Erbij Geïllustreerd door Frans Flinke TWEE BRITTEN LEGDEN RIJKE HISTORIE IN EEN BELANGWEKKEND BOEK VAST Geestelijke verzorging op passagiersschepen ZATERDAG DE SPECIALIST bij wie ik in dienst trad als secretaresse, ving de eerste dag aan met de inlichting: „Mijn vrouw is op reis. Met haar zult u later kennis maken". Ik vergat deze woorden in de drukte van het werk. De dokter bracht mij slechts oppervlakkig op de hoogte van mijn admi nistratie, ik diende me zoveel mogelijk zelf te redden. Veel kon ik aan hem niet vragen want buiten zijn overvol spreekuur was hij zelden thuis. Zo kwam het dat ik die eerste tijd elke dag bleef overwerken om op de hoogte te raken van de praktijk. Ik opende daartoe, eerst met enige schroom, later met meer durf, kasten en laden, doorzocht mappen en kaartsystemen en ontdekte dat binne». vrij korte tijd deze dingen waren bijgehou den in verschillende handschriften- De dok ter moest dus al ettelijke malen van se cretaresse verwisseld hebben. Ik verbond hieraan geen conclusie omdat de betrek king mij beviel. De dokter was tegen mij, de enkele malen per dag dat wij met elkaar te maken hadden, correct, hij be moeide zich zo min mogelijk met mijn werk, hij liet liefst zoveel mogelijk aan mij over. De enkele beginfouten die ik maakte corrigeerde hij terloops zonder op merking, zonder afkeuring. Ik voor mij hoopte voorlopig hier langer dan mijn voor gangsters te blijven. Er waren voor het huishouden van de dokter behalve zijn af wezige vrouw een huishoudster en een werkster. DE HUISHOUDSTER zei na enige tijd tegen mij: „U moet de serre als werkka mer vragen. Daar zaten de vorige juffrou wen ook. U zit daar veel prettiger." Ik zei: „Ik zie de dokter zo weinig dat er geen tijd is om het hierover te hebben". „Hij denkt er uit zichzelf niet aan" waar schuwde de huishoudster. „Dat hoeft hij toch ook niet" zei ik, „hij heeft wel wat anders aan zijn hoofd." „Nou" knikte de huishoudster, „u begrijpt hem". „Wie begrijpt zoiets niet?" vroeg ik. „Mevrouw" zei de huishoudster en ver dween. De werkster maakte de serre voor me in orde. Daar keek ik uit over het grote grasveld van de tuin. Er liep een pad middendoor dat eindigde bij een beeldje van een ouderwetse Cupido. Op de ene helft van het gazon stond een zonnewijzer, op het andere was een rozenperk aange legd. „Zo'n tuin" dacht ik, „en nog is me vrouw niet terug". Ik was haar terug komst eigenlijk vergeten. Haar afwezig heid viel door niets op. Des te minder, zo drong het plotseling tot mij door, doordat nergens een afbeelding van haar te zien was. In geen van de vertrekken die ik betreden had was een foto van haar. Niet in de serre of de aangrenzende eetkamer, maar ook niet in de spreekkamer van de dokter. De dokter was nauwelijks verbaasd ove« mijn verhuizing naar de serre. „Daar hebt u goed aan gedaan" zei hij, bijna opgewekt omdat hij zich hiermee niet had hoeven bemoeien. Ik vroeg, wijzend naar de eetkamer ach ter mij: „Als uw vrouw terug is zal ze het dan niet vervelend vinden dat ik hier zit?" Hij keek mij een ogenblik verbaasd aan. „Wij gebruiken deze kamer zelden" ver klaarde hij, „ik eet immers meestal in het ziekenhuis". „Ook als uw vrouw er is? Ik dacht al leen omdat zij er niet was." Hij zweeg even. Toen zei hij langzaam en nadrukkelijk alsof ik zijn woorden in mijn geheugen moest prenten: „Mijn vrouw is niet graag thuis." Met kuiltjes in de wan DE VOLGENDE DAG maakte de dokter na het ochtendspreekuur, terwijl hij mij in de spreekkamer enkele instructies gaf, minder haast om weg te gaan dan anders. Hij leunde wat achterover in zijn stoel en zei: „Mijn vrouw logeert bij een vriendin. Altijd diezelfde vriendin". Ik wachtte als op een teken van