GULOEW
Britten |£aan orde scheppen
in charitatieve warwinkel
WOBBO EN DE HOED
Groen Co
PANDA EN DE PLASTIC PLASTIEK
VoCyende week
Polle
miETUM
ISRAEL WIL ZIJN
NOMADEN UIT DE
TENTEN LOKKEN
MOEDER WORDEN...
Ons vervolgverhaal
De levensroman van een Chinees meisje
door
VOLOP BLOEMEN
Huis en
haard voor de Bedoeïnen
4
VRIJDAG 2 JUNI 1961
17
Bloemen-mestkegeltjes
Copieën van de Britse
kroonjuwelen in Arnhem
huimmiiiiiiihiiiiiiiiiiiiiiiiiiminium
Portret van een roker
Centrale Verwarming
Oliestook-instaüaties
BABYSET DE LUXE <4
•M
49. De kleintjes zijn aan het spelletjes doen met hun nieuwe vriendjes en
eigenlijk vindt Polle het zonde, om hen te storen. Maar ze moeten toch ook
weer eens naar de boot toe! Gelukkig komt de oplossing van het probleem
meteen, want ineens ontstaat er onenigheid en de kaarten vliegen in het
rond! Kom jullie nu maar mee ook, zegt Polle, van kibbelen houden we
niet! Eerst gaan ze ook nog de oude badmeester goedendag zeggen. Het
was wèt fijn bij u, zegt Polle, dank u wel. En ik ben blij, zegt de oude
heer, dat Pingo het zo goed bij jullie heeft!
<~?r.
a
>-vvs" J -v- /- - 1 x
P^iisPisjRSS^ &VJ&Ëy- ^%SuM ..v' v' ->'w X T: 4-
ik Kosrre duizewo
48)
Er bevonden zich verder nog twee
Maleise bedienden in huis, die allerlei
werkjes moesten doen. Ze waren ge
waarschuwd geen woord over de nieu
we gast te reppen. Iedereen was
vriendelijk voor me en alles deden ze
om het mij naar de zin te maken. Ze
wilden graag iets over Singapore te
weten komen, want dat was een soort
Utopia voor hen.
De oude man nam mij onderzoekend
op en zei na een poosje: „Juffrouw
Lim, u bent nog erg jong om het al
zo moeilijk te hebben. We willen alles
doen wat in ons vermogen ligt om u
te beschermen. U moet een tijdje bij
ons blijven, maar het is het allerbes
te dat u op uw kamer blijft, want el
ke dag komen hier verscheidene men
sen om zeep te kopen."
„Ik zal doen zoals u zegt," ant
woordde ik „maar is er niet iets,
waarmee ik me zelf nuttig kan ma
ken?"
„Dat zien we nog wel, maar laat u
de eerstkomende dagen niet zien als
er bezoekers komen. En ga alleen het
huis uit wanneer dat absoluut noodza
kelijk is."
„Komen de Japanners hier vaak
in de buurt?"
„Ze zijn hier verscheidene keren ge
weest, maar het is toch nu al enkele
dagen geleden dat ik ze hier heb ge
zien. Nu ze u kwijt zijn zullen ze
waarschijnlijk deze wijk komen afzoe-
ken."
„Wat moet ik doen als ze komen?
„Maakt u zich daar nu geen zorgen
over. Dat zullen we wel zien als de
situgtie zich voordoet. Maar u zult
i wel vlug moeten zijn wanneer wij u
vertellen wat u moet doen."
„Ik ben bang dat u allemaal in
moeilijkheden zult komen door mijn
I aanwezigheid hier."
I „De komende paar dagen mogen
I dan voor ons enigszins gevaarlijk zijn
maar daarna is het niet meer zo moei-
lijk, en na een poosje zullen de^ Ja-
panners geloven dat u dood bent."
„Hoe kan ik er ooit iets voor terug-
doen?"
I „Denkt u niet dat wij er ooit iets
E voor zouden verwachten; aanvaard
ons zoals wij u aanvaarden. We zijn
E erg blij dat wij u kunnen helpen, maar
E wat wij u hebben aan te bieden is
E maar erg weinig."
I Ik voelde me verlegen en wist niet
I wat ik moest zeggen. Ik wilde niet la-
I ten merken dat de tranen me in de
- ogen stonden en ging naar de slaapka-
mer, die ik deelde met de twee doch-
ters en het meisje met de hazelip. De
rest van de dag bleef ik op deze ka
il mer.
