GEHEUGEN VERLOOR
POESIE ZIEK? - GAUW NAAR 1 KLINIEK!"-
WOBBO EN DE HOED
Unieke polikliniek voor kleine
huisdieren in een oude schuur
1
PANDA EN DE PLASTIC PLASTIEK
Polle,
Pelli en
Ons vervolgverhaal
MAANDAG 26 JUNI 1961
'IN
NAAR HET DUITS DOOR LILIAN AYE
DE GROTE Hollandse herder is er precies op zijn plaats; hij zou de portier
kunnen zijn. Als ik hem nader, richt hij zich stram en oud als hij is lang
zaam van de straatstenen op en kijkt me lodderig aan. Deze portier vraagt niet
wat ik moet, hij geeft me geen formuliertje waarop ik allerlei gewetensvragen
moet beantwoorden, hij mist ook het air van allernaaste-medewerker-van-de-
directie. Hij geeuwt alleen maar, lodderig en lui echt een portier met iets
menselijks.
Een pijl en de woorden „Polikliniek voor kleine huisdieren" wijzen hier de
weg. De wachtkamer is vrij vol. In de hoek staat een flink uit de kluiten gewas
sen Barzoi-hond, zijn spitse snuit wijd open, enorm te hijgen. Uit een tas klinkt
een luid gemiauw; de kat wil nu eindelijk weieens uit het donker worden be
vrijd. Op de tafel staat een doorzichtig plastiek doosje met. drie muizen er in.
En onder de tafel rilt een hondje van onbestemd ras van de zenuwen.
Enig in Nederland
smmi
Honoraria
wwwmm -
N' NN
;R'.
-
Dick J. Dijs
5. Alsjeblieft, verf ook, niets zo nodig aan boord van een schip, als goeie
verf, om de roest te weren! En nu naar Zeerob! Willen jullie geloven, dat
ik hem al erg heb gemist? Zou hij al wakker zijn?, vraagt Polle, het is
nogOh!, kijken jullie toch eens! Wat is er met ons schip gebeurd?
Dat is verschrikkelijk!
4)
„Hoe
Hij keek Herbert vragend aan.
lang bent u eigenlijk getrouwd?
„Acht jaar".
„Acht jaar", herhaalde de dokter.
„Werkelijk, probeert u zich eens in
de toestand van uw vrouw in te den
ken." Herbert's gezicht bleef onbewo
gen.
„U mag natuurlijk niet vergeten,
meneer Littmann", vervolgde dr. Gey-
er met nadruk, „dat u op dit moment
voor uw vrouw een volkomen vreem
de bent, precies zo vreemd als de zus
ters, die haar verplegen, of als een
willekeurige voorbijganger op straat!"
Dr. Geyer keek naar de rook van
zijn sigaret. Een merkwaardige man,
deze echtgenootpeinsde hij, of
was dat huwelijk misschien niet hele
maal in orde.
Hij vervolgde: „Morgen komt mijn
collega, prof. Reincke, van vakantie
terug, meneer Littmann. Hij is onze
hersenspecialist en een autoriteit op
zijn terrein. Hij zal moeten vaststel
len, of 't hier gaat om een kwetsuur
dan wel om een schok. Pas als we
daarachter zijn gekomen, kunnen we
verder zien.Dr. Geyer hield plot
seling op. De man tegenover hem
mompelde met voor zich uitstarende
ogen, die niets schenen te zien:
„Waarom is ze hierheen gegaan
„Luistert u eens", merkte dr. Geyer
op, „u bevindt zich hier in de univer
siteitskliniek van Frankfort, en ik doe
mijn best u duidelijk te maken, wat
er met uw vrouw, aan wie iets ern
stigs en heel ongewoons is overko
men, zal moeten gebeuren. En intus
sen bent u alleen maar de beledigde
echtgenoot! Als het ziektegeval van
uw vrouw u niet interesseert, maar
u alleen belangstelling hebt voor de
reden van haar reis hierheen en voor
nadere gegevens omtrent het ongeval,
dan kunt u zich misschien beter tot
de politie wenden."