hem om te vertrekken maar voor hij opstond voeg de hij er nog aan toe: „Ik wil die vriendin niet over de vloer hebben". „Mevrouw houdt het weer uit" gromde de huishoudster eens terwijl ze in de ka mer achter mij afstofte. „Hoe ziet me vrouw eruit?" vroeg ik. „Er staat ner gens een foto van haar". Op de laatste vraag kreeg ik geen antwoord, op de eer ste in een haast onverstaanbaar gebrom: „Knap." De dokter zei op een dag geheel onge vraagd, aan zijn bureau de post doorne mend: „Mijn vrouw is mooi, zonder twij fel. Ze was een schoonheid en erg jong toen ik haar als patiënte kreeg. Ze was het ziekenhuis binnengedragen als een spoedgeval. Ik moest haar meteen opere ren". Hij verwijlde met zijn gedachten blijkbaar verder bij de operatie, want hij besloot: „Uren zijn we met haar bezig ge weest". Een andere maal liet hij ineens los: „Ik ben te vroeg met haar getrouwd, ik wist te weinig van haar. Ik geloofde haar, ze kon me om de tuin leiden." De werkster lichtte me in: „Weest u maar blij dat mevrouw er nog niet is. Als ze terug komt is het gedaan met uw baan". Ik draaide me verschrikt naar haar toe. „Mevrouw gooit elke secretaresse eruit. Ze maakt scènes met de dokter. Ze zegt dat hij hen als vriendinnetjes heeft". „En als dat niet zo is?" vroeg ik. „Ze schreeuwt huizenhoog: „Mij bedrie gen als ik uit logeren ben." En dan smijt ze met de boe] en de secretaresse komt er de volgende dag niet meer in. En als die er wel in komt dan gaat ze een paar dagen op die manier door en dan blijft zo'n juffrouw vanzelf wel weg." Ik begreep nu de verschillende hand schriften in de administratie. „Maar" opperde ik, „de dokter moet toch weer een nieuwe hebben?" „Die kiest zij uit en dan vertrekt ze weer en als ze terugkomt begint ze van voren af aan." IK BESLOOT INTUSSEN AF te wachten alsof ik van niets wist en liet de verdere opmerkingen van huishoudster en werk ster het ene oor in, het andere uit gaan. De dokter verviel in zijn oude gesloten heid. Hij was buiten de spreekuren op de kliniek. Ik zag of sprak hem nauwelijks. Ik was trouwens intussen geheel op de hoogte van mijn werk. De dokter kon met een enkele aanwijzing, een half woord aan mij volstaan. Meer hoefde er tussen ons niet verteld te worden. Op een morgen overhandigde ik de dok ter de post in de spreekkamer. Hij bekeek de afzenders van de enveloppen snel ach ter elkaar tot hij bij een stil hield. De brief droeg aan de adreskant, voor mij zichtbaar, een buitenlandse postzegel. „Voor mijn vrouw" zei de dokter, „van haar moeder" en hij lachte. Hij lachte in eens breed-uit. Hij gihg gemakkelijk in zijn stoel zitten, in zijn ogen kwamen vonkjes van plezier. 'I „Mijn schoonmoeder" zei hij, „woont in het buitenland, zij is een buitenlandse. Ik ken haar niet, ik heb haar nooit gezien. Ik vertelde u al dat ik te weinig van mijn vrouw wist toen ik met haar trouwde. In het begin van mijn huwelijk heb ik mijn schoonmoeder wel eens geschreven. We hebben haar nooit cpgezocht, ze woonde al te ver weg. Ik geloof dat ze een vrij eenvoudige vrouw is. Kijk eens, hij legde de enveloppe voor zich, „hoe moeizaam dit schrift tot stand is gekomen. Terwijl het niet voor de eerste keer is dat ze deze namen en dit adres schrijft." Ik boog me over de enveloppe heen om aandachtig te kunnen kijken. Uit een ge woonte legde ik mijn linkerwijsvinger hierbij in het kuiltje van mijn linkerwang. „Die vrouw' lachte de dokter, „voor spelt uit de sterren. En mijn vrouw ge looft daar heilig in. Niets heeft invloed op het gedrag van mijn vrouw, maar wat haar moeder voorspelt neemt ze onherroe pelijk als richtlijn. Die heeft indertijd aan haar dochter geschreven die brief heb ik gelezen, die werd haar doorgezonden