. Ik woonde in een kamer met vier bedden; ertegenover lag 'n vertrek dat tegelijk eet-, zit- en leeskamer was. Er stonden twee gro te tafels, twee sofa's, een kast, waarin leesmateriaal werd bewaard en een schrijfbord. Een etmaal was verdeeld in drie diensten, namelijk van zes uur 's mor gens tot twee uur 's middags, van twee uur 's middags tot tien uur 's avonds en van tien uur 's avonds tot de volgende morgen zes uur. Onze nachtdiensten duurden altijd veertien dagen en als je dan om zes uur je laatstg nachtdienst achter de rug had, moest .je 's middags om twee uur v;éer beginnen. We hadden niet zoals in andere ziekenhuizen vrije nachten. Er was zelfs in een heel jaar geen en kele vrije dag. Dit had tot gevolg dat de verpleegsters hun arbeidsvoor waarden begonnen te vergelijken met die van collega's in andere ziekenhui zen en er ontevredenheid ontstond. Er aren ook strikte regels uitgevaardigd voor de vrije avonden: we hadden één vrije avond per week, waarop we in tussen om tien uur binnen moesten zijn. Gewoonlijk moest iedere ver pleegster om kwart voor zeven 's avonds in het gebouw aanwezig zijn en de zusters die om twee uur vrij waren, mochten niet vóór vier uur weg omdat ze gebonden waren aan de verplichte middagrust. De verpleeg sters die middagdienst hadden, wa ren zogenaamd 's morgens vrij, maar toch moesten zij altijd om tien uur precies, geen minuut eerder of later, de kapel schoonmaken. Waarom dat zo was heb ik nooit kunnen begrijpen. „Goed oppassende" verpleegsters die zich aan deze regels hielden, hadden het niet gemakkelijk als zij kennis hadden aan een jongen. Op een avond was ik mee uit gevraagd door een van de oudere verpleegsters. Zij wilde mij in contact brengen met haar broer. Ik voelde mij erg opgewonden. Het was a! half negen toen we bij ons verblijf weggingen, een tijd waarop we in bed hadden behoren te liggen. Toen de jon gen kwam, wist ik niet wat ik zeggen moest. Ik was verlegen en voelde me allerminst op mijn gemak. Voortdu rend was ik bezig met de gedachte: „Hoe komen we nu terug in het zie kenhuis? De hoofdingang is natuurlijk gesloten." Maar mijn vriendin stelde me enigszins op mijn gemak door te zeggen dat ze mij weer veilig binnen zou brengen. Het was half elf toen we bij het ziekenhuis kwamen. Op onze tenen liepen we rond de achtertuin naar een klein deurtje vlak naast het lijkenhuisje. Maar het deurtje was dicht. We klopten en riepen zachtjes: „Ee Pak, tolong (help ons alsje blieft)." We hoorden niets. (Wordt vervolgd) OOK IN DE SOVJET-UNIE is het thans lente geworden, en ook daar mani festeert het voorjaar zich allerwegen met een overvloed van bloemen en bloemen, die het oog bekoort en het hart verwarmt. Steppen en velden, rivierdalen en berghellingen zijn herschapen in tapijten van geurende bloemen in zo rijke variëteit als men welhaast in geen ander land ter wereld vindt. En waar de natuur wellicht nog in gebreke blijft zoals in het hoge noorden daar worden flora's kinderen in grote getale aangevoerd uit de warmere gebieden: per trein, per vrachtauto en per vliegtuig. De Russen zijn, van oudsher en per traditie, frote bloemenliefhebbers. Bloemen verfraaien het leven thuis en bij de arbeid, i; ontspanning en feestelijke gebeurtenissen, bij tal van folkloristische gebruiken waaraan vooral het platteland nog zo rijk is, en natuurlijk bij verjaardagen, brui loften en andere hoogtepunten in de familiekring. HS119. Nu de vrede tussen Gromgram en Bibina getekend was, zag alles er heel anders uit dan voorheen. Gromgram scheen opeens helemaal veranderd; hij snauwde niet