Genietend eten beter dan eigenmachtig hongeren herfst PUZZEL NUMMER 37 PANDA EN DE PLASTIC PLASTIEK WOBBO EN DE HOED Voig.ende week.... Folie, Pelli en PinMo Duitse hoogleraar werpt de knuppel in het hoenderhok X rHoe is het ontstaan?^ Ons vervolgverhaal ■mï J ZATERDAG 24 JUNI 1961 NAAR HET DUITS DOOR LILIAN AYE A nti-rookpremie m Dit woord: ONBEKOOKT 4. Kijk maar eens ginds, naar Pelli, zegt Polle, die schijnt daar al klaar te staan, en op ons te wachten! - Goeie morgen!, Pelli, wat heb je hier alle maal klaargezet? - Dat is voor onze volgende reis, zegt Pelli, dat kunnen we allemaal nodig hebben. Jullie vragen mij altijd om gereedschap, en grijp je ooit mis? Daar heb je gelijk in, zegt Pingo, als jij je bek open doet vinden wij wat we nodig hebben! nmmiimiHM is1 3) Dr. Geyer draaide zich om en liep naar een tafeltje met instrumenten. Terwijl hij een spuitje opnam, zei hij bijna vrolijk: „Ik heb een ander idee: ik ga u nu een spuitje geven, waarop u heerlijk zult slapen. U zult eens zien, hoe goed u dat zal doen!" Even ontmoette zijn blik die van de hoofdzuster, die hem vragend aan keek. Hij trok zijn wenkbrauwen op, en in zijn ogen was bezorgdheid te lezen. Toen hij op Karin's bed toe liep, keek hij echter weer opgewekt. „Ziezo, zullen we dan maar even? U zult eens zien hoe lekker u hierop slaapt." Karin hield haar ogen gesloten. Haar lange wimpers wierpen een schaduw op haar bleke gezicht. Ze hoorde de dokter en de verpleegster het vertrek verlaten. Toen de deur achter hen gesloten was, richtte ze zich half op en zocht naar de brief. Hij lag op het nachtkastje, naast het bed. Karin beet op haar onderlip. Op eens scheen ze een besluit te nemen. Ze pakte de enveloppe en scheurde 'm open. „Lieve Herbert," las ze zachtjes, „als deze brief - jou bereikt, zal ik al lang weg zijn. Ik heb ernstig nage dacht over deze stap. Ik ben eerlijk tegenover je geweest en ik zal dat ook nu zijn. Ik heb je destijds, voor dat we trouwden, gezegd, dat ik je nooit méér dan sympathie zou kunnen geven, maar je weet ook, dat ik des ondanks mijn best heb gedaan van ons huwelijk een goed huwelijk te ma ken. Maar niémand kan alléén een hu welijk goed maken. Met de beste wil van de wereld niet. Zo kan het gebeuren, dat er op een zekere dag een punt bereikt wordt, dat men niet verder kan. Zover was 't met mij gekomen. Als ik in de laatste tijd vaak allerlei dingen zelfstandig ondernam, dan was dat, omdat ik me heel erg alleen voelde. Iedere vrouw heeft behoefte aan tederheid en ik ben een vrouw hoezeer, dat heb ik pas ontdekt, sinds ik de man ont moet heb, met wie ik een nieuw leven wil beginnen. Hoe duur ik mijn geluk moet betalen, weet jij alleen. Men zal mij als de schuldige aanwijzen en daarom zal ons kind aan jou toege wezen worden. Ik smeek je, het kind vaak te mogen zien. Ik weet, dat men mij geen enkel recht zal geven, maar ik hoop, dat jij je daarop niet zult beroepen. Neem geen wraak door de- ze innige wens van mij af te wijzen." Karin»1 keek naar de geschreven re gels in haar hand. In haar hoofd vorm de zich plotseling een verlammende gedachte. De letters van de brief dan sten voor haar ogen. Opeens richtte zij haar blik op haar handtas. Ze trok deze naar zich toe en haalde er een potlood uit te voorschijn. Ze nam de enveloppe en