IK KOSTTE t>UIZEMl>
GULDEK!
3ANETUM
WOBBO EN DE HOED
POSITIE VAN DE SPAANSE VROUW IS
NOC VER VAN BENIJDENSWAARDIG
m
m
PANDA EN DE PLASTIC PLASTIEK
1
Polle
lil
4.
C
Lof en kritiek van
buitenlandse toeristen
^"Hoe is het ontstaan?^
15
Ons vervolgverhaal
De levensroman van een Chinees meisje
door
SA
9
CARMEN VOOR
HET VOETLICHT
Schoonheidsboerderij
Geblondeerd haar duidt
op neurosen"
Dit woord: VEEG
,J
WOENSDAG 17 MEI 1961
WAT DENKEN de buitenlanders nu
eigenlijk van ons? Een rijk-gevarieerd
1eerzaam en grappig antwoord op die
vraag verschaffen de enquêteformulieren
die de AN W aan buitenlandse toeristen
laat uitreiken en waarvan er jaarlijks
ruim tweeduizend ingevuld bij de ANW
terugkeren. Hier volgen enkele staaltjes
uit de laatste oogst:
36. Het eerste wat er gebeurt, is dat Polle de volle laag krijgt! Pas op!,
zegt Pingo, daar komt nog meer water, hoor! Je kon wel eens nat worden!
Ik geloof, dat ik Zeerob moet hebben, denkt Polle, die heeft verstand van
varen en water, die kan beter raad geven, nu! Maar Pingo zet moedig
door, hij stoomt met volle kracht door het water en rekent op een goede
afloop. Tenslotte is de Maryeen goede boot en heeft heel wat meer mee
gemaakt!
_35)
~Dat bleek toen iemand vroeg:
„Zuster, wilt u ons alstublieft even
wijzen waar de schuilkelders zijn?"
„Maakt u zich geen zorgen. Het
I is erg rustig in Padang. De Japan-
Ij ners hebben nog maar een keer de
haven gebombardeerd".
„Maar brengt u ons toch maar
i even naar de schuilkelders".
„Uitstekend. Kom maar mee".
5 Toen we de overdekte schuilgangen
fj gezien hadden en wisten hoe we er
I moesten komen, keerden we tevreden
terug naar de aula, waar het eten al
op ons stond te wachten. Daarna
duurde het niet lang of we lagen al-
lemaal te slapen.
Voor mijn gevoel had ik nog maar
even geslapen toen ik wakker werd
E door een hevig gerommel dat ge-
E paard ging met een vreselijk ge-
dreun. Angstig rende ik naar de deur
en hoorde achter mij geroep. Ook de
anderen bleken door paniek te zijn
E aangegrepen. Met moeite vonden we
onze weg in de duisternis en doken
we de schuilkelders in. Ik hoorde
iemand hardop bidden en een kind
huilde omdat het uit zijn slaap was
wat er gebeurd was en geen van ons
wilde als eerste de schuilgang uit om
terug te gaan naar de aula.
Toen kwam er een non die het
licht van haar zaklantaarn over de
1 schuilgang liet spelen.
I „Scherm in 's hemelsnaam dat
licht af. Straks zien de Jappen ons en
laten een bom vallen", zei iemand.
1 „Kom er vlug allemaal uit", riep
de non. „Het is een aardbeving!
1 Voorzichtig, die gang kan elk mo
ll ment instorten. Kom me vlug achter-
na".
Zonder nog een woord te zeggen
5 stapten we de gang uit. Dit was voor
S ons allemaal een hele nieuwe erva-
5 ring en stil volgden we de non naar
een open terrein. De aardbeving
duurde maar kort en vervolgens gin-
gen we terug naar ons slaapvertrek.
De angst en onzekerheid die wij
1 voelden, moet duidelijk aan ons te
merken zijn geweest, want de vrien-
delijke non verzekerde ons dat aard-
bevingen niet zo heel zeldzaam wa-
ren, maar over het algemeen vrij on-
schuldig. Dat nam echter niet weg
dat deze aardbeving ons erg had op-
gewonden. We bleven er dan ook de
i hele nacht over liggen praten.
