Erbij
Geïllustreerd door Frans Flinke
TWEE BRITTEN LEGDEN RIJKE HISTORIE
IN EEN BELANGWEKKEND BOEK VAST
Geestelijke verzorging
op passagiersschepen
ZATERDAG
DE SPECIALIST bij wie ik in dienst
trad als secretaresse, ving de eerste dag
aan met de inlichting: „Mijn vrouw is op
reis. Met haar zult u later kennis maken".
Ik vergat deze woorden in de drukte van
het werk. De dokter bracht mij slechts
oppervlakkig op de hoogte van mijn admi
nistratie, ik diende me zoveel mogelijk
zelf te redden. Veel kon ik aan hem niet
vragen want buiten zijn overvol spreekuur
was hij zelden thuis.
Zo kwam het dat ik die eerste tijd elke
dag bleef overwerken om op de hoogte te
raken van de praktijk. Ik opende daartoe,
eerst met enige schroom, later met meer
durf, kasten en laden, doorzocht mappen
en kaartsystemen en ontdekte dat binne».
vrij korte tijd deze dingen waren bijgehou
den in verschillende handschriften- De dok
ter moest dus al ettelijke malen van se
cretaresse verwisseld hebben. Ik verbond
hieraan geen conclusie omdat de betrek
king mij beviel. De dokter was tegen
mij, de enkele malen per dag dat wij met
elkaar te maken hadden, correct, hij be
moeide zich zo min mogelijk met mijn
werk, hij liet liefst zoveel mogelijk aan
mij over. De enkele beginfouten die ik
maakte corrigeerde hij terloops zonder op
merking, zonder afkeuring. Ik voor mij
hoopte voorlopig hier langer dan mijn voor
gangsters te blijven. Er waren voor het
huishouden van de dokter behalve zijn af
wezige vrouw een huishoudster en een
werkster.
DE HUISHOUDSTER zei na enige tijd
tegen mij: „U moet de serre als werkka
mer vragen. Daar zaten de vorige juffrou
wen ook. U zit daar veel prettiger."
Ik zei: „Ik zie de dokter zo weinig dat
er geen tijd is om het hierover te hebben".
„Hij denkt er uit zichzelf niet aan" waar
schuwde de huishoudster. „Dat hoeft hij
toch ook niet" zei ik, „hij heeft wel wat
anders aan zijn hoofd." „Nou" knikte de
huishoudster, „u begrijpt hem".
„Wie begrijpt zoiets niet?" vroeg ik.
„Mevrouw" zei de huishoudster en ver
dween.
De werkster maakte de serre voor me
in orde. Daar keek ik uit over het grote
grasveld van de tuin. Er liep een pad
middendoor dat eindigde bij een beeldje
van een ouderwetse Cupido. Op de ene
helft van het gazon stond een zonnewijzer,
op het andere was een rozenperk aange
legd.
„Zo'n tuin" dacht ik, „en nog is me
vrouw niet terug". Ik was haar terug
komst eigenlijk vergeten. Haar afwezig
heid viel door niets op. Des te minder, zo
drong het plotseling tot mij door, doordat
nergens een afbeelding van haar te zien
was. In geen van de vertrekken die ik
betreden had was een foto van haar. Niet
in de serre of de aangrenzende eetkamer,
maar ook niet in de spreekkamer van de
dokter.
De dokter was nauwelijks verbaasd
ove« mijn verhuizing naar de serre. „Daar
hebt u goed aan gedaan" zei hij, bijna
opgewekt omdat hij zich hiermee niet had
hoeven bemoeien.
Ik vroeg, wijzend naar de eetkamer ach
ter mij: „Als uw vrouw terug is zal ze
het dan niet vervelend vinden dat ik hier
zit?"
Hij keek mij een ogenblik verbaasd aan.
„Wij gebruiken deze kamer zelden" ver
klaarde hij, „ik eet immers meestal in het
ziekenhuis".
„Ook als uw vrouw er is? Ik dacht al
leen omdat zij er niet was."
Hij zweeg even. Toen zei hij langzaam
en nadrukkelijk alsof ik zijn woorden in
mijn geheugen moest prenten: „Mijn
vrouw is niet graag thuis."
Met kuiltjes in de wan
DE VOLGENDE DAG maakte de dokter
na het ochtendspreekuur, terwijl hij mij in
de spreekkamer enkele instructies gaf,
minder haast om weg te gaan dan anders.
Hij leunde wat achterover in zijn stoel en
zei: „Mijn vrouw logeert bij een vriendin.
