IK KOSTTE DUIZEMO
GULDEN
miETUM
In PORT DARWIN - de eenzaamste stad ter wereld -
tiert de waarheid nog weliger dan de fantasie....
Ipanda en de plastic plastiek
WOBBO EN DE HOED
Folie
Ons vervolgverhaal
Telefoon, telex en t.v.
uit de ruimte
2
DINSDAG 20 JUNI 1961
wtmmiitMmiiiMiiiiiii
De levensroman van een Chinees meisje
door
PORT DARWIN, in het uiterste noordpuntje
van Australië, is „de eenzaamste stad ter we
reld". Het is bevolkt door blanken, halfbloeden,
inboorlingen, Chinezen., Indonesiërs en vertegen
woordigers van nog een stuk of wat andere ras-
sen en onderrassen, die het samen wonderwel
kunnen vinden. Hier geen rassenscheiding of dis
criminatie van kleurlingen: een bezoek aan een
der talrijke „bars" leert u dat. Op ieder uur van
de dag kunt u daar een gemêleerd gezelschap
broederlijk bijeen vinden achter een koel glas
bier of een whiskey-soda; halfbloed-veehoeders
vissers van Griekse herkomst, Chinese winkeliers,
Maleise parelduikers, goudzoekers van Ierse ori
gine, Britse zakenlieden, Italiaanse koks en wat
dies meer zij, genoegelijk koutend over het „lo
kale" nieuws: een dansfeest in Alice Springs
op 1600 km afstand! een paardenren achthon
derd kilometer landinwaarts, een roofoverval in
Sydney, een heel continent verderopIn Dar
win zelf gebeurt mtnelijk, volgens de Darwinia-
nen althans, nooit iets dat de moeite van het be
spreken waard is.
De rest van Australië denkt daar echter anders
over. Voor pers en publiek in de grote steden in
Zuid-Australië vervult Port Darwin zo ongeveer
de rol, die Kampen vroeger in ons land had: als
de bakermat van de vreemdste anekdotes en de
sterkste verhalen. Er gaat bijna geen week voorbij
of de dagbladen in Sydney en Melbourne bren
gen kolommen over Port Darwin, waarin de stad
afgeschilderd wordt als een oord waar krokodil-
'en door de straten wandelen, slangen in badkui
pen huizen en de politiebureaus uitpuilen van
bonkaards en vreemde fantasten.
Zo'n argeloze vreemdeling is een dankbare prooi
M Wé*
X-,
é-
Zo dobberde hij urenlang rond
N. V. O.
Reuter-voorzitter:
Satellieten verdringen
telegraafkabels
64. Zo is de goede „Mary" precies naar het eigen land van Pollc. Telli en
Pingo gevaren! Daarom was Polle ook zo opgewonden! Hij holt wat hij
kan naar zijn eigen huis en zijn eigen deur, want daarachter woont zijn
moeder! Met één sprong is hij in zijn moeders armen! Dag mijn lieve,
kleine, Polleke!, roept die blij uit. Wat zie jij er goed uit! Haal maar gauw
je vriendjes, want ik heb ook lekkere pannekoeken, hoor!
E
63) Er kwam een ruwe,
goedkope lijkkist en nog diezelfde mid
dag werd deze door twee mannen het
lijkenhuisje uitgedragen, waarbij mijn
kamergenote en ik de enige rouwkla
gers waren. Er werd geen dienst ge
houden, er kwam slechts een kruis
om haar graf aan te duiden. Voor we
het kerkhof verlieten waarschuwde
mijn kamergenote me dat ik bij nie
mand binnen mocht gaan, want de
mensen waren erg bijgelovig. Zodra
we op onze kamer waren gekomen
pakte ze al haar spullen bij elkaar,
want ze was bang dat de geest van
Doris aan mij zou verschijnen. Ze is
nooit meer terug gekomen.
Volgens het Chinese gebruik wilde
ik op de derde dag een bezoek aan het
graf brengen, maar het kerkhof lag
binnen verboden gebied. Het stond
onder strenge militaire controle en
men moest een speciale vergunning
nebben om het gebied te betreden. Ge
lukkig konden de twee Japanse dok
ters me vergezellen. Het graf leverde
een naargeestige aanblik op, want de
regen had de grond weggespoeld en
de kist was zichtbaar geworden. Ter
wijl de dokters nog wat verder liepen
om bij enkele andere graven te kij
ken, bleef ik daar zitten peinzen. Ik
i was getuige geweest van de dood van
i zoveel mensen, rnaar hoe weinigen van
hen waren erop voorbereid geweest.