Op de eerstvolgende ochtenden
bracht een van de dochters mij daar
I het ontbijt. Dit bestond gewoonlijk uit
rijst met groenten en een stukje vlees,
alles netjes uitgesprgid op bananen-
bladeren. De eerste keer zocht ik te-
i vergeefs naar een lepel en een vork en
wendde me daarom naar de dochter,
i Deze glimlachte en ging weg om haar
eigen ontbijt te halen. Daarmee liet
1 ze zien hoe je drie vingers moest ge-
bruiken om het eten naar je mond te
i brengen. In het eerst ging het erg on-
I handig. Ik zat vreselijk gek te doen
en liet yeel rijst op de grond vallen,
E maar ten slotte heb ik het toch ge-
leerd.
De bewoners van het huis leken mi]
vreemden. Het waren Chinezen, maar
E ze kleedden zich als Maleiers en hiel-
den er Maleise gebruiken op na. Toch
E droeg een van de dochters japonnen.
1 Behalve de oude man sprak geen van
hen hun geboortetaal. Ik kende een
E klein beetje Maleis zoals dat in Singa-
pore wordt gesproken, maar dit ver-
schilde nogal van de taal die in Suma-
tra gesproken werd.
Het was vervelend om dag in dag
uit in een kamer te blijven zitten ter-
fj wijl ieder ander rondliep en vroeg op
was en de dagelijkse karweitjes deed
en daarom vroeg ik, na vele dagen
van nietsdoen of ik mee mocht helpen.
Tot mijn grote vreugde mocht ik de
kuikens en de eenden voeren en een
beetje helpen in het huishouden. Des
avonds liep het af en aan van mensen
die zeep kwamen kopen en daarom
H bleef ik die uren van de dag op mijn
slaapkamer. Dikwijls kwamen de
Ei dochters dan bij me zitten. Zij vroe-
H gen me dan van alles en nog wat over
Singapore. Ze waren zeer benieuwd
naar de leefwijze van de jongelui en
verwonderden er zich over dat de jon- 2
gens en meisjes er tamelijk vrij met
elkaar omgingen, want op Sumatra
mochten de meisjes 'alleen maar met
jongens spreken als ze met hen ver-
loofd waren. De meeste huwelijken
werden dan ook nog door de ouders e
tot stand gebracht.
Toen ik een week bij hen in huis
was zag ik een man het pad op ko- e
men fietsen. Het was Tjin Hoe, die E
juist van Bukit Tinggi was teruggeko-
men.
„Je ziet er uit als een meisje uit
Padang," zei hij, terwijl hij naar mijn 1
Maleise dracht keek en naar mijn e
strak achterovergekamd haar. „Hoe
gaat het er nu mee"?
„Goed. Iedereen is aardig voor me"
Hij gaf mij een bundeltje kleren en 5
zei: „Chin Chye is, nadat je gevlucht E
bent, je kamer binnengeglipt, maar
hij durfde niet alles mee te nemen. E
Omdat de Japanners dat anders zou-
den merken".
„Zoeken ze nog steeds naar me?" 1
„Jazeker. Ze waren ontzettend
kwaad toen je verdwenen was. Ze
hebben je kamer en het hele hotel
doorzocht. Het personeel heeft het j
niet zo prettig gehad, want ze werden
voortdurend door Hashimoto onder- j
vraagd en kregen de opdracht naar j
je te zoeken. Het was maar goed dat j
ik je had helpen ontsnappen".
„Maar hoe is het met Keng Soon j
en Chin Chye gegaan?"
Drie dagen na je verdwijning kwa-
men de Jappen en namen al je spullen
mee. Hashimoto stak de brief bij zich,
die aan je broer was geadresseerd en j
later kwam hij ermee bij mij en be-
val me voor te lezen wat erin stond", j
„Wat hebt u hem verteld?"
„Dat de brief gericht was aan je
broer en dat je hem erin mededeelde
dat je van plan was je zelf van het
leven te beroven. Ik heb hem verteld
dat de zee de enige plaats was waar
je dat kon doen".
Hij lachte en vervolgde: „Later is
een groep Jappen en koelies erop uit
gestuurd om naar je stoffelijk over
schot te zoeken. Toen ze dat niet von
den kwam Hashimoto mij ervan be
schuldigen dat ik je ergens verstopte,
maar ik kon als excuus aanvoeren dat
ik er niet was geweest. Ze zijn er in
tussen nig steeds niet van overtuigd
dat je dood bent en gaan voort met
naar je te zoeken".
