IK K0S1TE DUIZEND- GULDEN 3ANET1IM WOBBO EN DE HOED Orgie of 'een orgie, Jean Hugo leeft in het verleden Garcia de Léon HENSKN Steeds meer kale dames PANDA EN DE PLASTIC PLASTIEK u Folie KACHEL LEVERT WARMTE EN ELEKTRICITEIT Ons vervolgverhaal De levensroman van een Chinees meisje door dat is de kwestie natuurlijk os DONDERDAG 18 MEI 1961 23 OVERHEMDEN v.a. 10.50 PAARL AARSTE EG 1 tjlUP] 37. Het water slaat klotsend over het voordek en Bingo ziet niemand meer! Waar zitten jullie toch?, roept hij uit de stuurhut, iedereen moet hozen, dan is de boot weer voor elkaar! Bolle komt aanwaden met een verschrikt gezicht. Is me dat een heksentoer!, zegt hij, maar sturen kun je Bingo, dat moet gezegd worden! Kom nou, zegt Bingo, ben jij nu een zeeman? Terwijl Bolle aan het hozen slaat, maakt ook Belli een compliment aan Bingo voor zijn stuurmanskunst. - Jij durft hoor!, zegt hij. - Laat me toch niet blozen!, zegt Bingo, dan wordt mijn befje rood en dat staat zo raar! 36) 5 Een geval is me nog zeer goed bijge- bleven en daar was de prachtigste B diamanten broche bij betrokken die ik ooit van mijn leven had gezien. De eigenaresse ervan, een Engelse dame, B vertelde ons dat het sieraad verze- kerd was geweest voor honderd pond sterling. Maar nu deed ze het van de j= hand om toe te geven aan haar onbe- dwingbare lust tot eten. Ze verkocht B de broche aan een Maleier die altijd bij de ingang van het gebouw stond te B wachten op buitenkansjes als deze. Ik B was tamelijk teergevoelig op dit punt en kon geen afstand doen van mijn gouden ketting met het kruisje, die ik B van mijn aangenomen moeder had B gekregen en in het St. Andrew-zieken- 1 huis door een priester was gezegend. De ketting was de enige band die mij B nog met mijn aangenomen familie ver- B bond. Het leven in de kloosterschool begon B ons te vervelen en onze hoop dat er B een schip zou komen om ons op te ha ll len werd met de dag minder. De zus- Ei ters stelden toen voor dat we iets zou- B den gaan doen waarmee we onszelf B bezig konden houden. Daarom begon- E nen we met taallessen en ik kreeg da- gelijks les in Nederlands, maar ons B enthousiasme daarvoor was slechts van tijdelijke aard en na een poosje EE hielden we met de lessen op. In die tijd hoorden we dat Batavia B tot open stad was verklaard. Dit bete- B kende dat de Japanners nu gauw naar Padang zouden komen. Daar waren B we nu al sinds de negende maart en B er was nog geen kijk op dat we bin- nenkort zouden vertrekken. Mao hield zich rustig en bleef in zichzelf ge- B keerd. Ik had gemerkt dat ze een B klein flesje aan een koordje om haar hals droeg. Ze zei nooit wat er in zat, maar op een dag vroeg ik het haar. B Toen vertelde ze dat het een talisman B was. Ze zei ook dat ze uit kaarten de B toekomst kon voorspellen en dat vond EE ik geweldig interessant. Op een mor- B gen spreidde ze haar kaarten op tafel B uit en vroeg mij er een uit te kiezen. 5 „Och meisje," zei ze, „de toekomst ziet er erg donker voor je uit. Ik ze B drie mannen komen om jou en nog B een andere vrouw mee te nemen. Ik s voorzie heel veel narigheid. Maar je zult heel veel vrienden hebben om je B te helpen en al zul je nog veel moe- ten doorstaan, toch zal je lijden niet lang duren." B Ik hechtte toen niet veel waarde aan de voorspellingen van Mao en de EE anderen ook niet, aan wie ze de toe- 1 komst had voorspeld, maar het hielp B de tijd te doden. Op de zeventiende maart viel er aan het ontbijt een sombere stemming over ons. We kregen namelijk instruc- B ties het klooster niet meer te verlaten. De Japanners waren in Padang ge il land. We wisten niet wat we doen of B zeggen moesten. Ondanks al onze po- gingen onszelf in veiligheid te bren- gen en ondanks al het lijden dat we i hadden moeten doorstaan, zouden we B nu toch gevangen genomen worden. De verpleegsters onder ons kregen op- dracht een Rode Kruis-armband te B dragen. Die avond werd er bij het eten niets gezegd en de meesten van EE ons gingen vroeg