IK KOSTTE DUIZEWI> GULDEN 3AKIET1IM AMSTERDAM'S SCHRIFTMUSEUM - ENIG IN EUROPA - ONDER DE HAMER? WOBBO EN DE HOED mm PANDA EN DE PLASTIC PLASTIEK Polle Ons vervolgverhaal SchrijfmeesterLindeman is het beu Windsor Castle taboe voor vakbondbestuurder KREMER's t Voor Vader DONDERDAG 15 JUNI 1961 17 De levensroman van een Chinees meisje door Vergeefse strijd mm m ■aiHiwmnri „Ik doe niets meer Voor de muur Jaap Stigter is niets te goed Het sterke geslacht zien; dat komt nu van zijn gülzigheidl Met een grote smak komt de „Mary" van je ene-tweeje-drieë weer in het water terecht. Het lijkt wel, of Oli en Fant zelf niet goed weten, hoe sterk ze wel zijn! 59) De Maleise dok ters en verpleegsters, met wie ik bij mijn werk te maken kreeg, waren allemaal erg vriendelijk, maar we repten met geen woord over de oorlog omdat wij elkaar niet goed vertrouw den. Terwijl de maanden verstreken, werden watten, verbandgaas en pluk sel hoe langer hoe schaarser. Daar om werden de gebruikte materialen herhaalde malen gewassen en gesteri liseerd. De Japanners moedigden het ge bruik van hun taal aan en zo werd er een klasje gevormd, waarbij honderd vijftig personen zich aansloten om Ja pans te leren. Degenen die een specia le opleiding hadden gehad, hadden er niet veel moeite mee, maar ik vond het allesbehalve gemakkelijk. Intussen had het kennen van de officiële taal vele voordelen: je werd veel minder afgesnauwd en vernederd en je was in staat de Japanners veel effectie ver tegemoet te treden. Ik ontdekte dat ik al gauw genoeg Japans kende voor een eenvoudig gesprek. Op de 15de februari 1943 vierden de Japanners de eerste verjaardag van de val van Singapore. Alle ver pleegsters moesten aan de plechtighe den deelnemen, waarbij inbegrepen was een bezoek aan het Japanse graf monument Rai Toa Gekijo, op een heuvel midden op het eiland, en een parade in het Jalan Besar Stadion. Met een vrachtwagen werd ik met een aantal collega-verpleegsters naar de top van de heuvel gebracht. Daar was een lange houten paal opgesteld met een Japanse tekst erop en daar achter stond een eenvoudig houten kruis. Deze beide tekens dienden om de nagedachtenis te eren van hen die bij de gevechten in deze streek om het leven waren gekomen. Yamashita, de „tijger van Malakka", die zijn leger over deze heuvel had gevoerd, was niet vergeten. We kregen opdracht om ons naar de paal te wenden, drie keer te buigen en daarna hulde te bren gen aan het houten kruis. Toen we dit deden werd er een foto genomen en tot mijn verbazing verscheen deze in de lokale pers met het onder schrift: „Japanse verpleegsters bren gen hulde aan de Britse soldaten die i tijdens de veldtocht op Malakka sneu- velden." Op een middag werd ik met vier andere verpleegsters naar het bureau van de geneesheer-directeur geroepen. Deze zei: „Het 'spijt me zeer, maar ik heb onplezierig nieuws voor U. Ik heb bevel gekregen U in plaats van veertig dollar twintig dollar per maand te betalen. En U zult, hetgeen U i sinds Uw komst in het ziekenhuis te Veel hebt onvangen, terug moeten be- talen. U kunt U even beraden of U i in dienst van het ziekenhuis wilt blij- ven dan wel ontslag wil nemen." We wisten niet wat we hoorden. Van mijn salaris gaf ik twintig dollar aan mijn aangenomen moeder en van de rest kon ik maar net het nodige voor me- i zelf kopen. Ik schreef onmiddellijk mijn ontslagbrief. Mijn aangenomen moeder maakte er zich zorgen over j en zei: „Je kunt zo maar niet weglo- i pen uit Japanse dienst. Al