ffC KOSTTE DUIZEWt>
GULt>EW
3ANET1IM
WO BBC) EN DE HOED
Lintjesregen
in Engeland
VORSTIN REIKT ZELF ALLE
HOGE ERETEKENEN UIT
Middeleeuwse „riddersla
kleurrijk hoogtepunt
Japanse drinkebroers gaan
een moeilijke tijd tegemoet
PANDA EN DE PLASTIC PLASTIEK
Polle
Pelli en
„Vrouwenwet" tegen nathalzen
Ons vervolgverhaal
VRIJDAG 19 MEI 1961
15
De levensroman van een Chinees meisje
door
OOK IN ENGELAND is het gebruikelijk, dat de vorstin
op Koninginnedag de tiende juni verdienstelijke land-
fenoten koninklijke onderscheidingen verleent. Anders dan
ij ons echter reikt Koningin Elizabeth de eretekenen zelf
uit aan de voornaamste begiftigden. Anders dan bij ons ook,
heeft men er de aloude ridderslag in ere gehouden bij de
verlening van sommige burgerlijke onderscheidingen. Hoe
zo'n plechtigheid in Engeland „investituur" genoemd
verloopt, vertelt de Engelse journalist Louis Nicholls ons in
het volgende artikel en hij kan het weten, want als „hof-
correspondent" van verscheidene Engelse bladen heeft hij al
tientallen van zulke investituren achter de rug. De plechtig
heid wordt naar eeuwenoude traditie altijd in Buckingham
Palace gehouden en vrijwel steeds is het de Koningin zelf, die
de vermoeiende uitreiking der eretekenen verricht. Alleen
als de vorstin ziek of buitenslands is, wordt haar taak door
een ander lid van de koninklijke familie overgenomen.
Twee révérences
Streng protocol
38. Terwijl alle man aan dek is, om te zwabberen en de boel aan kant te
maken, vaart de „Mary" zoetjes door; maar Pelli kijkt eens op en roept:
Kijk dMr eens! De boot is een ondergronds meer binnengevaren! Druip
steengrotten staan in het rond, er schijnt een zacht, schemerig licht en de
vriendjes kijken met grote ogen rond! Nu moest je nog heel mooie muziek
horen, ergens, zegt Pelli. Maar Polle blijft praktisch! Hopelijk vaart de
mast nergens tegen aan, zegt hij.
37)
Op een morgen kregen we te horen
dat degenen die wilden gaan winkelen,
armbanden konden krijgen die hun
een vrijgeleide zouden geven ten op
zichte van de Japanse soldaten,
maar we werden meteen gewaar
schuwd dat de Japanners geen enkele
verantwoordelijkheid wilden aanvaar
den als de jonge vrouwen toch zouden
worden gemolesteerd. Dit was meer
dan voldoende om ons binnen te laten
blijven en we hielden ons telkens weg
als er Japanners kwamen. Toch gin
gen enkele Europese vrouwen met
zo'n Japanse armband om winkelen,
maar ze hadden er al gauw spijt van
want de winkeliers wilden hen niet
bedienen.
Het militaire personeel en de man
nelijke burgers werden in een kamp
geïnterneerd, maar wij bleven in de
school. Op een dag ontvingen we een
brief uit het interneringskamp die
door een bakker was meegesmokkeld.
Er stond in: „De gele mannen behan
delen ons tamelijk goed, maar we
hebben niet genoeg te eten. Kunnen
jullie ons niet helpen door wat eten
te sturen?"
Terwijl we het briefje stonden te le
zen, luisterde een zuster mee. Ze
maakte zich erg bezorgd en zei:
„Zien jullie niet in dat dat gevaarlijk
is. Als de Japanners ontdekken dat
jullie briefjes uit het kamp krijgen,
komen we allemaal in moeilijkheden."
Ondanks deze waarschuwing brach
ten we enkele dollars bijeen om er
eten voor te kopen. Onze Chinese jon
gen smokkelde het 't kamp binnen
door 's nachts over een muur van
meer dan twee meter te klimmen. Dat
deed hij verscheidene keren, al waar
schuwden we hem voorzichtig te zijn..