Doris wilde niet sterven. Ze was
juist uit Indareong vertrokken om de
dood te ontlopen. Mijn vader had zo
i graag willen blijven leven om mij te
kunnen zien opgroeien. Velen van hen
die ik had zien sterven, hadden een
j schrik gehad voor de dood Zelf had ik
I zo vaak de dood van nabij gezien en
I telkens had ik diep in me een zekere
j vrees gevoeld een vrees voor het
onbekende - want mijn voorstelling
van het leven na de dood was toen
nog vaag en onzeker. In mijn school-
jaren had ik de Bijbel leren kennen
I en was ik naar de zondagschool ge-
weest. Ik had de overtuiging gekre-
gen dat als iemand goed was, hij naar
de'hemel zou gaan en als hij slecht
was naar de hel zou worden gestuurd,
waar hij zou branden in het eeuwig-
durende vuur. Toen ik had gemeend
dicht bij de dood te zijn had ik vurig
1 gebeden, niet voor de veiligheid van
I mijn lichaam, maar voor de redding
van mijn ziel. Toch vond ik dat ik mij
1 slechts de veilige beslotenheid had
herinnerd die ik in ons dorp in China,
dank zij mijn vaders liefde, genoot,
die mij misschien meer geholpen zou
I hebben Gods liefde en zorg voor mij
te begrijpen.
Een maand later ontving ik een
brief, waarin mij werd medegedeeld
dat ik voor de rechtbank een verkla-
ring zou moeten afleggen.
Het gerechtsgebouw leek op een con-
I certzaal. Er stonden verscheidene rijen
I banken met aan het ene eind van de
zaal een tafel, waarachter zich een
podium voor de rechters bevond. De
gerechtszaal was vol mensen, allemaal
Chinezen. Een Maleise rechter, een
tolk, twee Japanse officieren en dr. Su-
zuki zaten op het podium. Er kwamen
twee Chinezen op me toe, die mij
vriendelijk zeiden dat ik niets moest
zeggen waardoor Doris' echtgenoot in
moeilijkheden zou kunnen komen. Ik
zei: „Ik heb niets tegen de man van
Doris. Hij is goed voor me geweest,
E maar ik ben hier om alles te vertel-
E len wat ik weet."
Juist op dat ogenblik werd de man
E van Doris door twee politiemannen
E binnengebrachi.Toen hij me zag barst-
E te hij in tranen uit en zei: Janet, het
spijt me zo."
f§ Aan het eind van de zitting werd
E hij veroordeeld tot drie jaar gevan-
1 genisstraf. Tegelijk rees er uit de zaal
een luid gehuil en gejammer op. Ik
S vroeg:
s „Waarom jammeren jullie allemaal
S zo?" En kreeg te horen:
„Als de mensen zoveel lawaai ma-
I ken zal de rechter denken dat de vér-
E oordeelde een goed man was en veel
S vrienden had."
E Dit leverde inderdaad het gewenste
resultaat op, want de gevangene werd
E nu medegedeeld dat hij als hij zich
E goed gedroeg maar één jaar hoefde
E te zitten. Terwijl ik naar huis terug-
I keerde had ik nog meer medelijden
s met Doris dan ik ooit gehad had.
1 Terwijl de maanden verstreken, kwa-
men er steeds meer vliegtuigen Over
Padang vliegen en soms bleven we
uren achtereen in de schuilkelders, al
vielen er ook niet veel bommen. Al-
lengs verspreidde zich het gerucht dat
de oorlog voorbij was. In juni werden 5
de meeste Japanse burgers opgeroe- g
pen voor verdere militaire training. g
Enige Japanners die ik goed kende, 2
vertelden me dat Tokio zwaar geleden
had door geallieerde bombardemen-
ten, maar dat hun landgenoten vast
besloten waren tot het laatste door te
vechten. Toch moeten die geruchten
het Japanse moreel hebben aangetast, E
want op een dag toen ik weer in
de schuilkelder zat luisterde ik een
gesprek af tussen een Japanner en |j
een Maieier, die de volgende opmer-
kingen maakten: 5
„Dat is een B 29; kijk eens hoe
laag dat vliegtuig is; iedereen zou het -
kunnen neerschieten." E
„Het is maar het beste hen niet 5
kwaad te maken, want anders zouden 5
ze wel eens een paar bommen kun- g
nen laten vallen." 5
Ik dacht bij mezelf dat als de Ja-
panners er bang voor waren de ge- j|
allieerde bommenwerpers te hinderen
het eind van de oorlog niet lang meer
op zich «zou laten wachten. Dat was
een prettig idee. Een ander teken dat
de oorlog op zijn eind liep was de toe-
nemende vriendelijkheid van de Ja-
panners voor mij. Op een dag sprak g
ik een Japanner, die naast me kwam E
lopen en zei: s
„Lim San, hoe denkt u nu over het g
Japanse volk?" g
„Wat bedoelt u?" antwoordde ik
voorzichtig. E
„Nou, we hebben allemaal gehoord
dat de Japanse Kempetai u slecht be- g
handeld heeft toen u pas op Sumatra
was." E
„Toen haatte ik hen natuurlijk, zei g
ik, „maar de tijd heelt alle wonden, g
Ik heb het hun nu vergeven. Het is g
echter moeilijk het te vergeten." g
We glimlachten allebei en bogen g
diep.
