IK KOSTTE t>UIZEMl> GULDEK! 3ANETUM WOBBO EN DE HOED POSITIE VAN DE SPAANSE VROUW IS NOC VER VAN BENIJDENSWAARDIG m m PANDA EN DE PLASTIC PLASTIEK 1 Polle lil 4. C Lof en kritiek van buitenlandse toeristen ^"Hoe is het ontstaan?^ 15 Ons vervolgverhaal De levensroman van een Chinees meisje door SA 9 CARMEN VOOR HET VOETLICHT Schoonheidsboerderij Geblondeerd haar duidt op neurosen" Dit woord: VEEG ,J WOENSDAG 17 MEI 1961 WAT DENKEN de buitenlanders nu eigenlijk van ons? Een rijk-gevarieerd 1eerzaam en grappig antwoord op die vraag verschaffen de enquêteformulieren die de AN W aan buitenlandse toeristen laat uitreiken en waarvan er jaarlijks ruim tweeduizend ingevuld bij de ANW terugkeren. Hier volgen enkele staaltjes uit de laatste oogst: 36. Het eerste wat er gebeurt, is dat Polle de volle laag krijgt! Pas op!, zegt Pingo, daar komt nog meer water, hoor! Je kon wel eens nat worden! Ik geloof, dat ik Zeerob moet hebben, denkt Polle, die heeft verstand van varen en water, die kan beter raad geven, nu! Maar Pingo zet moedig door, hij stoomt met volle kracht door het water en rekent op een goede afloop. Tenslotte is de Maryeen goede boot en heeft heel wat meer mee gemaakt! _35) ~Dat bleek toen iemand vroeg: „Zuster, wilt u ons alstublieft even wijzen waar de schuilkelders zijn?" „Maakt u zich geen zorgen. Het I is erg rustig in Padang. De Japan- Ij ners hebben nog maar een keer de haven gebombardeerd". „Maar brengt u ons toch maar i even naar de schuilkelders". „Uitstekend. Kom maar mee". 5 Toen we de overdekte schuilgangen fj gezien hadden en wisten hoe we er I moesten komen, keerden we tevreden terug naar de aula, waar het eten al op ons stond te wachten. Daarna duurde het niet lang of we lagen al- lemaal te slapen. Voor mijn gevoel had ik nog maar even geslapen toen ik wakker werd E door een hevig gerommel dat ge- E paard ging met een vreselijk ge- dreun. Angstig rende ik naar de deur en hoorde achter mij geroep. Ook de anderen bleken door paniek te zijn E aangegrepen. Met moeite vonden we onze weg in de duisternis en doken we de schuilkelders in. Ik hoorde iemand hardop bidden en een kind huilde omdat het uit zijn slaap was wat er gebeurd was en geen van ons wilde als eerste de schuilgang uit om terug te gaan naar de aula. Toen kwam er een non die het licht van haar zaklantaarn over de 1 schuilgang liet spelen. I „Scherm in 's hemelsnaam dat licht af. Straks zien de Jappen ons en laten een bom vallen", zei iemand. 1 „Kom er vlug allemaal uit", riep de non. „Het is een aardbeving! 1 Voorzichtig, die gang kan elk mo ll ment instorten. Kom me vlug achter- na". Zonder nog een woord te zeggen 5 stapten we de gang uit. Dit was voor S ons allemaal een hele nieuwe erva- 5 ring en stil volgden we de non naar een open terrein. De aardbeving duurde maar kort en vervolgens gin- gen we terug naar ons slaapvertrek. De angst en onzekerheid die wij 1 voelden, moet duidelijk aan ons te merken zijn geweest, want de vrien- delijke non verzekerde ons dat aard- bevingen niet zo heel zeldzaam wa- ren, maar over het algemeen vrij on- schuldig. Dat nam echter niet weg dat deze aardbeving ons erg had op- gewonden. We bleven er dan ook de i hele nacht over liggen praten. De volgende morgen waren we al 1 vroeg op, benieuwd naar onze nieuwe omgeving. We hadden nu geen man- nen meer bij ons, want deze waren naar andere onderkomens gebracht. De zusters waren vriendelijk en be- hulpzaam. Ze lieten ons alles zien en vertelden dat de meeste leerlingen van hun kostschool wegens de oorlog naar huis waren en dat alleen wezen waren achtergebleven. Slechts twee H zusters spraken Engels en daarom onderhielden we ons met de anderen door middel van gebarentaal. Na een stevig ontbijt gingen we naar de kapel. Dit werd door de zus- ters zeer op prijs gesteld, maar zij 5 konden niet weten hoe zeer we