Altijd diezelfde vriendin".
Ik wachtte als op een teken van hem om
te vertrekken maar voor hij opstond voeg
de hij er nog aan toe: „Ik wil die vriendin
niet over de vloer hebben".
„Mevrouw houdt het weer uit" gromde
de huishoudster eens terwijl ze in de ka
mer achter mij afstofte. „Hoe ziet me
vrouw eruit?" vroeg ik. „Er staat ner
gens een foto van haar". Op de laatste
vraag kreeg ik geen antwoord, op de eer
ste in een haast onverstaanbaar gebrom:
„Knap."
De dokter zei op een dag geheel onge
vraagd, aan zijn bureau de post doorne
mend: „Mijn vrouw is mooi, zonder twij
fel. Ze was een schoonheid en erg jong
toen ik haar als patiënte kreeg. Ze was
het ziekenhuis binnengedragen als een
spoedgeval. Ik moest haar meteen opere
ren". Hij verwijlde met zijn gedachten
blijkbaar verder bij de operatie, want hij
besloot: „Uren zijn we met haar bezig ge
weest".
Een andere maal liet hij ineens los: „Ik
ben te vroeg met haar getrouwd, ik wist
te weinig van haar. Ik geloofde haar, ze
kon me om de tuin leiden."
De werkster lichtte me in: „Weest u
maar blij dat mevrouw er nog niet is. Als
ze terug komt is het gedaan met uw baan".
Ik draaide me verschrikt naar haar toe.
„Mevrouw gooit elke secretaresse eruit.
Ze maakt scènes met de dokter. Ze zegt
dat hij hen als vriendinnetjes heeft".
„En als dat niet zo is?" vroeg ik.
„Ze schreeuwt huizenhoog: „Mij bedrie
gen als ik uit logeren ben." En dan smijt
ze met de boe] en de secretaresse komt
er de volgende dag niet meer in. En als
die er wel in komt dan gaat ze een paar
dagen op die manier door en dan blijft
zo'n juffrouw vanzelf wel weg."
Ik begreep nu de verschillende hand
schriften in de administratie.
„Maar" opperde ik, „de dokter moet
toch weer een nieuwe hebben?" „Die kiest
zij uit en dan vertrekt ze weer en als ze
terugkomt begint ze van voren af aan."
IK BESLOOT INTUSSEN AF te wachten
alsof ik van niets wist en liet de verdere
opmerkingen van huishoudster en werk
ster het ene oor in, het andere uit gaan.
De dokter verviel in zijn oude gesloten
heid. Hij was buiten de spreekuren op de
kliniek. Ik zag of sprak hem nauwelijks.
Ik was trouwens intussen geheel op de
hoogte van mijn werk. De dokter kon met
een enkele aanwijzing, een half woord
aan mij volstaan. Meer hoefde er tussen
ons niet verteld te worden.
Op een morgen overhandigde ik de dok
ter de post in de spreekkamer. Hij bekeek
de afzenders van de enveloppen snel ach
ter elkaar tot hij bij een stil hield. De
brief droeg aan de adreskant, voor mij
zichtbaar, een buitenlandse postzegel.
„Voor mijn vrouw" zei de dokter, „van
haar moeder" en hij lachte. Hij lachte in
eens breed-uit. Hij gihg gemakkelijk in
zijn stoel zitten, in zijn ogen kwamen
vonkjes van plezier.
'I
„Mijn schoonmoeder" zei hij, „woont in
het buitenland, zij is een buitenlandse. Ik
ken haar niet, ik heb haar nooit gezien.
Ik vertelde u al dat ik te weinig van mijn
vrouw wist toen ik met haar trouwde. In
het begin van mijn huwelijk heb ik mijn
schoonmoeder wel eens geschreven. We
hebben haar nooit cpgezocht, ze woonde
al te ver weg. Ik geloof dat ze een vrij
eenvoudige vrouw is. Kijk eens, hij legde
de enveloppe voor zich, „hoe moeizaam
dit schrift tot stand is gekomen. Terwijl
het niet voor de eerste keer is dat ze deze
namen en dit adres schrijft."
Ik boog me over de enveloppe heen om
aandachtig te kunnen kijken. Uit een ge
woonte legde ik mijn linkerwijsvinger
hierbij in het kuiltje van mijn linkerwang.