Met een enigszins abrupt gebaar
drukte de dokter zijn sigaret uit. Er
was een lichte blos op zijn gezicht ge
komen. Hij keek Herbert Littmann
aan.
„Wat wilt u dus, meneer Littmann?
Mij aanhoren, óf zal ik een taxi voor
u bestellen, om u naar het politiebu
reau te brengen?" Herbert keek de
dokter aan. 't Was alsof hij hem thans
voor het eerst werkelijk zag. Zijn ge
zicht stond strak van zelfbeheersing.
„Gelooft u, dokter", zei hij langzaam,
„dat de politie mij zal kunnen vertel
len, waarom mijn vrouw naar Frank
fort gegaan is? Wij leven weliswaar
in het tijdperk van gelijke rechten
voor man en vrouw, maar dat geeft
mijn vrouw nog niet het recht om zon
der taal of teken naar Frankfort te
vertrekken
„Luistert u nu eens goed, meneer
Littmann", zei dr. Geyer ernstig en
nadrukkelijk, „ik geef toe, dat de po
litie u niet de reden van de reis van
uw vrouw naar Frankfort kan vertel
len evenmin als ik dat kan. Maar dat
zijn dingen en problemen, welke
thans naar de achtergrond geschoven
dienen te worden. Waar 't thans in de
allereerste plaats op aan komt, is uw
vrouw te helpen! En haar niet met
vragen te kwellen, die ze eenvoudig
niet beantwoorden kan!"
Dr. Geyer wond zich zichtbaar op.
Hij bleef voor Herbert Littmann
staan „Allemensen, begrijpt u 't dan
nietUw vrouw heeft haar geheu
gen verloren. Haar geheugen! En in
tussen bekommert u zich over niets
anders dan over de reden van haar
reis naar Frankfort!"
Op iets mildere toon vervolgde hij:
„U moet mij goed begrijpen: 't gaat
mij niets aan, hoe uw huwelijk was.
Ik ben er slechts voor om uw vrouw
te helpen. Dat kan ik echter niet
alléén. U moet mij daarbij behulp
zaam zijn. Dat kan alleen, wanneer
u alles wat geweest is, naar de ach
tergrond wilt schuiven, en bereid bent
te vergeten. Alleen dan bestaat er
hoop, dat alles weer in orde zal ko
men. U zult zeer veel medegevoel
moeten opbrengen, anders kan er heel
gemakkelijk iets mis gaan...."
Er werd op de deur geklopt.
„Ja," antwoordde dr. Geyer onge
duldig. Een verpleegster kwam de ka
mer binnen.
„U wordt verzocht naar kamer 14
te komen, dokter. De patiënt heeft
weer een zware hartaanval."
„Ik kom".
De deur sloot zich achter de ver
pleegster.
Dr. Geyer keek even voor zich uit.
Dan keek hij Herbert Littmann ern-
sit aan. „Het lijkt me het beste, dat
wij morgenmiddag nog eens samen
praten. Dan kan' ik u tevens het resul
taat van het onderzoek van prof.
Reincke mededelen. Als hij meent,
dat we hier te maken hebben met een
shock-verschijnsel, dan bestaat de
mogelijkheid, dat ik uw vrouw mor
gen al uit het ziekenhuis laat vertrek
ken. Ik volg dan mijn eigen theorie.
Ik acht 't namelijk het beste, dat uw
vrouw, voordat ze hier de kans krijgt
zich aan allerlei gepieker over te ge
ven, terugkeert in de omgeving waar
ze thuis hoort, en waarin ze toch weer
zal moeten leven."
Bij de deur merkte hij nog op:
„Waar logeert u, meneer Littmann,
voor het geval ik u eerder zou willen
bereiken?"
„Frankfurter Hof".
De deur viel achter hem dicht. Her-
bert hoorde, hoe de voetstappen van
de dokter zich verwijderden.
Hij stond op en liep naar het raam.
Beneden op straat was er ondanks het
avonduur nog veel verkeer. Auto's re
den af en aan in het drukke gewir
war van de grote stad.
Herbert staarde voor zich uit. U
moet alles wat geweest is, naar de
achtergrond schuiven.klonk 't in zijn
oren. U moet bereid zijn te ver
geten.