Maar hij zei altijd: „Mijn moeder
heeft tien kinderen en als ik gedood
word, heeft ze er nog negen over om
voor te zorgen."
Op de zevende april kregen we op
dracht ons klaar te maken om naar
een onbekend interneringskamp te
worden overgebracht. We keken el
kaar aan, terwijl ons allemaal dezelf
de vraag voor de geest stond: „Waar
gaan we naar toe?" De volgende mor
gen om negen uur reed er een wagen
voor bij de ingang van de school en
er stapten twee Japanse officieren uit.
We stonden allemaal klaar met onze
bundeltjes kleren onder de arm. De
een na de ander werden de namen
afgeroepen. Er werd een rij van twee
gevormd; niemand zei een woord. Ik
wachtte tot ook mijn naam zou wor
den afgeroepen, en toen de laatste
vrouw naar voren was gestapt vroeg
ik aan de officier waarom ik niet op
de lijst stond. Hij schudde zijn hoofd
ten teken dat hij het niet wist. Mijn
vriendinnen riepen me toe: „Janet, je
moet meekomen, we zijn door dik en
dun bij elkaar gebleven."
Uit vrees dat ik alleen in Pdang
zou achterblijven en mijn vriendinnen
zou kwijtraken verkoos ik het inter
neringskamp boven de mogelijkheid
dat ik vrij zou blijven. Tussen onze
snikken door bedankten we de moe
der-overste en de overige zusters voor
hun gastvrijheid. De vrouwen van ge
vorderde leeftijd en de kinderen moch
ten in de auto meerijden, de rest van
ons groepje moest lopen. De bewoners
van Padang hadden al vaak soldaten
en burgers naar hun kampen zien
marcheren, maar toch bleven hon
derden mensen naar ons staan kijken.
De kinderen lachten ons uit en maak
ten spottende opmerkingen. Maar zo
nu en dan hoorden we ook een woord
van medeleven: „Stakkerds, ik vraag
me af waar ze naar toe gaan. Kijk,
daar loopt ook een Chinees meisje. In
terneren ze dan ook Chinezen?"
We liepen door de nauwe straatjes
en kwamen na een half uurtje op on
ze bestemming „Alang Lawas".
Het was een sombere bungalow, be
staande uit drie slaapkamers, waarin
geen meubelstuk te bekennen was Er
zat zelfs geen enkele spijker in de
muur. De voorste slaapkamer was al
bezet door enkele bekenden die ik op
de Kuala had ontmoet We keken met
afgrijzen naar de smerige vochtige
vloer, maar ontdekten niets waarmee
we hem schoon konden vegen. Tegen
over de tweede slaapkamer lag de
keuken en daarnaast was de badka
mer met aangebouwde w c. Ik werd
in de laatste kamer ondergebracht,
die tamelijk goed kon worden geventi-
leerd. Een raam zag uit op de straat.
We voelden ons neerslachtig worden
bij de gedachte dat we de nacht op
de kale koude vloer zouden moeten
doorbrengen. Er was zelfs geen enkel
lichtje.