De volgende morgen waren we al
1 vroeg op, benieuwd naar onze nieuwe
omgeving. We hadden nu geen man-
nen meer bij ons, want deze waren
naar andere onderkomens gebracht.
De zusters waren vriendelijk en be-
hulpzaam. Ze lieten ons alles zien en
vertelden dat de meeste leerlingen
van hun kostschool wegens de oorlog
naar huis waren en dat alleen wezen
waren achtergebleven. Slechts twee
H zusters spraken Engels en daarom
onderhielden we ons met de anderen
door middel van gebarentaal.
Na een stevig ontbijt gingen we
naar de kapel. Dit werd door de zus-
ters zeer op prijs gesteld, maar zij
5 konden niet weten hoe zeer we in de
afgelopen weken God hadden nodig
gehad. We besteedden een groot ge-
deelte van die eerste morgen met bid-
den.
De lunch die we om éen uur kre-
gen voorgezet, was in feite een enor-
me maaltijd en terwijl we ons te
goed deden kregen we het goede
nieuws te horen dat burgers en mui-
taire verpleegsters recht hadden op
respectievelijk vijf en tien dollars,
1 die ons door de Britse consul of het
militaire hoofdkwartier in Padang
zou worden uitbetaald. Daarna zou-
I den we ons moeten melden op het
stadhuis, waar door het Nederlandse
Rode Kruis kleren en schoeisel zou-
1 den worden uitgedeeld. We aten vlug
ons eten op en verdeelden ons in twee
groepjes. Vier van ons waren lid van
het militaire verpleegsterscorps. We
gingen op weg, maar liepen niet te
hard om alles goed te kunnen bekij-
ken. Ik vond Padang wel aardig,
maar Sawah-Loento had op mij zo n
indruk gemaakt dat er naar mijn ge-
voel geen enkele andere stad of plaats
mee vergeleken kon worden. De stra-
ten in Padang waren maar smal en
i verkeerden in slechte toestand. En
1 uit het feit dat overal mest lag, zou
je concluderen dat er meer karbou-
§j wen door de straten gingen dan men
sen. Auto's zag je maar weinig. Fiet- I
sen en door paarden getrokken wa- j
gentjes waren de voornaamste mid- j
delen van vervoer.
We wandelden langs het hoofdpost- j
kantoor, een modern en tamelijk j
groot gebouw. Aan één zijde werd
het begrensd door een open terrein en j
daar bevond zich een grote groep sol- j
daten, gestoken in haveloze kleren, j
Een van hen kwam op ons toelopen j
en sprak ons aan.
„Hallo, zeg, waar heb je dat prach- j
tige blauwe oog opgelopen?"
„Hou me niet voor de gek; je weet
heel goed dat de Japanners daar de j
schuld van zijn."
„Dat is pech. Maar je mag nog blij
zijn dat je het er levend hebt afge- j
bracht."
Hij liep met ons op en vertelde dat i
hij na de overgave van Singapore in j
een Chinese jonk had weten te ont-
snappen. Honger en vrees hadden hem
bijna genoopt op te geven, maar de i
angst dat hij door de Japanners ge
vangen zou worden genomen had hem
kracht gegeven en moed om vol te
houden. De soldaat was juist met zijn
verhaal klaar toen we bij het mili
taire hoofdkwartier waren aangeko
men. Hij beloofde nog eens een praat
je met ons te maken als wij in Pa
dang zouden blijven.
De bevelvoerende Britse officier was
erg vriendelijk tegenover ons. Toen
hij ons ieder tien dollar had gegeven
bood hij ons koffie aan en informeer
de wat wij van plan waren te gaan
doen als we in India of Australië zou
den tereeht komen. Hij keerde zich
ook naar mij en zei: „Wat denk jè
ervan?"
