IK K0S1TE DUIZEND-
GULDEN
3ANET1IM
WOBBO EN DE HOED
Orgie of
'een orgie,
Jean Hugo leeft in het verleden
Garcia de Léon
HENSKN
Steeds meer kale dames
PANDA EN DE PLASTIC PLASTIEK
u
Folie
KACHEL LEVERT WARMTE
EN ELEKTRICITEIT
Ons vervolgverhaal
De levensroman van een Chinees meisje
door
dat is de kwestie
natuurlijk
os
DONDERDAG 18 MEI 1961
23
OVERHEMDEN
v.a. 10.50
PAARL AARSTE EG 1
tjlUP]
37. Het water slaat klotsend over het voordek en Bingo ziet niemand meer!
Waar zitten jullie toch?, roept hij uit de stuurhut, iedereen moet hozen,
dan is de boot weer voor elkaar! Bolle komt aanwaden met een verschrikt
gezicht. Is me dat een heksentoer!, zegt hij, maar sturen kun je Bingo,
dat moet gezegd worden! Kom nou, zegt Bingo, ben jij nu een zeeman?
Terwijl Bolle aan het hozen slaat, maakt ook Belli een compliment aan
Bingo voor zijn stuurmanskunst. - Jij durft hoor!, zegt hij. - Laat me toch
niet blozen!, zegt Bingo, dan wordt mijn befje rood en dat staat zo raar!
36)
5 Een geval is me nog zeer goed bijge-
bleven en daar was de prachtigste
B diamanten broche bij betrokken die ik
ooit van mijn leven had gezien. De
eigenaresse ervan, een Engelse dame,
B vertelde ons dat het sieraad verze-
kerd was geweest voor honderd pond
sterling. Maar nu deed ze het van de
j= hand om toe te geven aan haar onbe-
dwingbare lust tot eten. Ze verkocht
B de broche aan een Maleier die altijd
bij de ingang van het gebouw stond te
B wachten op buitenkansjes als deze. Ik
B was tamelijk teergevoelig op dit punt
en kon geen afstand doen van mijn
gouden ketting met het kruisje, die ik
B van mijn aangenomen moeder had
B gekregen en in het St. Andrew-zieken-
1 huis door een priester was gezegend.
De ketting was de enige band die mij
B nog met mijn aangenomen familie ver-
B bond.
Het leven in de kloosterschool begon
B ons te vervelen en onze hoop dat er
B een schip zou komen om ons op te ha
ll len werd met de dag minder. De zus-
Ei ters stelden toen voor dat we iets zou-
B den gaan doen waarmee we onszelf
B bezig konden houden. Daarom begon-
E nen we met taallessen en ik kreeg da-
gelijks les in Nederlands, maar ons
B enthousiasme daarvoor was slechts
van tijdelijke aard en na een poosje
EE hielden we met de lessen op.
In die tijd hoorden we dat Batavia
B tot open stad was verklaard. Dit bete-
B kende dat de Japanners nu gauw naar
Padang zouden komen. Daar waren
B we nu al sinds de negende maart en
B er was nog geen kijk op dat we bin-
nenkort zouden vertrekken. Mao hield
zich rustig en bleef in zichzelf ge-
B keerd. Ik had gemerkt dat ze een
B klein flesje aan een koordje om haar
hals droeg. Ze zei nooit wat er in zat,
maar op een dag vroeg ik het haar.
B Toen vertelde ze dat het een talisman
B was. Ze zei ook dat ze uit kaarten de
B toekomst kon voorspellen en dat vond
EE ik geweldig interessant. Op een mor-
B gen spreidde ze haar kaarten op tafel
B uit en vroeg mij er een uit te kiezen.
5 „Och meisje," zei ze, „de toekomst
ziet er erg donker voor je uit. Ik ze
B drie mannen komen om jou en nog
B een andere vrouw mee te nemen. Ik
s voorzie heel veel narigheid. Maar je
zult heel veel vrienden hebben om je
B te helpen en al zul je nog veel moe-
ten doorstaan, toch zal je lijden niet
lang duren."
