GULOEW Britten |£aan orde scheppen in charitatieve warwinkel WOBBO EN DE HOED Groen Co PANDA EN DE PLASTIC PLASTIEK VoCyende week Polle miETUM ISRAEL WIL ZIJN NOMADEN UIT DE TENTEN LOKKEN MOEDER WORDEN... Ons vervolgverhaal De levensroman van een Chinees meisje door VOLOP BLOEMEN Huis en haard voor de Bedoeïnen 4 VRIJDAG 2 JUNI 1961 17 Bloemen-mestkegeltjes Copieën van de Britse kroonjuwelen in Arnhem huimmiiiiiiihiiiiiiiiiiiiiiiiiiminium Portret van een roker Centrale Verwarming Oliestook-instaüaties BABYSET DE LUXE <4 •M 49. De kleintjes zijn aan het spelletjes doen met hun nieuwe vriendjes en eigenlijk vindt Polle het zonde, om hen te storen. Maar ze moeten toch ook weer eens naar de boot toe! Gelukkig komt de oplossing van het probleem meteen, want ineens ontstaat er onenigheid en de kaarten vliegen in het rond! Kom jullie nu maar mee ook, zegt Polle, van kibbelen houden we niet! Eerst gaan ze ook nog de oude badmeester goedendag zeggen. Het was wèt fijn bij u, zegt Polle, dank u wel. En ik ben blij, zegt de oude heer, dat Pingo het zo goed bij jullie heeft! <~?r. a >-vvs" J -v- /- - 1 x P^iisPisjRSS^ &VJ&Ëy- ^%SuM ..v' v' ->'w X T: 4- ik Kosrre duizewo 48) Er bevonden zich verder nog twee Maleise bedienden in huis, die allerlei werkjes moesten doen. Ze waren ge waarschuwd geen woord over de nieu we gast te reppen. Iedereen was vriendelijk voor me en alles deden ze om het mij naar de zin te maken. Ze wilden graag iets over Singapore te weten komen, want dat was een soort Utopia voor hen. De oude man nam mij onderzoekend op en zei na een poosje: „Juffrouw Lim, u bent nog erg jong om het al zo moeilijk te hebben. We willen alles doen wat in ons vermogen ligt om u te beschermen. U moet een tijdje bij ons blijven, maar het is het allerbes te dat u op uw kamer blijft, want el ke dag komen hier verscheidene men sen om zeep te kopen." „Ik zal doen zoals u zegt," ant woordde ik „maar is er niet iets, waarmee ik me zelf nuttig kan ma ken?" „Dat zien we nog wel, maar laat u de eerstkomende dagen niet zien als er bezoekers komen. En ga alleen het huis uit wanneer dat absoluut noodza kelijk is." „Komen de Japanners hier vaak in de buurt?" „Ze zijn hier verscheidene keren ge weest, maar het is toch nu al enkele dagen geleden dat ik ze hier heb ge zien. Nu ze u kwijt zijn zullen ze waarschijnlijk deze wijk komen afzoe- ken." „Wat moet ik doen als ze komen? „Maakt u zich daar nu geen zorgen over. Dat zullen we wel zien als de situgtie zich voordoet. Maar u zult i wel vlug moeten zijn wanneer wij u vertellen wat u moet doen." „Ik ben bang dat u allemaal in moeilijkheden zult komen door mijn I aanwezigheid hier." I „De komende paar dagen mogen I dan voor ons enigszins gevaarlijk zijn maar daarna is het niet meer zo moei- lijk, en na een poosje zullen de^ Ja- panners geloven dat u dood bent." „Hoe kan ik er ooit iets voor terug- doen?" I „Denkt u niet dat wij er ooit iets E voor zouden verwachten; aanvaard ons zoals wij u aanvaarden. We zijn E erg blij dat wij u kunnen helpen, maar E wat wij u hebben aan te bieden is E maar erg weinig." I Ik voelde me verlegen en wist niet I wat ik moest zeggen. Ik wilde niet la- I ten merken dat de tranen me in de - ogen stonden en ging naar de slaapka- mer, die ik deelde met de twee doch- ters en het meisje met de hazelip. De rest van de dag bleef ik op deze ka il mer. Op de eerstvolgende ochtenden bracht een van de dochters mij daar I het ontbijt. Dit bestond gewoonlijk uit rijst met groenten en een stukje vlees, alles netjes uitgesprgid op bananen- bladeren. De eerste keer zocht ik te- i vergeefs naar een lepel en een vork en wendde me daarom naar de dochter, i Deze glimlachte en ging weg om haar eigen ontbijt te halen. Daarmee liet 1 ze zien hoe je drie vingers moest ge- bruiken om het eten naar je mond te i brengen. In het eerst ging het erg on- I handig. Ik zat vreselijk gek te doen en liet yeel rijst op de grond vallen, E maar ten slotte heb ik het toch ge- leerd. De bewoners van het huis leken mi] vreemden. Het waren Chinezen, maar E ze kleedden zich als Maleiers en hiel- den er Maleise gebruiken op na. Toch E droeg een van de dochters japonnen. 