hebben de I Britten dan een scheidsmuur opgetrok- ken tussen het blanke en het gekleur- de ras, ze beoordelen toch iedereen j volgens hun wetten, maar de Japan- ners laten zich bij het uitdelen van I straf door hun stemmingen leiden." I Ik begon me af te vragen wat er zou I gaan gebeuren. j „Mama, het is zondag vandaag en ik ga naar de kerk. God zal me wel helpen." „Het is goed dat je zo gelooft. Ik i begin me af te vragen waar God is." „Dat moet U niet zeggen, mama. God is altijd bij ons." Drie dagen later kreeg ik een brief van het ziekenhuis, zonder onderteke- ning, maar met een Japans stempel z- erop. Daarin kreeg ik bevel naar het ziekenhuis terug te keren of het geld i terug te storten. Er werd gedreigd i met verdere maatregelen als ik aan de order geen gehoor zou geven. Ik I durfde er met niemand over te pra- I ten. Juist toen hoorde ik dat een Ja- I panse patient een particuliere ver- pleegster wilde hebben. Onmiddellijk 1 ging ik mijn koffer pakken. I Toen ik een week later thuis kwam 1 vond ik daar weer een brief van het ziekenhuis. Op het moment dat ik de- 5 ze openmaakte werd er op de deur ge- klopt en daar stond Hashimoto Tada. Ik vertelde hem niet van mijn moei- lijkheden, maar vroeg hem of ik niet terug kon naar de cementfabriek. Hij zei: „Natuurlijk U had al veel eer- der terug moeten gaan. Singapore is zo'n dure stad en het is er zo druk." Hij gaf me de raad naar de leiding van de fabriek te schrijven en beloof- de me de heren daar over mij te spreken. Verscheidene weken daarna, waarin ik enkele particuliere verple- gingen deed, ontving ik de mededeling E dat ik naar Indareong terug kon. Te- gelijkertijd kwam er een derde dreig- brief voor me en omdat ik toch op e het punt stond te vertrekken stuurde E ik deze naar het ziekenhuis terug. Nog steeds vermoed ik dat deze ongeteken- de brieven mij niet door de Japanse autoriteiten werden gestuurd maar door iemand die mij in moeilijk- heden wilde brengen. De voor- naamste reden om naar Indareong te- E rug te gaan was niet zozeer voor mij dat de levensomstandigheden daar zo veel prettiger waren, maar dat de e angst en het wantrouwen in Singapore E verschrikkelijk waren. Nooit wist je daar wie een vijand van je was en wie een vriend. Maar heel weinig mensen wisten dat ik wegging. Ik scheepte mij in op de Kikumaru, een stoomschip, waarop zich ongeveer twintig passagiers bevonden. Gelukkig ging juist een Japanner de fabriek in- specteren en hij kon me van Pakan- haru een lift geven. Een vertegen- woordiger van de fabrieksleiding E kwam hem in Pakanbaru verwelko- 1 men en deze had een grote personen- auto meegebracht. Ze bogen als knip- e messen voor elkaar en daar waren E ze zo druk mee, dat ze bijna zonder mij wegreden. De chauffeur moest hen eraan herinneren dat ik er ook nog stond. We volgden dezelfde weg, E die we ook gereden hadden toen ik naar Singapore ging en andermaal werd ik wagenziek. Kort na mijn terugkeer ginds kwam een Chinees meisje, Doris Lim, die j tijdens de evacuatie van Singapore j een schipbreuk had overleefd, mij in j de kliniek helpen. Samen deden we alles wat we konden voor de gezond- heid van de dorpsbewoners, maar ze bleven vasthouden aan gewoonten j en gebruiken die hoogst onhygiënisch waren. In onze vrije tijd probeerden wij de j gemeenschap op andere manieren te helpen. Ik kreeg het verzoek of ik j Chinese kinderen taalles wilde geven, j Zelf kende ik echter maar een hon- j derdtal Chinese karakters en daarom zei