„Ik heb er geen idee van. Ik ben
nog nooit uit Singapore weggeweest."
„Nou maak je maar geen zorgen ju
zult gauw genoeg wat vinden."
We verlieten de kolonel en haast
ten ons naar het stadhuis om de gif
ten van het Rode Kruis in ontvangst
te nemen. Het was erg druk en we
moesten in een rij gaan staan voor
een loket om ons te identificeren. We
konden de kleren en schoenen al zien
liggen. Het grootste gedeelte was al
tamelijk versleten. We kregen elk een
japon, een paar schoenen en enkele
stukken ondergoed. Helaas paste me
er niets van ik was zeventig pond
afgevallen en woog nu nog maar zes-
tig pond Met lege handen moest
ik daarom weer vertrekken.
Toen we in het klooster terugkwa
men troffen we enkele vrouwen hui
lend aan. Het bleek dat er woorden
waren gevallen. Iemand had gezegd
dat we maar dankbaar moesten zijn
omdat, als we in Singapore waren ge
bleven, al aan de Jappen ten offer
zouden zijn gevallen.
We kregen bij de zusters erg goed
te eten. Met drie leden van ons groep
je van zestien raakte ik goed be
vriend. Het waren een Nederlands-
Indische vrouw met haar kind, een
Indiase, en een Siamese oorlogswedu
we. De Siamese vrouw, die Mao heet
te, was lang en mager. Ze leek op
sommige momenten erg vreemd en
praatte of lachte maar heel zelden.
Plotseling besefte ik dat ze ook aan
boord van het s.s. Kuala was ge
weest en dat haar hut dicht bij de
onze had gelegen. Bij het bombarde
ment van het schip had ze haar man
verloren.
We hadden het druk met naaien en
verstellen van onze kleren en zo ging
de tijd vlug voorbij. Maar toen een
maal dit werk was gedaan, begonnen
we ons af te vragen waar het schip
bleef dat ons naar een veiliger oord
zou moeten brengen. Ik kreeg het ge
voel dat ik achtervolgd werd door een
soort noodlot en mijn verlangen om
uit Padang weg te komen, werd hoe
langer hoe sterker. Elke dag gingen
we naar het strand om uit te kijken
naar het schip. Ik kreeg opnieuw last
van mijn maag- en buikpijnen, zoals
dat ook later nog vaak zou voorko
men.
Hoewel we in de kloosterschool vol
doende te eten kregen, hadden wij
voortdurend honger. Eten werd zelfs
een obsessie en sommige vrouwen ver
kochten hun edelstenen om datgene te
krijgen waar ze trek in hadden. Ze
verstopten het dan onder hun kussens
zodat ze het 's nachts konden opeten.
(Wordt vervolgd) 1
14-15. Maar Wobbo gaj zijn plannetje
niet zo gauw gewonnen.
Ik zou erg m'n best doen, grootvader,
en zo mooi mogelijk spelen op mijn fluit,
zei hij. Dan hebben de mensen er wel
wat voor over!
Grootvader zuchtte. Hij vond het prettig,
dat Wobbo zo graag helpen wou, maar
hij wou de jongen een grote teleurstelling
besparen.
Je moet het niet te mooi inzien, Wob
bo! zei hij. De mensen hebben genoeg aan
hun eigen zorgen en zouden hun geld in
hun zak houden. Je kunt beter bij ons
blijven en dat plan vergeten!
Óp dat ogenblik werd op de deur ge
klopt....