1 Behalve de oude man sprak geen van hen hun geboortetaal. Ik kende een E klein beetje Maleis zoals dat in Singa- pore wordt gesproken, maar dit ver- schilde nogal van de taal die in Suma- tra gesproken werd. Het was vervelend om dag in dag uit in een kamer te blijven zitten ter- fj wijl ieder ander rondliep en vroeg op was en de dagelijkse karweitjes deed en daarom vroeg ik, na vele dagen van nietsdoen of ik mee mocht helpen. Tot mijn grote vreugde mocht ik de kuikens en de eenden voeren en een beetje helpen in het huishouden. Des avonds liep het af en aan van mensen die zeep kwamen kopen en daarom H bleef ik die uren van de dag op mijn slaapkamer. Dikwijls kwamen de Ei dochters dan bij me zitten. Zij vroe- H gen me dan van alles en nog wat over Singapore. Ze waren zeer benieuwd naar de leefwijze van de jongelui en verwonderden er zich over dat de jon- 2 gens en meisjes er tamelijk vrij met elkaar omgingen, want op Sumatra mochten de meisjes 'alleen maar met jongens spreken als ze met hen ver- loofd waren. De meeste huwelijken werden dan ook nog door de ouders e tot stand gebracht. Toen ik een week bij hen in huis was zag ik een man het pad op ko- e men fietsen. Het was Tjin Hoe, die E juist van Bukit Tinggi was teruggeko- men. „Je ziet er uit als een meisje uit Padang," zei hij, terwijl hij naar mijn 1 Maleise dracht keek en naar mijn e strak achterovergekamd haar. „Hoe gaat het er nu mee"? „Goed. Iedereen is aardig voor me" Hij gaf mij een bundeltje kleren en 5 zei: „Chin Chye is, nadat je gevlucht E bent, je kamer binnengeglipt, maar hij durfde niet alles mee te nemen. E Omdat de Japanners dat anders zou- den merken". „Zoeken ze nog steeds naar me?" 1 „Jazeker. Ze waren ontzettend kwaad toen je verdwenen was. Ze hebben je kamer en het hele hotel doorzocht. Het personeel heeft het j niet zo prettig gehad, want ze werden voortdurend door Hashimoto onder- j vraagd en kregen de opdracht naar j je te zoeken. Het was maar goed dat j ik je had helpen ontsnappen". „Maar hoe is het met Keng Soon j en Chin Chye gegaan?" Drie dagen na je verdwijning kwa- men de Jappen en namen al je spullen mee. Hashimoto stak de brief bij zich, die aan je broer was geadresseerd en j later kwam hij ermee bij mij en be- val me voor te lezen wat erin stond", j „Wat hebt u hem verteld?" „Dat de brief gericht was aan je broer en dat je hem erin mededeelde dat je van plan was je zelf van het leven te beroven. Ik heb hem verteld dat de zee de enige plaats was waar je dat kon doen". Hij lachte en vervolgde: „Later is een groep Jappen en koelies erop uit gestuurd om naar je stoffelijk over schot te zoeken. Toen ze dat niet von den kwam Hashimoto mij ervan be schuldigen dat ik je ergens verstopte, maar ik kon als excuus aanvoeren dat ik er niet was geweest. Ze zijn er in tussen nig steeds niet van overtuigd dat je dood bent en gaan voort met naar je te zoeken". „Denkt u dat ik hier veilig ben? „Ik neem aan van wel, maar je kunt nooit voorzichtig genoeg zijn. wanneer over een poosje de Jappen die er nu zijn, weer wegtrekken en anderen hun plaatsen innemen, staat de zaak er heel wat beter voor. Tus sen