Iemand stelde voor dat het Indische |j
meisje en ik de Japanse officieren om
de dingen zouden vragen die we nodig
hadden. Maar de officieren kenden
geen woord Engels en daarom moes-
ten we ons bedienen van gebarentaal
met het resultaat dat ze begonnen te
lachen. Wij giechelden mee tot iemand
zie: „Meisjes, lach niet en doe niet
zo stom". s
Al gauw kwamen de Japanners te-
rug met het een en ander dat we no- E
dig hadden, uitgezonderd matrassen,
want de zusters hadden daar geen af- M
stand van willen doen omdat ze van
de school waren. Onze jongste mede- E
geïnterneerde was een baby van
slechts enkele maanden voor hem E
zorgden de Japanners met kussens en e
een matrasje. Het overige twintigtal S
van ons beschikte slechts over enkele
kledingstukken. De andere geïnter-
neerden, die er al waren voordat wij
kwamen, hadden wel matrassen, de-
kens en kussens. Die hadden ze ge- 1
kregen van .vriendelijke en meeleven-
de mensen of ze hadden ze uit hun
eigen woningen in Padang gehaald. Al
de bewoners van dit kamp waren Brit-
se onderdanen, de meesten van hen
kwamen uit Malakka. Samen met
mijn Indisch vriendinnetje ging ik het
huis eens verkennen. We ontdekten
dat het omgeven was door een lage E
heg. Verspreid over het bijbehorende
terrein stonden enkele kale fruitbo- E
men en vlak bij ons raam bevond zich E
een put zonder water. Rechts van ons
woonde een Chinees gezin, tegenover
ons een Indo-familie en achter de
bungalow lag het huis van een dok- E
ter. De Chinese familie had een man- E
gaboom die vol vruchten hing. Geluk-
kig staken enkele takken over de heg
heen, zodat we elke dag fruit konden E
eten. In ons huisje waren vertegen-
woordigers te vinden van verschillen-
de rassen: er waren Britten, Neder- e
landers, halfbloeds, Indiërs en Chine- E
zen. Mao, de Siamese vrouw, bevond E
zich ook nog steeds bij ons en verder E
waren er nog twee Chinese vrouwen, 1
die met Engelsen waren getrouwd.
Onze eerste nacht in de bungalow e
was de moeilijkste want we waren er E
niet aan gewend om op een kale kou-
de vloer te slapen. De meesten van e
ons bleven tegen de muur zitten leu- e
nen en praatten wat met elkaar.
„Hoe lang zal de oorlog duren, denk
je?"
„Dat weet alleen God".
„Ik vraag me af hoe mijn bediende, e
Ah Ling, het maakt in Singapore?" e
„Waarom maak je je bezorgd om e
haar? Ze is toch een Chinese." E
„Ze is erg aardig en betrouwbaar.
Toen ze voor het eerst bij me kwam
vertelde ze me een gek verhaal. Ik
vroeg haar of ze getrouwd was en
meteen barstte ze in tranen uit. Ze
vertelde me toen dat haar ouders een e
huwelijk voor haar hadden geregeld, e
Ze was niet zo erg ingenomen met
haar echtgenoot en daarom trof ze
met hem een overeenkomst; hij kon e
weer opnieuw trouwen, maar zij zou e
zijn eerste officiële vrouw blijven. Ze
kwam naar Singapore om werk te
zoeken en zond alles wat ze verdiende e
aan haar echtgenoot. De eerste kin- g
deren van de tweede vrouw moesten
aan Ah Ling gegeven worden als ze e
naar China terugkwam."
„Wat een eigenaardige regeling
een vrouw, die haar echtgenoot onder-
houdt! Dat is me te gek!"
Ons gepraat werd onderbroken door
een gefluisterde waarschuwing „Vlug
jullie, jonge meisjes, ga er vandoor e
en verstop je, we horen voetstappen'
We sprongen door het raam en jE
zochten tastend onze weg tot we de
badkamer bereikten.
Enige dagen later kwamen er twee E
Japanners. De een was een lid van p
de Kempetai (militaire politie) die
Hashimoto heette, de ander was een E
burger met dezelfde achternaam als
de ander De M P. Hashitnoto was
een kort mannetje met kleine ogen, e
een kaal hoofd en een vieze snor.
(Wordt vervolgd) E
f99
18-19. Grootvader stond op en boog voor
de strenge rentmeester.
Vergeef me, mijnheer, zei hij. We
hebben hard gewerkt, van zonsopgang tot
's avonds laat. Maar de groente en het
graan brengen weinig op, als we 't naar
de markt brengen Wilt u me nog wat
uitstel geven?
Het gezicht van de rentmeester stond
grimmig.
—Uitstel? riep hij kwaad. Jullie zijn
allemaal hetzelfde. Als ik om het pacht
geld kom, zijn er altijd uitvluchten. Ik
moet de pacht aan de landheer overdra
gen Denk je. dat je maar zonder betalen
op zijn land kunt wonen?