Van een medewerker)
MADRID. Ook in deze tijd van hoogconjunctuur en stij
gende volkswelvaart is Spanje nog altijd een land van schrille,
bijna feodale tegenstellingen. Naast bittere armoede is er over
dadige rijkdom, met daartussen een middenstand van zeer be
perkte omvang. Die scherpe contrasten werken door in alle
facetten der Spaanse samenleving en zeker in de levensstijl
van de Spaanse vrouwen. Zeventig percent van de Spaanse be
volking leeft op het platteland, in dorpjes met minder dan
10.000 inwoners. Het bestaan van de vrouw draait er hoofd
zakelijk om huishoudelijke bezigheden. Het voornaamste idee,
dat de mannen er van de positie der jonge vrouw hebben is,
dat zij twee wegen heeft om te kiezen: het huwelijk of het
klooster. Door de lage levensstandaard kunnen de meeste jonge
lui haast niet sparen en pas op rijpere leeftijd huwen. Arme
meisjes moeten reeds jong uit dienen gaan om al vloeren-dwei-
lende haar uitzetje bijeen te sparen. Welgestelde senoritas bor
duren geduldig aan haar linnenuitzet tot de ware José om haar
hand komt vragen. En komt die José niet, dan zoekt onze Car
men haar heil in het klooster. Het percentage nonnen is in
Spanje dan ook hoog. Vierhonderdduizend huwbare vrouwen
hebben momenteel nog geen echtgenoot kunnen vinden. Deze
plattelandsvrouwen leven in een wereldje met een zeer be
grensde horizon. Zij reizen niet en offeren zich op voor de
kinderen. Haar dochters moeten er knap en aardig uitzien om
zo gauw mogelijk aan de man te komen. Voor de moeders komt
het er immers niet meer op aan. Zij zijn gewend aan het weinige
comfort van het kleine dorpje, waar vaak haar enige ontspan
ning bestaat in het kijken naar langsrijdende vrachtauto's, als
er tenminste een rijweg langs het dorp loopt. Maar deze vrouwen
geven zich vaak nauwelijks rekenschap van de enge grenzen van
haar bestaan, omdat zij niets anders gewend zijn. Volkomen
anders zijn de mentaliteit en het leven van haar, die in de grote
steden als Madrid, Barcelona of Valencia wonen. Hier krijgen
de jongemeisjes een moderne schoolopleiding, terwijl vele ge
huwde vrouwen er buitenshuis werken. Dertig percent van de
middelbaar-scholieren zijn meisjes. Ook beginnen zij de univer
siteiten te bezoeken. Zij behalen haar diploma als lerares let*
teren en wijsbegeerte, als arts of apothekeres. Helaas zijn er
bij een totale bevolking van 30 miljoen zielen nog slechts 12.500
vrouwelijke studenten. Maar studeren is hier dan ook zeer
kostbaar en beurzen worden schaars verstrekt. Geen enkele
studerende jongedochter maakt zich illusies, ingenieur, notaris
of rechter te kunnen worden, want die beroepen zijn voor haar
wettelijk gesloten. Deze mentaliteit begint wel te veranderen,
maar erg ver is de emancipatie in Spanje toch nog niet ge
vorderd. Vrijwel geen enkel Spaans meisje spreekt behoorlijk
vreemde talen, want het talenonderwijs op de middelbare
scholen is uitermate summier en gebrekkig.
DOOR DE ENORME toeneming van het
toerisme begint men echter langzamerhand
wel wat meer waarde te hechten aan talen
kennis. Gegoede families sturen hun doch
ters naar Frankrijk of Engeland teneinde
daar het idioom machtig te worden. Na hun
terugkeer vinden zij dan gemakkelijk een
goed betaalde werkkring in de grote ste
den, bijvoorbeeld als tolk in Madrid of
Zaragoza, waar Amerikaanse luchtbases
zijn gevestigd.