„Die vrouw' lachte de dokter, „voor
spelt uit de sterren. En mijn vrouw ge
looft daar heilig in. Niets heeft invloed op
het gedrag van mijn vrouw, maar wat
haar moeder voorspelt neemt ze onherroe
pelijk als richtlijn. Die heeft indertijd aan
haar dochter geschreven die brief heb
ik gelezen, die werd haar doorgezonden
naar het ziekenhuis „Ik zie je in een
witte omgeving, in een vreemde, witte ka
mer. Ik zie daar steeds een man bij je. hij
gaat niet van je weg en jij pakt rijkdom
aan". Nu zullen haar en mijn begrip over
rijkdom van elkaar verschillen, maar ze
sprak tenslotte in de taal van haar en haar
dochter.
Als mijn vrouw wist dat hier een brief
van haar moeder lag kwam ze spoorslags
thuis, uit nieuwsgierigheid. Ofschoon er
lang niet altijd een voorspelling bij is. Ik
wilde dat ze ooit had geschreven „ik zie
je tussen veel kinderen".
Hij zuchtte, zijn gezicht verstrakte weer.
„Ze schreef wel: „Ik zie geen kinders
om je heen".
Hij stond op. Hij streepte zijn adres op
de brief door en schreef er het tegenwoor
dige van zijn vrouw op. „Met de andere
post op de bus doen?" vroeg ik al. Hij
knikte. Bij de deur draaide hij zich nog
even om. „Wie weet welk nieuws de ster
ren ditmaal hebben uitgestraald" lachte
hij.
AAN MIJN BUREAU GEZETEN nam
ik niet direct mijn werk op. Ik steunde
met een elleboog op tafel en peinsde over
de dokter die aan het lachen was geraakt
om de bijgelovigheid van zijn vrouw. Er
viel over deze echtgenote weinig te lachen
voor de dokter, begreep ik. Maar haar
rotsvaste bijgelovigheid maakte hem vro
lijk als een schooljongen.
Mevrouw keerde nog steeds niet terug.
De huishoudster vertelde dat zij altijd ge
heel onverwachts zonder enig voorafgaand
bericht voor hun neus stond.
„Ze doet wat ze wil. Dokter moest haar
met de karwats geven" zei de huishoud
ster.
„Hij kan haar toch buiten de deur zet
ten" was mijn commentaar dat me eigen
lijk ontsnapte, want ik trachtte me buiten
de hele kwestie te houden.
„Dat dacht u maar" zei de huishoud
ster. „Ze laat zich niet aan de dijk zet
ten. Hij kan niet van haar af, ze wil niet.
En ze is wel zo slim, dat zij zich niet
laat betrappen. En de dokter weet altijd
haar adres en hij geeft haar immers toe
stemming om te gaan."
„Hij kan dit toch weigeren."
De huishoudster lachte me verachtelijk
uit.
„Dat hebben we ook al meegemaakt.
Dan maakt ze schandaal. Dan gilt ze en
vernielt weer de boel zodat de dokter zich
schaamt en niet rustig kan werken. En
alles juist niet gek genoeg voor het ge
sticht. Daar zorgt ze ook voor. En dan in
eens doet ze wekenlang poeslief tegen de
dokter en dan probeert hij het ook maar
weer, denk ik."
Ze haalde even adem om te besluiten:
„Uit zichzelf gaat ze niet, nooit. De rijk
dom hier geeft ze niet prijs. Nu is ze
doktersvrouw, de vrouw van een beroemde
dokter. Als ze van hem weggaat is ze
niemand meer. Ze komt uit de goot."
OP EEN MORGEN BEGROETTE de
werkster me met: „Ze is gisteravond te
rug gekomen."
Pas in de namiddag zag ik de vrouw
van de dokter. Ze kwam, gekleed in een
peignoir van zijde met geplooide randen
langs hals en mouwen de eetkamer bin
nen, nartelijk, recht op me af. Ze geurde
naar parfum die uit alle vouwen van de
peignoir scheen te stijgen.
Ze stak me een hand toe. Aan drie vin
gers ervan droeg ze ringen, meerdere aan
één vinger. Ze maakte excuses voor haar
toilet, maar ze wilde beslist eerst kennis
met me maken. Ik was immers tijdens
haar afwezigheid door haar man aange
nomen. Kon ik met het werk overweg?
Was de dokter niet te streng?
Op dat moment zagen we beiden de dok
ter met een tuinman de tuin inlopen. De
dokter wees langs de schutting. Daarop
keek hij naar de serre en wenkte naar
een van ons.