ik hun dat ik onmogelijk op kon j treden als .lerares in de Chinese taal. Voor de oorlog had ik les gegeven op een zondagsschooltje en in Singa- pore had ik de padvindsters het een i en ander bijgebracht, maar ik had het j gevoel dat les geven in het Chinees boven mijn krachten ging. Toch ble ven de Chinezen er bij mij op aan dringen het te proberen. Tenslotte gaf ik toe en begon met een klasje van vierentwintig leerlingen, van wie de leeftijd varieerde van zes tot veertien jaar Ik kreeg er drie pond rijst en een pond suiker per maand voor. We begonnen met r Japans liedje, dat was verplicht. Helaas heeft mijn taalklasje het niet langer dan een paar maanden uitgehouden, want toen ik mijn leerlingen alles geleerd had wat ik wist, had ik niets meer waar mee ik hun kennis kon vergroten. In die tijd voelde ik me met hele maal goed. Een dokter zei dat ik leed aan algehele verzwakking, en een ander dat ik t.b.c. had opgelopen. Maar allebei waren ze het erover eens dat ik volstrekte rust nodig had. De Japanners waren zo tegemoetko mend mij twee maanden verlof te ge ven terwijl mijn «laris gewoon door ging. Tweemaal per week ging ik naar Padang voor vitamine-injecties. Na twee maanden werd er een röntgenfo to van mijn longen gemaakt en daar op werd geconstateerd dat ik vrij was van tuberculose. Daardoor viel er een grote zorg van me af. Ik was wat aan gekomen en kon weer teruggaan naar mijn werk. De volgende twaalf maan den verliepen zo in betrekkelijke rust. In 1944 nam de spanning in Inda reong toe. Er waren heel wat meer Japanners gekomen en er heerste een grote militaire activiteit. Aan alle .san ten werden luchtafweerbatterijen op gesteld en soldaten bewaakten de fa briek. (Wordt vervolgd) HET AMSTERDAMS SCHRIFTMUSEUM, welks unieke collectie nergens ter wereld meer een tegenhanger heeft, sedert een soortgelijk instituut te Berlijn tijdens de oorlog verwoest werd, is reeds jaren dakloos en dreigt zelfs in de toekomst via de veilinghamer „in het niets" te verdwijnen. Het gaat hier om het levenswerk van één man en met die man, „schrijfmeester" Peter Lindeman, die thans 60 jaar is en er genoeg van heeft om almaar aan deuren te kloppen, die niet open willen staat of valt de verzameling. Deze is op drie verschillende punten van de stad in kisten en kratten o gen en dus voor het publiek ontoegankelijk. En daar de heer Lindeman er niet meer aan denkt, voor een „losse" expositie te gaan uit- en inpakken, is het de vraag of men ooit nog iets van de curiosa, die de historische ontwikkeling van het schrijven uitbeelden (vanaf hiëroglyfen en spijkerschrift tot ganzeveer, kroontjespen, potlood, ballpoint en schrifmachine) 'e zien zal krijgen. Edward Steele, secretaris van de Britse ambtenarenbond, afdeling Windsor, mag zich niet meer op het kasteel Windsor of de erbij horende gronden vertonen. Hij is van Windsor Castle verbannen omdat hij de mensen die er werken allemaal in zijn vakbondsafdeling wil organiseren. „Ik ben gewoon uitgerangeerd", zei de verbitterde vakbondsman. „Ik weet dat ik een doorn in het vlees van verschillende hooggeplaatste funktionarissën ben ge weest Het is niet de eerste keer dat Steele in botsing komt met de huishouding van Windsor Castle. Maar het personeel van het landgoed dat bij het kasteel hoort gaat een spoed vergadering houden om over de kwestie- Steele te beraadslagen. ER IS NIET slechts een uitgebreide collectie antieke schrijfmachines (en daar zijn heel rare beestjes bij), men vindt er