ZIJ, DIE EEN onderscheiding krijgen,
heten met een mooi woord „recipiënten"
(ontvangenden). Het zijn altijd vogels van
velerlei pluimage. Er zijn mannen en
vrouwen bij, wier namen en portretten
„gemeengoed" zijn. Er zijn er ook, die
steeds in stilte hebben geleefd en gewerkt.
Ik denk, terwijl ik dit schrijf, aan een oud
dametje zij was de tachtig reeds ge
passeerd dat sedert het einde van de
eerste wereldoorlog haar goede zorgen had
gegeven aan oorlogsverminkten Zij was,
ondanks haar hoge leeftijd buitengewoon
vitaal, opgewekt en geestig. „Vaak gaan
wij met de mannen in hun invalidenwagen
tjes naar het park", vertelde zij mij. „Wij
vormen dan een lange rij. Daarom noemt
men ons wel eens plagend het Kameel
korps!"
GERUIME TIJD vóór het begin der
plechtigheid komen de familieleden en
vrienden der recipiënten de achtendertig
meter lange balzaal binnen. Iedere reci
piënt krijgt namelijk twee toegangsbewij
zen, die hij of zij mag geven aan belang
stellenden. Daar het er vrijwel nooit meer
dan twee zijn, ontstaan er in de familie-
en vriendenkring wel eens moeilijkheden
over de vraag, wie wel en wie niet zullen
gaan.
Terwijl de toeschouwers zich in de bal
zaal verzamelen, worden de recipiënten in
een ander vertrek op een rij opgesteld in
de volgorde waarin zij voor hun vorstin
zullen verschijnen. Leden der hofhouding
leggen hun haarfijn uit, hoe zij zich moe
ten gedragen. Zodra iemand's naam wordt
afgeroepen, loopt hij naar de estrade,
waarop de koningin heeft plaatsgenomen.
Hij blijft op enige afstand van haar staan
en maakt een buiging. Dan doet hij een
paar stappen naar voren en ontvangt de
ordetekens. De koningin zegt een paar
vriendelijke woorden, glimlacht tegen hem
en drukt hem de hand. Hierna gaat hij
een paar passen achteruit, buigt ten twee
de male, draait zich om en verlaat de
zaal. Is de recipiënt een vrouw, dan
maakt zij natuurlijk geen buigingen, maar
révérences. Een der meest gracieuse to
neeltjes die ik mij herinner was toen
een bekende ballerina als recipiënt ver
scheen en in volmaakt hoofse stijl haar
révérences maakte. Dat was „vakwerk"
in de goede zin des woords!
Een paar minuten voor de koningin de
zaal betreedt, wordt de eerste groep re
cipiënten naar binnen geleid. De militaire
kapel, die tot dan zachte muziek ten ge
hore heeft gebracht, stopt. De dirigent
wacht met opgeheven dirigeerstok op de
Een deel van de indrukwekkende col
lectie Britse Kroonjuwelen. Behalve
de kronen zijn het, van links naar
rechts: Het zwaard van Staat", de
„Curtana" of „zwaard van genade",
„de ivoren scepter", de „scepter met
duif", de „Koninklijke scepter", het
„Staatszwaard met juwelen", de „scep
ter met kroon" en de beide Zwaar
den van Rechtvaardigheid". Voor de
ridderslag bedient de Britse koningin
zich meestal van een eenvoudiger en
lichter zwaard dan de hier afgebeelde
„statiezwaarden"
komst der koningin. Iedereen is opge
staan. Elizabeth II geëscorteerd door
de Lord Chamberlain, een hooggeplaatst
hofdignitaris, betreedt met haar gevolg
de zaal en begeeft zich naar de estrade.
De kapel speelt het volkslied. Daarna zegt
de vorstin duidelijk verstaanbaar: „Da
mes en heren, gaat u astublieft zitten!"
De Lord Chamberlain roept de eerste
naam op de recipiëntenlijst af en de „lint
jesregen" begint.