naar het ziekenhuis „Ik zie je in een witte omgeving, in een vreemde, witte ka mer. Ik zie daar steeds een man bij je. hij gaat niet van je weg en jij pakt rijkdom aan". Nu zullen haar en mijn begrip over rijkdom van elkaar verschillen, maar ze sprak tenslotte in de taal van haar en haar dochter. Als mijn vrouw wist dat hier een brief van haar moeder lag kwam ze spoorslags thuis, uit nieuwsgierigheid. Ofschoon er lang niet altijd een voorspelling bij is. Ik wilde dat ze ooit had geschreven „ik zie je tussen veel kinderen". Hij zuchtte, zijn gezicht verstrakte weer. „Ze schreef wel: „Ik zie geen kinders om je heen". Hij stond op. Hij streepte zijn adres op de brief door en schreef er het tegenwoor dige van zijn vrouw op. „Met de andere post op de bus doen?" vroeg ik al. Hij knikte. Bij de deur draaide hij zich nog even om. „Wie weet welk nieuws de ster ren ditmaal hebben uitgestraald" lachte hij. AAN MIJN BUREAU GEZETEN nam ik niet direct mijn werk op. Ik steunde met een elleboog op tafel en peinsde over de dokter die aan het lachen was geraakt om de bijgelovigheid van zijn vrouw. Er viel over deze echtgenote weinig te lachen voor de dokter, begreep ik. Maar haar rotsvaste bijgelovigheid maakte hem vro lijk als een schooljongen. Mevrouw keerde nog steeds niet terug. De huishoudster vertelde dat zij altijd ge heel onverwachts zonder enig voorafgaand bericht voor hun neus stond. „Ze doet wat ze wil. Dokter moest haar met de karwats geven" zei de huishoud ster. „Hij kan haar toch buiten de deur zet ten" was mijn commentaar dat me eigen lijk ontsnapte, want ik trachtte me buiten de hele kwestie te houden. „Dat dacht u maar" zei de huishoud ster. „Ze laat zich niet aan de dijk zet ten. Hij kan niet van haar af, ze wil niet. En ze is wel zo slim, dat zij zich niet laat betrappen. En de dokter weet altijd haar adres en hij geeft haar immers toe stemming om te gaan." „Hij kan dit toch weigeren." De huishoudster lachte me verachtelijk uit. „Dat hebben we ook al meegemaakt. Dan maakt ze schandaal. Dan gilt ze en vernielt weer de boel zodat de dokter zich schaamt en niet rustig kan werken. En alles juist niet gek genoeg voor het ge sticht. Daar zorgt ze ook voor. En dan in eens doet ze wekenlang poeslief tegen de dokter en dan probeert hij het ook maar weer, denk ik." Ze haalde even adem om te besluiten: „Uit zichzelf gaat ze niet, nooit. De rijk dom hier geeft ze niet prijs. Nu is ze doktersvrouw, de vrouw van een beroemde dokter. Als ze van hem weggaat is ze niemand meer. Ze komt uit de goot." OP EEN MORGEN BEGROETTE de werkster me met: „Ze is gisteravond te rug gekomen." Pas in de namiddag zag ik de vrouw van de dokter. Ze kwam, gekleed in een peignoir van zijde met geplooide randen langs hals en mouwen de eetkamer bin nen, nartelijk, recht op me af. Ze geurde naar parfum die uit alle vouwen van de peignoir scheen te stijgen. Ze stak me een hand toe. Aan drie vin gers ervan droeg ze ringen, meerdere aan één vinger. Ze maakte excuses voor haar toilet, maar ze wilde beslist eerst kennis met me maken. Ik was immers tijdens haar afwezigheid door haar man aange nomen. Kon ik met het werk overweg? Was de dokter niet te streng? Op dat moment zagen we beiden de dok ter met een tuinman de tuin inlopen. De dokter wees langs de schutting. Daarop keek hij naar de serre en wenkte naar een van ons. „Gaat u" zei zijn vrouw tegen mij, „ik moet de bestelling voor de tuinman no teren." Ik aarzelde. Was dit niet het werk van de vrouw des huizes? „Ik wil dat gezeur niet aan mijn hoofd," zei ze. Ik ging naar buiten. De dokter bestelde narcissen. „Een brede rand langs de hele schut ting," zei hij. Hij bestelde crocussen. „Alle kleuren, in het