„Gaat u" zei zijn vrouw tegen mij, „ik
moet de bestelling voor de tuinman no
teren."
Ik aarzelde. Was dit niet het werk van
de vrouw des huizes?
„Ik wil dat gezeur niet aan mijn hoofd,"
zei ze.
Ik ging naar buiten.
De dokter bestelde narcissen.
„Een brede rand langs de hele schut
ting," zei hij.
Hij bestelde crocussen.
„Alle kleuren, in het grasveld," zei hij.
„Zoals elk jaar" knikte de tuinman en
ik maakte de bestelling op.
„Wat zal uw tuin in de lente mooi zijn"
zei ik nadat de tuinman vertrokken was.
„De eerste keer" zei de dokter, „deed
ik het om mijn vrouw te verrassen. Het
liet haar koud."
Glimlachend vervolgde hij: „Haar moe
der had niet geschreven „je pakt overal
lentebloemen aan."
„En nu doet u het voor uzelf?" vroeg
ik. „Ik zal er anders ook mijn plezier
aan beleven. Ik heb vanuit de serre im
mers het volle uitzicht op de tuin."
De dokter keek van terzijde met een
onzekere blik naar me en ineens herin
nerde ik me de verhalen over de andere
secretaressen.
„Als ik er dan nog ben" dacht ik.
DE VOLGENDE DAG was ik na het
middagspreekuur alleen in de spreekka
mer aan het opruimen toen mevrouw bin
nenwaaide in een andere kostbare peig
noir. Ik stond bij het raam om een haast
onleesbare boodschap bij het volle dag
licht te ontcijferen. Ik keek op naar me
vrouw.
Ze deed een paar passen naar me toe,
sperde haar ogen open en bleef stokstijf
staan. In afwachting bracht ik mijn lin
kerhand naar mijn kin en legde mijn duim
in het kuiltje van mijn wang.
„U" bracht ze uit, „u."
Ze draaide zich om en verdween als
een wolk door de deur.
Die avond werd ik thuis door de dokter
opgebeld om direct bij hem te komen. Hij
stond me al op te wachten in de gang.
„Mijn vrouw is vertrokken" zei hij,
„komt u even mee."
Hij ging me voor naar de slaapkamer.
Daar was alles overhoop gehaald. Kle
ren waren uit de kasten gerukt, schoenen
lagen verspreid over de grond, nachtgoed
hing ordeloos over de bedden. Een asbak
was omgevallen en de as op het tapijt
verspreidde een benauwde lucht Eén gor
dijn was opengeschoven. Er viel wit
maanlicht naar binnen dat zich met het
lamplicht verder in de kamer tot een
vaal schijnsel vermengde en aan de ont
luistering rondom scheen bij te dragen.
De dokter wees naar een brief die half
opengevouwen als een neergevallen vogel
op een bed terecht was gekomen.
„De brief van haar moeder" zei de dok
ter, „lees maar
Ik nam de brief op.
Ik las in het moeizaam gevormde schrift:
„beste dochter, jij zult van een rivale ver
liezen en zij heeft kuiltjes in haar wan
gen."
mr«
!j*b.
OOK IN RUSLAND GAAT HET IJZEREN PAARD OP STAL
ENGELAND IS HET LAND van de mensen met hobbies
en een van de meest verbreide liefhebberijen heeft wel betrek
king op het railvervoer. Wanneer het om hun hobby gaat,
kunnen de bewoners van Europa's grootste eiland net zo gron
dig te werk gaan als de Duitsers. Zij hebben natuurlijk hun
organisaties, vergelijkbaar met onze Nederlandse vereniging
van belangstellenden in het spoor- en tramwegwezen, hun tijd
schriften, hun excursies, hun musea en liefderijk geconserveer
de miniatuur- en modelspoorwegen en natuurlijk een nog steeds
groeiende vaklitteratuur, waarin geen wiel en geen wissel aan
de nauwlettende toeschouwer ontsnapt. Het merkwaardige van
deze belangstelling is dat zij zich op vrijwel alle historische,
technische en exploitatieve aspecten van het railvervoer richt
wee degene die een goed woord voor een bus waagt te
spreken! maar de economische kant zo goed als verwaarloost.
Een boek als „Russian steamlocomotives" van de twee trein-
kenners bij uitnemendheid, H. M. Le Fleming en J. H. Price,
waarmee de jonge uitgever John Marshbank1) zijn fonds heeft
geopend, kon dan ook eigenlijk alleen in Engeland verschijnen.
