GULt>EN miETUM WOBBO EN DE HOED m Geen angst voor de tandarts: muziek verdooft ii de pijn Porto Ercole is zeer verguld met zijn „Regina ïfle ïïli&cuï't PANDA EN DE PLASTIC PLASTIEK. i Pol Ie Pmöo ■a™. Kinderen te koop Plastic treinwagons in Engeland Nieuwe t.v.-studio in Engeland Kunstrubber tegen mijnbranden Ons vervolgverhaal MAANDAG 15 MEI 1961 7 De levensroman van een Chinees meisje door Él pindakaas Duitsen beste afneemsters van poeder en lippenstift »3< |7^ S4. Rodepluim vergeet helemaal, nog om nootjes te denken, zo is hij ver diept in het spel met Padje en de Papegaai! Maar hij verliest geregeld. Daarom springt hij ook maar weer van de boot, want dan kan hij werkelijk beter op noten uitgaan! - Polle echter, hoort een hevig gedruis en zegt: Pelli, we moeten eens goed nadenken, want daar komt een stroom versnelling; alle hens zullen nu aan dek moeten komen, vind je ook niet? ik Kösrre t>uizEwt> 33) Hij wees me erop dat ik altijd in ge- vaar zou verkeren als ik bij de Engel- Ei sen zou blijven. Het was erg moeilijk om deze goede man duidelijk te ma- ken dat ik een te grote last voor hem zou beteken«i en dat ik op de een of andere manier in India moest zien te komen. I Een paar dagen later kwam een klasgenootje van me mij bezoeken. Ze had de schipbreuk van een andere boot overleefd die op dezelfde dag als de onze was gebombardeerd. We ble- ven een poosje met elkaar praten en I toen vroeg ik haar om een spiegel E die ze zonder erbij na te denken uit haar tasje haalde. Ik deinsde terug E voor het beeld dat ik te zien kreeg. E een zwart en blauwig uitgemergeld j gezicht met opgezwollen ogen en lip- E pen. Tot in het diepst van mijn we- j zen geschokt begon ik te huilen en toen de zuster mijn eten kwam bren- gen weigerde ik iets te gebruiken. Niets scheen meer zin te hebben nu ik niet langer degene was die ik al- tijd was geweest. Ik dacht niet an- ders dan dat ik voor het leven mis- vormd was. Die nacht nam de toestand van een I van de patiënten een ernstige wen- j ding en een dokter werd geroepen. Hij j deed zijn onderzoek bij het licht van j een zaklantaarn en toen ik deze zag doorleefde ik plotseling weer de hel van het scheepsbombardement. Ik gilde om hulp, deed alle mogelijke I moeite om over boord te komen zak- I te op de vloer ineen. Toen ik weer bij kwam, was Dr. Cuttwood bij me. Hij verzekerde mij dat ik alleen maar het licht van een zaklantaarn had ge zien. 's Nachts gebeurde er altijd wel wat; meestal had iemand een nacht merrie en als hij begon te gillen gil den de anderen met hem mee. Het leek er meer op dat we in een gek kenhuis lagen dan in een ziekenhuisje. Geleidelijk aan werd ons oorspronke lijk groepje van acht groter en zo nu en dan werden enkelen verder ge transporteerd. Ik kwam ook aan de beurt hoewel ik nog altijd een bran- cardgeval was. De twee mannen op de boot die mij steeds hadden gedra gen, zeiden nu dat ze mijn gewicht niet meer voelden omdat het nu gelijk was aan dat van een kind. We voeren de rivier op tot Rengat, ongeveer 220 mijl van Singapore en hier kwamen we voor de eerste keer in een echt ziekenhuis te liggen, in bedden met heldere lakens. Niettemin werden we allemaal in een afdeling bij elkaar gebracht en de minst erge gevallen sliepen op de grond. De zenuwen van iedereen waren gespannen. Ze waren allemaal lichtgeraakt en ruzietjes waren dan ook aan de orde van de dag. Op de morgen na onze aan komst stond er een grote rij voor het toilet. Op het moment dat een Indisch meisje aan de beurt was, drong een Europese vrouw zich naar voren, maar ze werd zonder meer naar haar eigen plaats teruggewezen. Ze werd vreselijk kwaad en zei: „Wij Engelsen zijn altijd de eersten en wij zullen ook altijd de eersten blijven." „O, hoe kun je toch zoiets doms zeggen op een ogenblik als dit," zei haar vriendin. Toen keerde deze zich naar het Indische meisje en zei: „Let maar niet op haar, het is schandalig." We bleven maar een paar dagen in Rengat want iedereen wilde zo vlug mogelijk verder. Het