„Denkt u dat ik hier veilig ben?
„Ik neem aan van wel, maar je
kunt nooit voorzichtig genoeg zijn.
wanneer over een poosje de Jappen
die er nu zijn, weer wegtrekken en
anderen hun plaatsen innemen, staat
de zaak er heel wat beter voor. Tus
sen twee haakjes: Susuki is vanmor
gen geweest om afscheid van je te ne
men. Hij wist niet dat je ontvlucht
was en toen ik hem vertelde dat je
zelfmoord had gepleegd, werd hij erg
bedroefd en een poosje kon hij hele
maal niets meer zeggen. Hij werd la
ter erg kwaad en zei enkele keren:
„Wat spijt me dat, het Japanse volk
is heel slecht."
Ik wist dat Susuki zo over de Mi
litaire Politie dacht, maar omdat hij
nog zo jong was had hij vrijwel geen
invloed op de wijze waarop de streek
werd bestuurd. Susuki en Wakamatsu
waren de enige Japanners die mense
lijk schenen te zijn. Ik vertelde dit
aan Tjin Hoe, die het met me eens
was, maar hij voegde eraan toe: „We
moeten zelfs met hen erg voorzichtig
zijn, want zij maken deel uit van het
leger en moeten de bevelen die hun
gegeven worden gehoorzamen. Ze zou
den het wel eens als hun plicht kun
nen beschouwen je aan te brengen als
ze te weten kwamen waar je was.
Hij gaf mij de veertig gulden die
hij op mijn verzoek had bewaard en
zei: „Je moest er maar dertig van
aan mijn tante geven. Ze is niet erg
gezond en men verdient niet zoveel met
de verkoop van zeep. Het valt voor
hen niet mee er een bestaan in te
vinden. Ik moet nu terug. Wees voor
zichtig en blijf zoveel mogelijk in
huis: denk eraan dat de apanners
je nog steeds zoeken."
Ik bleef staan kijken toen Tjin Hoe
het smalle paadje af fietste. Aan het
eind ervan draaide hij zijn hoofd om
en zwaaide nog even. Toen was hij
snel uit het gezicht verdwenen en
ik vroeg me af wanneer ik hem weer
terug zou zien.
(Wordt vervolgd)
De Britse regering heeft een beschei
den begin gemaakt met het registreren
van alle liefdadigheidsinstellingen in het
'and. Dat is een gigantische taak, want
alleen in Engeland en Wales zijn er maar
liefst 110.000 van zidke instellingen.
Daarom denkt men voor de registratie
een jaar of drie nodig te hebben. Voorals
nog wordt er een officiële lijst aangelegd
van al degelijke instellingen in de graaf
schappen Bedfordshire en Surrey. Men
wil namelijk komen tot een betere coör
dinatie van de charitatieve activiteiten
en doublering zoveel mogelijk vermijden.
De Engelsen zijn bekend om hun liefde
voor dieren en zeer speciaal voor honden
en katten. Dat heeft duizenden in dat land
er toe gebracht geld te geven om de vivi
sectie te bestrijden. Maar zelfs de beste
dierenvriend zal niet kunnen volhouden
dat het nodig is om er twee anti-vivisec
tiebonden op na te houden. De ene is de
„British union for the abolition of vivi
section", die verleden jaar volgens de
„Times" 460.000 gulden inzamelde. De an
dere is de „National anti-vivisection socie
ty", die, het met een magere 50.000 gulden
moest stellen.
Men zal wel weinig steekhouden
de argumenten kunnen aanvoeren om de
twee bonden naast elkaar te laten voort
bestaan. Dat geldt natuurlijk niet voorde
„Cats protection league", die er volgens
haar statuten naar streeft „de status der
katten te verhogen" en de „Canine defense
league", die, zoals de „Times" opmerkt,
wellicht weinig sympathie voor elkaar
hebben.
Overigens geeft het wel te denken,
dat het Britse genootschap tot het
tegengaan van wreedheid voor dieren
(„Royal society for the prevention of
cruelty to animals") een kapitaal heeft
van ongeveer twintig miljoen gulden
en verleden jaar 75 miljoen incas
seerde in de vorm van giften en lega
ten, terwijl het genootschap, dat
waakt tegen wreedheid voor kinderen,
maar een kapitaal van tien miljoen
gulden heeft en wat jaarlijkse in
komsten betreft niet kan tippen aan
de dierenbond. Toch is het kinder
genootschap een zeer noodzakelijke
instelling in Engeland, waar ontstel
lend veel gevallen van kindermishan
deling worden gerapporteerd.