NATUURLIJK ZIEN de leden der hof
houding er zeer scherp op toe, dat ieder
een in de rij der recipiënten op de juiste
plaats komt te staan. Ik heb in de afge
lopen vijftien jaren maar één keer een
fout meegemaakt. Toen werd de naam af
geroepen van een bekend opperofficier
van de luchtstrijdkrachten en wie bleek
er op zijn plaats te staan? Een keurige
dame van middelbare leeftijd. Gelukkig
kon de lout nog op het laatste moment
hersteld worden en had de „misplaatste"
vrouw niet meer dan twee passen gedaan,
toen een hoveling haar verhinderde om
verder te gaan.
Sommige recipiënten zijn zichtbaar ner
veus. Ik heb mannen gesproken, die we
gens dapperheid te velde gedecoreerd zou
den worden en die zeiden: „Ik heb de
laatste nacht geen oog dicht gedaan uit
angst, dat ik vandaag een blunder zou be
gaan!" Er zijn zelfs toneelspelers die door
het vooruitzicht van de investituur ten ho
ve plankenkoorts krijgen. „Dat komt", zei
een hunner, „omdat er in de balzaal geen
souffleur is en omdat we niet tevoren re
peteren." Maar de ervaring leerde mij,
dat er ondanks alle nervositeit tijdens een
investituur vrijwel geen protocolaire fou
ten worden gemaakt en dat nagenoeg iede
re recipiënt het er goed afbrengt.
De duur van een investituur bedraagt
meestal vijf kwartier tot anderhalf uur.
Al die tijd staan leden van de „Yeomen
of the Guard", gestoken in hun schilder
achtige uniformen, stram achter de vor
stin. Het karmozijnkleurige baldakijn, dat
bij de estrade behoort, is met het konink
lijk wapen in goud geblazoeneerd. Twee
statige zetels op de estrade verhogen het
decorum. Kortom, de décors zijn waarlijk
vorstelijk.
Sommige recipiënten betreden de zaal
als de heer Zo-of-Zo en verlaten hem met
Koningin Elizabeth in het gewaad van
een der hoogste Britse ridderorden:
de „Orde van de Kouseband".
„Sir" vóór hun naam. Zij zijn de nieuwe
ridders, die er recht op hebben om voor
taan te worden aangesproken als Sir John,
Sir Edwin of hoe hun voornaam ook mag
luiden.
Zij ontvangen van de koningin de rid
derslag. Daartoe moeten zij voor haar knie
len op een laag met rood fluweel overtrok
ken bankje. De vorstin geeft hun dan met
het plat van een zwaard een lichte tik op
beide schouders: de ridderslag naar mid
deleeuwse trant.
Velen menen, dat de koningin na de rid
derslag tot ds nieuwe ridder zegt: „Sta
thans op, Sir....". Dit is echter onjuist.
De nieuwe ridder staat na de ridderslag
eigener beweging op. Dan neemt hij zijn
ordetekens in ontvangst, waarna de konin
gin hem de hand drukt. Hij doet vervolgen
enige passen achteruit, buigt en verlaat
de zaal.
Twee soorten ridders zijn er in Enge
land, te weten zij die lid van een ridder
lijke orde zijn en dan de „Knights Bache
lor", ridders die niet zijn opgenomen in
zo'n orde. De eersten ontvangen na de rid
derslag de insignia hunner orde, de ande
ren niet en moeten het dus met de ridder
slag alleen doen.
HOE LANG duurt het om van iemand
zeg van de heer P. Smith, een Knight
Bachelor en dus Sir Peter Smith te ma
ken? Ik heb dit eens met een stopwatch
in de hand nagegaan van het ogenblik
af, dat zijn naam werd afgeroepen tot
het moment, dat de nieuwe ridder na
zijn tweede buiging de zaal verliet. Er
waren tussen beide ogenblikken op de
kop af twintig seconden verlopen!
U moet hierbij echter bedenken, dat
in de meeste gevallen aan die twintig
seconden een lang leven van hard en dik
wijls opofferend werk vooraf is gegaan.
De Japanse mannen hebben ongelovig
het hoofd geschud en zichzelf mismoedig
een glaasje rijstwijn of aardappelwhisky
ingeschoken, toen zij het droeve nieuws
vernamen. Het Japanse Hogerhuis heeft
namelijk zojuist een nieuwe wet aange
nomen tegen de openbare dronkenschap,
een wet die voorziet in strengere straf
fen voor de onverbeterlijke pimpelaars
11. Joris krabbelde overeind en keek Pat O'Nozel
verbaasd aan. „Dus ge hebt alles ontdekt?" zei hij
bedrukt. „Wie had dat ooit gedacht! Ei ei, tut tut!
