Consumptie van haring beweegt zich in Nederland nu gelukkig weer in een opgaande lijn PIONIER HARING CORNELIS VROLIJK CINC VERKOPEN IN MOSKOU Declamatorium wordt het hoogtepunt Aantal viswinkels loopt achteruit DONDERDAG 18 MEI 1961 Naar Moskou Van zout naar groen De consumptie van haring is in Nederland sinds 1950 per hoofd van de bevolking gedaald. Tegenover 4,2 kilo per hoofd van de bevolking in 1950 stonden er in 1960 2,2. Maar van het alarmerende van dit cijfer wordt veel weggenomen als men ziet, hoe men sinds 1957 van het consumeren van haring in Nederland weer steeds meer ernst gaat maken. Maar bovendien komt men bij het bestuderen van de aan- voercijfers van maatjesharing nog tot de conclusie dat de aanvoer na 1957 weer is gestegen. In 1953 was die aanvoer 35.000.000 kilo, een gestage daling leidde in 1957 tot 16.000.000 kilo en daarna ging het weer omhoog tot 1959. Wie eet er haring, en wanneer? Het is een vraagstuk waar van niemand de op lossing weet. Er spe len tal van factoren mee, en daardoor komt het dat elk ge sprek over dit onder werp wat in het vage blijft. Men kan tal van oorzaken en om standigheden aanroe ren, maar er helemaal achter komen doet men niet. Op de afde ling economische za ken van het produkt- schap voor vis en visprodukten stelt men nu een groot onderzoek in naar de visconsumptiege- woonten in Neder land. Het grootste deel heeft men adh- ter de rug en ae meest vreemde din gen heeft men al ont dekt. Er zijn plaat sen, die nog geen twintig kilometer van elkaar liggen, en die 'n tegengesteld beeld vertonen, zodat men bij voorbeeld in de ene plaats, liever verse, in de andere liever gezouten ha ring eet. Over één ding bestaat weinig twijfel en de heer Bij een grotere aanvoer was er dus grotere afzet. Er is dan ook alle reden om te veronderstellen, dat er wel enige samenhang bestaat tussen de aanvoer en de consumptie. In een gebied vlak bij de kust spreekt het niet zo zeer. Slechte aanvoer of goede, haring aan een stalletje is er altijd wel, en in elke winkel kan men eveneens terecht. Maar verder het binnenland in heeft men inderdaad de situatie, dat er bij dagen van grote aanvoer ineens haring te krijgen is. Op som mige plaatsen gaat dan wel een man met een bel rond om van heuglijke nieuws kond te doen. Snel komen de huis vrouwen dan op de haring af. Het verbruik van haring was in 1950 42.245.000 kilo. In 1951 was het 44.980.000 kilo en daarna daalde het gestadig tot 15.195 kilo in 1957. In 1958 steeg het tot 19.596.000, in 1959 tot 23.891 kilo. Per hoofd van de bevolking was het aantal kilo's, dat gegeten werd: 1950 4,2, 19514,4, 1952—3,8, 1953—3,5, 1954 —3,3, 1955—2,5, 1956—2,6, 1957—1,4, 1958 —1,8, 1959—2,1, 1960—2,2. Het verbruik van verse zeevis was in 1950 36.730.000 kilo. Dit cijfer steeg tot 1959 gestadig. Het werd toen 56.796 kilo. Per hoofd van de bevolking was dat een stijging van 3,6 tot 5,0 kilo. Een sterke stijging vertoonde ook het verbruik van visconserven, namelijk van 3.600.00 kilo in 1950 tot 14.113.000 kilo in 1960, dat is per hoofd van de be volking een stijging van 0,4 tot 1,2 kilo. Het totale verbruik van visserij pro- dukten (haring, verse zeevis, schaal- en weekdieren, visconserven en zoetwater vis) steeg van 9,5 kilo per hoofd in 1950 tot 9,7 kilo per hoofd in 1960. W. Ros van de afdeling economische zaken van het produktschap, is de eerste om dit te beamen: de consument gaat steeds meer van het verse naar het verwerkte produkt- De huisvrouw die vroe ger de vis kocht en thuis bakte neemt ze nu gebakken mee. De vrouwen hebben het buiten het huishouden drukker dan vroeger, de behuizing is kleiner, men heeft minder hulp, het zijn alle factoren die er toe leiden dat men een gereed produkt wenst. Om dezelfde reden is er ook een sterke tendens