DE ECONOMISCHE situatie in Spanje is
nog verre van rooskleurig. De peseta is
ten opzichte van de buitenlandse valuta
„gestabiliseerd" en Spanje moest toetreden
tot de E.E.G. Onder invloed van deze door
breking van Spanje's economische en gees
telijke isolement krijgt de Spaanse vrouw
geleidelijk wat meer armslag en went zij
eraan, zelfstandig in haar onderhoud te
voorzien. Als zij geen middelbare school
opleiding heeft genoten en toch haar
ouders niet tot last wil zijn, zoekt de
Spaanse Carmen een betrekking. De eigen
verdiensten verschaffen haar economische
onafhankelijkheid en sterken haar karak
ter. Een meisje, dat de veertienjarige leef
tijd bereikt, kan wel een baantje vinden
bijvoorbeeld als winkelbediende in een
groot magazijn, waar zij echter bar slecht
betaald wordt. Zelfs als typiste verdient zij
doorgaans niet meer dan ongeveer 50 gul
den per maand. In de industriestreek Cata-
lonië, rondom Barcelona, vinden vele meis
jes emplooi in de belangrijke textielfabrie
ken, waar zij lopende bandwerk verrich
ten. Het loon is daar nog lager dan in de
winkels en kantoren.
DE LAATSTE JAREN gaan de stads
meisjes in grote getale dagelijks naar
mode-ateliers, waar zij ingewijd worden in
de geheimen van het knippen en naaien.
Na enkele jaren vestigen zij zich vaak dan
voor eigen rekening en dat biedt meestal
betere perspectieven. In Spanje vindt men
namelijk maar heel weinig damesconfectie.
De dames plegen haar garderobe via een
«ML
modiste te betrekken, of zelf de schaar te
hanteren. De naaisters echter zijn niet
meer tevreden met een aalmoes. Zo be
draagt het maakloon voor een dames
mantel bijvoorbeeld 400 pesetas 25),
voor een rok 100 pesetas 6,25) en voor
een geklede japon 300 peseta's. Zelfs het
eenvoudigste naaistertje imiteert en
meestal met succes, want ze zijn bijzonder
handig met naald en draad de laatste
creaties der modekoningen. Dochters van
beter gesitueerden huren ergens een win
kelperceel om een modezaakje of „bouti
que" met modellen der „alta costura" te
drijven. Zelfs echtgenoten van bekende
welgestelde artsen, architecten en derge
lijke doen aan dit winkeltje-spelen mee.
In Madrid zijn er dan ook chique bouti
ques bij de vleet. Ofschoon betrekkelijk
weinig vrouwen zich de luxe kunnen ver
oorloven, exclusieve modellen te dragen,
maken deze modistes veelal goed geld. Het
knappe meisje van goeden huize, dat hou
ding en allure hezit, wordt graag manne
quin. Donkere Spaanse schonen worden
veel gevraagd door beroemde Franse of
Amerikaanse modehuizen. Talrijke andere
senoritas maken zich verdienstelijk als
kapster. Kapsalons vindt men volop in
Spanje. De Spaanse is koket en het kappen
vrij goedkoop, zodat er altijd werk aan de
winkel is. Al heel jong leren de meisjes
knippen, blonderen en permanenten. Het
werk is vermoeiend, de arbeidstijd meestal
tien uren per dag. Maar zij verdienen dan
ook behoorlijk. Een goede permanent kost
in Spanje echter nog maar 75 pesetas
4,50) terwijl men voor wassen en water
golven slechts 1,25 betaalt. Niettegen
staande haar studie of haar werk, blijft
Slechts langzaam ontworstelen de Spaanse vrouwen zich
aan het keurslijf van conventies en tradities van een typi
sche mannenmaatschappij. Ten plattelande is haar enige
alternatief nog veelal het huwelijk of het klooster.
onze Spaanse Carmen zeer vrouwelijk. En,
zoals alle jonge vrouwen, is haar grootste
wensdroom, in het huwelijk te treden met
een liefhebbende Juan of José. Maar ook
de weg tot het huwelijk is lang en moei
lijk. In gegoede Spaanse kringen mag de
dochter des huizes zelfs in haar verlovings
tijd nimmer alleen met haar hartsvriend
zijn, terwijl ook standsverschillen bij de
keuze van een huwelijkspartner hier vaak
nog een ernstig obstakel vormen. Maar dat
is weer een ander verhaal, waarop wij bij
een andere gelegenheid nog wel eens
terugkomen.