twee haakjes: Susuki is vanmor gen geweest om afscheid van je te ne men. Hij wist niet dat je ontvlucht was en toen ik hem vertelde dat je zelfmoord had gepleegd, werd hij erg bedroefd en een poosje kon hij hele maal niets meer zeggen. Hij werd la ter erg kwaad en zei enkele keren: „Wat spijt me dat, het Japanse volk is heel slecht." Ik wist dat Susuki zo over de Mi litaire Politie dacht, maar omdat hij nog zo jong was had hij vrijwel geen invloed op de wijze waarop de streek werd bestuurd. Susuki en Wakamatsu waren de enige Japanners die mense lijk schenen te zijn. Ik vertelde dit aan Tjin Hoe, die het met me eens was, maar hij voegde eraan toe: „We moeten zelfs met hen erg voorzichtig zijn, want zij maken deel uit van het leger en moeten de bevelen die hun gegeven worden gehoorzamen. Ze zou den het wel eens als hun plicht kun nen beschouwen je aan te brengen als ze te weten kwamen waar je was. Hij gaf mij de veertig gulden die hij op mijn verzoek had bewaard en zei: „Je moest er maar dertig van aan mijn tante geven. Ze is niet erg gezond en men verdient niet zoveel met de verkoop van zeep. Het valt voor hen niet mee er een bestaan in te vinden. Ik moet nu terug. Wees voor zichtig en blijf zoveel mogelijk in huis: denk eraan dat de apanners je nog steeds zoeken." Ik bleef staan kijken toen Tjin Hoe het smalle paadje af fietste. Aan het eind ervan draaide hij zijn hoofd om en zwaaide nog even. Toen was hij snel uit het gezicht verdwenen en ik vroeg me af wanneer ik hem weer terug zou zien. (Wordt vervolgd) De Britse regering heeft een beschei den begin gemaakt met het registreren van alle liefdadigheidsinstellingen in het 'and. Dat is een gigantische taak, want alleen in Engeland en Wales zijn er maar liefst 110.000 van zidke instellingen. Daarom denkt men voor de registratie een jaar of drie nodig te hebben. Voorals nog wordt er een officiële lijst aangelegd van al degelijke instellingen in de graaf schappen Bedfordshire en Surrey. Men wil namelijk komen tot een betere coör dinatie van de charitatieve activiteiten en doublering zoveel mogelijk vermijden. De Engelsen zijn bekend om hun liefde voor dieren en zeer speciaal voor honden en katten. Dat heeft duizenden in dat land er toe gebracht geld te geven om de vivi sectie te bestrijden. Maar zelfs de beste dierenvriend zal niet kunnen volhouden dat het nodig is om er twee anti-vivisec tiebonden op na te houden. De ene is de „British union for the abolition of vivi section", die verleden jaar volgens de „Times" 460.000 gulden inzamelde. De an dere is de „National anti-vivisection socie ty", die, het met een magere 50.000 gulden moest stellen. Men zal wel weinig steekhouden de argumenten kunnen aanvoeren om de twee bonden naast elkaar te laten voort bestaan. Dat geldt natuurlijk niet voorde „Cats protection league", die er volgens haar statuten naar streeft „de status der katten te verhogen" en de „Canine defense league", die, zoals de „Times" opmerkt, wellicht weinig sympathie voor elkaar hebben. Overigens geeft het wel te denken, dat het Britse genootschap tot het tegengaan van wreedheid voor dieren („Royal society for the prevention of cruelty to animals") een kapitaal heeft van ongeveer twintig miljoen gulden en verleden jaar 75 miljoen incas seerde in de vorm van giften en lega ten, terwijl het genootschap, dat waakt tegen wreedheid voor kinderen, maar een kapitaal van tien miljoen gulden heeft en wat jaarlijkse in komsten betreft niet kan tippen aan de dierenbond. Toch is het kinder genootschap een zeer noodzakelijke instelling in Engeland, waar ontstel lend veel gevallen van kindermishan deling worden gerapporteerd. Maar