naar de filets. Zie de rapporten van de instructrices uit de viskeuken: overal waar de rijdende vis keuken van het produktschap verschijnt worden de viswinkeliers bestormd met vragen om filets. In tal van plaatsen is de winkeliers dank ook dankzij de rijden de viskeuken overgegaan tot het verkopen van gefileerde vis. En die kant gaat «het toch op, dat staat welhaast vast. De vishandel moet mee met zijn tijd. De haring is voor de echte „groene- eters" een seizoen-delicatesse geworden. Zij eten de eerste groene als de eerste aardbei. Maar er zit ook een gevaar in die verschuiving. Want mensen, die voor keur voor groen aan de dag gaan leggen, konden het eten van gezouten haring wel eens verleren, en dat zou weer leiden tot een volledig seizoenbedrijf waarmee men toch ook niet gediend is. Er wordt veel reclame gemaakt voor het eten van haring. Iedere Nederlander leest talrijke malen, dat hij „em bij zijn staart moet grijpen", en dat haring mals is wordt hem regelmatig voorgehouden. Dat geldt trouwens niet alleen voor haring. Zowel het produktschap als het voorlich tingsbureau voor de voeding, afdeling vis, in IJmuiden doen hun uiterste best om de consumptie van vis te stimuleren. Ook het vieren van de vlaggetjesdagen zal onge twijfeld de belangstelling voor de haring vergroten. En misschien zit ook daar toch wel een goede oorzaak van het de laatste jaren weer stijgen van de haringconsumptie. Statistieken hierover zijn overigens nooit helemaal duidelijk. Bij de cijfers gaat het over haring in het algemeen. Daat zit dus ook de verse haring bij. Waar het dus in zit is niet af te leiden. We hadden het over tendenzen. Een veel gehoorde opmerking is dat de haringver koop sterk beïnvloed is door de patates frites. Het mes heeft hier zelfs van twee kanten gesneden, want van de ene kant heeft men een stevige consumentenkring voor patates geschapen, maar van de an dere kant kwamen er veel verkooppunten, omdat bij patates de winstmarge groter is dan bij haring. Misschien heeft de heef Scharleman hier ook aan gedacht toen hij in Bergen sprak over de noodzakelijke keus tussen grote speciaal-viszaak of „ta- ria" met ook wat vis. Overigens beluistert men de laatste tijd weer stemmen, die zeggen, dat de patates- consumptie zijn hoogtepunt zou hebben overschreden. Ook dit is nog niet met ze kerheid te constateren. Veel onzekerheden dus bij deze laatste schakel van het boeiende haringbedrijf. Verse haring heeft nog uitwegen in export en oonservenindustrie, maatjesharing is vrijwel aangewezen op de binnenlandse consumptie. Voor het gehele bedrijf is dan ook van groot belang hoe de Nederlandse consument tegenover de haring staat. Daarbij speelt de prijs natuurlijk ook een grote rol. Dat de grotere aanvoeren steeds grotere consumptie meebrachten kan ook zijn veroorzaakt door de prijzen. Als een kleinhandelaar de haringprijs wat omhoog moet doen bij schaarse aan voer zal dat aan de afzet van zijn pro dukt wel te merken zijn. Maar de reali teit is toch, dat hij dat niet doet. Hij geeft de voorkeur aan een gemiddelde prijs. Overigens is het merkwaardig, dat een ha ringverkoper als de Leidenaar Zeeg van Duyn zijn haring vijf cent omlaag deed en eigenlijk geen effect zag. Zijn vaste klan ten kwamen evengoed, maar nieuwe men sen kwamen niet, omdat de haring vijf cent goedkoper was. Nu is dat psychologisch ook weer ver klaarbaar. De consument is aan het kwar tje gewend. Hij koopt een ijsje van een kwartje, hij stop een kwartje in de auto maat en betaalt een kwartje voor een ha ring. Als hij twintig moet betalen geeft hij de vijf andere centen als fooi. Zo heeft Van Duyn het ook ervaren. Maar wat ge beurt er als de handelaar van het kwar tje dertig cent maakt? Daarom doet hij dat niet gauw. Maar aan de afslag stijgen de prijzen