Maar wat de ijverige enquêteurs van de
regering het meeste werk zal geven is de
massa charitatieve instellingen, die zich
op één gebied specialiseren en daardoor
een zonderlinge collectie vormen. Zo be
staat er onder meer een instelling voor
noodlijdende tuinlieden, een fonds voor
zich in moeilijkheden bevindende vilt
makers, een voor blinden-boven-de-veer-
tig-jaar en duizenden van dergelijke
„doelfondsen", hetgeen tot een enorme
versnippering van krachten en offervaar
digheid leidt.
Advertentie
en gezonde planten met
Meststotienmengsel 6-13-18. Ontheffj^g_nrx_513__
Getrouwe copieën van de Britse konings
kronen, het Zwaard van Staat, de scepter
en de Rijksappel, zwaar bewaakt in de
13e eeuwse Tower te Londen, zullen tij
dens de Arnhemse „Zomerfeesten" van
15 juni-9 juli te zien zijn in de étalage van
een juwelierswinkel aan de Jgnsbinnensin
gel te Arnhem.
De Britse kroonjuwelen bestaan uit de
volgende kapitale stukken: allereerst de
prachtige kroningskroon de z.g. St.
Edwardkroon die in zijn huidige uit
voering dateert van 1661 toen Charles II
werd gekroond. Het is een gouden kroon,
rjk bezet met kostbare juwelen, die meer
dan drie pond weegt. Daarom wordt hij
alleen gedragen tijdens de kroningsplech
tigheid. Dan is er de z.g. keizerlijke kroon,
die heel wat lichter is en die Elisabeth II
jaarlijks draagt bij de opening van het
parlementaire jaar. Deze kroon is van pla
tina met 2783 diamanten, 277 parels, 17
saffieren, 11 smaragden en vijf robijnen.
De waarde daarvan is in geld niet uit te
drukken. Aan deze kroon zitten bovendien
nog twee parel-oorringen van Elisabeth I.
De Arnhemse juwelier toont behalve
deze regalia ook een copie van het machti
ge Zwaard van Staat en een reproduktie
van het zwaard, dat de beroemde Cullinan
diamant (13.106 karaat) bevat, die in 1905
in Afrika werd gevonden.
40-41. Daar stond onze muzikant... Hij
speelde z'n aardigste liedjes, die hij in
z'n vrije uurtjes geoefend had. Het klonk
heel aardig daar op dat plein.
Nou hoop ik maar dat de mensen me
wat zullen geven! dacht Wobbo. Ze zul
len wel begrijpen, dat ik het doe om
wat te verdienen?
Maar het viel tegen. Er gingen genoeg
burgers voorbij, maar ze keken nauwelijks
naar de jongen met zijn fluit. Het leek
wel of ze veel te veel haast hadden...
Na 'n tijd gespeeld te hebben hield Wob
bo er even mee op; hij keek teleurgesteld
de mensen na, die niet op hem letten...
^.v;v
„Proeft u maar eens, mevrouw: er is weer heerlijke verse graskaas."
DE ISRAËLISCHE REGERING streeft
er naar de 22.000 Bedouïnen, die op Israë
lisch grondgebied een zwervend bestaan
leiden, om te vormen tot gevestigde, aan
huis en haard gebonden burgers. De rege
ring is van mening, daft deze nomaden een
minder groot gevaar voor 's lands veilig
heid zouden vormen indien er een einde
zou komen aan hun rondzwerven in de
Negev-woestijn. Die woestijn beschouwen
z(j als hun grondgebied sedert de dagen
van Abraham. Volgens de Israëliërs zijn
deze Bedoeïnen, die voortdurend in de
buurt van de Jordaanse grens zwerven,
potentiële spionnen en smokkelaars.
Tot het begin van de oorlog tussen Israel
en de Arabische landen in 1948 woonden
er in de onherbergzame vlakten van de
Negev ongeveer 70.000 nomaden Tegen het
einde van de oorlog waren zij vrijwel
allen naar het naburige Egypte of Jordanië
gevlucht, maar sindsdien is een groot deel
teruggekeerd. Deze schilderachtige lieden
leiden hun kudden schapen en kamelen
van het ene armelijke stukje grasland naar
het andere en van oase naar oase. Hier en
daar beoefenen zij wat primitieve land
bouw. Hun werktuigen daarbij zijn vrijwel
gelijk aan de gereedschappen die men in
Bijbelse tijden gebruikte en de gerstekorrel
wordt bij voorbeeld nog uit de halm ge
dorst door er kamelen op te laten stampen.