naar bed, maar ik behoef niet te zeggen dat we niet in B slaap konden komen. De volgende morgen zagen we door het raam een groot aantal trucks, waarmee de Ja- panse soldaten naar hun nieuwe on- B derkomens werden gebracht. Ze wer- den gevolgd door groepjes mannen, B vrouwen en kinderen die manden met B zich meevoerden. Het bleek dat ze de huizen binnengingen en alles roofden wat er van hun gading was. Het per il soneel keerde zich tegen zijn meesters B en overal werden gewelddaden ge- E pleegd. Twee Nederlandse meisjes met wie we zeer bevriend waren ge il raakt, kwamen in het klooster be ll scherming zoeken. Tussen hun snikken door vertelden ze ons dat hun vader, die inspecteur van politie was, de B avond tevoren was geïnterneerd. De B Japanners hadden hem nu weer tijde- lijk vrij gelaten en ze hadden de poli- tie wapens gegeven om roof en plun- B dering te voorkomen. De hele dag zagen we nochtans de plunderaars van het ene huis naar het andere trekken. Er liepen ook men- B sen rond die de Japanners de weg wezen of hun inlichtingen verstrekten. We vreesden dat we elk ogenblik kon den worden meegenomen, maar raak ten toch niet in paniek. Later vertel de iemand ons dat een Japanse sol daat bij het zien van een non ver baasd was geweest over de wijze waarop ze gekleed was, en hij had haar bevolen haar kap af te zetten. Dat deed ze. Pe soldaat keek haar daarop vergenoegd aan, streek over zijn kale schedel en zei lachend: „Wij gelijk." De volgende paar dagen had den we het erg rustig. We sliepen in een open hal en daar konden we dus geen deuren barricaderen. Daardoor voelden we ons allesbehalve op ons gemak omdat we bang waren dat de Japanse soldaten ons 's nachts zou den komen molesteren. Op een avond kwamen twee Maleiers, gekleed in sa rongs, de hal binnen. Iedereen begon te gillen en in paniek renden we naar boven, waarbij we over alles struikel den dat ons in de weg stond. In deze consternatie ontdekte iemand een per soon in een sarong. Er weerklonk een kreet en tegelijk sprongen we alle maal boven op „hem" en begonnen „hem" met onze vuisten te bewerken. Deze verrassende aanval maakte ons slachtoffer sprakeloos tot het een vrouwelijk gekreun liet horen. Tot on ze ontzetting beseften wij dat we een van onze medevluchtelingen hadden aangevallen. De twee Maleiers waren al lang verdwenen. Toen we op een morgen bezig wa ren met verstelwerk betrad een lid van de Japanse militaire politie, ver gezeld door een Europese tolk en een zuster, de hal. De zuster gaf ons een wenk op te staan, wat we onmiddellijk deden, al waren er enkele Engelsen die bleven zitten. De Japanner was tamelijk klein; hij zag er intelligent en sympathiek uit. Hij gebaarde dat we weer konden gaan zitten en om beurten bij hem moesten komen om te worden gere gistreerd. Toen het mijn beurt was keek hij me verbaasd aan en vroeg me kwaad waarom ik mijn vaderland had verlaten. Hi] stelde er zich niet mee tevreden om zich door bemidde ling van de tolk met me te onderhou den en schreef daarom een paar Chi nese karakters op een stuk papier, die ik niet kon lezen. Toen werd hij nog kwader en zei dat ik dwaas was ge weest om de taal van een ander volk te leren. Ten slotte zei hij dat ik vrij was om in Padang te gaan en te staan waar ik wilde. Dit was helemaal niet naar de zin van een paar Europese evacué's, die zeiden dat ik net zo goed een krijgsgevangene was als zij. „Is China soms niet met Japan in oorlog?" vroegen ze. De anderen dachten er anders over. mijn vrijheid kwam ook hun ten goede, want ik kon nu boodschappen voor hen doen. Vóór de Japanners Padang bezetten hadden we een Chinese jongen ont moet Eddy Lee heette hij die ons vaak had bezocht. We dachten dat we hem nooit meer zouden zien, maar op een morgen kwam hij on verwachts binnen. Toen iemand voor stelde dat hij en ik samen boodschap pen zouden kunnen gaan doen scheen hij zich niet erg op zijn gemak te voelen. Maar de zuster die bij ons was zei: „Eddy is een goede