ook menig voorbeeld van de sierlijke en versierende schrijfkunst onzer voorouders, herinneringen aan een tijd, toen het fraai schrijven nog een deugd was en als spie gel van goede opvoeding gold zulks in tegenstelling tot onze dagen, waarin ieder een het b.v. gewoon vindt, dat een dok ter een karakteristieke onleesbare „poot" moet hebben. Het is overigens heel moei lijk om in kort bestek te omlijnen wat de collectie Lindeman precies omvat, want een doorvorsing van de ambachtelijke kant van het schrijven leidt ook naar de ter reinen der stenografie, kalligrafie en gra fologie. Bijzonder interessant is, dat de „schrijfmeester" ook een therapie ontwik kelde om door middel van gymnastische penoefeningen bepaalde psychische schrijf- remmingen op te heffen. „Destijds kwam er een dame bij mij, die na een hersenschudding negen jaar on der behandeling van een zenuwspecialist was geweest. Haar levensvreugde was ver dwenen omdat zij niet meer kon schrij ven. In een half jaar tijds slaagde ik er in, dit ongemak geheel op te heffen. Ook heb ik eens een bankbediende met een „schrijfshock" gehad, die zijn ontslag brief al in de zak had.en die ik aanvan kelijk weer heb moeten leren schrijven als een klein kind. Maar ook bij hem luk te het: hij kon zijn baan houden en later zelfs promotie maken. Gezien deze resul taten was het altijd mijn ideaal, aan mijn schriftmuseum ook een behandelingska mer voor schrijfstoornissen toe te voegen, waar psychiater, grafoloog en schrijfmees ter zouden kunnen samenwerken.." MAAR DIT is alles totnogtoe een schone droom gebleven en men kan zich voor stellen, dat de heer Lindeman destijds ge durende een buitenlandse vakantiereis met gemengde gevoelens een reportage in een blad ontdekte waaruit bleek dat de Franse grafoloog Raymond Trillat jaren later met behulp van twee assistenten en met steun van de overheid precies hetzelfde werk was gaan doen en daar veel succes mee oogstte. „Ik vraag me af, waarom er bij ons voor deze therapie geen belang stelling schijnt te bestaan. In Amerika is men er trouwens ook al mee begonnen. Daar heeft men zelfs een Writing Fouda- tion (schrijfstichting). die ook van hoger hand gesteund wordt." ONZE GASTHEER heeft dat „geen be- langstélling" al zo dikwijls in velerlei va riaties gehoord. Hoe lang staat nu al weer de Muiderpoort bij het Tropenmuseum een der laatste Amsterdamse stadspoor ten leeg? Het is typisch zo'n gebouwtje, dat zich bij uitstek leent voor het onder brengen van het Schriftmuseum. Reeds driemaal wist de heer Lindeman de kwes tie in de hoofdstedelijke gemeenteraad te brengen. Daarbij had hij warme aanbe velingen van verschillende vooraanstaande hoogleraren en van V.V.V.-directeur J. N. 62-63 Wobbo stond daar maar, de hoed in z'n handen ronddraaiend. Hij keek in het rond, of er misschien iemand te zien was, die de eigenaar kon zijn. Maar ner gens was 'n mens te bekennen. Wobbo zette de hoed op z'n hoofd; die paste hem nog ook. Hij liep naar het beek je, dat door het bos kabbelde en boog zich voorover. Het heldere water spiegelde zijn beeld, zodat hij zichzelf met de mooie hoed kon zien. Dat staat netjes, zei Wobbo. Maar waarom zou hij ook niet zolang die hoed dragen? Als hij de eigenaar ervan mocht ontmoeten, zou hij 'm natuurlijk te ruggeven. Advertentie Vraag niet ,zó maar' koffie maar koffie limn mimi mil i iima Strijkers. Deze kwalificeerden Lindeman's plan als „een toeristisch belang", „een zeer geschikt doel", „behoud van cultureel bezit