Met een abrupte beweging wendde
Herbert zich van het venster af. Ik
ben toch geen machine, peinsde hij.
Ik weet, dat ik geen minuut rust zal
hebben, voor ik erachter ben gekomen
waarom Karin hierheen gereisd is.
Even later liep hij weer naar het
raam en schoof de gordijnen opzij. Hij
keek naar buiten. We hebben hier
geen vrienden, geen familie, piekerde
hij.
Beneden op straat snelde een rode
sportauto voorbij. Ondanks de sche
mering kon Herbert zien, dat 't een
mooie dieprode kleur was. Het was
alsof hij met belangstelling de auto
nakeek, maar in werkelijkheid waren
zijn gedachten bij Karin: hij trachtte
zich de uitdrukking van haar gezicht
te herinneren, toen ze 's morgens sa
men op het terras hadden ontbeten.
Hoe hij echter zijn best deed, hij kon
't zich niet voor de geest halen; tel
kens weer kwam haar bleke, van
angst vertrokken gezicht, zoals hij dat
hier in het ziekenhuis had gezien, er
tussen. Ongeveer een week geleden
was ze enige dagen aan de Starnber-
ger See geweest, viel Herbert plotse
ling in. Zou daar misschien enig ver
band te vinden zijn? Ik begin te fan
taseren, hield hij zichzelf voor. Laat
ik in hemelsnaam bij de nuchtere fei
ten blijven en me met door mijn fan
tasie laten meeslepen.
Herbert speelde met enkele losse
geldstukken in zijn broekzak en staar
de naar buiten. Wat had dr. Geyer
ook weer gezegd? U bent precies
zo'n vreemde voor haar als de zus
ters, die haar verplegen, of als een
willekeurige voorbijganger op straat.
Een vreemde, peinsde Herbert, als
de dokter eens wist, hoe waar dat
was! Ik bén een vreemde voor haar,
en niet pas sinds vandaag. Herbert
keek plotseling verschrikt om. De
deur van de kamer werd geopend en
in de deur stond zuster Ruth.
„Verontschuldigt u mij," zei ze be
leefd, „ik dacht, dat hier niemand
was."
In het licht van de schrijftafellamp
begon ze naar iets te zoeken. Herbert
herkende haar thans als de verpleeg
ster, die hij op Karin's kamer had
gezien. Na enig aarzelen vroeg hij:
„Is mijn vrouw thans weer wat rus
tiger geworden?"
Zuster Ruth keek hem ernstig aan.
„Meneer Littmann, u moet de reactie
van uw vrouw vooral niet verkeerd
begrijpen," zei ze zacht.
„O, ik weet 't. Ik ben een vreemde
voor haar, precies zo'n vreemde als
een willekeurige voorbijganger op
strast."
Er was een ironische klank in zijn
stem, maar even later besefte hij, dat
zijn ironie hier misplaatst was.
„Verontschuldigt u mij, zuster, zei
hij „U begrijpt misschien dat ik 't
allemaal nog niet goed kan volgen
Zuster Ruth overlegde, wat ze ant-
woorden moest. Ze stond al weer bij
de deur, toen ze zei: „Maakt u zich
geen al te grote zorgen, meneer Litt
mann. Soms komt zo iets heel snel
weer helemaal in orde." Herbert was
weer alleen in de dokterskamer. En
opnieuw waren er allerlei gedachten
in zijn hoofd. Plotseling liep hij op de
deur toe. Ik houd 't niet langer uit,
mompelde hij, deze onzekerheid
maakt me gekIk moet haar koffer
of haar handtas zien te bemachtigen.
(Wordt vervolgd)
DOKTER RENTEMA belt: de volgende
patient kan binnen komen. Zachtjes gaat
de deur open en dan plotseling.... floep!
daar is de zestiende zieke van deze mor
gen: een grote grijze hond. Met veel mis
baar treedt hij binnen. Hij krabt woest
op het gladde zeil, glijdt zonder ophouden
op zijn snuit, staat even later voor de uit
gang. Maar hij móét op tafel. Zijn bazin
pakt hem bij de staart het eerste on
derdeel van de spartelende hond dat zij
tussen haar vingers kan krijgen. Nog twee
paar handen pakken het dier beet en dan
wordt het hoepla! op de tafel gebeurd.