B Ik hechtte toen niet veel waarde
aan de voorspellingen van Mao en de
EE anderen ook niet, aan wie ze de toe-
1 komst had voorspeld, maar het hielp
B de tijd te doden.
Op de zeventiende maart viel er aan
het ontbijt een sombere stemming
over ons. We kregen namelijk instruc-
B ties het klooster niet meer te verlaten.
De Japanners waren in Padang ge
il land. We wisten niet wat we doen of
B zeggen moesten. Ondanks al onze po-
gingen onszelf in veiligheid te bren-
gen en ondanks al het lijden dat we
i hadden moeten doorstaan, zouden we
B nu toch gevangen genomen worden.
De verpleegsters onder ons kregen op-
dracht een Rode Kruis-armband te
B dragen. Die avond werd er bij het
eten niets gezegd en de meesten van
EE ons gingen vroeg naar bed, maar ik
behoef niet te zeggen dat we niet in
B slaap konden komen. De volgende
morgen zagen we door het raam een
groot aantal trucks, waarmee de Ja-
panse soldaten naar hun nieuwe on-
B derkomens werden gebracht. Ze wer-
den gevolgd door groepjes mannen,
B vrouwen en kinderen die manden met
B zich meevoerden. Het bleek dat ze de
huizen binnengingen en alles roofden
wat er van hun gading was. Het per
il soneel keerde zich tegen zijn meesters
B en overal werden gewelddaden ge-
E pleegd. Twee Nederlandse meisjes
met wie we zeer bevriend waren ge
il raakt, kwamen in het klooster be
ll scherming zoeken. Tussen hun snikken
door vertelden ze ons dat hun vader,
die inspecteur van politie was, de
B avond tevoren was geïnterneerd. De
B Japanners hadden hem nu weer tijde-
lijk vrij gelaten en ze hadden de poli-
tie wapens gegeven om roof en plun-
B dering te voorkomen.
De hele dag zagen we nochtans de
plunderaars van het ene huis naar het
andere trekken. Er liepen ook men-
B sen rond die de Japanners de weg
wezen of hun inlichtingen verstrekten.
We vreesden dat we elk ogenblik kon
den worden meegenomen, maar raak
ten toch niet in paniek. Later vertel
de iemand ons dat een Japanse sol
daat bij het zien van een non ver
baasd was geweest over de wijze
waarop ze gekleed was, en hij had
haar bevolen haar kap af te zetten.
Dat deed ze. Pe soldaat keek haar
daarop vergenoegd aan, streek over
zijn kale schedel en zei lachend: „Wij
gelijk." De volgende paar dagen had
den we het erg rustig. We sliepen in
een open hal en daar konden we dus
geen deuren barricaderen. Daardoor
voelden we ons allesbehalve op ons
gemak omdat we bang waren dat de
Japanse soldaten ons 's nachts zou
den komen molesteren. Op een avond
kwamen twee Maleiers, gekleed in sa
rongs, de hal binnen. Iedereen begon
te gillen en in paniek renden we naar
boven, waarbij we over alles struikel
den dat ons in de weg stond. In deze
consternatie ontdekte iemand een per
soon in een sarong. Er weerklonk een
kreet en tegelijk sprongen we alle
maal boven op „hem" en begonnen
„hem" met onze vuisten te bewerken.
Deze verrassende aanval maakte ons
slachtoffer sprakeloos tot het een
vrouwelijk gekreun liet horen. Tot on
ze ontzetting beseften wij dat we een
van onze medevluchtelingen hadden
aangevallen. De twee Maleiers waren
al lang verdwenen.
Toen we op een morgen bezig wa
ren met verstelwerk betrad een lid
van de Japanse militaire politie, ver
gezeld door een Europese tolk en een
zuster, de hal. De zuster gaf ons een
wenk op te staan, wat we onmiddellijk
deden, al waren er enkele Engelsen
die bleven zitten.
De Japanner was tamelijk klein; hij
zag er intelligent en sympathiek uit.