Nederlandse Ro de Kruis zorgde voor twee trucks en daarin werden we verder het binnen land ingebracht. Onderweg rustten we even uit in een dorpje, Peranap ge naamd, en werden we ondergebracht in een huisje van twee vertrekken, waarin maar één bed stond voor ons gezelschap van vijftig mannen, vrou wen en kinderen. Het was de bedoe ling dat de onderbreking maar een dag of twee zou duren, maar tenge- gevolge van overstromingen werden we daar enige tijd opgehouden. Het was in Peranap dat ik weer leerde lopen. Onder de inwoners van Peranap en omgeving was het al gauw bekend dat er bij de evacué's ook een Chinees meisje was. Het was hartverscheurend om te zien hoe de ze mensen die zelf onder sobere om standigheden leefden, kwamen aan dragen met geschenken bestaande uit voedsel en kleding. Verscheidenen van hen moesten kilometers lopen om mij met hun geschenken te overladen. Het eten deelde ik met mijn medepa- tiënten en mijn aardse bezittingen be- j gonnen talrijker te worden. De Chi- nezen waren erg bereidwillig om ons te helpen, maar de taal leverde een grote moeilijkheid op. Ik was de enige Chinese in ons groepje, maar was het dialect dat daar gesproken werd niet i machtig en het Maleis dat zij gebruik- ten was me al even onbekend. We kregen daarna weer te kort aan voedsel en de rantsoenen werden met 1 de dag kleiner. Tenslotte werden in- structies uitgevaardigd dat de bur- gers zelf voor hun voedsel moesten gaan zorgen. Dit zette natuurlijk on- middellijk kwaad bloed. Waar zou men in dit dorpje aan voedsel moeten komen. Bovendien bezaten de meeste 1 burgers van ons groepje geen geld om het te kunnen kopen. Ik behoorde tot het militaire gedeelte maar toch vond ik dat men wat meer consideratie had e moeten hebben met de burgers onder ons. Natuurlijk had het leger alles gedaan wat mogelijk was, maar het was te betreuren dat de toestand zo moeilijk geworden was. Ik had meer geluk dan de anderen. Tegenover het huis waarin we verbleven, woonde een Chinese familie, Yong genaamd, die zich het lot van onze groep aantrok. Mevrouw Yong kwam me elke dag eten brengen en toen ze gezien had e onder welke deprimerende omstandig- 5 heden wij moesten leven, nodigde ze mij uit om de nachten bij haar door te brengen. Later name ze nog een meisje in huis. Ze zou aan nog meer van ons gastvrijheid hebben verleend als niet de beperkte grootte van haar huis en de zorgen voor haar gezin het haar hadden verhinderd. We gin- gen er elke nacht naar toe en elke morgen keerden we terug met het eten dat mevrouw Yong zo zorgzaam voor ons had klaar gemaakt. Op een dag besloot ons groepje het dorp in te gaan om inkopen te doen. Dit leverde een schouwspel op, dat naar mijn vaste overtuiging de dorpe- lingen niet gauw zullen vergeten. Ze hepen in de straten ons achterna als nieuwsgierige kleine kinderen. En dat was geen wonder, want het moet ei op geleken hebben alsof er een circus naar het dorp was gekomen. Rijzige g blanke mannen in zwarte Chinese broeken, vrouwen in shorts of sarongs, en leden van beide geslachten in vui- le shirts en bloesjes van een vreemde kleurenmengeling. De meeste men- sen hadden al iets over ons vreemde gezelschap gehoord, maar dit was de E eerste keer dat zij ons zagen. De dor- pelingen spraken fluisterend met el- kaar en het was duidelijk dat ze ons welgezind waren. Enige winkeliers gingen zo ver dat ze ons alles wat we nodig hadden voor niets meega- ven; anderen probeerden ons zelfs geld te geven. Toen ons het nieuws bereikte dat Singapore was gevallen, begrepen we dat het nu niet lang meer zou duren i voor Sumatra hetzelfde lot zou onder- gaan. Sinds we in Peranap waren aan- i gekomen had het onafgebroken gere- gend en dit had ons vertrek naar Pa- dang uitgesteld. Nu begon de tijd te dringen en het was noodzakelijk voor ons zo vlug mogelijk de kust te be- reiken. Ondanks de slechte toestand van de wegen werden daarom met- F een voorbereidingen getroffen om te vertrekken. De laatste avond in Peranap viel me