wat de ijverige enquêteurs van de regering het meeste werk zal geven is de massa charitatieve instellingen, die zich op één gebied specialiseren en daardoor een zonderlinge collectie vormen. Zo be staat er onder meer een instelling voor noodlijdende tuinlieden, een fonds voor zich in moeilijkheden bevindende vilt makers, een voor blinden-boven-de-veer- tig-jaar en duizenden van dergelijke „doelfondsen", hetgeen tot een enorme versnippering van krachten en offervaar digheid leidt. Advertentie en gezonde planten met Meststotienmengsel 6-13-18. Ontheffj^g_nrx_513__ Getrouwe copieën van de Britse konings kronen, het Zwaard van Staat, de scepter en de Rijksappel, zwaar bewaakt in de 13e eeuwse Tower te Londen, zullen tij dens de Arnhemse „Zomerfeesten" van 15 juni-9 juli te zien zijn in de étalage van een juwelierswinkel aan de Jgnsbinnensin gel te Arnhem. De Britse kroonjuwelen bestaan uit de volgende kapitale stukken: allereerst de prachtige kroningskroon de z.g. St. Edwardkroon die in zijn huidige uit voering dateert van 1661 toen Charles II werd gekroond. Het is een gouden kroon, rjk bezet met kostbare juwelen, die meer dan drie pond weegt. Daarom wordt hij alleen gedragen tijdens de kroningsplech tigheid. Dan is er de z.g. keizerlijke kroon, die heel wat lichter is en die Elisabeth II jaarlijks draagt bij de opening van het parlementaire jaar. Deze kroon is van pla tina met 2783 diamanten, 277 parels, 17 saffieren, 11 smaragden en vijf robijnen. De waarde daarvan is in geld niet uit te drukken. Aan deze kroon zitten bovendien nog twee parel-oorringen van Elisabeth I. De Arnhemse juwelier toont behalve deze regalia ook een copie van het machti ge Zwaard van Staat en een reproduktie van het zwaard, dat de beroemde Cullinan diamant (13.106 karaat) bevat, die in 1905 in Afrika werd gevonden. 40-41. Daar stond onze muzikant... Hij speelde z'n aardigste liedjes, die hij in z'n vrije uurtjes geoefend had. Het klonk heel aardig daar op dat plein. Nou hoop ik maar dat de mensen me wat zullen geven! dacht Wobbo. Ze zul len wel begrijpen, dat ik het doe om wat te verdienen? Maar het viel tegen. Er gingen genoeg burgers voorbij, maar ze keken nauwelijks naar de jongen met zijn fluit. Het leek wel of ze veel te veel haast hadden... Na 'n tijd gespeeld te hebben hield Wob bo er even mee op; hij keek teleurgesteld de mensen na, die niet op hem letten... ^.v;v „Proeft u maar eens, mevrouw: er is weer heerlijke verse graskaas." DE ISRAËLISCHE REGERING streeft er naar de 22.000 Bedouïnen, die op Israë lisch grondgebied een zwervend bestaan leiden, om te vormen tot gevestigde, aan huis en haard gebonden burgers. De rege ring is van mening, daft deze nomaden een minder groot gevaar voor 's lands veilig heid zouden vormen indien er een einde zou komen aan hun rondzwerven in de Negev-woestijn. Die woestijn beschouwen z(j als hun grondgebied sedert de dagen van Abraham. Volgens de Israëliërs zijn deze Bedoeïnen, die voortdurend in de buurt van de Jordaanse grens zwerven, potentiële spionnen en smokkelaars. Tot het begin van de oorlog tussen Israel en de Arabische landen in 1948 woonden er in de onherbergzame vlakten van de Negev ongeveer 70.000 nomaden Tegen het einde van de oorlog waren zij vrijwel allen naar het naburige Egypte of Jordanië gevlucht, maar sindsdien is een groot deel teruggekeerd. Deze schilderachtige lieden leiden hun kudden schapen en kamelen van het ene armelijke stukje grasland naar het andere en van oase naar oase. Hier en daar beoefenen zij wat primitieve land bouw. Hun werktuigen daarbij zijn vrijwel gelijk aan de gereedschappen die men in Bijbelse tijden gebruikte