in de afgelopen weken God hadden nodig gehad. We besteedden een groot ge- deelte van die eerste morgen met bid- den. De lunch die we om éen uur kre- gen voorgezet, was in feite een enor- me maaltijd en terwijl we ons te goed deden kregen we het goede nieuws te horen dat burgers en mui- taire verpleegsters recht hadden op respectievelijk vijf en tien dollars, 1 die ons door de Britse consul of het militaire hoofdkwartier in Padang zou worden uitbetaald. Daarna zou- I den we ons moeten melden op het stadhuis, waar door het Nederlandse Rode Kruis kleren en schoeisel zou- 1 den worden uitgedeeld. We aten vlug ons eten op en verdeelden ons in twee groepjes. Vier van ons waren lid van het militaire verpleegsterscorps. We gingen op weg, maar liepen niet te hard om alles goed te kunnen bekij- ken. Ik vond Padang wel aardig, maar Sawah-Loento had op mij zo n indruk gemaakt dat er naar mijn ge- voel geen enkele andere stad of plaats mee vergeleken kon worden. De stra- ten in Padang waren maar smal en i verkeerden in slechte toestand. En 1 uit het feit dat overal mest lag, zou je concluderen dat er meer karbou- §j wen door de straten gingen dan men sen. Auto's zag je maar weinig. Fiet- I sen en door paarden getrokken wa- j gentjes waren de voornaamste mid- j delen van vervoer. We wandelden langs het hoofdpost- j kantoor, een modern en tamelijk j groot gebouw. Aan één zijde werd het begrensd door een open terrein en j daar bevond zich een grote groep sol- j daten, gestoken in haveloze kleren, j Een van hen kwam op ons toelopen j en sprak ons aan. „Hallo, zeg, waar heb je dat prach- j tige blauwe oog opgelopen?" „Hou me niet voor de gek; je weet heel goed dat de Japanners daar de j schuld van zijn." „Dat is pech. Maar je mag nog blij zijn dat je het er levend hebt afge- j bracht." Hij liep met ons op en vertelde dat i hij na de overgave van Singapore in j een Chinese jonk had weten te ont- snappen. Honger en vrees hadden hem bijna genoopt op te geven, maar de i angst dat hij door de Japanners ge vangen zou worden genomen had hem kracht gegeven en moed om vol te houden. De soldaat was juist met zijn verhaal klaar toen we bij het mili taire hoofdkwartier waren aangeko men. Hij beloofde nog eens een praat je met ons te maken als wij in Pa dang zouden blijven. De bevelvoerende Britse officier was erg vriendelijk tegenover ons. Toen hij ons ieder tien dollar had gegeven bood hij ons koffie aan en informeer de wat wij van plan waren te gaan doen als we in India of Australië zou den tereeht komen. Hij keerde zich ook naar mij en zei: „Wat denk jè ervan?" „Ik heb er geen idee van. Ik ben nog nooit uit Singapore weggeweest." „Nou maak je maar geen zorgen ju zult gauw genoeg wat vinden." We verlieten de kolonel en haast ten ons naar het stadhuis om de gif ten van het Rode Kruis in ontvangst te nemen. Het was erg druk en we moesten in een rij gaan staan voor een loket om ons te identificeren. We konden de kleren en schoenen al zien liggen. Het grootste gedeelte was al tamelijk versleten. We kregen elk een japon, een paar schoenen en enkele stukken ondergoed. Helaas paste me er niets van ik was zeventig pond afgevallen en woog nu nog maar zes- tig pond Met lege handen moest ik daarom weer vertrekken. Toen we in het klooster terugkwa men troffen we enkele vrouwen hui lend aan. Het bleek dat er woorden waren gevallen. Iemand had gezegd dat we maar dankbaar moesten zijn omdat, als we in Singapore waren ge bleven, al aan de Jappen ten offer zouden zijn gevallen. We kregen bij de zusters erg goed te eten. Met drie leden van ons groep je van zestien raakte ik goed be vriend. Het waren een Nederlands- Indische vrouw met haar kind, een Indiase, en een Siamese oorlogswedu we. De Siamese vrouw, die Mao heet te, was lang en mager. Ze leek op sommige momenten erg vreemd en praatte of lachte