grasveld," zei hij. „Zoals elk jaar" knikte de tuinman en ik maakte de bestelling op. „Wat zal uw tuin in de lente mooi zijn" zei ik nadat de tuinman vertrokken was. „De eerste keer" zei de dokter, „deed ik het om mijn vrouw te verrassen. Het liet haar koud." Glimlachend vervolgde hij: „Haar moe der had niet geschreven „je pakt overal lentebloemen aan." „En nu doet u het voor uzelf?" vroeg ik. „Ik zal er anders ook mijn plezier aan beleven. Ik heb vanuit de serre im mers het volle uitzicht op de tuin." De dokter keek van terzijde met een onzekere blik naar me en ineens herin nerde ik me de verhalen over de andere secretaressen. „Als ik er dan nog ben" dacht ik. DE VOLGENDE DAG was ik na het middagspreekuur alleen in de spreekka mer aan het opruimen toen mevrouw bin nenwaaide in een andere kostbare peig noir. Ik stond bij het raam om een haast onleesbare boodschap bij het volle dag licht te ontcijferen. Ik keek op naar me vrouw. Ze deed een paar passen naar me toe, sperde haar ogen open en bleef stokstijf staan. In afwachting bracht ik mijn lin kerhand naar mijn kin en legde mijn duim in het kuiltje van mijn wang. „U" bracht ze uit, „u." Ze draaide zich om en verdween als een wolk door de deur. Die avond werd ik thuis door de dokter opgebeld om direct bij hem te komen. Hij stond me al op te wachten in de gang. „Mijn vrouw is vertrokken" zei hij, „komt u even mee." Hij ging me voor naar de slaapkamer. Daar was alles overhoop gehaald. Kle ren waren uit de kasten gerukt, schoenen lagen verspreid over de grond, nachtgoed hing ordeloos over de bedden. Een asbak was omgevallen en de as op het tapijt verspreidde een benauwde lucht Eén gor dijn was opengeschoven. Er viel wit maanlicht naar binnen dat zich met het lamplicht verder in de kamer tot een vaal schijnsel vermengde en aan de ont luistering rondom scheen bij te dragen. De dokter wees naar een brief die half opengevouwen als een neergevallen vogel op een bed terecht was gekomen. „De brief van haar moeder" zei de dok ter, „lees maar Ik nam de brief op. Ik las in het moeizaam gevormde schrift: „beste dochter, jij zult van een rivale ver liezen en zij heeft kuiltjes in haar wan gen." mr« !j*b. OOK IN RUSLAND GAAT HET IJZEREN PAARD OP STAL ENGELAND IS HET LAND van de mensen met hobbies en een van de meest verbreide liefhebberijen heeft wel betrek king op het railvervoer. Wanneer het om hun hobby gaat, kunnen de bewoners van Europa's grootste eiland net zo gron dig te werk gaan als de Duitsers. Zij hebben natuurlijk hun organisaties, vergelijkbaar met onze Nederlandse vereniging van belangstellenden in het spoor- en tramwegwezen, hun tijd schriften, hun excursies, hun musea en liefderijk geconserveer de miniatuur- en modelspoorwegen en natuurlijk een nog steeds groeiende vaklitteratuur, waarin geen wiel en geen wissel aan de nauwlettende toeschouwer ontsnapt. Het merkwaardige van deze belangstelling is dat zij zich op vrijwel alle historische, technische en exploitatieve aspecten van het railvervoer richt wee degene die een goed woord voor een bus waagt te spreken! maar de economische kant zo goed als verwaarloost. Een boek als „Russian steamlocomotives" van de twee trein- kenners bij uitnemendheid, H. M. Le Fleming en J. H. Price, waarmee de jonge uitgever John Marshbank1) zijn fonds heeft geopend, kon dan ook eigenlijk alleen in Engeland verschijnen. Voor degenen die minder gevoelig zijn voor de gedetailleerde oplossing van serieletters en -nummers, aantallen en technische beschrijvingen van de vele duizenden locomotieven welke op de Russische spoorwegen dienst hebben gedaan, behelst deze zowel technische als „archeologische studie toch veel belang wekkende gegevens