jongen, en hij gaat niet met een meisje mee of hi] moet ermee getrouwd of verloofd zijn." Dit ontlokte iemand de opmerking: „O, wat is Padang toch ouderwets!" Een paar dagen later werd de kloos terschool tot tijdelijk internerings kamp verklaard en honderden men sen werden op het terrein van de school bijeengebracht. Vrouwen en kinderen drongen en duwden om een goed plaatsje te bemachtigen en er werd geschreeuwd en gegild als iemand een groter plekje had dan zijn buurman. Dagelijks werd er appèl ge houden om te controleren of iedereen er nog wel was. Ik was de enige Chi nese en de Japanners hadden alle maal verschillende meningen over mij de een vond dat ik een krijgsge vangene was en de ander vond dat niet. Daarom verstopte ik mezelf als de tijd voor het appèl aanbrak, wat me verscheidene standjes van de zus ters opleverde. (Wordt vervolgd) S 16-17. Ja, er werd hard op de deur ge klopt. Grootvader en Wobbo keken verrast op; wie kon daar zijn? Voor de deur stond een man in een don kere mantel. Toen er niet gauw genoeg naar zijn zin opegedaan werd, klopte hij ongeduldig nog eens. En toen hij, met een grimmig gezicht, naar binnen stapte schrok grootvader. Want de man, die daar voor hem stond was de strenge rentmeester die de pacht voor het huisje en het stukje land moest ontvangen. Waarom laat je mij zo lang wachten? gromde hij onvriendelijk. Heb je het geld klaar liggen? DE TROTS en de glorie van het oude Zuidengelse stadje Bath in het graaf schap Somerset is het Romeinse bad huis dat daar in het begin onzer jaar telling door het invasielegioen der ce saren gesticht is en dat de tand des tijds, dank zij vele periodieke en deskundige restauratie, redelijk doorstaan heeft. Deze klassieke badinrichting was, hoe wel kleiner van omvang, net zo ingericht als de beroemde „termen" van Calligula in Rome: met ingebouwde vloerverwar ming, luxueuze ligterrassen en alle ver dere „modern" comfort, terwijl het bas sin zelf gevoed werd door een warme bron. Ook schijnen er in de Romeinse tijd herhaaldelijk wilde feesten gehouden te zijn waarbij even schaamteloos als overvloedig aan Bacchus en Eros geof ferd zou zijn. De termen van Bath zijn nu onder beheer van de Engelse Monumen tenzorg in samenwerking met de plaatse lijke V.V.V. die er ieder jaar bij het be gin van het zomerseizoen een festival organiseert, deels om de herinnering aan dit verre brokje Britse historie levendig te houden, deels om toeristen te lokken. TOTNOGTOE WAREN die festivals van Bath zelfs voor Engelse begrippen tame lijk tamme evenementen met een beetje muziek, een tikje ballet en een snuifje to neel, af en toe dan nog aangevuld met een kleine tentoonstelling van Romeinse curiosa en wat men verder maar beden ken kon, zodat iedereen er vrede mee had. Maar dit jaar zal er in het raam van dit festival een Romeinse „orgie" gehouden worden, en wel op 31 mei. Tenminste; als het doorgaat, want vele rechtschapen Britten zijn alleen van het woord „orgie" al zo geschrokken, dat het dagenlang in gezonden stukken in de Engelse pers ge regend heeft tegen deze „zedeloze plan nen", zoals de verontwaardigde brief schrijvers het noemden. En hoewel de organisatoren met de meeste nadruk verzekerden dat het natuur lijk geen „echte" orgie zou worden, maar slechts een onschuldige imitatie daarvan, met slavinnen in bikini's, geroosterde zwaan-van-'t-spit en versneden Napoli- taanse wijnen, bleef de storm van protest voortduren zelfs toen de feestcommissie by wijze van concessie bekendgemaakt had, dat het entreegeld om de zaak „selekt" te houden vier Engelse ponden dat is ongeveer veertig gulden per persoon zou bedragen. Die laatste maatregel was niet slechts olie op het vuur (de oppositie fulmineerde terecht dat men op die manier al leen de gewone man zou afschrikken, maar zeker niet de rijke fuifnummers, die doorgaans het grootste gevaar voor de goede zeden belichamen"), zij bracht bovendien de studenten aan de kant van de anti-orgie-actie, welker