Hij gebaarde dat we weer konden
gaan zitten en om beurten bij hem
moesten komen om te worden gere
gistreerd. Toen het mijn beurt was
keek hij me verbaasd aan en vroeg
me kwaad waarom ik mijn vaderland
had verlaten. Hi] stelde er zich niet
mee tevreden om zich door bemidde
ling van de tolk met me te onderhou
den en schreef daarom een paar Chi
nese karakters op een stuk papier, die
ik niet kon lezen. Toen werd hij nog
kwader en zei dat ik dwaas was ge
weest om de taal van een ander volk
te leren. Ten slotte zei hij dat ik vrij
was om in Padang te gaan en te staan
waar ik wilde. Dit was helemaal niet
naar de zin van een paar Europese
evacué's, die zeiden dat ik net zo goed
een krijgsgevangene was als zij.
„Is China soms niet met Japan in
oorlog?" vroegen ze.
De anderen dachten er anders over.
mijn vrijheid kwam ook hun ten
goede, want ik kon nu boodschappen
voor hen doen.
Vóór de Japanners Padang bezetten
hadden we een Chinese jongen ont
moet Eddy Lee heette hij die
ons vaak had bezocht. We dachten
dat we hem nooit meer zouden zien,
maar op een morgen kwam hij on
verwachts binnen. Toen iemand voor
stelde dat hij en ik samen boodschap
pen zouden kunnen gaan doen scheen
hij zich niet erg op zijn gemak te
voelen.
Maar de zuster die bij ons was zei:
„Eddy is een goede jongen, en hij
gaat niet met een meisje mee of hi]
moet ermee getrouwd of verloofd
zijn."
Dit ontlokte iemand de opmerking:
„O, wat is Padang toch ouderwets!"
Een paar dagen later werd de kloos
terschool tot tijdelijk internerings
kamp verklaard en honderden men
sen werden op het terrein van de
school bijeengebracht. Vrouwen en
kinderen drongen en duwden om een
goed plaatsje te bemachtigen en er
werd geschreeuwd en gegild als
iemand een groter plekje had dan zijn
buurman. Dagelijks werd er appèl ge
houden om te controleren of iedereen
er nog wel was. Ik was de enige Chi
nese en de Japanners hadden alle
maal verschillende meningen over mij
de een vond dat ik een krijgsge
vangene was en de ander vond dat
niet. Daarom verstopte ik mezelf als
de tijd voor het appèl aanbrak, wat
me verscheidene standjes van de zus
ters opleverde.
(Wordt vervolgd) S
16-17. Ja, er werd hard op de deur ge
klopt. Grootvader en Wobbo keken verrast
op; wie kon daar zijn?
Voor de deur stond een man in een don
kere mantel. Toen er niet gauw genoeg
naar zijn zin opegedaan werd, klopte hij
ongeduldig nog eens.
En toen hij, met een grimmig gezicht,
naar binnen stapte schrok grootvader.
Want de man, die daar voor hem stond
was de strenge rentmeester die de pacht
voor het huisje en het stukje land moest
ontvangen.
Waarom laat je mij zo lang wachten?
gromde hij onvriendelijk. Heb je het geld
klaar liggen?
DE TROTS en de glorie van het oude
Zuidengelse stadje Bath in het graaf
schap Somerset is het Romeinse bad
huis dat daar in het begin onzer jaar
telling door het invasielegioen der ce
saren gesticht is en dat de tand des tijds,
dank zij vele periodieke en deskundige
restauratie, redelijk doorstaan heeft.
Deze klassieke badinrichting was, hoe
wel kleiner van omvang, net zo ingericht
als de beroemde „termen" van Calligula
in Rome: met ingebouwde vloerverwar
ming, luxueuze ligterrassen en alle ver
dere „modern" comfort, terwijl het bas
sin zelf gevoed werd door een warme
bron. Ook schijnen er in de Romeinse
tijd herhaaldelijk wilde feesten gehouden
te zijn waarbij even schaamteloos als
overvloedig aan Bacchus en Eros geof
ferd zou zijn. De termen van Bath zijn nu
onder beheer van de Engelse Monumen
tenzorg in samenwerking met de plaatse
lijke V.V.V. die er ieder jaar bij het be
gin van het zomerseizoen een festival
organiseert, deels om de herinnering aan
dit verre brokje Britse historie levendig
te houden, deels om toeristen te lokken.