MEVROUW LEIDA COSTIGAN, een
Weense die in Engeland sinds twee jaar
cursussen voor schoonheidsspecialisten
geeft, gaat in Henlow Grange, Bedfordshi
re, een „schoonheidsboerderij" openen
voor dames die vermageren willen. Hen
low Grange is het buitengoed van de Brit
se ex-minister van Koloniën Lennox Boyd,
dat door mevrouw Costigan gekocht is. Zij
zal twee ton spenderen aan de verbouwing
van deze fraaie buitenplaats tot „beauty
farm" een landelijke tegenhanger van
de schoonheidssalon waar vrouwen die
er een flink bedrag voor over hebben een
„geleide, strikt-wetenschappelijke verma
geringskuur met gezond, natuurlijk voed
sel en veel buitenlucht" kunnen onder
gaan. „De patiënten zullen voortdurend
onder controle zijn en dus geen gelegen
heid hebben om te snoepen of anderszins
tegen hun dieet te zondigen", zegt me
vrouw Costigan. Zij voorziet, dat er eens
„overal in Engeland en in de rest van de
beschaafde wereld" schoonheids boerde
rijen zullen zijn. Zij garandeert bij voor
baat een gewichtsafname van tien tot der
tig pond per kuur voor haar toekomstige
cliëntele, die echter als onderdeel van de
behandeling, op de boerderij ook lichte
werkzaamheden zal moeten verrichten,
teneinde, haar bloedsomloop te bevorderen
en haar horizon te verruimen.
9. „Nu zijn wij allen weer tevreden en gelukkig,"
zei de klerk, terwijl hij Joris de stapel bankbiljetten
uit handen nam. „Mijn maatschappij heeft het miljoen
terug en u hebt het beeldje weer, waar u zoveel waar
de aan hecht." Panda was blij, dat hij zovelen gelukkig
had gemaakt. „Hier, neem maar gauw je beeldje te
rug, Joris," zei hij, „en pas er nu wat beter op. Hier
Joris! Hé, Joris! Pak dan aan!" Met moeite wendde
Joris zijn blik af van de stapel bankbiljetten, die hij zo
kort tevoren nog in handen had gehad en opende met
een matte beweging de kist. „Doe Pompo hier maar
in," zei hij. „Wat? Wéér in die kapotte kist?" vroeg
Panda. „Nee, je kunt hem beter ergens anders in op
bergen. Anders is hij dadelijk opnieuw verloren." „Zeer
juist opgemerkt," sprak de klerk. En enigszins wan
trouwend voegde hij hieraan toe: „Kort tevoren wilde
u het geld niet in die kist opbergen, uit angst het te
verliezen. Waarom wilt u dit hoogverzekerde beeldje
er dan wél in doen?" „Ehhm", zei Joris wat ver
ward. „Ehdat zit zo. Men leest tegenwoordig zo
vaak van roof en diefstal, dat ik liever niet zo'n kost
baar beeldje open en bloot ronddraag. Het zien van
zoiets kostbaars zou maar de hebzucht van kwade lie
den kunnen prikkelen."
Een warenhuisdirecteur uit Liverpool
klaagde, dat zijn vrouw in ons land na
gekeken en uitgelachen was alsof zij
een vreemd insect was. Het voortduren
de staren had tenslotte zo op haar zenu
wen gewerkt, dat zij haar man bezwoor,
nooit meer met vakantie naar Neder
land te gaan. „En dat alles blijkbaar
om geen andere reden, dan dat mijn
vrouw haar kapsel ter gelegenheid van
de vakantie een doodgewone blauw
spoeling had laten geven", aldus de wa
renhuisdirecteur.
Twee Engelse schoolmeisjes hadden be
tere ervaringen opgedaan. Het tweetal
13 en 14 jaar oud schreef op zijn
enquêteformulier: „De Nederlandse ho
tels munten uit door hun plezierige
sfeer". En wie wel eens een vakantie
heeft doorgebracht in een plechtstatig
Brits middenstandshotel, die zal hun
geestdrift begrijpen.