Op een morgen in augustus bericht-
te de plaatselijke pers dat de Ame- g
rikanen op een van de Japanse eilan- g
den een zeer grote bom hadden laten g
vallen, die zeer veel slachtoffers had
geëist. De krant schreef dat het ge-
bruik ervan door de neutrale mogend- g
heden sterk was afgekeurd. We vroe- g
gen ons allemaal af wat dat wel voor jj=
een soort bom was geweest.
Ik was bij de Oes toen ik het ge
rucht vernam dat de Japanners had
den gecapituleerd. Het gerucht was
waar maar het duurde enige dagen
voor het nieuws officieel werd vrijge
geven. Ik kon mijn ogen niet geloven
toen ik las dat de oorlog beëindigd
was en was te verbijsterd om me ge
lukkig dan wel verdrietig te voelen.
Onder de plaatselijke bevolking ont
stond orfrust. De Indonesiërs wilden
niet dat de Nederlanders terugkwa
men. Sommigen zeiden tegen mij:
„We willen onze vrijheid; we zijn al
lang genoeg slaven geweest." De
mensen stonden in groepjes bij elkaar
te fluisteren en plannen te maken,
maar de Japanners hadden het nu te
druk met hun eigen moeilijkheden om
daar aandacht aan te schenken. De
Chinese minderheid voelde zich het
minst van allen op haar gemak, want
de Chinezen waren bang dat ze door
de Indonesiërs zouden worden aange
vallen. En nu besefte ik dat het eind
van de oorlog nieuwe problemen had
geschapen, die bijna even moeilijk
waren op te lossen als de oude.
Tengevolge van het feit dat de Ja
panners alles verkochten wat zij be
zaten, ontstond er een chaotische toe
stand op het gebied van prijzen.
Het personeel van het ziekenhuis
kreeg een dubbel salaris plus negen
meter leuke stof voor het maken van
japonnen. Verscheidene families ga
ven afscheidsdiners voor hun Japanse
vrienden, die dronken, zongen en vro
lijk waren. De volgende dag stierven
sommigen van hen door het plegen
van hara-kiri.
Dagelijks keerden vrachtauto's vol
mannen uit de verplichte werkkam
pen terug. Sommigen van hen hadden
in geen jaren hun familieleden ge
zien en het was dan ook te begrijpen
dat in die gevallen de hereniging ont
roerend was. Ondertussen waren de
Japanners druk bezig een genoeglijke
internering voor zichzelf voor te be
reiden. Ik kon maar niet tot een be
sluit komen wat ik zou doen. De Oes
wilden dat ik bij hen bleef tot het
Chinese Nieuwjaar (Slot volgt)
v-
De Darwinianen worden wel eens een
beetje kwaad om al die onzin, maar de
waarheid gebiedt te zeggen, dat zij er zelf
de schuld van zijn. Nergens namelijk bloeit
de fantasie weliger dan juist in de bars en
biertenten van hun woonstad.
EEN DER JONGSTE verhalen betreft
het lot van een administrateur van een
ziekenhuis in Port Darwin, die onlangs op
een bijzonder hete dag in zee ging zwem
men. De zee krioelt ter plaatse van de
haaien, zeekrokodillen, giftige stekelvissen,
zeeslangen en andere monsters, zodat het
zeer ongezond is, zich verder dan tot dij-
hoogte in het water te begeven. Na een
kwartiertje echter ontdekte de administra
teur dat hij al zwemmend zijn bril verloren
was. En daar hij zonder bril niets kon zien,
besloot hij rustig te blijven drijven tot hij
door het getij naar het strand gedreven zou
worden, dat overigens slechts veertig meter
van hem verwijderd was. Zo dobberde hij
vele uren rond tot de volgende morgen
een visser hem vond. De administrateur
was een beetje vermoeid en erg kwaad om
dat zijn bril weg was. Maar geen der tal
rijke zeegedrochten had hem ook maar een
haar gekrenkt. Waarom niet? Wie Port
Darwin kent, die weet hef antwoord: om
dat de zeemonsters geroken hadden, dat hij
een Darwiniaan was en daar lusten zelfs
de haaien geen brood van!