begon er op te schrijven. Nadat ze de eerste regels van de brief had overgeschreven, hield ze op. Met bijna onnatuurlijke kalmte vergeleek ze het handschrift. Het was één en netzelfde. Karin voelde haar hart bon zen. Heel langzaam maar niet te gen te houden drong er een vrese lijke waarheid in haar bewustzijn naar voren. Ik ben Karin Littmann, drong 't tot haar door, en even later: ik ben getrouwd, ik heb een kind en ik houd van iemand anders. Karin drukte haar handen tegen haar slapen. „Maar ik kan 't me al lemaal niet meer herinneren," kreun de ze ongelukkig, terwijl er tranen in haar ogen sprongen. „Ik weet niets meer, ik herinner me geen enkel ge zicht, geen stem, niets.." Ze draaide zich om in de kussens en trachtte een onbeheerste huilbui tegen te gaan. Maar 't werd haar te machtig en hul peloos snikte ze: „Niets., niets.." Toen Karin wakker werd, brandde er licht en de jonge vrouw knipperde even tegen het schijnsel van de lamp, welke aan het plafond was aange bracht. „Hebt u goed geslapen?" Karin draaide haar hoofd naar opzij en ontwaarde het vriendelijke gezicht van een verpleegster. „Ik ben zuster Ruth," zei de jonge vrouw naast haar bed. Karin sloot haar ogen. Wéér een nieuw gezicht. Er waren al vier nieuwe gezichten ge weest: de dokter, een verpleegster, van wie ze de naam niet had ge hoord, de hoofdzuster Maria en thans zuster Ruth. „Hebt u pijn?" vroeg de verpleeg- Karin opende haar ogen en schudde haar hoofd. „Nee," antwoordde ze. Even later vroeg ze: „Bent u al lang hier in de kamer?" Zuster Ruth knik te glimlachend. „Al wel een uurtje." „Ik heb u helemaal niet gehoord." Karin richtte zich wat op in de kus sens en voegde eraan toe: „Waar is. „Dr. Geyer?" hielp de verpleegster haar. Karin knikte. „Ik zal de dokter waarschuwen.." „Niet nodig, ik ben er al!" In de deuropening stond de brede grote ge stalte van de dokter. Met een knikje in de richting van de verpleegster, beduidde hij haar, dat zij elders no dig was. Met zijn handen in de zak ken trad hij op Karin's bed toe. „En hoe gaat 't met mevrouw? Goed ge slapen?" Karin knikte. „Hoofdpijn?" „Nee." „Zozo," mompelde dr. Geyer. Hij keek even naar de deur en ging dan naast het bed zitten. „Wat zegt u daar van, mevrouw? Er is bezoek voor u." „Ja," knikte de dokter. En na even zwijgen vervolgde hij: „Het lijkt mij goed, het bezoek te ontvangen." Hij streek bemoedigend over Karin's hand en even later liep hij op de deur toe. Karin hoorde energieke voetstap pen. In de deur verscheen een lange, goedgebouwde man. Toen hij zag, dat Karin bij zijn aanblik angstig huiver de, bleef hij even onthutst staan. „Maar Karin..!" Er was ontstelte nis op zijn gezicht te lezen. „Herken je me niet?" Karin antwoordde niet. Haar ogen waren strak gericht op de man, op wiens voorhoofd een vaag litteken te zien was. „Karin," zei de man met een wan hopige klank in zijn stem. „Karin herken je me heus niet?" Karin keek naar de mond van de man, die dingen zei, welke ze niet begreep. Opeens maakte zich een pa nische angst van haar meester, ,,'t Is een vreemde man, dokter," snikte ze, „een vreemde, stuurt u hem weg!" „Maar Karin," riep de man ontsteld uit, „ik ben 't toch, Herbert, je eigen man!" Karin's handen klemden zich krampachtig aan de deken vast. „Nee o nee," snikte ze. Herbert