Voor degenen die minder gevoelig zijn voor de gedetailleerde
oplossing van serieletters en -nummers, aantallen en technische
beschrijvingen van de vele duizenden locomotieven welke op
de Russische spoorwegen dienst hebben gedaan, behelst deze
zowel technische als „archeologische studie toch veel belang
wekkende gegevens aan de hand waarvan men zich een beeld
kan vormen van het Russische spoorwegbedrijf.
De 2-6/6-2 P 34.000 I
DE TRADITIONELE geslotenheid van
Rusland, zeker wanneer het om onder
werpen met een belangrijk militair facet
gaat, is trouwens de laatste jaren reeds
veel poreuzer geworden en de jongste ont
wikkeling van elektrificatie en verdiese-
ling van de spoorwegen is ook voor wes
terse waarnemers vrij duidelijk te volgen.
Nadat sinds het einde van de tweede we
reldoorlog nog ongeveer achtduizend
nieuwe jumbo's aan de tractie waren toe
gevoegd, werd in 1956, toen het Russische
locomotievenpark 36.000 exemplaren sterk
was, tot een volledige ontstoming besloten.
Aan het einde van het afgelopen jaar was
het aandeel van de stoom nog slechts
5.7 percent, in 1970 zal de stoomtractie ook
in Rusland geschiedenis zijn geworden. Een
langdurige en roemrijke historie tevens,
want reeds in 1833 werd in de Oeral de
Russische oer-locomotief gebouwd.
TWEE JAAR vóór de spoorlijn van Am
sterdam naar Haarlem werd geopend, reed
een stoomtrein van Sint Petersburg naar
een twintig kilometer verder gelegen
plaats. En terwijl in Nederland de aanleg
van spoorbanen moeizaam vorderde, was
men in Rusland in 1843 reeds bezig met de
steden Sint Petersburg en Moskou en War
schau en Wenen door middel van spoor
staven met elkaar te verbinden. Ook uit
de Russische locomotievenproduktie blijkt
de betekenis van het spoorwegwezen in
Rusland. De Kolomma-fabriek in Moskou
lopen Turks-Russische oorlog werden de
spoorwegen snel gecentraliseerd en vooral
de locomotiefbouw werd in hoge graad ge
standaardiseerd. Le Fleming en Price
maken gewag van twee series waarvan
meer dan negenduizend exemplaren wer
den gebouwd en twee andere die vijfdui
zend stuks sterk werden. De standaardi
satie is in Rusland dus al tachtig jaar oud!
EEN ANDERE KENMERK van het Rus
sische locomotievenpark wordt gevormd
door de omstandigheid dat het vrachtver
voer het leeuwendeel van het verkeer
vormt. Nog in 1955 was zestig percent van
de tractiekilometers voor het goederenver
voer bestemd, twintig percent voor ran
geerbewegingen en slechts vijftien percent
voor reizigersverkeer. De resterende vijf
percent betrof speciaal vervoer en proef
ritten. Deze verhouding zal wel geen grote
wijzigingen ondergaan, want ook al wor
den de autoriteiten wat guller met reis
vergunningen, zij wikkelen het verkeer
over de grote afstanden meer en meer via
de binnenlandse luchtlijnen af.
Uit het boek van Le Fleming en Price
blijkt voorts, dat ook onder de Sovjets de
praktische zin het bij de Russische spoor
wegtechnici steeds heeft gewonnen van de
prestige-overwegingen. De gigantische,
door ingenieur Andrei Andreyev ontwor
pen machine met niet minder dan zeven
gekoppelde assen welke bestemd was voor
de zware kolentreinen van het Donetzbek-
ken naar Moskou heeft het tenminste nooit
verder gebracht dan een feestelijke rit
voor de pers in 1935. Al spoedig na die
triomftocht kwamen zoveel gebreken aan
het licht, dat het gevaarte in een depot
verdween. De Russische spoorjongens wa
ren blij, dat ze er nooit meer van hoor-
De met olie gestookte 2-10-0 SO 17-42 met den. Tegenover de tegenslag met dat pro
achter een O klasse 0-8-0. Let op de op- totype staan echter vele successen van
roep in het Russisch: „Wereldvrede", andere ontwerpen.
alleen de stoomtractie in ongenade. De
commissaris voor Vervoer en Zware Indus
trie, Stalins zwager Lazarus Kaganowitsj,
moest voor een enkele jaren eerder gehou
den pleidooi voor de „stoere en koppige
stoomlocomotief" ambtelijk boeten. Een
van de tegen hem ingebrachte beschuldi
gingen luidde dat hij „koppig had volge
houden de stoomtractie te ontwikkelen
hoewel het toch welbekend was dat stoom
tractie oneconomisch en ouderwets is".