ZO NU EN DAN komt er een toerist uit
I het zuiden, een „bleekgezicht" zegt men
hier, een Darwiniaans stamcafé binnenval
len. Zo'n argeloze vreemdeling in hagelwit
te shorts is een dankbare prooi voor de
stamgasten. Zij aanvaarden „gastvrij" zijn
rondje bier en belonen hem uit pure dank
baarheid met het laatste nieuws: Weet u,
meneer, kent uEn als de toerist dan
nieuwsgierig „nee" schudt, komt het ver
haal van de Darwiniaan, die even de deur
uitging om een doosje schoensmeer te ko
pen en vijf weken later terugkwam zon-
I der schoensmeer. De man was een voor
aanstaand burger en daarom had hij, toen
I hij in de stad een paar vrienden tegen
kwam die hem vroegen mee te gaan naar
een feestje op 200 kilometer afstand, niet
neen willen zeggen. Toen het feest afgelo
pen was, ging hij met enige feestgenoten
een beetje op krokodillen jagen. Op die
jacht ontmoette hij een paar kennissen, die
wat wilde buffels wilden schieten. Dat
vond hij te aardig om te missen. Daarna
ging hij naar de rennen te Camooweal in
Queensland. Op de renbaan trof hij een
paar goudzoekers, met wie hij de wildernis
introk. Hij vond een klomp goud van 20
kg en liftte toen terug naar Port Darwin.
Hij had er meer dan 6000 km opzitten,
maar schoensmeer, neen, die was er niet
bij. Gewoonweg vergeten. Zijn vrouw on
gerust? Welneen, waarom zou ze? Zo zijn
wij in Port Darwin.
„Ja, weet u...." De toerist luistert op
nieuw met open mond. En de Darwiniaan
zegt: „U had hier in 1948 moeten zijn. Er
was een bal. We dansten en plotseling ver
dween het gehele orkest in de diepte. Weet
u, alle hout was weggeknaagd en opgevre
ten door de witte mieren. Maar zoiets doet
ons niets in Darwin! We telden drie gebro
ken benen, vier gekneusde armen en tim
merden toen in een kwartier tijds een
nieuw podium. Daarna dansten we nog een
dag en een nacht door.
Na dit of een ander sterk verhaal voe
gen de „vrienden" van de verteller zich bij
het groepje. Ze worden allemaal voorge
steld als krokodillenjagers, buffelvangers,
spoorzoekers, vinders van grote klompen
N ^Vvy
cor. MMI|N TOONBE»
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin»»1
37. Wanhopig keek Panda naar het beeldje Pompo,
dat eenzaam op de baren achterbleef. Toen keerde hij
zich tegen Joris. „Waarom zei je, dat het een pop was?"
vroeg hij nijdig, „nu stoppen ze niet, om Pompo op te
vissen!" „Maar het was immers de waarheid?!" riep
Joris smartelijk uit. Hij barstte in tranen uit en ver
volgde: „O, ge moest eens weten, hoe het mij smart,
om mijn meesterwerk te moeten verliezen! Wat kan mij
het miljoen schelen, dat de verzekeringsbank mij voor
dit verlies zal uitbetalen? Zoiets is immers niet goed te
maken? O, altijd zal ik Pompo blijven bewenen!"
„Waarom zei je het dan?" herhaalde Panda. „Omdat
'het ook werkelijk een pop 1 s," snikte Joris. „Ik moest
immers eerlijk blijven? Ach, ik zal altijd de waarheid
zeggen, al breekt het mijn hart!" Panda vond het toch
wel naar, dat de liefde voor waarheid, die Joris einde
lijk verworven scheen te hebben, nu de oorzaak van zijn
verdriet moest zijn. Dus nam hij een ferm besluit. „Huil
maar niet!" riep hij, „ik zal je beeldje redden!" En
vóór Joris het kon verhinderen, sprong hij overboord.