Littmann staarde volkomen verbijsterd naar zijn echtgenote. Lie ve hemel, zo iets kan toch niet, dat is toch onmogelijk.peinsde hij wan hopig. Vanmorgen hebben we nog sa men gesproken, vanmorgen hebben we nog buiten op het terras ontbeten." „Gaat u met mij mee," fluisterde dr. Geyer hem in het oor. „We moe ten 't anders proberen." Herbert slik te, zijn handen hingen slap langs zijn lichaam neer. Met moeite wendde hij zich om. Karin zag hoe de deur open ging en even ontwaarde ze iets van wat er op de gang voorviel: een voor bijrijdende brancard, haastig lopende zusters en dokters in witte jassen daarna was ze alleen. Haar handen lieten het dek los en ze lag slap in de kussens. Ze staarde voor zich uit en mompelde zachtjes: „Ik moet die muur doorbreken, ik moét, ik moét. Opeens richtte ze zich op. Ze merk te, dat haar handen vochtig werden door een plotseling in haar opkomen de angst. „Waar heb ik die brief ge laten?" mompelde ze. „Waar is in he melsnaam die brief?" Zè schoof haar kussens opzij en woelde in de dekens. Ze zocht tussen de matras en het bed. Niets.. Met inspanning van al haar krachten boog ze zich voorover om onder het bed te kijken. Daar lag de brief. Met de top pen van haar vingers kon ze hem be- reieken. Ze trok hem naar zich toe en verborg hem haastig in haar hand tas. Dan alsof dit alles haar te veel was geweest barstte ze in heftig snikken uit. Als 't ware instinctief had ze begrepen, dat deze brief nooit in handen mocht komen van de man, die Herbert Littmann heette. „Sigaret?" vroeg dr. Geyer. „Nee, dank u," antwoordde Herbert Littmann. Zijn brede gezicht, waarin de grote donkerbruine ogen het meest opvallend waren, was ondoorgronde lijk. Hij zat achterovergeleund in een gemakkelijke stoel. Dr. Geyer sloeg hem op onopvallen de wijze met belangstelling gade. Hij had een sigaret opgestoken en liep op en neer door de kamer. Tracht u zich de gevoelens eens in te denken", 2ei hij tenslotte lang zaam, „van een vrouw, aan wie een volkomen vreemde man wordt voorge steld, van wie men zegt: dat is je man, met die man ben je getrouwd." (Wordt vervolgd) Ingebeelde ziekten zijn het ergst, en in gebeelde zieken zijn het lastigst, daar zijn artsen en leken het al sinds Molière's tijd roerend over eens. Onder de vele inge beelde ziekten van onze tijd is er een bij zonder gevaarlijk: voedsel-hypochondrie. De patiënten, die men eet-pessimisten zou kunnen noemen, geloven dat zij dit niet mogen hebben, en dat dat niet goed voor hen is; zij zouden nauwkeurig hun ge wicht in het oog en hun stofwisseling is iets dat hun grote zorgen baart. Zonder het te beseffen maken zij zichzelf werke lijk ziek, niet of niet in hoofdzaak door te veel of te zwaar voedsel, maar door auto suggestie. Dit is de mening van de Duitse hoog leraar dr. Georg Kümmel, die hiermee wel lijnrecht tegen vele bestaande opvat tingen ingaat. „Dieet houden" is voor ve len een fetish geworden, het is mode om veel over vermageringskuren te spreken en te lezen. Ook in onze kolommen hebben wij meermalen het woord gelaten aan art sen en andere deskundigen, die op dieet- gebied ongetwijfeld behartenswaardige dingen te zeggen hebben. Nu echter gaan we eens bekijken wat een andere school van denkers ervan zegt: de psychologen die bewezen dat de maal tijd