TOTNOGTOE WAREN die festivals van
Bath zelfs voor Engelse begrippen tame
lijk tamme evenementen met een beetje
muziek, een tikje ballet en een snuifje to
neel, af en toe dan nog aangevuld met
een kleine tentoonstelling van Romeinse
curiosa en wat men verder maar beden
ken kon, zodat iedereen er vrede mee had.
Maar dit jaar zal er in het raam van dit
festival een Romeinse „orgie" gehouden
worden, en wel op 31 mei. Tenminste; als
het doorgaat, want vele rechtschapen
Britten zijn alleen van het woord „orgie"
al zo geschrokken, dat het dagenlang in
gezonden stukken in de Engelse pers ge
regend heeft tegen deze „zedeloze plan
nen", zoals de verontwaardigde brief
schrijvers het noemden.
En hoewel de organisatoren met de
meeste nadruk verzekerden dat het natuur
lijk geen „echte" orgie zou worden, maar
slechts een onschuldige imitatie daarvan,
met slavinnen in bikini's, geroosterde
zwaan-van-'t-spit en versneden Napoli-
taanse wijnen, bleef de storm van protest
voortduren zelfs toen de feestcommissie
by wijze van concessie bekendgemaakt had,
dat het entreegeld om de zaak „selekt"
te houden vier Engelse ponden dat
is ongeveer veertig gulden per persoon
zou bedragen.
Die laatste maatregel was niet slechts
olie op het vuur (de oppositie fulmineerde
terecht dat men op die manier al
leen de gewone man zou afschrikken,
maar zeker niet de rijke fuifnummers,
die doorgaans het grootste gevaar voor
de goede zeden belichamen"), zij bracht
bovendien de studenten aan de kant van
de anti-orgie-actie, welker positie daar
door zeer aanzienlijk versterkt is. De lo
kale en regionale overheden hebben zich
totnutoe naar goede Engelse traditie bui
ten de strijd gehouden, maar toch zullen zij
tenslotte wel het verlossende woord moe
ten spreken. Vrijwel de ganse goegemeen
te van Bath is nu namelijk tegen het feest
en ook de studenten zullen zich met hand
en tand verzetten. Zij hebben al aangekon
digd dat ze zich zo nodig in beestevellen
zullen hullen om, gewapend met knotsen
en knuppels, het Romeinse feest op te
rollen onder het uitstoten van historisch-
verantwoorde strijdleuzen als „Weg met
de usurpators" en „Dood aan de vuige Ro
meinse horden!"
Hoe' dat allemaal moet aflopen valt nog
niet te voorzien. Maar zeker is, dat Bath
met of zonder orgie een bewogen laatste
meidag tegemoetgaat en dat de plaatselijke
middenstand daar wel bij zal varen. Alle
hotelruimte in het stadje in de omtrek is
bij voorbeeld al uitverkocht voor de duur
van het festival en men mag hopen,
dat zich daarbij op de grote dag zelf nog
duizenden dagjesmensen zullen scharen.
HET DRAGEN van een grote naam is niet altijd even gemakkelijk. De prettige
introductie, die het geeft, weegt vaak bij lange na niet op tegen de verplichting
die naam hoog te houden. Het klinkt misschien wat vreemd als ik stel, dat menig
een ten gronde is gegaan aan de goede reputatie van een nastaande voorouder.
Men verwacht dikwijls te veel van iemand, die de afstammeling is van een be
roemdheid en menig karakter is hiertegen niet opgewassen. Het probleem, dat
hierin schuilt, is op een voortreffelijke manier opgelost door Jean, een achter
kleinzoon van de befaamde Franse romanschrijver Victor Hugo. Hij heeft nooit
enige poging gedaan zijn overgrootvader na te volgen. Kunstzinnig is hij zonder
enige twijfel, getuige zijn respectabele productie van schilderijen, die naast een
groot vakmanschap ook een eigen visie verraden. Voor de rest is hij een tpyische
Zuid-Franse wijnbouwer met een hang naar het verleden.