en de gerstekorrel wordt bij voorbeeld nog uit de halm ge dorst door er kamelen op te laten stampen. Andere koers Oorspronkelijk was de Israëlische rege ring van plan, deze nomaden naar het noorden van het land over te brengen en hen daar te vestigen. Maar de Bedoeïnen weigerden om hun reservaat" te verlaten Thans heeft men het dan ook over een andere boeg gegooid. Op verscheidene pun ten in de Negev-woestijn wordt een water leiding aangelegd en worden scholen en wegen gebouwd. Daarmee hoopt men de nomaden ertoe te bewegen, hun traditio nele leefwijze op te geven- Daarmee zou den deze mensen ook kunnen worden in gepast in het grote project om de Negev tot een „land van melk en honing" te maken- Velen echter weigeren nog steeds hun zwarte tenten op te geven, in bedden te slapen en mes en vork te gebruiken als ieder ander. Er zijn er echter onder hen, die zich geleidelijk een moderner leefwijze eigen maken. Zij leren thans dat men de landbouw beter beoefent door de aarde gedurende bepaalde perioden te laten rusten of te bebouwen met wisse lende gewassen. Ook leren zij het nut van kunstmest kennen Bedoeïnse stamhoofden ontdekken tot hun verbazing, dat een trek ker het werk var twintig kamelen kan doen. Een van die sjeiks was zo onder de indruk, dat hij van zijn stam een coöpe ratie maakte, waardoor men twee trek kers en een maai- en dorsmachine kon bekostigen. Honderden Bedoeïnen zijn op het ogenblik de trotse eigenaars van een fiets en men ziet ze wild over de woestijn wegen peddelen, terwijl hun wijde boer- noes (overkleed) achter hen aan in de wind wappert. Het economische middel punt van deze gemoderniseerde Bedoeïnen- bedoening is de stad Beersjeba, waar de leden van deze gemeenschap landbouw werktuigen, keukengerei, radio's, schoenen en kleding kopen. Sommigen hebben het zelfs gewaagd, in Beersjeba te gaan wonen en zich daar een bestaan te scheppen. In een dezer dagen uitgekomen nummer van „Family Doctor", een tijdschrift van de Britse huisartsen, heeft prof. H. J. Eysenck van de psychiatrische faculteit van de Lo idense Universiteit, geschreven dat rokers .gemakkelijker drinken, trou wen, scheiden, gokken en de moed laten zakken dan niet-rokers." „Rokers zijn over het algemeen ook emotioneler, neurotischer en meer ge neigd tot bezorgdheid," aldus prof. Eysenck, „en ze moeten ook vaker naar een ziekenhuis". Volgens de hoogleraar zijn rokers veelal de extroverten van de maatschappij. „Zij zijn gezelliger, houden van feestjes, we ten goed voedsel, een borrel en de goede dingen des levens in het algemeen op hun waarde te schatten. Zij zijn wat noncha lant en niet gewend te kijken alvorens te springen en vinden het maar moeilijk, el ke dag weer in het gareel te moeten lopen". Advertentie BLOEMENDAAL TELEFOON 54855 M-67-' 22. Panda raapte het beeldje Pompo op en keek ver schrikt naar de kogelgaten rondom. „Wat is er ge beurd?!" hijgde hij. „Niets bijzonders," antwoordde Jo ris achteloos, „een of ander spelletje." „Een spelle tje?!" herhaalde Panda, „er werd geschóten!" „Het was wat wild," gaf Joris toe, „maar zoiets kan men ver wachten op een Xapotapetliaans schip. Laat het u dus niet verontrusten en hervat het middagdutje, waarin ge werd gestoord. Ik zal intussen wel op Pompo passen." „Nee, ik ga niet slapen," zei Panda, „want ik ben helemaal niet meer gerust. Ik houd niet van spelletjes met schieten en zo, vooral niet, als ik een kostbaar beeld moet bewaken. Ik ga nu meteen naar de purser om hem te vragen, Pompo in de scheepsbrandkast te bewaren." „In de brandkast?!" riep Joris verschrikt, „is dat niet wat overdreven?" „Helemaal niet," ant woordde Panda, „beter in de