naast de lichamelijke functie, ook een psychische functie heeft. Psychologische druk KüMMELS STELLING dat een goed hu meur en een opgewekte stemming bij de maaltijd het allerbelangrijkste zijn heeft de knuppel in het hoenderhok geworpen. Wél houdt de hoogleraar een slag om de arm, door te zeggen dat men natuurlijk niet moet overdrijven; hij raadt echter ieder aan, binnen zekere grenzen te eten wat hem of haar aantrekt, en vooral: van de maaltijd te genieten! Iemand die pessimistisch gestemd aan tafel gaat zitten, met het gevoel: „Dit zou ik graag eten, maar het is vast niet goed voor mij", of: „Hier word ik te dik van", leeft onder een psychologische druk, die zijn spijsvertering belet, het normale werk te verrichten. Prof. Kümmel zegt: „Wees niet bang voor goed eten! U beschermt uw gezond heid het best door matig van alles te eten waar uw lichaam om vraagt. Wie zichzelf onnatuurlijke beperkingen oplegt, heeft het in negen van de tien gevallen bij het verkeerde eind, en schaadt zijn gezond heid." Ook de Duitse „voedings-psycholoog dr. Meyer-Christ is die mening toegedaan; „Wij zouden ons eindelijk weer eens aan moeten wennen om zorgelozer te eten. Wij moeten onszelf niet de eetslust bederven door pessimisme. Wég met die negatieve zelfverwijten: „Dit mag ik niet hebben" of „Dat is te zwaar voor mij". Wanneer men gedachteloos en genietend eet, luistert men onbewust beter naar de stem van het lichaam, die vertelt wat men hebben; kan, en hoeveel. Vroeger OUDERE MENSEN vragen zich terecht wel eens af: „Hoe hebben wij dat dan vroeger allemaal verdragen, toen wij nog nooit van dieethouden gehoord hadden?" De artsen hebben hiervoor een verklaring: de laatste tijd doet zich een psychopathi sche hypochondrie kennen, een onberede neerde afkeer van „goed eten". Bovendien besteden de meeste mensen tegenwoordig veel te weinig aandacht aan de „eetcul tuur". Zij zouden rustiger moeten eten, bedachtzamer, genietender. Zij zouden de moeite moeten nemen van iedere maaltijd een feest te maken, waartoe werkelijk geen grote kosten nodig zijn. Het proeven en genieten, een glas wijn, een sfeervolle aankleding van de tafel, waartoe ook de servieskeuze behoort, dit alles maakt dat het lichaam „uit zichzelf" niet méér vraagt dan het verdragen kan. WIE OP DEZE wijze zijn maaltijden ge niet, eet op de meest gezonde wijze. Pas wanneer de arts waarschuwt dat bepaalde spijzen gemeden moeten worden, dient de gedachte aan dieet op te komen, niet eer der. Eigenmachtig hongeren en „maal- tijd-pessimisme"dat zijn de oorzaken van vele ziekten. En de dames die tot in lengte van dagen een figuur als een slanke den willen behouden door zich van alles te ontzeggen, dienen hierbij wel te bedenken dat zij hiervan, naast andere kwalen on vermijdelijk een slappe, ongezonde huid overhouden, die haar „ouder" maakt dan een vol figuur, aldus de genoemde Duitse deskundigen. F.I.A. 