bij een te kleine aanvoar. Vele detaillisten komen dan niet meer aan haring, de men sen krijgen geen gelegenheid tot eten. Daarom is het te hopen, dat in elk gevafl de aanvoer dit jaar ruim zal zijn. Iedere consument krijgt dan alle kans om de lijn van het haringverbruik nog eens een flinke ruk omhoog te geven. Het declamatorium, dat in IJmuiden het hoogtepunt van de Vlaggetjesdagviering zal betekenen, wordt ingeleid door de mu ziekkapel en de drumband, die zich op het midden van de plaats zullen opstellen en respectievelijk naar plaatsen rechts en links van het toneel zullen opmarcheren. Onder de mars zullen 32 meisjesgymnas ten zich formeren en daarna een oefening uitvoeren. Aan het eind vormen de meis jes de zin: „De vloot gereed tot haring- vangen". Zes vlaggedragers zullen daarna op marcheren en zich terzijde van de KW123 opstellen. Op de bak van het schip vindt dan het declamatorium plaats. Fanfares, declamaties en zang zullen elkaar afwis selen. Aan de bemanning zal een present je worden aangeboden. De burgemeester zal een toespraak houden en daarna de wimpel hijsen. Aan het slot marcheren de 32 meisjes weer op, om de zin „Goede vangst en be houden vaart" te tonen. Medewerkenden zijn de rijkspolitieka- pel, de christelijke gymnastiekvereniging IJmuiden, J. Wijker, de heer Kuipers, het zeekadettenkorps en de declamatrice Ine ke Grosfeld. Op de Gedempte Oude Gracht in Haar lem staat een haringstalletje. Dagelijks komen velen er een malse haring of een gebakken visje eten. De bediening is er charmant, want die berust bij Bep Witlou, de blonde Haarlemse, die nu al acht jaar de klanten helpt in het stalletje van haar vader. „De haringverkoop is de laatste tijd toch echt wat achteruitgegaan" meent ze. „Dat zit in de concurrentie van de patates frites". Maar de belangstelling voor de vis blijft even groot. „Jammer, dat ik hier niet mag bakken" zegt vader Witlou, die al zo'n veertig jaar in het vak zit. „Zo'n vers gebakken visje is altijd nog even prettiger voor de klant. Maar er is een school in de buurt, en dan mag het nu eenmaal niet." Sinds 1950 is het aantal viswinkels in Nederland met 18 percent gedaald. In 1950 was het aantal vestigingen 4618, in 1960 was het nog 3786. De teruggang in het levensmiddelenbedrijf was 7 percent. De bevolkingsaanwas bedroeg echter 14 per cent. Elf percent van de Nederlandse bevol king eet nooit vis. 19 percent zelden, 44 percent eenmaal per maand en 26 percent eenmaal per week. was. De haring gaat lang niet allemaal naar de Nederlandse consument. Er gaat veel haring naar het buitenland en het betreft hier dan verse haring. Maatjes haring komt voor export vrijwel niet in aanmerking. Cornelis Vrolijk heeft indertijd een stevig bedrijf gesticht. Maar hij deed dat dan ook door enorm hard te werken. Alle tijd besteedde hij aan het bedrijf, tijd voor iets anders bleef vrijwel niet over. Over voetballen praten, wat nu nog wel eens gebeurt, bestond bij hem niet. „Je werk is je voetbal", zei hij tegen zijn zoons. In 1932 ging de heer Vrolijk op een mor gen zijn huis uit met een koffer in zijn hand. „Ik ga naar Moskou" verklaarde hij, grote ontsteltenis teweegbrengend in zijn gehele omgeving. In 1932 was de angst voor de Sovjet-Unie wel zeer groot en men hield dan ook zijn hart vast voor het avontuur van de heer Vrolijk. Maar hij kwam gezond en wel terug, gewapend met een prachtig contract voor levering van haring aan Moskou. Hij legde de grondslag voor de grote ex port naar Oost-Europa. Vreemde dingen kwamen overigens wel voor. In Polen, bij Tendenzen? Er zijn er zoveel en het is altijd de kunst om ze op tijd te ont dekken. Er is een sterke tendens van de zoute naar de groene haring. Vroe ger was alleen het gebied om Rotterdam groen, maar nu is de groene al veel