en „een reeds jarenlang gevoelde behoefte aan een voor ieder makkelijk te vinden en toegankelijk museum voor het schriftwezen MAAR TERWIJL de heer Lindeman er al van droomde om in het uit 1771 date rende poortgebouw tevens een „Koepel der 1000 handschriften" in te richten (hand schriften van grote persoonlijkheden, die vooral voor grafologen interessant studie materiaal zouden opleveren), kwam als een koude douche het antwoord van de raad met de nodige bezwaren, waarbij vooral de kosten van inrichting en onder houd naar voren gebracht werden. „Het ging om een vrij hoog bedrag en men wilde, dat ik dit zelf betaalde. Maar dit is absurd. Ik heb mijn hele leven belange loos aan mijn collectie gewerkt en zij be tekent een culturele verrijking voor ons land. Maar ik heb natuurlijk van mijn kant alles gedaan om de kwestie-Muider- poort tot een oplossing te brengen. Het is niet gelukt, hoewel ik een achttal fir ma's van potloden, ballpoints en inkt des tijds bereid vond. het nodige te doen HOEWEL DE HEER Lindeman nog steeds graag en vol vuur over het hand schrift als pedagogisch leermiddel, studie object en geneesmethode praat, stelt hij: „Ik doe niets meer, wanneer ik geen mede werking krijg. Tenminste geen belangrijke dingen. In 1956 richtte ik in samenwerking met het Kon. Instituut voor de Tropen de grote expositie „5000 Jaar schrift en schrij ven" in, die nog door premier dr. W. Drees geopend werd. Thans bereiken mij weer verzoeken om een soortgelijk evenement op te bouwen, maar het is een vreselijk werk en ik voel er niets voor." MAAR WE MOETEN nog van de groei van het Schriftmuseum vertellen. Nadat de heer Lindeman op 17-jarige leeftijd lid van de Amsterdamse stenografenbond „Steeds Sneller" geworden was, ontwaakte zijn we zenlijke belangstelling Voor het veelomvat tende thema „schrift" pas tijdens zijn stu die voor de acte M.O. Schoonschrijven. Hoewel hij zich lang en breed op sociaal terrein zou gaan bewegen (hij was o.a. een der pioniers van het Nederlandse Jeugd- herbergwerk) en later als leraar liefst aan acht scholen verbonden was, vond hij steed tijd om te verzamelen en nog eens te ver zamelen. Na veel moeite en pijn wilde de gemeente hem voor de oorlog een oud schoolgebouw gunnen, maar dit was zo af gelegen en uitgediend, dat het weinig zin had. TOEN HIJ na de bevrijding type-lessen gaf in een lokaal met ratelende schrijfma chines dacht hij: „Geen gezeur meer., ik begin hier met mijn museum". Het schoolhoofd vond het goed en terwijl de lessen doorgingen kon men hier al spoe dig allerlei curiosa bewonderen, zoals b.v. de „Spieghel der Schrijfkonste" van de 17e eeuwse schrijfmeester Jan v.d. Velde, die met één haal van de ganzeveer voor de Rotterdamse admiraliteit een volledig ge tuigd zeilschip „neerschreef". Men wist weer, wat een Middeleeuws scriptorium was en bekeek vergeelde brieven uit 1609 alsmede antieke rekenmachines. MAAR HET museum kon onmogelijk in dit schoollokaal blijven. En thans, vele ja ren later, is er nog steeds geen tekening in de strijd, hoewel de heer Lindeman als onvermoeid promotor niets achterwege Peter Lindeman bij enkele van zijn antieke schrijfmachines. heeft gelaten om b.v. ook de waarde van het handschrift vooral bij de jeugd in ere te herstellen. Hiervan getuigen zijn bekende nationale schrijf- en tekenwed strijden, die hij voor alle scholen van Ne derland jaren achtereen organiseerde (o.a met het Verbond voor Veilig Verkeer, de stichting „Voor het Kind" en het Unes co