'mm: In de Westeuropese hoofdsteden is men alweer druk bezig met het showen van de herfst- en winter mode. In Londen toonde de Britse ont werper Edward Mann deze week een col lectie najaarshoedjes, waaruit dit omvang rijke geval „Beef eater" geheten, er een is. Mann werd hier geïnspireerd door de eeuwenoude hoofddeksels van de Yeomen Warders" de bewakers van de Londense Tower wier populaire bij naam „Beefeaters" vleeseters is. De hoed is gemaakt van fijn stro, versterkt met stevig gaas, dat over trokken is met flu weel. De mannequin demonstreert tevens hoe men het gevaarte bij een najaarsstorm op het frêle hoofdje houdt: met twee han den vasthouden De 17-jarige Zweedse Anita Rylander en dertien van haar vriendinnetjes heb ben van de 83-jarige in Amerika wonende ex-Zweed, tevens miljonair P. J. Young, elk een spaarbankboekje met 1000 Zweedse kronen ontvangen. De veertien Zweedse meisjes kunnen het geld opnemen als zij I 25 jaar zijn, en voor die tijd geen enkele sigaret gerookt hebben. Young heeft er 14000 kronen voor uitge trokken. Tegen de tijd dat Anita's jongste vriendinnetje 25 jaar is, zal de bijkomen de rente dit kapitaaltje vergroot hebben tot 24.000 kronen, te verdelen onder de veer tien Zweedse niet-rooksters. Horizontaal. 1. soort onderwijs. 3. half- (zangstem). 7. oorlogswinst. 9. grote trom pet. 11. niet vals; onvermengd. 14. aange slibd land. 16. klein werpanker. 18. naam v. e. onzer prinsessen. 20. stap. 22. vishaak. 24. lidwoord. 25. in bezit nemen. 28. tijd perk. 29. maanstand afk. 31. duivel. 33 en anderen. 34. houten gebouwtje. 36. levens wijze. 39. vader en moeder. 40. hectare. 42. vrouw van Abraham 44. hetzelfde. 46. muzieknoot. 48. ingewijde. 51 zie 46. 52. lichaamsdeel. 54. doen verliezen. 56. grote plas zout water. 57. sierplant. 59. klap. 60. rokend zwavelzuur 62. Romeins keizer. 64 lucht i. d. longen. 65 verkleed, maskeer. 67. soort haargroei. 68. element, afk. 69. ge vaarte. 70 lidwoord. Verticaal. 1. bloedverwanten. 2. zuurstof. 3. R.K. godsdienstoefening. 4. voegwoord. 5. Zuidzijde, afk. 6. bejaard. 7. verhittings- OPLOSSING PUZZEL No. 36. PRIJSWINNAARS f 7,50: J. A. Mulder, Z. B. Spaarne 60, Haarlem; ƒ5,—: G. Olivier. Eemstraat 3, IJmuiden; 2,50: Mevr. H. Floor, J. v. Ruijsdaellaan 32, Heemstede. ruimte. 8. kluit, brood 10. tijdsdelen. 12. het oude Perzië. 13. ploert. 15. ten - leggen" beschuldigen 17. deel v. h. hoofd. 19. op bergruimte. 20. bek. Amerik. luchtvaart mij-, afk. 21. vervoeging v. h. werkw. „staan". 23. hulde. 2b op de sterren betrek king hebbend. 27. achter elkaar. 30. Stad op Sumatra- 32. ontwijken. 34. bewijs van genegenheid. 35. alvorens. 37. Trinitroto luol. 38. ming: soort knaagdier. 41. honge rig, begerig. 43. vlaskam. 45. waterrijk wei land. 47. hevig. 49 bekende hoge toren. 50. zéér zacht (muziek) 51. mannetjeshond. 53. aan een schuld herinneren. 54. kreun. 55. ongaarne. 56. schoonmaken van ramen. 58. Zeeuws stadje- 61. deel van een uit roep. 63. eveneens. 64. meisjesnaam. 66. zie no. 1. horizontaal. 67. boksersterm. afk. Inzenden vóór donderdag uitsluitend per briefkaart. 41. Toen Joris bij het vallen van de nacht naar de hut ging, waarin het beeldje Pompo werd bewaakt, merkte hij, dat Pat en Panda hun waakzaamheid hadden ber- dubbeld. Ze stonden gewapend bij een bed, waarin Pompo was neergelegd. „Ei, ei, wat een ijver!" sprak Joris, „maar is deze dubbele nachtwake niet een weinig overdreven?" „Niks overdreven, bekorrah," zei Pat grimmig, „uit alle aanslagen is wel duidelijk geworden, dat schurkens op Pompo loeren." „Bovendien is dit de laatste nacht aan boord, want morgen komt het schip aan," voegde Panda hieraan toe. „Als ze Pompo dus nog willen