positie daar door zeer aanzienlijk versterkt is. De lo kale en regionale overheden hebben zich totnutoe naar goede Engelse traditie bui ten de strijd gehouden, maar toch zullen zij tenslotte wel het verlossende woord moe ten spreken. Vrijwel de ganse goegemeen te van Bath is nu namelijk tegen het feest en ook de studenten zullen zich met hand en tand verzetten. Zij hebben al aangekon digd dat ze zich zo nodig in beestevellen zullen hullen om, gewapend met knotsen en knuppels, het Romeinse feest op te rollen onder het uitstoten van historisch- verantwoorde strijdleuzen als „Weg met de usurpators" en „Dood aan de vuige Ro meinse horden!" Hoe' dat allemaal moet aflopen valt nog niet te voorzien. Maar zeker is, dat Bath met of zonder orgie een bewogen laatste meidag tegemoetgaat en dat de plaatselijke middenstand daar wel bij zal varen. Alle hotelruimte in het stadje in de omtrek is bij voorbeeld al uitverkocht voor de duur van het festival en men mag hopen, dat zich daarbij op de grote dag zelf nog duizenden dagjesmensen zullen scharen. HET DRAGEN van een grote naam is niet altijd even gemakkelijk. De prettige introductie, die het geeft, weegt vaak bij lange na niet op tegen de verplichting die naam hoog te houden. Het klinkt misschien wat vreemd als ik stel, dat menig een ten gronde is gegaan aan de goede reputatie van een nastaande voorouder. Men verwacht dikwijls te veel van iemand, die de afstammeling is van een be roemdheid en menig karakter is hiertegen niet opgewassen. Het probleem, dat hierin schuilt, is op een voortreffelijke manier opgelost door Jean, een achter kleinzoon van de befaamde Franse romanschrijver Victor Hugo. Hij heeft nooit enige poging gedaan zijn overgrootvader na te volgen. Kunstzinnig is hij zonder enige twijfel, getuige zijn respectabele productie van schilderijen, die naast een groot vakmanschap ook een eigen visie verraden. Voor de rest is hij een tpyische Zuid-Franse wijnbouwer met een hang naar het verleden. „IK MOET nu eenmaal in deze eeuw leven," vertelt hij, „en dat probeer ik dan ook zo goed mogelijk te doen, maar wat zou ik graag honderd jaar eerder geboren zijn." Het doet enigszins vreemd aan deze uitspraak te horen uit de mond van een twintigste-eeuwer. Jean Hugo meent echter voor honderd percent wat hij zegt. Daarvoor hoef ik hem maar even in zijn rustige, staalblauwe ogen te kijken. En hij heeft het trouwens in de praktijk bewezen. Toen hij het fa miliebezit erfde in Lunel, halfweg tus sen Nimes en Montpellier, was het eerste wat hij deed de centrale verwar ming uit het huis te verwijderen. „Al leen ouderwetse kachels geven sfeer," zegt hij beslist, terwijl hij op een enorm exemplaar in de hoek van zijn atelier wijst. Ik heb mij niet in de eerste plaats naar Lunel begeven om Jean Hugo be zig te zien als schilder, zelfs niet om zijn collectie te bewonderen. Deze rij zige man met zijn sneeuwwit haar is namelijk om nog iets anders interes sant: hij wordt niet alleen geacht om zijn kunst, maar zeldzame eigen schap in een Franse artiest evenzeer om zijn bekwaamheid als wijnbouwer. En daarover wil hij in hoofdzaak pra ten. Het lijkt zelfs wel of dit deel van zijn bestaan door hem als het voor naamste wordt beschouwd, want hij wuift mijn beginzinnen over zijn arti stieke werk met een vriendelijke twin keling in zijn ogen weg: „Erg char mant van u om mijn schilderijen te prijzen, maar op het ogenblik ben ik meer in een stemming om over wijn te babbelen." DE UITGESTREKTE wijngaard van de familie Hugo levert onder meer een muscatel op, die al bijna vier eeuwen lang de trots uitmaakt van de streek. Lunel Muscatel was een van de drie wijnsoorten, die de ballingschap van Napoleon op Sint Helena veraange naamden en het is bekend, dat Lode- wijk XIV, de Zonnekoning, er ook al een grote liefhebber van was. Het is een zuivere wijn, in die zin, dat de te lers en dat geldt zeker voor de laat ste in de rij. mijn gastheer altijd stijf en strak hebben geweigerd het