zwaar. Mevrouw Yong huilde en F we omhelsden elkaar heel innig. „Je moet bij ons blijven," zei ze. 1 „Ik heb zelf geen kinderen, maar ik ben van je gaan houden alsof je mijn F eigen dochter was." Ik deed mijn ogen dicht en zei in stilte een gebed; ik kon mijn ontroe- ring niet langer verbergen. Ik wist niet wat ik tegen haar moest zeggen, maar toch slaagde ik erin haar uit te leggen dat ik wel móest gaan om- dat ik bij het militaire verpleegsters- korps behoorde en mijn diensten in andere streken nodig waren. De woor- den ontbraken me om uitdrukking te geven aan mijn gevoelens van dank- e baarheid voor haar goedheid. De volgende morgen stonden er twee keurig gepakte korfjes vol eten op tafel. Mevrouw, haar moeder en de andere leden van het huishouden na- men bij de deur afscheid van ons. We g huilden allemaal. Het andere meisje n en ik staken langzaam de weg over. (Wordt vervolgd) De bestuurder van een „fietstaxi" in de Formosaanse hoofdstad Taipeh, Woe Tin Tsoe, had een grote som gelds nodig om zijn vrouw voor een nierziekte te laten opereren. Als zij die operatie niet zou on dergaan, zou zij zeker sterven. De 46-jari- ge Woe, vader van zeven kinderen van vier tot zeventien jaar, wist niet, waar hij het geld vandaan moest halen en nam het wanhopige besluit zijn jongste kin deren te verkopen. Hij zette zijn vierjarige Tai Hoeang en zijn zesjarige Tsoei Jing in zijnj„traptaxi" en plakte aan de buiten kant papieren met „Ik verkoop mijn kin deren om mijn vrouw te kunnen laten ope reren". Zo trapte hij door het centrum van Taipeh en al spoedig trok hij de aan dacht. De politie nam hem mee naar het bureau om hem te bewegen, het benodig de geld op een andere manier bij elkaar te krijgen. Maar intussen was er op straat al gecollecteerd en kon men Woe een aar dig sommetje overhandigen. Tenslotte be loofde een Amerikaanse verpleegster, die in Taipeh is gestationeerd, de vrouw van Woe na de operatie geheel kosteloos te verplegen. Er is nu' hoop, dat Woe het geld bij elkaar zal krijgen. Hij heeft nog ongeveer 100 dollar nodig. Toen Woe's vrouw hoorde wat er was gebeurd, zei zij: „Ik ga nog liever dood dan dat ik mijn kinderen laat verkopen". De Britse spoorwegen overwegen om spoorwagens van plastic te laten bouwen, die zestig percent duurder zullen zijn dan de normale stalen rijtuigen, maar zeer be langrijke besparingen mogelijk zouden maken op de kosten van onderhoud en brandstofgebruik dit laatste omdat plas tic-wagons veel lichter zijn dan stalen. Als materiaal zouden in aanmerking ko men diverse soorten plastics, gewapend met glasvezels, dat zulke wagons vrijwel even sterk zou maken als extra-gehard staalplaat. Een plasticwagon zal ongeveer 20 ton wegen; een middelmatig-groot sta len spoorrijtuig weegt 33 ton. Andere voordelen van plasticrijtuigen zijn, dat er geen roestvorming kan optreden en schil deren overbodig wordt. DE TANDARTS kan boren en trekken naar hartelust, zijn patiënte zal geen pijn voelenf zegt de tandarts). Via een radio en een paar oormicrofoons krijgt zij muziek als verdovend middel toe gediend. Zij kan kiezen uit twee pro gramma's, maar steeds wordt er aan de muziek een elektronisch geluid toe gevoegd, dat „white sound" („blank' geluid) heet en dat in combinatie met muziek pijnprikkels op hun weg naar de hersenen „afremt", zodat men zich de pijn niet „bewust" wordt. Het appa raat, dat door Philips-Canada ont wikkeld is, wordt op het ogenblik be proefd en de resultaten zijn zeer be vredigend. De patiënte hanteert een bedieningspaneeltje, de tandarts kan via een voetpedaal de muziek uitscha kelen als hij de patiënt aanwijzingen wil geven. 