roven, zullen ze het vannacht moeten doen." Joris knikte peinzend. „Zeer juist," sprak hij. „Hm. het zal niet meevallen, om de hele nacht hier te waken. Laat mij daarom Uw taak verlichten en de wacht een wijle van U overnemen." „Nee, nee," antwoordde Pan da, „dit is het werk van Pat en mij, want wij zijn als bewakers van het beeldje aangesteld. Ga maar rustig naar bed, Joris, je beeldje is veilig." Joris drong niet verder aan. „Welaan, dat is de ware plichtsbetrachting," sprak hij, terwijl hij de hut verliet, „ik wens U beiden een rustige nachtwake." Maar rustig zou de nacht niet voor Pat en Panda worden. Tien minuten later werden zij opnieuw gestoord. „Ik ben de scheepsdokter," sprak een baardige figuur, de hut binnenkomend, „ik heb ver nomen, dat hier iemand ziek te bed ligt." Heeft in het Overbetuwse Huissen ter gelegenheid van het 550-jarig be staan van het St. Gangulphusgilde en het 300-jarig bestaan van het St. Laurentiusgilde een gildenfeest plaats waaraan wordt deelgenomen door verschillende plaatselijke, Bra bantse en Belgische gilden, onder andere het Koninklijk en het Keizer lijk Gilde van Brussel en het „Schut- gilde" van Kampenhout, welker le den goeddeels in middeleeuwse kle dij verschijnen zullen. Hoogtepunt van het feest wordt de openlucht-gïl- denmaaltijd. (24 t.m. 26 juni) is het 350 jaar geleden (28 juni) dat de Amsterdamse vroedschap een re solutie aannam tot restauratie van de door Hendrik de Keyser ontwor pen, uit 1606 daterende Montelbaans toren, die in de vijf jaren na zijn voltooiing dusdanig scheefgezakt was dat men voor een instorting vreesde. De „restauratie" bestond daaruit, dat er een kabel om de to ren werd geslagen, waarna een groot aantal burgers opgetrommeld werd om de toren weer recht te trekken, terwijl timmerlieden de ba sis van het torenlichaam met zware balken stutten. Metselaars restau reerden daarna in drie dagen tijds de fundamenten en vulden de open ruimte op. Wij gebruiken het woord onbekookt in verband met woorden als: mening, gezegde, plan, denkbeeld en bedoelen dan: ondoordacht. Het is duide lijk dat wij te maken hebben met het deelwoord van het werkwoord b e - koken waarvoor het voorvoegsel o n staat. Bekoken betekende: in voldoende mate koken. Van een persoon gezegd was het zeer gebruikelijk in de beteke nis: voor iemand koken. Cats spreekt van het huisgezin „daer ick mij liet be- koocken", voor: waar ik in de kost was. Zo spreken wij nog van: iemand be wassen voor: de was voor iemand doen. Onbekookt is dus eigenlijk: onvoldoen de gekookt. Maar het werkwoord koken is van oudsher ook figuurlijk ge bruikt voor: overleggen (vergelijk: op iets broeden). Vandaar dat men onbe kookt bezigt voor: onoverwogen, onvol doende overlegd, ondoordacht, 78-79 Het water liep Wobbo om de mond, toen hij naar dat heerlijke maaltje Kan ik dat echt eten? vroeg hij. Ja, meester, zei de dienaar. Ga uw Qang! Wobbo, die z'n laatste stukje brood al lang op had, voelde z'n maag kriebelen. Het was 'n wonderlijk geval, maar ja... hij moest het dan maar proberen. Hij ging naast het tafeltje zitten en pak te de kippebout van de schaal. Tsjonge. wat smaakte dat heerlijk! Het mocht dan hocuspocuspas zijn.maar het was lek ker. 1

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1961 | | pagina 11