verder doorgedrongen. Automaten verschijnen er steeds meer in de steden. Voor een kwartje kan men kiezen tussen vele lekkernijen, en meestal is er ook nog wel een luikje waardoor men zijn bestelling van patates kan doen. Voor de haringventers zijn de auto maten grote concurrenten. Al zullen er toch ook altijd vele mensen blijven, die graag genieten van het malse zeebanket. Men heeft wel eens geprobeerd om ook vis automaten te verkopen. Een gebakken wijting of lekkerbekje zou er ook best geschikt voor zijn, en ook viscroquetten zouden in aanmerking komen. Maar voor een mals maatje lijkt ons een automaat toch niet mogelijk. Zo'n maatje moet tenslotte niet al te lang uitgestald liggen, en bij een stalletje ziet men dan ook hoe de voorraad steeds wordt aangevuld. Is trouwens niet één van de bijzon dere geneugten het in de uien dopen (eenmaal s.v.p.!)? Nee, we verbrassen graag eens een of meer kwartjes in de automaat, en vishapjes zouden we op prijs stellen, maar een zoute haring, nee! ijzeren gordijn is een enorme haringvloot ontstaan die de gehele behoefte vrijwel dekt. De export moet omschakelen, maar het maakt de zaak niet gemakkelijker. De heer Vrolijk gelooft niet in een ver minderde haringafzet in Nederland en er zijn meer groothandelaren in haring die er zo over denken. Maar hij gelooft toch wel. dat de patates frites een steeds zwaarder concurrentie zijn gaan uitoefenen, speciaal bij kinderen. „De kleinhandel heeft het niet gemak kelijk, want aan het verkopen van haring zitten grote kosten vast. Maar men moet niet vergeten, dat ook de exporteurs grote kosten hebben. Zij moeten een voortreffe lijk produkt afleveren hetgeen veel werk met zich brengt". „Het gaat nu slecht, we zullen maar hopen dat het beter gaat. We houden ons maar vast aan het voorbeeld van onze vader. Als je een dubbeltje verdient moet je voor een gulden lef hebben. Maar het beroerde in de visserij is, dat er momen teel geen dubbeltje verdiend wordt". De heer Vrolijk wijst ook op de vele speciale dingen, die men in Noorwegen en Duitsland met haring doet. Nederlandse haring gaat naar Noorwegen, daar doen ze er suiker in en dan komt ze als gaffel- bitter weer terug. Duitsland werkt met tal van lekkere sausjes. „Maar we moeten er toch in elk geval voor zorgen dat haring volksvoedsel blijft". De haring gaat in de tonnen, nadat alle voorgeschreven bewerkingen zijn toegepast. Zo dadelijk klinkt het over de radio: „We hebben zoveel kantjes aan boord." Elke visserman hoopt dit jaar op een record aantal kantjes. Maar of het een goed jaar zal worden moet worden afgewacht. „Alleen haring kan ons redden". Dat de boeren van Warschau, gebeurde het T- i dat men een vat haring aankreeg en is de mening van reder-exporteur Fiank prompt onderaan het vat de pekel er uit Vrolijk, die samen met zijn broer Boni liet lopen. Op de haring kwam daarna i j j i. -17 een dikke laag gele traan. De haring, die het bedrijf van zijn vader Cornells Vro- men hjer alle€n nog naar de pufschuit 20U lijk in IJmuiden voortzet. Van januari sturen, werd dan als een lekkernij gegeten. tot mei draait de visserij met de trawl- Andere landen, andere zeden. Er is in lmrcrprs eitrenliik alleen om de vloot in Oost-Europa veel veranderd. Terwijl Rus- loggers eigennjK aiieen om ae vioot in land voor acM jgar nog 43 percent vatl de vaart te houden en om over kasgeld de haring afnam is dit land nu uit de te kunnen beschikken. Van de haring markt verdwenen. In de landen achter het moet daarna de winst komen. Hetzelfde is ook wel gebleken uit de berekeningen van drs. A. G. U. Hildebrandt van het Landbouw Economisch Instituut, die vaststelde dat de wintervisserij bij de haringloggers vrijwel nooit winstgevend

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1961 | | pagina 11