Ontdaan keek Joris de kleine Panda na, die met snelle
slagen naar het dobberende beeldje zwom. Even voerde
hij een innerlijke strijd, toen keerde hij zich om en
begon uit volle borst te roepen: „Man overboord! Stop
het schip! Man overboord!!" „Stil toch," siste Carlos,
„als ze hem redden, zullen ze ook die ander oppikken!"
Dit was precies, wat ook Joris vreesde, maar het weer
hield hem niet, om zijn alarmkreten voort te zetten.
goud en wat dies meer zij. De toerist moet
immers huiswaarts gaan met een grote
vracht Darwiniaanse nónsens!
PORT DARWIN heeft een gevangenis,"
Fannie Bay geheten. Niet zo lang geleden
ontdekte een der bewakers een groot gat in
een zijmuur. Hij liet onmiddellijk appèl
houden en stelde tot zijn verbazing vast,
dat niemand ontsnapt was. Na onderzoek
bleek, dat een paar gevangenen wat dorstig
waren geworden. Daarom hadden zij een
gat in de muur gemaakt en waren zij naar
het dichtstbij zijnde café gegaan. Daar lie
ten zij zich door hun vrienden onthalen op
een paar pittige glazen. Vervolgens waren
zij naar de gevangenis teruggekeerd. Dit
is de verklaring, die de gewone Darwinia
nen van het geval geven, maar voor de
autoriteiten is dat gat in de muur nog
steeds een raadsel.
Enige tijd nadien vertikte de vrouw van
de hoofdbewaker die als kokkin was
aangesteld het om voor de gevangenen
te koken. Hun aantal was te groot, zei ze.
Een der veroordeelden had thuis een
vrachtauto. De directeur belde toen op en
liet die vrachtwagen komen. Veertien da
gen zagen de inwoners van Darwin de ge
vangenen tweemaal per dag naar de stad
rijden. Daar gebruikten zij dan hun maal
tijden in een bekend restaurant.
EN TOEN de staat later weigerde, de
rekening voor de lunches en diners te be
talen hebben de Darwinianen door middel
van een collecte („Voor pnze arme gevan
genen") het verschuldigde bedrag zelf
bijeengebracht. Er bleef zelfs nog genoeg
over, zo zeggen ze in Port Darwin, voor
een gratis rondje bier voor allé gevan
genen en hun bewakers. U ziet: het is een
eenzame, maar ook een gezellige stad, dat
qroeie, ouwe Port Darwin!
LONDEN (Reuter) Tijdens een lunch
met vertegenwoordigers van de Britse,
Australische en Nieuwzeelandse pers heeft
de voorzitter van de raad van beheer van
het persbureau Reuter, John L. Burgess,
verklaard dat de telegraafkabels, die mo
menteel nog steeds de meest betrouwbare
communicatiemiddelen zijn, museumstuk
ken worden in vergelijking met wat op het
ogenblik reeds technisch mogelijk is en
spoedig werkelijkheid zal worden.
De heer Burgess kondigde in dit verband
aan, dat binnenkort met communicatie
middelen toegeruste satellieten de ruimte
in zullen worden gezonden. Deze zullen
niet alleen beschikken over telefoon- en
telex-kanalen, doch ook televisieprogram
ma's kunnen relayeren. Nieuwe middelen
van reportage en nieuwe methoden voor
de verspreiding van het nieuws zullen het
gevolg zijn. Hij wees erop, dat de televi
siecamera een verlengstuk van het potlood
van een journalist is geworden en het
niet lang meer zal duren of de gebeurte
nissen in alle delen der wereld zullen
door middel van de télevisiegolven naar en
van satellieten bij een ieder thuis worden
gebracht. De heer Burgess voorziet zelfs
de tijd, waarin de persbureaus berichten
zullen brengen met de aanduiding: In de
ruimte, zaterdag, of zelfs Venus, donderdag.
70-71 Die rookwolk werd groter, er scho
ten vurige stralen en glinsterende sterre
tjes uit. En toen verscheen midden in die
wolk een vreemde gedaante; een man in
'n oosters kostuum, met een tulband op
het hoofd.
Wobbo deed verschrikt een stap terug en
keek met grote ogen naar die vreemde
verschijning. De man stond nu voor Wob-
bo en de rookwolk verdween. Toen boog
de man zich diep met de handen aan z n
voorhoofd.
Meester, spreek.wat kan ik, uw
dienaar voor u doen?
Wobbo kon van verrassing geen woord
uitbrengen en staarde naar de gedaante.
MMB Bot 6