10-11. Wobbo hield op met blazen en stapte haastig naar huis, met z'n fluit in de hand. Opgewonden zat hij bij de haard en grootmoeder maakte de avondpap klaar. Ze keken verwonderd op, toen Wobbo daar opeens zo haastig kwam binnenlopen. Aan zijn gezicht was duidelijk te zien, dat er iets bijzonders moest zijn. Grootvader, luister es! zei hij, hij gend van 't harde lopen. Wat is er, m'n jongen? vroeg groot vader verwonderd. Is er iets gebeurd? (Van onze correspondent) ROME Toen wij, om even op verhaal te komen, een weekeind gingen door brengen in Porto Santo Stefano, het plaatsje dat tezamen met Porto Ercole de „gemeente van de Argentario" vormt, hadden wij heus niet verwacht, dat we zelfs daar nieuws zouden opsteken. En wat voor nieuws. We waren nauwelijks in het hotel geïnstalleerd of de hotelhouder kwam ons vertellen, dat de gemeente van de Argentario zich opmaakt, aan Koningin Juliana en aan Prins Bemhard het ere burgerschap aan te bieden. In Porto Ercole heeft, zoals men weet, de koninklijke familie sedért kórt een va kantieverblijf en heel het schiereiland van de Argentario is er geweldig mee ingeno men, dat juist hun gemeente die eer is te beurt gevallen. De mensen praten er over „onze Koningin", alsof ze op hun beurt allen ereburgers van Nederland zijn ge worden. En over „hun" Koningin willen zij niets dan goeds horen. Zij zijn dermate onder de indruk van de beminnelijke een voud van onze vorstin en van alle leden van haar gezin, dat het ons, na vele jaren verblijf in Italië nog altijd zeer Nederland se hart deugd doet, naar al die vriendelij ke woorden te luisteren. Als het over de „graziosissime" prinsessen gaat, hoort men lofuitingen zoals die alleen maar in de Italiaanse taal kunnen worden geuit. Op het raadhuis van de gemeente Ar gentario kregen wij de bevestiging. In een plechtige zitting op 12 maart was bij alge mene stemmen (zelfs de communisten waren het eens!) besloten aan de Koningin en de Prins het ereburgerschap aan te bieden. Maarhet was eigenlijk nog een geheim, ook al wist ter plaatse de meest simpèle vissers jongen ervan. Het bericht kon namelijk niet worden vrijge geven, zolang de Italiaanse ambassade in Den Haag niet officieel had gemeld, dat de koninklijke familie dat ereburgerschap ook zou aanvaarden. Maar thans is dat bericht binnengekomen. Men zal er, zoals vanzelf spreekt, een feest van maken. De plaatselijke overheid weet heel goed, dat de Nederlandse koninklijke familie Porto Ercole heeft uitgezocht omdat het een zo rustig plaatsje is en het is ook wel degelijk de bedoeling er voor te zorgen, dat het zo rustig blijft opdat ons koninklijk gezin er „als gewone mensen" de vakantie kan doorbrengen. Maar voor één enkele keer wil men de hoge gasten huldigen en dat gaat wel degelijk uit van de burgerij. De mensen willen uiting geven aan hun ge voelens. Het zijn de vissers van Porto San to Stefano geweest, die met het voorstel voor den dag kwamen om ter ere van „onze koningin" een „palo" te vieren. De „palio" is een feestelijke wedstrijd van vissersboten en andere vaartuigen, waar bij een premie, de „palio" wordt uitge loofd. Gewoonlijk is de „palio" het hoogte punt van het patroonsfeest ter ere van Sint Steven. Dit jaar komt er een extra palio voor de „regina". Toen wij dat alle' maal zo hoorden en de spontane geestdrift van de bijzonder sympathieke bevolking waarnamen, kwam bij ons de gedachte op, of er geen aanleiding zou zijn tot het aan gaan van een „jumellage" van de „Ar gentario" met een soortgelijk plaatsje in ons land, een gemeente die leeft van vis vangst en badgasten, maar alles in het klein. Dit is geen luxe-badplaats met weel derige hotels, maar een aardig vissers dorp met een paar hotels. Het zou geen „jumellage" moeten worden met reclame optochten en winkelweken en dergelijke. Daarvoor in Porto Santo Stefano veel te rustig en bovendien zijn er nauwelijks win kels. Maar het uitwisselen van kinderen uit arme gezinnen* bijvoorbeeld (er is nog al wat armqe in het plaatsje) tijdens de zomervakantie lrjkt Thij niet zo dwaas, mits in het betrokken Nederlandse plaats je natuurlijk een pastoor aanwezig is, want natuurlijk is iedereen hier katholiek. Ook heeft Porto Santo Stefano een kleine zeevaartschool, waar bijvoorbeeld een ouderloze Nederlandse vissersjongen zou kunnen worden opgeleid. Een „jumellage' met andere woorden op het menselijke plan