Centrum Nederland). Maar ook de ad ministratieve krachtsinspanning van 1959, toen de actie tot alle scholen van het Ko ninkrijk (plm. 13.000) werd uitgebreid, mocht weinig baten. Toch kan de heer Lin deman, die men ook de „schutspatroon van het handschrift" zou kunnen noemen, het nog niet laten om tijd en energie te spenderen aan andere, bescheidener good- will-acties op de scholen. „Ik ben niet down, maar wel teleurge steld. Er worden in ons land miljoenen uitgegeven aan allerlei fondsen en chari tatieve doeleinden. Ik heb alles gegeven, wat ik kon.ik sta thans voor een muur". Inderdaad het dakloos blijven van het Schriftmuseum en de dreiging die over de ze collectie hangt, moet bedroevend en be- COP. MAKTEN TOONDE* 33. Toen Pat aan dek kwam om naar sporen te zoe ken, zag hij daar Fidelio staan en uit dit simpele feit trok de scherpzinnige speurder dadelijk weer een van zijn meesterlijke conclusies. „Zoeven zat Fidelio nog in zijn hut met een valse neus op," mompelde hij, „dus kan hij onmogelijk tegelijkertijd op dek staan. Conclu sie: dit is Fidelio niet. Maar wie dan wel? Dat moet onderzocht worden!" Terwijl de meesterspeurder aan dit onderzoek begon, worstelde Joris in- de hut van Fi delio met de sluiting van de patrijspoort. Er was geen beweging in te krijgen, maar wel bewoog plotseling iets anders.de knop van de deur! „Alweer een bezoeker, bromde Joris ontstemd, terwijl hij haastig een schuil plaats zocht, „iedereen loopt hier maar in en uit, zonder te bedenken hoe storend dat is!" Langzaam ging de deur open en.daar stond Carlos met een knetterende bom in de hand. Hij loerde naar de stille figuur op de stoel en knikte tevreden. „Zit te dutten," mompelde hij met een wrede glimlach, magnefiekoDit wordt het einde van de volksonderdrukker Fidelio. Een bom onder zijn stoel en hij is foetsie!" schamend genoemd worden. Laten we ho pen, dat er alsnog een oplossing komt en het geheel voor het nageslacht behouden kan blijven. Advertentie KAMERJASSEN OVERHEMDEN WEEKENDERS PYAMA'S ZELFBINDERS ZAKDOEKEN PULLOVERS TRUIEN MANCHETKNOPEN enz. enz. enz. Zie onze speciale etalage GEN. CRONJéSTRAAT 40 - 44 HAARLEM - TELEFOON 54679 Een onderwijzeres, in Tel Aviv, wier scooter een dezer dagen werd gestolen, heeft de dief een lesje gegeven dat hem heugen zal. Zij had, zodra zij het voertuig na schooltijd miste, de kinderen van haar klas aan het speuren gezet. Enkele dagen later rapporteerde een der leerlingen, de scooter voor een huis op enkele kilometers afstand van de school te hebben zien staan. De onderwijzeres begaf zich ijlings naar de aangeduide plaats en zag juist dat een jongeman van flinke gestalte op het punt stond, met haar scooter te vertrekken. Zij eiste onvervaard haar eigendom terug, maar de man reageerde met een minach tende grijns en wilde haar zonder meer opzij duwen. Enkele sekonden later lag hij languit in de goot en de grijns had plaatsgemaakt voor een uitdrukking van stomme verbazing. Het meisje, dat inmid dels met haar scooter was gestart, was namelijk toevallig de Israëlische nationale judo-kampioene. Copyright P. I. B Bo* 6 Copenhagen 60-17 60. Het goede schip „Mary" wordt netjes door Oli en Fant verder ge dragen. Polle hangt erbij over de railing. Niemand hoeft nu wat te doen, maar Pingo wil toch wel weten, of het volgbootje goed meekomt! Pelli kijkt uit, waar ze naartoe gebracht worden, maar Zeerob kan nog steeds niets i

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1961 | | pagina 17