maar heel zelden. Plotseling besefte ik dat ze ook aan boord van het s.s. Kuala was ge weest en dat haar hut dicht bij de onze had gelegen. Bij het bombarde ment van het schip had ze haar man verloren. We hadden het druk met naaien en verstellen van onze kleren en zo ging de tijd vlug voorbij. Maar toen een maal dit werk was gedaan, begonnen we ons af te vragen waar het schip bleef dat ons naar een veiliger oord zou moeten brengen. Ik kreeg het ge voel dat ik achtervolgd werd door een soort noodlot en mijn verlangen om uit Padang weg te komen, werd hoe langer hoe sterker. Elke dag gingen we naar het strand om uit te kijken naar het schip. Ik kreeg opnieuw last van mijn maag- en buikpijnen, zoals dat ook later nog vaak zou voorko men. Hoewel we in de kloosterschool vol doende te eten kregen, hadden wij voortdurend honger. Eten werd zelfs een obsessie en sommige vrouwen ver kochten hun edelstenen om datgene te krijgen waar ze trek in hadden. Ze verstopten het dan onder hun kussens zodat ze het 's nachts konden opeten. (Wordt vervolgd) 1 14-15. Maar Wobbo gaj zijn plannetje niet zo gauw gewonnen. Ik zou erg m'n best doen, grootvader, en zo mooi mogelijk spelen op mijn fluit, zei hij. Dan hebben de mensen er wel wat voor over! Grootvader zuchtte. Hij vond het prettig, dat Wobbo zo graag helpen wou, maar hij wou de jongen een grote teleurstelling besparen. Je moet het niet te mooi inzien, Wob bo! zei hij. De mensen hebben genoeg aan hun eigen zorgen en zouden hun geld in hun zak houden. Je kunt beter bij ons blijven en dat plan vergeten! Óp dat ogenblik werd op de deur ge klopt.... Van een medewerker) MADRID. Ook in deze tijd van hoogconjunctuur en stij gende volkswelvaart is Spanje nog altijd een land van schrille, bijna feodale tegenstellingen. Naast bittere armoede is er over dadige rijkdom, met daartussen een middenstand van zeer be perkte omvang. Die scherpe contrasten werken door in alle facetten der Spaanse samenleving en zeker in de levensstijl van de Spaanse vrouwen. Zeventig percent van de Spaanse be volking leeft op het platteland, in dorpjes met minder dan 10.000 inwoners. Het bestaan van de vrouw draait er hoofd zakelijk om huishoudelijke bezigheden. Het voornaamste idee, dat de mannen er van de positie der jonge vrouw hebben is, dat zij twee wegen heeft om te kiezen: het huwelijk of het klooster. Door de lage levensstandaard kunnen de meeste jonge lui haast niet sparen en pas op rijpere leeftijd huwen. Arme meisjes moeten reeds jong uit dienen gaan om al vloeren-dwei- lende haar uitzetje bijeen te sparen. Welgestelde senoritas bor duren geduldig aan haar linnenuitzet tot de ware José om haar hand komt vragen. En komt die José niet, dan zoekt onze Car men haar heil in het klooster. Het percentage nonnen is in Spanje dan ook hoog. Vierhonderdduizend huwbare vrouwen hebben momenteel nog geen echtgenoot kunnen vinden. Deze plattelandsvrouwen leven in een wereldje met een zeer be grensde horizon. Zij reizen niet en offeren zich op voor de kinderen. Haar dochters moeten er knap en aardig uitzien om zo gauw mogelijk aan de man te komen. Voor de moeders komt het er immers niet meer op aan. Zij zijn gewend aan het weinige comfort van het kleine dorpje, waar vaak haar enige ontspan ning bestaat in het kijken naar langsrijdende vrachtauto's, als er tenminste een rijweg langs het dorp loopt. Maar deze vrouwen geven zich vaak nauwelijks rekenschap van de enge grenzen van haar bestaan, omdat zij niets anders gewend zijn. Volkomen anders zijn de mentaliteit en het leven van haar, die in de grote steden als Madrid, Barcelona of Valencia wonen. Hier krijgen de jongemeisjes een moderne schoolopleiding, terwijl vele ge huwde vrouwen er buitenshuis werken. Dertig percent van de middelbaar-scholieren zijn meisjes. Ook beginnen zij de univer siteiten te bezoeken. Zij