Een student uit Metz, Frankrijk, deelde
mede, dat de Nederlandse meisjes, en
speciaal de Arnhemse, hem zeer bijzon
der bevallen waren. Echter zonder na
dere toelichting van het waarom, dat
zich nochtans wel raden laat.
De hoogste lof uit Engeland komt van een
Britse journalist, die rapporteerde, dat
hij de thee in Nederland, naar continen
tale maatstaven gemeten, bijzonder
goed, „en bijna net als in Engeland" be
vonden had en het voedsel (naar Engel
se maatstaven) zelfs aanmerkelijk be
ter.
Een Zweedse boekhouder klaagt over de
slechte bestrating langs de Nederland
se grachten, waarin zijn genaaldhakte
vrouw herhaaldelijk „vastgelopen" was.
Gelukkig waren er overal „hakkenbars"
waar de schade vlot hersteld kon wor
den, schrijft hij, maar het gaf allemaal
toch veel oponthoud en extra-kosten, zo
dat zijn vrouw tenslotte maar een paar
wandelschoenen gekocht heeft.
Een Fransman die het hier erg naar zijn
zin gehad heeft, zond de ANVV een fo
netisch woordenboek ten gerieve van zijn
landgenoten die Holland bezoeken willen
Voor het geval een maaltijd in een res
taurant te duur zou komen, suggereert
hij de volgende uitroep om de aftocht
te dekken: „èk èp reen reld; rouyen
darr" (Ik heb geen geld, goeiendagl).
Maar misschien, voegt hij eraan toe,
kan men het toch beter met de eigen
landstaal proberen, want verschillende
Hollanders(l) spreken uitstekend Frans
en verstaan het ook
Vrouwen met zwaar geblondeerd haar
mag men °r volgens een Amerikaanse des
kundige van verdenken, dat zij neurotisch
zijn. Neurotische vrouwen, aldus dr. Leo
nard L. Lovshin, meten zich dikwijls een
opzichtig platinakleurig kapsel aan en zij
zijn de patiënten met allerlei lichamelijke
klachten, die in feite terug te voeren zijn
tot onderdrukte, verwarde emoties. Dr.
Lovshin zegt allerlei kenmerken bij neu
rotische vrouwen te kunnen onderschei
den. Daarbij behoren volgens hem ook
wenkbrauwen, die geheel zijn uitgetrokken
en vervangen door een potloodstreep. „Bij
een mannequin is zoiets misschien nodig
en normaal, maar als een gewone huis
vrouw dat doet, zoek ik meteen naar
moeilijkheden in het gevoelsleven."
Diverse lichamelijke symptomen van
psychische moeilijkheden zijn volgens de
medicus: koude voeten, uitslag en boven
matige transpiratie. Hij raadt zijn colle
ga's aan om aandacht te besteden aan pa
tiënten, die een zonnebril dragen ook wan
neer er helemaal geen zon is. „Dat is
een gewoonte geworden onder uiterst
emotionele mensen." Dr. Lovshin is hoofd
internist aan een ziekenhuis in Cleveland.
Het bijvoeglijk naamwoord veeg
komt alleen voor in vaste verbindingen
in betekenissen die om het begrip „moe
ten sterven" heenliggen. Men spreekt
van een veeg (onheilspellend) teken,
van het vege (in levensgevaar ver
kerende) lijf, van de vege (tot een
stervende behorende) lippen en van
een vege (de ondergang nabij zijnde)
stad. De afstamming van het woord is
eigenaardig. Men moet blijkbaar uit
gaan van een op tatoueren gelijkende
arbeid en komt dan tot de betekenis:
ingekrast, gemerkt, getekend. Het
laatste woord gebruiken wij ook
voor iemand wie het is aan te
zien dat hij niet meer lang te leven
heeft. Zo komen wij tot „ten dode ge
doemd" en veeg betekent dit dan ook
in allerlei variaties.
NV
Copyright P.
36-17