meer en keek veel vriende lijker, dan ooit iemand had kunnen den ken. Bibina en de Bosmannetjes waren daar heel blij om. Kom, zeiden ze. We steken met z'n allen de handen uit de mouwen en bou wen een nieuw huisje voor Gromgram, hier in ons dorp. Hij begrijpt nu wel, dat hij bij ons hoort.' En zo klonk er de volgende dagen in het Bosmannetjesdorp een ijverig zagen en timmeren. Allemaal werkten ze mee aan de bouw van het nieuwe huisje. EEN DIER GEBRUIKEN is, dat de ze venjarige, die voor het eerst naar school gaat, voor zijn onderwijzeres een grote boeket bloemen meebrengt. En welke school men in de Sovjet-Unie ook bezoekt, altijd is er een schooltuin, waar de leer lingen vruchtbomen, groenten en bloemen kweken. Hier leren zij de grondslagen van plantkunde en tuinbouw in de praktijk ken nen, hier houden zij zich voor het eerst met eenvoudig natuuronderzoek bezig. Het werk in de schooltuin helpt de kinderen dikwijls om een beroep uit te kiezen. Vele Sovjet-geleerden die op het gebied van de plantkunde en bloementeelt werken, zijn hiermee als prille kleuter in zo'n school tuin begonnen. DE BOSSEN, weiden en steppen van het enorme land zijn rijk aan prachtige wilde bloemen. Op de berghellingen en in de val leien van de rivieren van het Verre Oosten groeien grote pioenen, verschillende lelies, irissen en orchideeën. De Kaukasus staat bekend om zijn zeldzame planten. De half- woestijnen en droge steppen van Midden Azië zijn in het voorjaar met prachtige gekléurde wilde tulpen bedekt. Ook in de bossen en steppen van Siberië en Centraal Rusland vindt men veel mooie bloemen. De geleerden bestuderen deze rijkdom der levende natuur zorgvuldig, kiezen de mooiste bloemen en planten uit en planten ze over op de bloembedden van de botani sche tuinen en kwekerijen, waar zij wor den vermenigvuldigd om later de tuinen, parken en straten van de talrijke steden en dorpen te sieren. De mensen nemen echter niet alleen ge noegen met de bloemen die de natuur hun schenkt. Zij kweken zelf nieuwe soorten bloemen die nog mooier zijn van kleur en zich beter bij bepaalde omstandigheden aanpassen. Dit laatste is voor de Sovjet- Unie van bijzondere betekenis, gezien de grote verscheidenheid aan gronden, klima ten en landschappen. Als in de Zuidelijke gebieden der U.S.S.R. de sneeuwklokjes bloeien, woeden er in het Noorden nog sneeuwstormen. Terwijl het aan de Zwarte Zeekust van de Kaukasus volop regent en de subtropische flora daar weelderig bloeit, is het in Midden-Azië zo droog, dat men er alleen in het vroege voorjaar bloe men onder natuurlijke omstandigheden aantreft. OP VERSCHILLENDE plaatsen in de U.S.S.R. zijn botanische tuinen, proefsta tions en kwekerijen aangelegd, waar om vangrijk selectie- en vorsingswerk wordt verricht. De bekendste is de botanische tuin van de Russiche Academie van We tenschappen in Moskou. Hier is een enor me bloemencollectie verzameld er zijn alleen al meer dan 2000 soorten rozen, ruim 400 soorten tulpen en ongeveer 500 soorten dahlia's. Onder de rozen zijn onder andere goed tegen koude bestand zijnde soorten, die de plantenveredelaars spe ciaal voor de Noordelijke gebieden van het land hebben gekweekt. Er zijn ook ro zen gekweekt, waarvan de bloemblaadjes de heetste zonnestraling doorstaan kun nen. De Sovjet-selecteurs hebben voorts prachtige soorten chrysanten, tulpen, gla diolussen, floxen, jasmijn en andere bloe men gekweekt. MET DE BLOEMEN-selectie houden zich in Rusland niet alleen geleerden be zig, maar ook talrijke amateur-bloemkwe kers. Zo is de automonteur L. Kolesnikow al vele jaren