Andere koers
Oorspronkelijk was de Israëlische rege
ring van plan, deze nomaden naar het
noorden van het land over te brengen en
hen daar te vestigen. Maar de Bedoeïnen
weigerden om hun reservaat" te verlaten
Thans heeft men het dan ook over een
andere boeg gegooid. Op verscheidene pun
ten in de Negev-woestijn wordt een water
leiding aangelegd en worden scholen en
wegen gebouwd. Daarmee hoopt men de
nomaden ertoe te bewegen, hun traditio
nele leefwijze op te geven- Daarmee zou
den deze mensen ook kunnen worden in
gepast in het grote project om de Negev
tot een „land van melk en honing" te
maken- Velen echter weigeren nog steeds
hun zwarte tenten op te geven, in bedden
te slapen en mes en vork te gebruiken
als ieder ander. Er zijn er echter onder
hen, die zich geleidelijk een moderner
leefwijze eigen maken. Zij leren thans dat
men de landbouw beter beoefent door de
aarde gedurende bepaalde perioden te
laten rusten of te bebouwen met wisse
lende gewassen. Ook leren zij het nut van
kunstmest kennen Bedoeïnse stamhoofden
ontdekken tot hun verbazing, dat een trek
ker het werk var twintig kamelen kan
doen. Een van die sjeiks was zo onder de
indruk, dat hij van zijn stam een coöpe
ratie maakte, waardoor men twee trek
kers en een maai- en dorsmachine kon
bekostigen. Honderden Bedoeïnen zijn op
het ogenblik de trotse eigenaars van een
fiets en men ziet ze wild over de woestijn
wegen peddelen, terwijl hun wijde boer-
noes (overkleed) achter hen aan in de
wind wappert. Het economische middel
punt van deze gemoderniseerde Bedoeïnen-
bedoening is de stad Beersjeba, waar de
leden van deze gemeenschap landbouw
werktuigen, keukengerei, radio's, schoenen
en kleding kopen. Sommigen hebben het
zelfs gewaagd, in Beersjeba te gaan wonen
en zich daar een bestaan te scheppen.
In een dezer dagen uitgekomen nummer
van „Family Doctor", een tijdschrift van
de Britse huisartsen, heeft prof. H. J.
Eysenck van de psychiatrische faculteit
van de Lo idense Universiteit, geschreven
dat rokers .gemakkelijker drinken, trou
wen, scheiden, gokken en de moed laten
zakken dan niet-rokers."
„Rokers zijn over het algemeen ook
emotioneler, neurotischer en meer ge
neigd tot bezorgdheid," aldus prof.
Eysenck, „en ze moeten ook vaker naar
een ziekenhuis".
Volgens de hoogleraar zijn rokers veelal
de extroverten van de maatschappij. „Zij
zijn gezelliger, houden van feestjes, we
ten goed voedsel, een borrel en de goede
dingen des levens in het algemeen op hun
waarde te schatten. Zij zijn wat noncha
lant en niet gewend te kijken alvorens te
springen en vinden het maar moeilijk, el
ke dag weer in het gareel te moeten
lopen".
Advertentie
BLOEMENDAAL
TELEFOON 54855
M-67-'
22. Panda raapte het beeldje Pompo op en keek ver
schrikt naar de kogelgaten rondom. „Wat is er ge
beurd?!" hijgde hij. „Niets bijzonders," antwoordde Jo
ris achteloos, „een of ander spelletje." „Een spelle
tje?!" herhaalde Panda, „er werd geschóten!" „Het was
wat wild," gaf Joris toe, „maar zoiets kan men ver
wachten op een Xapotapetliaans schip. Laat het u dus
niet verontrusten en hervat het middagdutje, waarin ge
werd gestoord. Ik zal intussen wel op Pompo passen."