aan de hand waarvan men zich een beeld kan vormen van het Russische spoorwegbedrijf. De 2-6/6-2 P 34.000 I DE TRADITIONELE geslotenheid van Rusland, zeker wanneer het om onder werpen met een belangrijk militair facet gaat, is trouwens de laatste jaren reeds veel poreuzer geworden en de jongste ont wikkeling van elektrificatie en verdiese- ling van de spoorwegen is ook voor wes terse waarnemers vrij duidelijk te volgen. Nadat sinds het einde van de tweede we reldoorlog nog ongeveer achtduizend nieuwe jumbo's aan de tractie waren toe gevoegd, werd in 1956, toen het Russische locomotievenpark 36.000 exemplaren sterk was, tot een volledige ontstoming besloten. Aan het einde van het afgelopen jaar was het aandeel van de stoom nog slechts 5.7 percent, in 1970 zal de stoomtractie ook in Rusland geschiedenis zijn geworden. Een langdurige en roemrijke historie tevens, want reeds in 1833 werd in de Oeral de Russische oer-locomotief gebouwd. TWEE JAAR vóór de spoorlijn van Am sterdam naar Haarlem werd geopend, reed een stoomtrein van Sint Petersburg naar een twintig kilometer verder gelegen plaats. En terwijl in Nederland de aanleg van spoorbanen moeizaam vorderde, was men in Rusland in 1843 reeds bezig met de steden Sint Petersburg en Moskou en War schau en Wenen door middel van spoor staven met elkaar te verbinden. Ook uit de Russische locomotievenproduktie blijkt de betekenis van het spoorwegwezen in Rusland. De Kolomma-fabriek in Moskou lopen Turks-Russische oorlog werden de spoorwegen snel gecentraliseerd en vooral de locomotiefbouw werd in hoge graad ge standaardiseerd. Le Fleming en Price maken gewag van twee series waarvan meer dan negenduizend exemplaren wer den gebouwd en twee andere die vijfdui zend stuks sterk werden. De standaardi satie is in Rusland dus al tachtig jaar oud! EEN ANDERE KENMERK van het Rus sische locomotievenpark wordt gevormd door de omstandigheid dat het vrachtver voer het leeuwendeel van het verkeer vormt. Nog in 1955 was zestig percent van de tractiekilometers voor het goederenver voer bestemd, twintig percent voor ran geerbewegingen en slechts vijftien percent voor reizigersverkeer. De resterende vijf percent betrof speciaal vervoer en proef ritten. Deze verhouding zal wel geen grote wijzigingen ondergaan, want ook al wor den de autoriteiten wat guller met reis vergunningen, zij wikkelen het verkeer over de grote afstanden meer en meer via de binnenlandse luchtlijnen af. Uit het boek van Le Fleming en Price blijkt voorts, dat ook onder de Sovjets de praktische zin het bij de Russische spoor wegtechnici steeds heeft gewonnen van de prestige-overwegingen. De gigantische, door ingenieur Andrei Andreyev ontwor pen machine met niet minder dan zeven gekoppelde assen welke bestemd was voor de zware kolentreinen van het Donetzbek- ken naar Moskou heeft het tenminste nooit verder gebracht dan een feestelijke rit voor de pers in 1935. Al spoedig na die triomftocht kwamen zoveel gebreken aan het licht, dat het gevaarte in een depot verdween. De Russische spoorjongens wa ren blij, dat ze er nooit meer van hoor- De met olie gestookte 2-10-0 SO 17-42 met den. Tegenover de tegenslag met dat pro achter een O klasse 0-8-0. Let op de op- totype staan echter vele successen van roep in het Russisch: „Wereldvrede", andere ontwerpen. alleen de stoomtractie in ongenade. De commissaris voor Vervoer en Zware Indus trie, Stalins zwager Lazarus Kaganowitsj, moest voor een enkele jaren eerder gehou den pleidooi voor de „stoere en koppige stoomlocomotief" ambtelijk boeten. Een van de tegen hem ingebrachte beschuldi gingen luidde dat hij „koppig had volge houden de stoomtractie te ontwikkelen hoewel het toch welbekend was