beroemd om zijn seringenteelt. De door hem gekweekte soorten onder scheiden zich door hun grote rijkdom aan kleuren: van wit tot donker-crème, van teerroze tot helrood, van heel lichtblauw tot donkerblauw en paars. Aan afzonder lijke struiken bloeien in de tuin van Koles nikow tegelijkertijd van vier tot twintig soorten seringen waarvan de bloemtrossen niet alleen heel verschillend van kleur maar ook zeer verscheiden van vorm zijn. De monteur heeft voor dit werk een hoge onderscheiding van de regering ontvan gen. In elke stad zijn veel amateur-kwekers. Zij kweken nieuwe soorten bloemen, ver menigvuldigen ze en nemen deel aan het aanleggen van bloemperken in hun stad. Alleen al bij de Moskouse „Vereeniging van natuurliefhebbers" zijn meer dan 300.000 mensen aangesloten. Met hun hulp zijn er in 1960 in Moskou meer dan 50 miljoen bloemplanten uitgezet. DAAR OP een groot deel van het Sov jet-grondgebied de temperatuur vier tot zes maanden per jaar niet boven de tien graden onder nul stijgt, de grond door sneeuw bedekt is en de planten dus niet gedijen, kweken velen daar kamerplanten. Meestal zijn het eeuwig-groene planten die in landen met een heet klimaat thuisho ren. Sommige plantenliefhebbers houden er op hun vensterbanken hele miniatuur kwekerijen op na, waarin des winters prachtige orchideeën en Parmaviooltjes bloeien, citroenen en mandarijnen rijpen, tulpen en hyacinten ontluiken. Zulke „ven- sterbankkassen" bieden een fantastische aanblik, daar de ramen, die er de achter grond van vormen vaak door ijsbloemen bedekt zijn en alles buiten bedekt is onder een dikke laag sneeuw. NIET ALLEEN in de huizen der men sen, ook op hun werk nemen de bloemen een vaste plaats in. De terreinen van de industriebedrijven, de mijnen, de ijzer- en staalfabrieken en andere werkplaatsen lij ken vaak op bloeiende tuinen met mooie bloemperken en gazons. Daar is bijvoor beeld de mechanische werkplaats van de metrobouw in Moskou, die de bijnaam „park-fabriek" gekregen heeft. De gebou wen zijn aan alle kanten door bomen om ringd populieren, ahornbomen en aca cia's. Er is ook een boomgaard op het fabrieksterrein aangelegd. (Helena Sjipóvskaja, plantkundige, bewondert in de botanische tuin van de Universiteit van Moskou een proef perk met prachtige tulpen, gegroeid uit Nederlandse bloembollen). Vele fabrieken hebben hun eigen oranje rieën en broeikassen \Vaarin vruchten, groenten en bloemen voor de arbeiders worden gekweekt. De kassen worden in de winter door de afgewerkte stoom en heet water verwarmd. De warmte en het vocht gehalte van de lucht worden automatisch op het vereiste peil gehouden. Er is een enorme vraag naar bloemen in de Sovjet-Unie. Daarom komen er steeds nieuwe bloemkwekerijen bij en wor den de bestaande voortdurend uitgebreid. In de grote steden en industriecentra be staan grote bloemkwekerijen die goeddeels gemechaniseerd zijn: „bloemenfabrieken" als het ware. Alleen al één van deze bloemkwekerijen (in de buurt van Mos kou) „produceert" ieder jaar ongeveer tien miljoen verschillende bloemen. In de kleinere bewoonde plaatsen wor den kleine kwekerijen en oranjerieën ge bouwd om in de lokale vraag te kunnen voorzien en om dure invoer van elders uit Rusland zoveel mogelijk te beperken. Ook de „floralisatie" van de steden gaat gestaag voort. In de straten van de oude en nieuwe steden worden gazons aange legd en bomen en struiken aangeplant; grote huizenblokken krijgen bloemperken. Zelfs op de nieuw-ontgonnen woeste gron den van Kazakstan worden, zodra de grond is omgeploegd en het eerste huis staat, reeds bloemperken