behalen haar diploma als lerares let* teren en wijsbegeerte, als arts of apothekeres. Helaas zijn er bij een totale bevolking van 30 miljoen zielen nog slechts 12.500 vrouwelijke studenten. Maar studeren is hier dan ook zeer kostbaar en beurzen worden schaars verstrekt. Geen enkele studerende jongedochter maakt zich illusies, ingenieur, notaris of rechter te kunnen worden, want die beroepen zijn voor haar wettelijk gesloten. Deze mentaliteit begint wel te veranderen, maar erg ver is de emancipatie in Spanje toch nog niet ge vorderd. Vrijwel geen enkel Spaans meisje spreekt behoorlijk vreemde talen, want het talenonderwijs op de middelbare scholen is uitermate summier en gebrekkig. DOOR DE ENORME toeneming van het toerisme begint men echter langzamerhand wel wat meer waarde te hechten aan talen kennis. Gegoede families sturen hun doch ters naar Frankrijk of Engeland teneinde daar het idioom machtig te worden. Na hun terugkeer vinden zij dan gemakkelijk een goed betaalde werkkring in de grote ste den, bijvoorbeeld als tolk in Madrid of Zaragoza, waar Amerikaanse luchtbases zijn gevestigd. DE ECONOMISCHE situatie in Spanje is nog verre van rooskleurig. De peseta is ten opzichte van de buitenlandse valuta „gestabiliseerd" en Spanje moest toetreden tot de E.E.G. Onder invloed van deze door breking van Spanje's economische en gees telijke isolement krijgt de Spaanse vrouw geleidelijk wat meer armslag en went zij eraan, zelfstandig in haar onderhoud te voorzien. Als zij geen middelbare school opleiding heeft genoten en toch haar ouders niet tot last wil zijn, zoekt de Spaanse Carmen een betrekking. De eigen verdiensten verschaffen haar economische onafhankelijkheid en sterken haar karak ter. Een meisje, dat de veertienjarige leef tijd bereikt, kan wel een baantje vinden bijvoorbeeld als winkelbediende in een groot magazijn, waar zij echter bar slecht betaald wordt. Zelfs als typiste verdient zij doorgaans niet meer dan ongeveer 50 gul den per maand. In de industriestreek Cata- lonië, rondom Barcelona, vinden vele meis jes emplooi in de belangrijke textielfabrie ken, waar zij lopende bandwerk verrich ten. Het loon is daar nog lager dan in de winkels en kantoren. DE LAATSTE JAREN gaan de stads meisjes in grote getale dagelijks naar mode-ateliers, waar zij ingewijd worden in de geheimen van het knippen en naaien. Na enkele jaren vestigen zij zich vaak dan voor eigen rekening en dat biedt meestal betere perspectieven. In Spanje vindt men namelijk maar heel weinig damesconfectie. De dames plegen haar garderobe via een «ML modiste te betrekken, of zelf de schaar te hanteren. De naaisters echter zijn niet meer tevreden met een aalmoes. Zo be draagt het maakloon voor een dames mantel bijvoorbeeld 400 pesetas 25), voor een rok 100 pesetas 6,25) en voor een geklede japon 300 peseta's. Zelfs het eenvoudigste naaistertje imiteert en meestal met succes, want ze zijn bijzonder handig met naald en draad de laatste creaties der modekoningen. Dochters van beter gesitueerden huren ergens een win kelperceel om een modezaakje of „bouti que" met modellen der „alta costura" te drijven. Zelfs echtgenoten van bekende welgestelde artsen, architecten en derge lijke doen aan dit winkeltje-spelen mee. In Madrid zijn er dan ook chique bouti ques bij de vleet. Ofschoon betrekkelijk weinig vrouwen zich de luxe kunnen ver oorloven, exclusieve modellen te dragen, maken deze modistes veelal goed geld. Het knappe meisje van goeden huize, dat hou ding en allure hezit, wordt graag manne quin. Donkere Spaanse schonen worden veel gevraagd door beroemde Franse of Amerikaanse modehuizen. Talrijke andere senoritas maken zich verdienstelijk als kapster. Kapsalons vindt men volop in Spanje. De Spaanse is koket en het kappen vrij goedkoop, zodat er altijd werk aan de winkel is. Al heel jong leren de meisjes