na tuurproduct door kunstmatige middelen te verbeteren (dus te verknoeien). Pes simisten beweren zelfs, dat Jean Hugo een van de wellicht zes Franse wijn bouwers is, die op de aloude, beproefde wijze te werk gaan. Ik kan dit niet controleren, maar het zegt wel heel wat voor zijn onkreukbaarheid en het valt gemakkelijk te begrijpen, dat hij er een stevig gezag aan te danken heeft. „Het is niet zo moeilijk," verklaart de heer Hugo wat laatdunkend, „om elk jaar met een wijn van ongeveer dezelfde smaak en kleur op de markt te komen." En hij legt omstandig uit welk pro cédé men in het algemeen toepast. Om een zo groot mogelijke opbrengst te verkrijgen worden de druiven niet re gelmatig uitgedund, noch worden zij met bestrijdingsmiddelen bespoten. Dat kan wel van een derde tot de helft schelen. Later wordt de wijn door ka toenen en wollen filters geleid, met het gevolg dat niet alleen alle ongerechtig heden, maar ook alle kleur en bouquet verloren gaan. Door er dan weer bes sensap en gebrande suiker aan toe te voegen, ontstaat een kunstmatig bele gen en gekleurd produkt. „Zo gaat het met de Lunel Muscatel niet," zegt de schilder-wijnbouwer. „Wij beïnvloeden het natuurlijk fermentatie proces op geen enkele wijze, waardoor de wijn van jaar tot jaar en ik mag wel zeggen van fust tot fust verschilt. Bij een kleine oogst is de Lunel zoet en honingkleurig, is de oogst normaal of groot, dan krijgt hij een champagne- tint en heeft een frissere smaak." TIJDENS DE pluk wordt al geselec teerd. Slechts de door de zon inge droogde druiven, die dan al meer op rozijnen lijken, worden verzameld. La ter komt de rest aan de beurt. Kleine handpersen maken het sap los. Het wordt in eiken vaten van vijfhonderd liter gegoten en blijft, al naar het sui kergehalte, van twee tot drie dagen staan de tijd die nodig is om de suiker in alcohol om te zetten. Terwijl ik geniet van een glas uit Hu go's privé voorraad, waarschuwt hij: „U zult niet kunnen proeven hoe koppig deze wijn is. Het gemiddeld alcoholge halte is zeventien procent." Op de derde dag van de fermentatie wordt elk uur gemeten hoe ver het gis tingsproces zich heeft ontwikkeld. „Ik moet bekennen," zegt hij verontschuldi gend, „dat het instrument, waarmee die meting wordt verricht, vierhonderd jaar geleden nog niet bestond. In die tijd drukten de boeren hun oren tegen het vat en konden aan het borrelen horen wanneer het tijd was om er de eau de vie (wijnalcohol) aan toe te voegen. Maar tegenwoordig doen we dat we tenschappelijk een van mijn weinige concessies aan deze eeuw." Bij elke zes liter komt een liter wijn alcohol. Dat is nodig om het gewenste gehalte te bereiken. En die toevoeging is op zichzelf weer een secuur werkje: wordt het te vroeg gedaan, dan is de wijn niet krachtig genoeg, gebeurt het te laat, dan lijdt het zoetgehalte. Na een maand of twee, drie wordt de wijn ge zeefd en dat wordt in het eerste jaar nog tweemaal en in het tweede nog een maal herhaald. Pas gedurende de derde winter begint het bottelen. WANNEER AL zoveel op de oogst zelf wordt verloren (daar er niet gespo ten wordt is minstens een derde deel al door bijen opgegeten) en de verdere be werking zo zorgvuldig geschiedt, is het duidelijk dat de produktie niet groot kan zijn. „Gemiddeld zevenduizend liter worden elk jaar gebotteld en de meeste flessen worden door familieleden en vrienden afgenomen. Er blijft maar heel weinig voor de gewone verkoop over." Jean Hugo is in zijn eigen familie een buitenbeentje. Men zou 't eigenlijk niet betreuren, wanneer hij zijn productie methoden en zijn hele bestaan wat mo derner wilde inkleden, „maar," zegt hij met een blik op de kachel en een twee de op de kleurige vloeistof in zijn glas, „daar krijgen ze mij niet voor. Zo lang ik leef blijft de Lunel Muscatel onver valst." Advertentie No-lron Sanfor een pracht collectie wit - grijs - beige TON-SUR TON en GESTREEPT v.a. 12.90 Ankiets en Zelfbinders moderne tinten en dessins Voor herenmode DE