aangelegd. De jaarlijkse bloemententoonstellingen in de steden en dorpen, de bloemenfeesten, de verschillende „bloembeurzen" waar bloemen en bloemzaad verkocht worden en tenslotte het speciale paviljoen van de bloementeelt op de „tentoonstelling van de Volkshuishouding" in Moskou spelen een grote rol in de ontwikkeling van de bloementeelt in de Sovjet-Unie, die uitein delijk naar een „bloemen-autonomie" vOk MM'f-H rOQMOtl 96. Misschien ging er nu voor Blabla de holbewoner een schitterende toekomst open, maar voor Joris Goed- bloed, zijn gewezen zakelijk leider in de bokssport, leek er niet veel toekomst meer te bestaan. Wereldkam pioen Tarzan „Stroop" Bubbelbak was opnieuw uit een verdoving ontwaakt en kwam nu zijn klachten voegen bij die van zijn manager, Gil Doordewinter, en ver scheidene andere gedupeerden. Gezamenlijk dreigden zij Joris met de gruwelijkste maatregelen als hij niet verscheidene miljoenen aan schadevergoeding betaalde; en het hoeft geen betoog dat het hem niet schikte om aan deze eis te voldoen. „Maar heren, heren, kalmte nu toch!" pleitte hij. „Beheers u! Laat ons dit als al gemeen-ontwikkelden onderling beschaafd bespreken! Tranquilus saevis, zoals de Klassieken dat zo fijntjes noemen. Ongetwijfeld heeft er hier een klein misver stand plaats gehad, maar alles kan opgehelderd worden. Sterker nog: ik zal u onverwijld de ware schuldige wij zen; de ware schuldige.Hij zweeg een ogenblik, zag zijn belagers met een zekere spanning naar hem luis terden en riep toen luid en snel: „Daar! Daar gaat hij!!!" Men keek gealarmeerd in de aangewezen rich ting en in die seconde lichtte Joris beleefd de hoed. „Het spijt me," zei hij, „maar een dringende afspraak roept me nu elders". Daarmee begon hij rap het vege lijf te redden. streeft. Nu worden er geregeld nog buiten landse bloemen ingevoerd onder ande re Nederlandse tulpen doch meestal zijn deze in hoofdzaak voor de Russische ver- edelingsbedrijven bestemd. is het veertig jaar geleden (6 mei 1921) dat in ons land het rookgenot belast werd met een accijnsrecht, dat aanvankelijk slechts tien percent (voor rook-, pruim-, snuiftabak en sigaren) en vijftien percent (voor sigaretten) van de kleinhandelsprijs bedroeg, maar dat thans via gesta dige verhogingen is opgelopen tot 40 percent van de kleinhandelsprijs voor rook- en pruimtabak, 14 tot 20 percent voor sigaren (afhankelijk van het formaat sigaar) en 62 per cent voor sigaretten, zodat thans van elke gulden die men voor een pakje sigaretten neertelt, tweëenzestig cent aan de ficus toevallen. Geen wonder dan ook, dat de opbrengst van deze belasting op het roken vo rig jaar het exhorbitante bedrag van f 507.390.000 opbracht, ofwel bijna vijftig gulden per hoofd der bevol king. En dan te denken, dat onze voorvaders in opstand kwamen tegen de tiende penning van Alva. is het zestig jaar geleden dat Prins Hendrik de officiële opening ver richtte van het wandelhoofd „Ko ningin Wilhelmina" in Scheveningen, die met zijn promenade-concerten, cabaretuitvoeringen en andere at tracties de geliefkoosde pantof felparade van de badgasten en van de Haagse „beau monde" bleef tot zij op 26 maart 1943 door de Duitse be zetter in brand gestoken en totaal ver woest werd. Na jaren van plannenma- ken, rekenen en soebatten krijgt Den Haag nu eindelijk 'n nieuwe wandel- pier dig nog groter en mooier wordt dan haar diepbetreurde voorgangster en die in de loop van het komende zomerseizoen haar hekken voor het publiek zal openen. weeft O „O O poo°A

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1961 | | pagina 15