„Nee, ik ga niet slapen," zei Panda, „want ik ben
helemaal niet meer gerust. Ik houd niet van spelletjes
met schieten en zo, vooral niet, als ik een kostbaar
beeld moet bewaken. Ik ga nu meteen naar de purser
om hem te vragen, Pompo in de scheepsbrandkast te
bewaren." „In de brandkast?!" riep Joris verschrikt,
„is dat niet wat overdreven?" „Helemaal niet," ant
woordde Panda, „beter in de brandkast, dan hier aan
dek, waar geschoten wordt." Joris wist hier niet zo
gauw een antwoord op te verzinnen. Broedend keek hij
Panda na, die zich met het beeldje verwijderde. „Wat
nu?" mompelde hij. „Hoi kameraad," klonk opeens een
stem achter hem, „ik weet, wat je bedoeling is. Hier
heb je iets, waar het beter mee zal lukken!"
is het driehonderd jaar geleden (7
juni), dat Amersfoort zijn fameuze
kei kreeg, als gevolg van een wed
denschap van een zekere jonkheer
Everard Meijster, die het elfduizend
kg. zware gevahrte liet uitgraven uit
een stuk grond „nabij den Wech
naar Utrecht", waar deze enorme
zwerfkei blijkens de annalen van de
geschiedschrijvers van Karei V al in
1545 gesignaleerd was. Jhr. Everard
liet de kei op een speciaal daartoe
vervaardigde, door vierhonderd ar
beiders getrokken en door muzikan
ten en zangers begeleide wagen naar
Amersfoort vervoeren, waar de Ro
detorenpoort gedeeltelijk moest wor
den afgebroken om de reuzensteen
binnen de stadswallen te krijgen. De
kei kreeg een plaatsje op de Var-
kensmarkt, maar werd aanleiding
tot zoveel spotdichten op de inwoners
van Amersfoort, dat deze hem der
tien jaar later onder de grond stop
ten. In 1897 werd de kei echter inge
volge het besluit van een heemschut
commissie weer opgegraven, waar
na het gemeentebestuur hem een
plaats liet geven naast het hoofdbu
reau van politie, vanwaar hij in 1931,
in verband met de aanleg van een
nieuwe weg, verhuisde naar een
plantsoen bij de meisjesschool aan
de Arnhemsestraat. Daar heeft de
kei te pronk gestaan tot 1939, in welk
jaar hij opnieuw onderdook om in
1942 wederom te worden uitgegra
ven, zij het met voorlopig onzekere
bestemming. Na nog diverse om
zwervingen kreeg de kei tenslotte in
1954 zijn definitieve standplaats in
het plantsoen West waar hij met
veel feestelijk en folkloristisch ver
toon op een betonnen sokkel werd
geplaatst.
is het veertig jaar geleden dat in
een Londens oudeliedengesticht in
armoedige omstandigheden overleed
de 77-jarige Zwitser Henri Grin, die
de geschiedenis is ingegaan als „de
grootste leugenaar aller tijden." Grin
emigreerde na in zijn geboorteland
vele baantjes te hebben waargeno
men, al jong naar Australië, waar
hij de kost trachtte te verdienen met
allerlei gefantaseerde uitvindingen.
Toen dit niet genoeg opleverde, trok
hij naar Londen waar hij zich uitgaf
als de Franse graaf Louis de Rouge-
mont en een sensationele autobio
grafische artikelenserie schreef over
allerlei schokkende, maar volkomen
uit zijn duim verzonnen belevenis
sen. De afleveringen van dit „levens
werk" verkocht hij voor grof geld
aan het toenmaals zeer gerenom
meerde „Wide World Magazine",
dat dankzij zijn artikelenreeks tien
duizenden nieuwe abonnees boekte,
terwijl het zeer exclusieve „Britse
Genootschap ter bevordering van de
wetenschap" de op slag beroemd
geworden pseudo-graaf uitnodigde
voor een serie lezingen. Pas na ge
ruime tijd wist de Daily Chronicle
de oplichter te ontmaskeren, waar
op heel Engeland zich wekenlang
vrolijk maakte over zijn bedrog en
over zijn hooggeleerde slachtoffers.
Grin was de held van de dag en
heeft nog geruime tijd lauweren ge
oogst in cabarets te Londen en in
Australië, waar iedereen „de groot
ste leugenaar van alle tijden" toe
juichte als „de man die de adel en
de wetenschap in hun hemd gezet
had".
Advertentie
Dit Is de titel van het nieuwe boek van
Dr.W. de Kok. Alles over zwangerschap,
geboorte, babyverzorging en kleuter
opvoeding. Dit waardevolle boek (184
pagina's in fraaie omslag) krijgt IJ ten
geschenke bij aanschaffing van een
h» P I.' B Box 6 Copenhagen