Hoe zijt ge er achter gekomen?" „Deduceren en com
bineren", antwoordde de grote detective trots. „En op
de feitens letten. Als bankdetective, die ervoor moet wa
ken, dat de belangens van de verzekeringsbank niet ge
schaad worden, blijf ik waakzaam, altijd waakzaam!"
„Waar heeft hij het toch over?" dacht Panda. „Wat
heeft Pat eigenlijk ontdekt?" De klerk scheen zich het
zelfde af te vragen. „Weest u eens wat duidelijker,
bankdetective", zei hij, „heeft onze cliënt Goedbloed
getracht de belangen van ons bedrijf te schaden?"
„Vraagt u dat nog?!" riep de speurder ongeduldig. „De
feitens spreken toch voor zichzelf?! Let eens op zijn
voetens: ik heb zijn sporens tot hier gevolgd en nu ben
ik er zeker van, dat HIJ degene is, die is binnengeko
men zonder zijn voetens goed te vegen. Hij is de schul
dige, die moddersporens op de schone vloerens heeft
achtergelaten!" „Moddersporendacht Panda, „is
dat nou alles? Maakt Pat daar al die drukte over?!"
Maar Joris scheen het Pat niet kwalijk te nemen. „Ko
lossaal!" zei hij bewonderend, „wat een prachtig speur-
derswerk! De bank mag zich gelukkig prijzen, dat zo'n
machtig meesterbrein over haar belangen waakt!"
De wet moet nu nog voor een „tweede
lezing" naar het Lagerhuis. Maar het is
vrijwel zeker, dat zij ook daar zal worden
aangenomen, zodat er voor straffe drin
kers in Japan een moeilijke tijd gaat aan
breken.
De zaak is echter nog veel erger: in een
land, waar de man van oudsher koning is,
werd deze anti-dronkenschapswet ter tafel
gebracht door vrouwelijke parlements
leden, hetzelfde groepje, dat In 1957 kans
zag de prostitutie bij de wet te laten ver
bieden
Wanneer het parlement zijn definitieve
goedkeuring aan de nieuwe wet heeft ge
geven, zal de politie iedereen kunnen op
pakken die zich in beschonken toestand in
het o^nbaar beweegt en anderen lastig
valt. De boosdoener zal dan een boete moe
ten betalen, terwijl de rechter hem zo nodig
ook nog een tijdje in de gevangenis kan
laten zetten. Dit is niets vreemds in de
meeste andere landen, waar men over het
algemeen strenge sancties heeft tegen
openbare dronkenschap, maar in Japan is
zoiets ongehoord. Tot dusver was Japan
namelijk een paradijs voor beschonken
lieden Drinkeboers genieten er zelfs een
bevoorrechte status. Wanneer men dron
ken is. vindt men in Japan overal ver
geving. Zelfs iemand die een moord heeft
begaan, kan op clementie van de rechter
rekenen als hij bewijzen kan dat hij zijn
misdaad gepleegd heeft onder invloed van
alcohol.
Door deze officiële tolerantie is de si
tuatie de laatste tijd evenwel uit de hand
gelopen Met Kerstmis van het vorige jaar
was de dronkenschap al zo erg geworden,
dat huisvrouwen „reddingsbrigades" orga
niseerden. die in de caféwijk van Tokio
rondgingen om mannen, die in de goot
terecht waren gekomen, weer op de been
te helpen, om te voorkomen dat zij door
het verkeer zouden worden overreden
Toen de vrouwelijke parlementsleden
hun wetsontwerp indienden, was er ver
rassend weinig oppositie van mannelijke
zijde. Maar in Japanse kringen „waar
mannen nog mannen zijn" vraagt men zich
wel af, waar al die vrouwelijke emanci
patie nog toe zal leiden
Bok 6 Copenhoqen
-38<t