VROUWEN, die de laatste honderd jaar zo vol ijver hebben gestreden voor emancipatie, hebben volgens het Britse Instituut voor Haarkunde een „concessie" gekregen, waar zij zeer beslist niet naar gestreefd hebben: kaalheid. Een van de redenen, dat de kaalhoofdig heid onder de vrouwen hand over hand toeneemt is volgens het instituut, dat de vrouwen „de zorgen en verantwoordelijk heden op zich hebben genomen voor taken die vroeger alleen door mannen werden verricht" „Hoe meer de mensen zich zor gen maken, hoe sneller zij kaal worden", aldus een woordvoerder van het instituut. Er werden nog enkele andere oorzaken gegeven voor de toenemende kaalheid bij vrouwen: vermageringskuren, home-per manents en „paardestaarten". VOLGENS HET Britse instituut lijdt vijftien tot twintig procent van de volwas sen vrouwen aan sterke haaruitval. Meer dan de helft van de patiënten van het in stituut zijn vrouwen en een groot deel van 10. De klerk vond, dat Joris wel wat erg slordig met het hoogverzekerde beeldje was omgesprongen. „Nau welijks had u het hier voor een miljoen tegen verlies verzekerd, of u raakte het al kwijt!" riep hij. „Dat is onverantwoordelijk! Het had mijn maatschappij bij na een miljoen gekost! Waarom laat u het niet thuis, goed opgeborgen in een brandkast? Waarom loopt u ermee over straat?!" Dit waren moeilijke vragen voor Joris. Maar vóór hij erop kon antwoorden verscheen plots iemand, die stil om een hoekje had toegeluisterd. Het was niemand minder dan de grote detective Pat O'Nozel, die zich met zijn bekende voortvarendheid in het gesprek mengde. „Je bent erbij!" riep hij, zich op Joris stortend, „ik heb genoeg feitens tegen de ver zameld! Beken maar! Je bent schuldig!" Joris was door deze onverwachte aanval danig uit zijn evenwicht ge bracht. „Ik beken zei hij overrompeld. „Hm ehik bedoel: wat moet ik bekennen?" „Alles", ant woordde de grote detective grimmig, „want ik heb alles ontdekt!" deze vrouwen is jonger dan dertig, maar ouder dan twintig. Hét instituut geeft zijn vrouwelijke cliëntele meestal het advies, geen home permanents meer te nemen en niet naar bed te gaan met het haar in papillotten. Het gevolg van deze behandelingen is al tijd, dat de haarwortels los gaan zitten, omdat er te hard aan het haar wordt ge trokken. Datzelfde geldt ook voor de paar destaarten. Om het haar gezond te houden is vooral een goed menu nodig. „Veel vrouwen hou den streng dieet om gewicht te verliezen, doch ze verliezen vaak alleen maar hun haar en hun gezondheid". Dr. Irwin Lubowe, 'n Amerikaans haar- deskundige heeft onlangs zelfs voorspeld, dat binnen tien jaar dertig percent van al le volwassen vrouwen „kaal of kalend" zal zijn. Amerikaanse warmte-technici hebben on langs een oliekachel geconstrueerd met een ingebouwde thermo-electrische gene rator die gratis stroom levert voor een in gebouwde propeller, welke op zijn beurt zorg draagt voor de verspreiding van de kachelwarmte. De kachel-generator, die geluidloos werkt zonder bewegende onderdelen, ontleent zijn elektriciteit voor het aandrijven der pro peller aan het temperatuursverschil der speciale thermo-electrische elementen in de generator. De benodigde zeer geringe hoeveelheid warmte hiervoor fourneert de kachel zelfs bij de „spaarstand". Het is ook mogelijk de opgewekte elektriciteit te gebruiken voor andere doeleinden, bij voorbeeld voor verlichting. Dit kan een uitkomst betekenen in afgelegen gebie den zonder aansluiting op het elektrici teitsnet. De ontdekking van nieuwe, steeds be tere en goedkopere elementen voor thermo- electrische generatoren heeft ertoe geleid dat de maatschappij zich eveneens zeer intensief is gaan bezighouden met andere toepassingen van dit principe. Zo kunnen ook thermo-electrische generatoren de warmte van radio-actieve isotopen omzet- tén in energie voor aardsatellieten en ap paratuur voor ruimte-onderzoek. Copynghf^^^J5^3o*6Copenhoi

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1961 | | pagina 23