knippen, blonderen en permanenten. Het werk is vermoeiend, de arbeidstijd meestal tien uren per dag. Maar zij verdienen dan ook behoorlijk. Een goede permanent kost in Spanje echter nog maar 75 pesetas 4,50) terwijl men voor wassen en water golven slechts 1,25 betaalt. Niettegen staande haar studie of haar werk, blijft Slechts langzaam ontworstelen de Spaanse vrouwen zich aan het keurslijf van conventies en tradities van een typi sche mannenmaatschappij. Ten plattelande is haar enige alternatief nog veelal het huwelijk of het klooster. onze Spaanse Carmen zeer vrouwelijk. En, zoals alle jonge vrouwen, is haar grootste wensdroom, in het huwelijk te treden met een liefhebbende Juan of José. Maar ook de weg tot het huwelijk is lang en moei lijk. In gegoede Spaanse kringen mag de dochter des huizes zelfs in haar verlovings tijd nimmer alleen met haar hartsvriend zijn, terwijl ook standsverschillen bij de keuze van een huwelijkspartner hier vaak nog een ernstig obstakel vormen. Maar dat is weer een ander verhaal, waarop wij bij een andere gelegenheid nog wel eens terugkomen. MEVROUW LEIDA COSTIGAN, een Weense die in Engeland sinds twee jaar cursussen voor schoonheidsspecialisten geeft, gaat in Henlow Grange, Bedfordshi re, een „schoonheidsboerderij" openen voor dames die vermageren willen. Hen low Grange is het buitengoed van de Brit se ex-minister van Koloniën Lennox Boyd, dat door mevrouw Costigan gekocht is. Zij zal twee ton spenderen aan de verbouwing van deze fraaie buitenplaats tot „beauty farm" een landelijke tegenhanger van de schoonheidssalon waar vrouwen die er een flink bedrag voor over hebben een „geleide, strikt-wetenschappelijke verma geringskuur met gezond, natuurlijk voed sel en veel buitenlucht" kunnen onder gaan. „De patiënten zullen voortdurend onder controle zijn en dus geen gelegen heid hebben om te snoepen of anderszins tegen hun dieet te zondigen", zegt me vrouw Costigan. Zij voorziet, dat er eens „overal in Engeland en in de rest van de beschaafde wereld" schoonheids boerde rijen zullen zijn. Zij garandeert bij voor baat een gewichtsafname van tien tot der tig pond per kuur voor haar toekomstige cliëntele, die echter als onderdeel van de behandeling, op de boerderij ook lichte werkzaamheden zal moeten verrichten, teneinde, haar bloedsomloop te bevorderen en haar horizon te verruimen. 9. „Nu zijn wij allen weer tevreden en gelukkig," zei de klerk, terwijl hij Joris de stapel bankbiljetten uit handen nam. „Mijn maatschappij heeft het miljoen terug en u hebt het beeldje weer, waar u zoveel waar de aan hecht." Panda was blij, dat hij zovelen gelukkig had gemaakt. „Hier, neem maar gauw je beeldje te rug, Joris," zei hij, „en pas er nu wat beter op. Hier Joris! Hé, Joris! Pak dan aan!" Met moeite wendde Joris zijn blik af van de stapel bankbiljetten, die hij zo kort tevoren nog in handen had gehad en opende met een matte beweging de kist. „Doe Pompo hier maar in," zei hij. „Wat? Wéér in die kapotte kist?" vroeg Panda. „Nee, je kunt hem beter ergens anders in op bergen. Anders is hij dadelijk opnieuw verloren." „Zeer juist opgemerkt," sprak de klerk. En enigszins wan trouwend voegde hij hieraan toe: „Kort tevoren wilde u het geld niet in die kist opbergen, uit angst het te verliezen. Waarom wilt u dit hoogverzekerde beeldje er dan wél in doen?" „Ehhm", zei Joris wat ver ward. „Ehdat zit zo. Men leest tegenwoordig zo vaak van roof en diefstal, dat ik liever niet zo'n kost baar beeldje open en bloot ronddraag. Het zien van zoiets kostbaars zou maar de hebzucht van kwade lie den kunnen prikkelen." Een warenhuisdirecteur uit Liverpool klaagde, dat zijn vrouw in ons land na gekeken en uitgelachen was alsof zij een vreemd insect was. Het voortduren de staren had tenslotte zo op haar zenu wen gewerkt, dat zij haar man bezwoor, nooit meer met vakantie naar