brandkast, dan hier aan dek, waar geschoten wordt." Joris wist hier niet zo gauw een antwoord op te verzinnen. Broedend keek hij Panda na, die zich met het beeldje verwijderde. „Wat nu?" mompelde hij. „Hoi kameraad," klonk opeens een stem achter hem, „ik weet, wat je bedoeling is. Hier heb je iets, waar het beter mee zal lukken!" is het driehonderd jaar geleden (7 juni), dat Amersfoort zijn fameuze kei kreeg, als gevolg van een wed denschap van een zekere jonkheer Everard Meijster, die het elfduizend kg. zware gevahrte liet uitgraven uit een stuk grond „nabij den Wech naar Utrecht", waar deze enorme zwerfkei blijkens de annalen van de geschiedschrijvers van Karei V al in 1545 gesignaleerd was. Jhr. Everard liet de kei op een speciaal daartoe vervaardigde, door vierhonderd ar beiders getrokken en door muzikan ten en zangers begeleide wagen naar Amersfoort vervoeren, waar de Ro detorenpoort gedeeltelijk moest wor den afgebroken om de reuzensteen binnen de stadswallen te krijgen. De kei kreeg een plaatsje op de Var- kensmarkt, maar werd aanleiding tot zoveel spotdichten op de inwoners van Amersfoort, dat deze hem der tien jaar later onder de grond stop ten. In 1897 werd de kei echter inge volge het besluit van een heemschut commissie weer opgegraven, waar na het gemeentebestuur hem een plaats liet geven naast het hoofdbu reau van politie, vanwaar hij in 1931, in verband met de aanleg van een nieuwe weg, verhuisde naar een plantsoen bij de meisjesschool aan de Arnhemsestraat. Daar heeft de kei te pronk gestaan tot 1939, in welk jaar hij opnieuw onderdook om in 1942 wederom te worden uitgegra ven, zij het met voorlopig onzekere bestemming. Na nog diverse om zwervingen kreeg de kei tenslotte in 1954 zijn definitieve standplaats in het plantsoen West waar hij met veel feestelijk en folkloristisch ver toon op een betonnen sokkel werd geplaatst. is het veertig jaar geleden dat in een Londens oudeliedengesticht in armoedige omstandigheden overleed de 77-jarige Zwitser Henri Grin, die de geschiedenis is ingegaan als „de grootste leugenaar aller tijden." Grin emigreerde na in zijn geboorteland vele baantjes te hebben waargeno men, al jong naar Australië, waar hij de kost trachtte te verdienen met allerlei gefantaseerde uitvindingen. Toen dit niet genoeg opleverde, trok hij naar Londen waar hij zich uitgaf als de Franse graaf Louis de Rouge- mont en een sensationele autobio grafische artikelenserie schreef over allerlei schokkende, maar volkomen uit zijn duim verzonnen belevenis sen. De afleveringen van dit „levens werk" verkocht hij voor grof geld aan het toenmaals zeer gerenom meerde „Wide World Magazine", dat dankzij zijn artikelenreeks tien duizenden nieuwe abonnees boekte, terwijl het zeer exclusieve „Britse Genootschap ter bevordering van de wetenschap" de op slag beroemd geworden pseudo-graaf uitnodigde voor een serie lezingen. Pas na ge ruime tijd wist de Daily Chronicle de oplichter te ontmaskeren, waar op heel Engeland zich wekenlang vrolijk maakte over zijn bedrog en over zijn hooggeleerde slachtoffers. Grin was de held van de dag en heeft nog geruime tijd lauweren ge oogst in cabarets te Londen en in Australië, waar iedereen „de groot ste leugenaar van alle tijden" toe juichte als „de man die de adel en de wetenschap in hun hemd gezet had". Advertentie Dit Is de titel van het nieuwe boek van Dr.W. de Kok. Alles over zwangerschap, geboorte, babyverzorging en kleuter opvoeding. Dit waardevolle boek (184 pagina's in fraaie omslag) krijgt IJ ten geschenke bij aanschaffing van een h» P I.' B Box 6 Copenhagen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1961 | | pagina 19