dat stoom tractie oneconomisch en ouderwets is". Voor Engelse minnaars van de stoom klinkt zulke taal als een godslastering. Le Fleming en Price eren de heer Kagano witsj, wiens naam verbonden blijft met de zwartste periode van het Sovjet-bestuur, dan ook al vast bij voorbaat om wat hij de wereld aan locomotieven schonk. DE AUTEURS hebben hun rijk geïllus treerd vooral als men rekening houdt met de „versluierde jaren" en syste matisch ingedeeld werk met kennelijk ple zier geschreven. Dat is wellicht uit een meer persoonlijke relatie tot het onder werp te verklaren. Een van de schrijvers merkt tenminste ergens op, dat zijn echt genote in 1915 op de Transsiberische spoorweg vertraging opliep, omdat een koe op de lijn was overreden. Voorts moe ten de uiterst duidelijke schematekenin gen, rijke illustraties en kundige typogra fische verzorging geroemd worden. l) John Marsbank is een versmelting van de namen John Miles, Colin Banks en Marjorie Norman, die hun uitgeverstaak begonnen zijn met het hierboven besproken werk. leverde er in de negentig jaren van zijn bestaan tienduizend af, de Lugansk-fabriek te Vorosjilovgrad bij Charkov in ruim vijf tig jaar bijna evenveel. Een dozijn andere industrieën hebben samen 23.000 stoom locomotieven bijgedragen. EEN VAN DE kenmerken van het Rus sische stoompaard is zijn grote hoogte ten gevolge van de bredere spoorwijdte en de meestal vijf gekoppelde assen. De typen uit de Tsarentijd, waarvan er in 1955 toch altijd nog twee- tot drieduizend dienst de den, vielen op door de reling langs de om loop om de ketel, hetgeen een promenade- dek-achtige indruk maakte. Die voorzie ning ter bescherming van het locomotief- personeel dateerde uit de zeventiger ja ren, toen tsaar Alexander de Tweede zich bezorgd maakte om de risico's van de Russische spoorman. Na de ervaringen van de ongunstig ver- Toen de Duitsers Rusland in 1941 binnen vielen was de helft van de Russische locomotieven nog geen twaalf jaar oud, zo dat de Sovjets met gerechtvaardigde trots konden zeggen dat zij het modernste loco motievenpark ter wereld bezaten. Zij wa ren bovendien in staat het gros van hun tractie, toen 27.000 locomotieven, voor de oprukkende vijand te evacueren. De Duit sers hebben dan ook duizenden locomotie ven voor de lijnen in Rusland moeten bou wen die eerst tot de Westeuropese spoorbreedte werden versmald waar van een flink deel in handen van de Rus sen viel toen het getij keerde. Tezamen met de Amerikaanse leen- en pachtmachi- nes maakte deze oorlogsbuit dat Rusland aan het einde van de oorlog over drie duizend locomotieven meer beschikte dan OVERIGENS VIEL omstreeks 1956 niet In navolging van de Holland-Amerika Lijn hebben ook de maatschappij „Ne derland" en de Koninklijke Rotterdam se Lloyd besloten op hun schepen pre dikanten en priesters te laten meereizen voor de geestelijke verzorging van de passagiers. Het betreft de schepen „Oranje", „Johan van Oldebarnevelt" en „Willem Ruys", die wereldreizen van twee a drie maanden maken, waar bij onder andere de grote havens in Australië en Nieuw Zeeland worden aangedaan. De „Interkerkelijke Commissie voor de geestelijke verzorging op passagiers schepen" waarin de Nederlandse Her vormde Kerk, de Gereformeerde Ker ken, de Remonstrantse Broederschap, de Evangelisch-Lutherse Kerk, de Doopsgezinde Broederschap en de Unie vari Baptisten Gemeenten samenwer ken, is met de aanwijzing van de pre dikanten en met de voorbereiding van deze arbeid bglast. - Als eerste predikant onder deze nieu we regeling is ds. W. Oorthuys, her vormd predikant in Beverwijk met de „Johan van Oldebarnevelt" vertrokken.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1961 | | pagina 17