„IK MOET nu eenmaal in deze eeuw
leven," vertelt hij, „en dat probeer ik
dan ook zo goed mogelijk te doen, maar
wat zou ik graag honderd jaar eerder
geboren zijn."
Het doet enigszins vreemd aan deze
uitspraak te horen uit de mond van
een twintigste-eeuwer. Jean Hugo
meent echter voor honderd percent wat
hij zegt. Daarvoor hoef ik hem maar
even in zijn rustige, staalblauwe ogen
te kijken. En hij heeft het trouwens in
de praktijk bewezen. Toen hij het fa
miliebezit erfde in Lunel, halfweg tus
sen Nimes en Montpellier, was het
eerste wat hij deed de centrale verwar
ming uit het huis te verwijderen. „Al
leen ouderwetse kachels geven sfeer,"
zegt hij beslist, terwijl hij op een
enorm exemplaar in de hoek van zijn
atelier wijst.
Ik heb mij niet in de eerste plaats
naar Lunel begeven om Jean Hugo be
zig te zien als schilder, zelfs niet om
zijn collectie te bewonderen. Deze rij
zige man met zijn sneeuwwit haar is
namelijk om nog iets anders interes
sant: hij wordt niet alleen geacht om
zijn kunst, maar zeldzame eigen
schap in een Franse artiest evenzeer
om zijn bekwaamheid als wijnbouwer.
En daarover wil hij in hoofdzaak pra
ten. Het lijkt zelfs wel of dit deel van
zijn bestaan door hem als het voor
naamste wordt beschouwd, want hij
wuift mijn beginzinnen over zijn arti
stieke werk met een vriendelijke twin
keling in zijn ogen weg: „Erg char
mant van u om mijn schilderijen te
prijzen, maar op het ogenblik ben ik
meer in een stemming om over wijn
te babbelen."
DE UITGESTREKTE wijngaard van
de familie Hugo levert onder meer een
muscatel op, die al bijna vier eeuwen
lang de trots uitmaakt van de streek.
Lunel Muscatel was een van de drie
wijnsoorten, die de ballingschap van
Napoleon op Sint Helena veraange
naamden en het is bekend, dat Lode-
wijk XIV, de Zonnekoning, er ook al
een grote liefhebber van was. Het is
een zuivere wijn, in die zin, dat de te
lers en dat geldt zeker voor de laat
ste in de rij. mijn gastheer altijd
stijf en strak hebben geweigerd het na
tuurproduct door kunstmatige middelen
te verbeteren (dus te verknoeien). Pes
simisten beweren zelfs, dat Jean Hugo
een van de wellicht zes Franse wijn
bouwers is, die op de aloude, beproefde
wijze te werk gaan. Ik kan dit niet
controleren, maar het zegt wel heel wat
voor zijn onkreukbaarheid en het valt
gemakkelijk te begrijpen, dat hij er een
stevig gezag aan te danken heeft.
„Het is niet zo moeilijk," verklaart
de heer Hugo wat laatdunkend, „om
elk jaar met een wijn van ongeveer
dezelfde smaak en kleur op de markt
te komen."
En hij legt omstandig uit welk pro
cédé men in het algemeen toepast. Om
een zo groot mogelijke opbrengst te
verkrijgen worden de druiven niet re
gelmatig uitgedund, noch worden zij
met bestrijdingsmiddelen bespoten. Dat
kan wel van een derde tot de helft
schelen. Later wordt de wijn door ka
toenen en wollen filters geleid, met het
gevolg dat niet alleen alle ongerechtig
heden, maar ook alle kleur en bouquet
verloren gaan. Door er dan weer bes
sensap en gebrande suiker aan toe te
voegen, ontstaat een kunstmatig bele
gen en gekleurd produkt.