Neder land te gaan. „En dat alles blijkbaar om geen andere reden, dan dat mijn vrouw haar kapsel ter gelegenheid van de vakantie een doodgewone blauw spoeling had laten geven", aldus de wa renhuisdirecteur. Twee Engelse schoolmeisjes hadden be tere ervaringen opgedaan. Het tweetal 13 en 14 jaar oud schreef op zijn enquêteformulier: „De Nederlandse ho tels munten uit door hun plezierige sfeer". En wie wel eens een vakantie heeft doorgebracht in een plechtstatig Brits middenstandshotel, die zal hun geestdrift begrijpen. Een student uit Metz, Frankrijk, deelde mede, dat de Nederlandse meisjes, en speciaal de Arnhemse, hem zeer bijzon der bevallen waren. Echter zonder na dere toelichting van het waarom, dat zich nochtans wel raden laat. De hoogste lof uit Engeland komt van een Britse journalist, die rapporteerde, dat hij de thee in Nederland, naar continen tale maatstaven gemeten, bijzonder goed, „en bijna net als in Engeland" be vonden had en het voedsel (naar Engel se maatstaven) zelfs aanmerkelijk be ter. Een Zweedse boekhouder klaagt over de slechte bestrating langs de Nederland se grachten, waarin zijn genaaldhakte vrouw herhaaldelijk „vastgelopen" was. Gelukkig waren er overal „hakkenbars" waar de schade vlot hersteld kon wor den, schrijft hij, maar het gaf allemaal toch veel oponthoud en extra-kosten, zo dat zijn vrouw tenslotte maar een paar wandelschoenen gekocht heeft. Een Fransman die het hier erg naar zijn zin gehad heeft, zond de ANVV een fo netisch woordenboek ten gerieve van zijn landgenoten die Holland bezoeken willen Voor het geval een maaltijd in een res taurant te duur zou komen, suggereert hij de volgende uitroep om de aftocht te dekken: „èk èp reen reld; rouyen darr" (Ik heb geen geld, goeiendagl). Maar misschien, voegt hij eraan toe, kan men het toch beter met de eigen landstaal proberen, want verschillende Hollanders(l) spreken uitstekend Frans en verstaan het ook Vrouwen met zwaar geblondeerd haar mag men °r volgens een Amerikaanse des kundige van verdenken, dat zij neurotisch zijn. Neurotische vrouwen, aldus dr. Leo nard L. Lovshin, meten zich dikwijls een opzichtig platinakleurig kapsel aan en zij zijn de patiënten met allerlei lichamelijke klachten, die in feite terug te voeren zijn tot onderdrukte, verwarde emoties. Dr. Lovshin zegt allerlei kenmerken bij neu rotische vrouwen te kunnen onderschei den. Daarbij behoren volgens hem ook wenkbrauwen, die geheel zijn uitgetrokken en vervangen door een potloodstreep. „Bij een mannequin is zoiets misschien nodig en normaal, maar als een gewone huis vrouw dat doet, zoek ik meteen naar moeilijkheden in het gevoelsleven." Diverse lichamelijke symptomen van psychische moeilijkheden zijn volgens de medicus: koude voeten, uitslag en boven matige transpiratie. Hij raadt zijn colle ga's aan om aandacht te besteden aan pa tiënten, die een zonnebril dragen ook wan neer er helemaal geen zon is. „Dat is een gewoonte geworden onder uiterst emotionele mensen." Dr. Lovshin is hoofd internist aan een ziekenhuis in Cleveland. Het bijvoeglijk naamwoord veeg komt alleen voor in vaste verbindingen in betekenissen die om het begrip „moe ten sterven" heenliggen. Men spreekt van een veeg (onheilspellend) teken, van het vege (in levensgevaar ver kerende) lijf, van de vege (tot een stervende behorende) lippen en van een vege (de ondergang nabij zijnde) stad. De afstamming van het woord is eigenaardig. Men moet blijkbaar uit gaan van een op tatoueren gelijkende arbeid en komt dan tot de betekenis: ingekrast, gemerkt, getekend. Het laatste woord gebruiken wij ook voor iemand wie het is aan te zien dat hij niet meer lang te leven heeft. Zo komen wij tot „ten dode ge doemd" en veeg betekent dit dan ook in allerlei variaties. NV Copyright P. 36-17

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1961 | | pagina 15