en steeds zo, dat voor alles de rust van de koninklijke familie, tijdens de wel verdiende vakantiedagen ongestoord blijve. Advertentie in kwaliteit de BAAS 7. Panda haastte zich met het beeldje Pompo naar het gebouw, waar hij Joris had zien binnengaan. „Hij zal wel blij zijn, als ik hem zijn beeldje terugbreng," dacht hij, „als hij tenminste al gemerkt heeft, dat hij het kwijt is." Nu, dat had Joris al gemerkt, en hij scheen het zich nogal aan te trekken ook. Snikkend vertelde hij een klerk van de verzekeringsbank wat een groot verlies hij had geleden. „Ik had het kostbare beeldje zo goed opgeborgen!" riep hij met door tranen verstikte stem. „In een kist met ijzeren banden. Maar helaas, wie kon weten, dat er een gaatje in was?!" „Hm, tjazei de klerk, naar het gat starend, „en u had het beeldje bij ons tegen verlies verzekerd? Mag ik even de polis zien?" „Hier is de polis," zei Joris, „maar ach, dit luttel bedrag is slechts een kleine pleis ter op de wonde." „Een miljoen!!" riep de klerk, ver schrikt naar het bedrag kijkend, dat op de polis stond aangegeven. W-w-was dat beeld zoveel waard?" „Hst was mij méér waard! O, veel meer!" jammerde Joris. „Ach, wat een smartelijk verlies! Vergeef me, dat ik ween!" Ook de klerk kreeg het te kwaad, toen hij het bedrag uitbetaalde. „Een miljoen!" jammerde hij. „Wat een verlies voor de bank! Nu kan ik natuurlijk wéér geen opslag krijgen!" Wanneer het nieuwe studiocentrum van Associated Television, dat dezer dagen werd geopend, binnenkort in vol bedrijf komt, zullen er in Engeland vier studio's zijn die zijn ingericht om te werken vol gens het Britse 405 lijnenstelsel, het Ame rikaanse 525 lijnenstelsel of het continen tale 625 lijnenstelsel. De uitwisseling over het Eurovisienet zal worden vergemakke lijkt door de mogelijkheid om de lijnen stelsels om te wisselen. Op het ogenblik zijn twee studio's geheel gereed en in ge bruik. Beide studio's zijn uitgerust met een apparatuur waarmee 34 geluidskana len kunnen worden gemengd en faciliteiten voor grammofoon, bandweergaven en beeldmenging. In de twee studio's die thans in gebruik zijn kunnen twintig ver schillende belichtingscombinaties door middel van een druk op de knop worden verkregen. In iedere studio kunnen mins tens 30 verschillende decors worden onder gebracht. De studio is reeds geheel inge richt voor kleurentelevisie; het enige dat hiervoor nog nodig is zijn de kleurenca- mera's. Een hogedruk-sproei-installatie waarmee kunstrubber kan worden verstoven, is de laatste vondst op het gebied der bedrijfs- beveiliging, ontwikkeld door de Britse mijnindustrie en de chemische afdeling van Dunlop Rubber Co. Wanneer de sproeier in werking wordt gesteld bij mijnbrand wordt er een taai, onbrandbaar rubberscherm gevormd, dat de rest van de mijn van de brandende plaats isoleert. Men heeft drie jaar gewerkt aan het samenstellen van de sproeistof. Bij ver scheidene ongelukken in mijnen is het nieuwe beveiligingssysteem reeds beproefd. Onder meer heeft men er een kolenmijn te Warwickshire mee kunnen redden die anders zou zijn uitgebrand. West-Duitsland, waar de solide huisvrou wen in het verleden de wenkbrauwen plachten op te trekken indien zij poeder en lippenstift zagen gebruiken, blijkt nu een van de beste afzetmiddelen voor de produkten van de Amerikaanse kosmeti- sche industrie te zijn, aldus het Ameri kaanse blad „Chemical Week". In 1960 hebben de Duitse vrouwen ter waarde van 158 miljoen dollar aan kosme- tische produkten gekocht; 14 percent meer dan in 1959. Volgens „Chemical Week" zou de gemid delde Duitse vrouw pas in de afgelopen tien jaar het kopen en gebruiken van schoonheidsmiddelen als normaal en nood zakelijk zijn gaan beschouwen. De invloed van buitenlandse bezettingstroepen, na de tweede wereldoorlog en de films van Ame rikaanse makelij zouden van grote invloed zijn geweest op deze ommezwaai van de vrouwen in de bondsrepubliek, schrijft net blad.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1961 | | pagina 7