„Zo gaat het met de Lunel Muscatel
niet," zegt de schilder-wijnbouwer. „Wij
beïnvloeden het natuurlijk fermentatie
proces op geen enkele wijze, waardoor
de wijn van jaar tot jaar en ik mag
wel zeggen van fust tot fust verschilt.
Bij een kleine oogst is de Lunel zoet
en honingkleurig, is de oogst normaal
of groot, dan krijgt hij een champagne-
tint en heeft een frissere smaak."
TIJDENS DE pluk wordt al geselec
teerd. Slechts de door de zon inge
droogde druiven, die dan al meer op
rozijnen lijken, worden verzameld. La
ter komt de rest aan de beurt. Kleine
handpersen maken het sap los. Het
wordt in eiken vaten van vijfhonderd
liter gegoten en blijft, al naar het sui
kergehalte, van twee tot drie dagen
staan de tijd die nodig is om de
suiker in alcohol om te zetten.
Terwijl ik geniet van een glas uit Hu
go's privé voorraad, waarschuwt hij:
„U zult niet kunnen proeven hoe koppig
deze wijn is. Het gemiddeld alcoholge
halte is zeventien procent."
Op de derde dag van de fermentatie
wordt elk uur gemeten hoe ver het gis
tingsproces zich heeft ontwikkeld. „Ik
moet bekennen," zegt hij verontschuldi
gend, „dat het instrument, waarmee die
meting wordt verricht, vierhonderd jaar
geleden nog niet bestond. In die tijd
drukten de boeren hun oren tegen het
vat en konden aan het borrelen horen
wanneer het tijd was om er de eau de
vie (wijnalcohol) aan toe te voegen.
Maar tegenwoordig doen we dat we
tenschappelijk een van mijn weinige
concessies aan deze eeuw."
Bij elke zes liter komt een liter wijn
alcohol. Dat is nodig om het gewenste
gehalte te bereiken. En die toevoeging
is op zichzelf weer een secuur werkje:
wordt het te vroeg gedaan, dan is de
wijn niet krachtig genoeg, gebeurt het
te laat, dan lijdt het zoetgehalte. Na een
maand of twee, drie wordt de wijn ge
zeefd en dat wordt in het eerste jaar
nog tweemaal en in het tweede nog een
maal herhaald. Pas gedurende de derde
winter begint het bottelen.
WANNEER AL zoveel op de oogst
zelf wordt verloren (daar er niet gespo
ten wordt is minstens een derde deel al
door bijen opgegeten) en de verdere be
werking zo zorgvuldig geschiedt, is het
duidelijk dat de produktie niet groot
kan zijn. „Gemiddeld zevenduizend liter
worden elk jaar gebotteld en de meeste
flessen worden door familieleden en
vrienden afgenomen. Er blijft maar heel
weinig voor de gewone verkoop over."
Jean Hugo is in zijn eigen familie een
buitenbeentje. Men zou 't eigenlijk niet
betreuren, wanneer hij zijn productie
methoden en zijn hele bestaan wat mo
derner wilde inkleden, „maar," zegt hij
met een blik op de kachel en een twee
de op de kleurige vloeistof in zijn glas,
„daar krijgen ze mij niet voor. Zo lang
ik leef blijft de Lunel Muscatel onver
valst."
Advertentie
No-lron Sanfor
een pracht collectie
wit - grijs - beige
TON-SUR TON en
GESTREEPT
v.a. 12.90
Ankiets en Zelfbinders
moderne tinten
en dessins
Voor herenmode
DE VROUWEN, die de laatste honderd
jaar zo vol ijver hebben gestreden voor
emancipatie, hebben volgens het Britse
Instituut voor Haarkunde een „concessie"
gekregen, waar zij zeer beslist niet naar
gestreefd hebben: kaalheid.
Een van de redenen, dat de kaalhoofdig
heid onder de vrouwen hand over hand
toeneemt is volgens het instituut, dat de
vrouwen „de zorgen en verantwoordelijk
heden op zich hebben genomen voor taken
die vroeger alleen door mannen werden
verricht" „Hoe meer de mensen zich zor
gen maken, hoe sneller zij kaal worden",
aldus een woordvoerder van het instituut.