Voor Engelse minnaars van de stoom
klinkt zulke taal als een godslastering. Le
Fleming en Price eren de heer Kagano
witsj, wiens naam verbonden blijft met de
zwartste periode van het Sovjet-bestuur,
dan ook al vast bij voorbaat om wat hij
de wereld aan locomotieven schonk.
DE AUTEURS hebben hun rijk geïllus
treerd vooral als men rekening houdt
met de „versluierde jaren" en syste
matisch ingedeeld werk met kennelijk ple
zier geschreven. Dat is wellicht uit een
meer persoonlijke relatie tot het onder
werp te verklaren. Een van de schrijvers
merkt tenminste ergens op, dat zijn echt
genote in 1915 op de Transsiberische
spoorweg vertraging opliep, omdat een
koe op de lijn was overreden. Voorts moe
ten de uiterst duidelijke schematekenin
gen, rijke illustraties en kundige typogra
fische verzorging geroemd worden.
l) John Marsbank is een versmelting van de
namen John Miles, Colin Banks en Marjorie
Norman, die hun uitgeverstaak begonnen zijn
met het hierboven besproken werk.
leverde er in de negentig jaren van zijn
bestaan tienduizend af, de Lugansk-fabriek
te Vorosjilovgrad bij Charkov in ruim vijf
tig jaar bijna evenveel. Een dozijn andere
industrieën hebben samen 23.000 stoom
locomotieven bijgedragen.
EEN VAN DE kenmerken van het Rus
sische stoompaard is zijn grote hoogte ten
gevolge van de bredere spoorwijdte en de
meestal vijf gekoppelde assen. De typen
uit de Tsarentijd, waarvan er in 1955 toch
altijd nog twee- tot drieduizend dienst de
den, vielen op door de reling langs de om
loop om de ketel, hetgeen een promenade-
dek-achtige indruk maakte. Die voorzie
ning ter bescherming van het locomotief-
personeel dateerde uit de zeventiger ja
ren, toen tsaar Alexander de Tweede zich
bezorgd maakte om de risico's van de
Russische spoorman.
Na de ervaringen van de ongunstig ver-
Toen de Duitsers Rusland in 1941 binnen
vielen was de helft van de Russische
locomotieven nog geen twaalf jaar oud, zo
dat de Sovjets met gerechtvaardigde trots
konden zeggen dat zij het modernste loco
motievenpark ter wereld bezaten. Zij wa
ren bovendien in staat het gros van hun
tractie, toen 27.000 locomotieven, voor de
oprukkende vijand te evacueren. De Duit
sers hebben dan ook duizenden locomotie
ven voor de lijnen in Rusland moeten bou
wen die eerst tot de Westeuropese
spoorbreedte werden versmald waar
van een flink deel in handen van de Rus
sen viel toen het getij keerde. Tezamen
met de Amerikaanse leen- en pachtmachi-
nes maakte deze oorlogsbuit dat Rusland
aan het einde van de oorlog over drie
duizend locomotieven meer beschikte dan
OVERIGENS VIEL omstreeks 1956 niet
In navolging van de Holland-Amerika
Lijn hebben ook de maatschappij „Ne
derland" en de Koninklijke Rotterdam
se Lloyd besloten op hun schepen pre
dikanten en priesters te laten meereizen
voor de geestelijke verzorging van de
passagiers. Het betreft de schepen
„Oranje", „Johan van Oldebarnevelt"
en „Willem Ruys", die wereldreizen
van twee a drie maanden maken, waar
bij onder andere de grote havens in
Australië en Nieuw Zeeland worden
aangedaan.
De „Interkerkelijke Commissie voor
de geestelijke verzorging op passagiers
schepen" waarin de Nederlandse Her
vormde Kerk, de Gereformeerde Ker
ken, de Remonstrantse Broederschap,
de Evangelisch-Lutherse Kerk, de
Doopsgezinde Broederschap en de Unie
vari Baptisten Gemeenten samenwer
ken, is met de aanwijzing van de pre
dikanten en met de voorbereiding van
deze arbeid bglast. -
Als eerste predikant onder deze nieu
we regeling is ds. W. Oorthuys, her
vormd predikant in Beverwijk met de
„Johan van Oldebarnevelt" vertrokken.