Er werden nog enkele andere oorzaken
gegeven voor de toenemende kaalheid bij
vrouwen: vermageringskuren, home-per
manents en „paardestaarten".
VOLGENS HET Britse instituut lijdt
vijftien tot twintig procent van de volwas
sen vrouwen aan sterke haaruitval. Meer
dan de helft van de patiënten van het in
stituut zijn vrouwen en een groot deel van
10. De klerk vond, dat Joris wel wat erg slordig met
het hoogverzekerde beeldje was omgesprongen. „Nau
welijks had u het hier voor een miljoen tegen verlies
verzekerd, of u raakte het al kwijt!" riep hij. „Dat
is onverantwoordelijk! Het had mijn maatschappij bij
na een miljoen gekost! Waarom laat u het niet thuis,
goed opgeborgen in een brandkast? Waarom loopt u
ermee over straat?!" Dit waren moeilijke vragen voor
Joris. Maar vóór hij erop kon antwoorden verscheen
plots iemand, die stil om een hoekje had toegeluisterd.
Het was niemand minder dan de grote detective Pat
O'Nozel, die zich met zijn bekende voortvarendheid in
het gesprek mengde. „Je bent erbij!" riep hij, zich
op Joris stortend, „ik heb genoeg feitens tegen de ver
zameld! Beken maar! Je bent schuldig!" Joris was door
deze onverwachte aanval danig uit zijn evenwicht ge
bracht. „Ik beken zei hij overrompeld. „Hm
ehik bedoel: wat moet ik bekennen?" „Alles", ant
woordde de grote detective grimmig, „want ik heb alles
ontdekt!"
deze vrouwen is jonger dan dertig, maar
ouder dan twintig.
Hét instituut geeft zijn vrouwelijke
cliëntele meestal het advies, geen home
permanents meer te nemen en niet naar
bed te gaan met het haar in papillotten.
Het gevolg van deze behandelingen is al
tijd, dat de haarwortels los gaan zitten,
omdat er te hard aan het haar wordt ge
trokken. Datzelfde geldt ook voor de paar
destaarten.
Om het haar gezond te houden is vooral
een goed menu nodig. „Veel vrouwen hou
den streng dieet om gewicht te verliezen,
doch ze verliezen vaak alleen maar hun
haar en hun gezondheid".
Dr. Irwin Lubowe, 'n Amerikaans haar-
deskundige heeft onlangs zelfs voorspeld,
dat binnen tien jaar dertig percent van al
le volwassen vrouwen „kaal of kalend"
zal zijn.
Amerikaanse warmte-technici hebben on
langs een oliekachel geconstrueerd met
een ingebouwde thermo-electrische gene
rator die gratis stroom levert voor een in
gebouwde propeller, welke op zijn beurt
zorg draagt voor de verspreiding van de
kachelwarmte.
De kachel-generator, die geluidloos werkt
zonder bewegende onderdelen, ontleent zijn
elektriciteit voor het aandrijven der pro
peller aan het temperatuursverschil der
speciale thermo-electrische elementen in
de generator. De benodigde zeer geringe
hoeveelheid warmte hiervoor fourneert de
kachel zelfs bij de „spaarstand". Het is
ook mogelijk de opgewekte elektriciteit
te gebruiken voor andere doeleinden, bij
voorbeeld voor verlichting. Dit kan een
uitkomst betekenen in afgelegen gebie
den zonder aansluiting op het elektrici
teitsnet.
De ontdekking van nieuwe, steeds be
tere en goedkopere elementen voor thermo-
electrische generatoren heeft ertoe geleid
dat de maatschappij zich eveneens zeer
intensief is gaan bezighouden met andere
toepassingen van dit principe. Zo kunnen
ook thermo-electrische generatoren de
warmte van radio-actieve isotopen omzet-
tén in energie voor aardsatellieten en ap
paratuur voor ruimte-onderzoek.
Copynghf^^^J5^3o*6Copenhoi