Dokter Rentema pakt zijn stetoscoop, de
heer Roedema korft met zijn handen de
bek van de hond en de bazin spreekt het
dier zachtslissend toe. „Wees maar niet
bang, Maxie! Het doet heus geen pijn
hoor! En straks mag je weer fijn naar
huis, echt waar". Vleiend legt zij haar
hoofd op de grote hondekop om het dier
te troosten èn om de injectie niet te hoe
ven zien.
DE POLIKLINIEK voor kleine huisdie
ren in Amsterdam is uniek in ons land.
Het is de enige plaats waar minvermogen
de dierenliefhebbers hun zieke beesten on
der behandeling kunnen stellen gratis
of voor een grijpstuiver. Dertig jaar gele
den ongeveer is zij in het leven geroepen
door de bond met de veelzeggende naam
„Bond voor Daadwerkelijke Dierenbe
scherming". Honderden mensen in Am
sterdam beleven plezier van- en zijn ge
lukkig met hun huisdieren of zij nu
rijk zijn of arm, een groot grachtenhuis
of een klein krotje bewonen. En vaak: hoe
armer de mensen en hoe bouwvalliger hun
woning, hoe inniger zij met hun dieren
omgaan. Maar wat als de dieren ziek wor
den? „Naar de dierenarts?" Maar er zijn
mensen die diens rekeningen niet kunnen
betalen, hoe graag '.ij het ook zouden wil
len. Hun dieren zouden daarvan de dupe
worden. Daar heeft de „Bond voor Daad
werkelijke Dierenbescherming" verande
ring in willen brengen. Dokter Rentema en
zijn assistenten nemen wekelijks honder
den dieren onder behandeling :honden met
reuma, met oorontsteking of met eczeem,
katten met een slechte digestie, marmot
ten met gebroken pootjes, muizen met bul
ten, schildpadden die niet meer willen
gffeswf
„Miepie" is de grote liefde van de elf
jarige Tonny Wortel. Probeer 'r maar
niet te plagen, want dan slaat Tonny
erop, desnoods met z'n zere hand!
eten, kanaries met zere ogies, papegaaien
die te veel veren verliezen.
ELKE DAG zit de wachtkamer vol. In
kooitjes en kisten, in tassen en manden
worden de dieren aangevoerd, 's Woens
dagsmiddags is de jeugd in groten getale
aanwezig. De honden moeten aan de lijn
worden gehouden, de katten moeten in de
tas of op schoot blijven, want wat zou het
een beestenboel worden als de dieren Vrij
rondliepen.
stil maar, koest nou! Is het een dame of
een heer, mevrouw? En hoe oud is de
lady? Drie jaar en is zij ingeënt tegen
hondenziekte? En hoe is de naam? Zo,
mooi, dit voor u en dat geeft u aan de
dokter en dan krijg ik 65 cent van u. Ja, ja
gaat uw gang maar, de dokter staat te
springen om u te ontvangen".
De bond bestaat voor het grootste deel
van giften. Soms krijgt zij ook legaten.
En dan moeten de eigenaars van de zieke
dieren in ieder geval een deel van dé kos
ten betalen. Enkele jaren geleden werd
er geheel gratis consult gegeven. Daar is
een tien-kilogewicht in mijn hand had. Dat
was het resultaat van twee maanden stil
zwijgend vragen. Pas was er een meneer
die vroeg of hij wat in de pot mocht doen.
Een briefje van vijf en twintig gulden
werd in de sleuf gefrommeld.
„Mag ik weten van wie dat is?" vroeg
de heer Spaanderman.
„Niet verder vragen, meneer", was het
antwoord. „Mijn hond is hier zo fijn gehol-
pen!"
Zulke voorvallen geven de burger moed.
Evenals bij voorbeeld die gift van twin
tig dollar van een blinde mevrouw die in
Amerika van het bestaan van de kliniek
had gehoord.
MAAR ER IS ook een ander slag men-
«J
r v"'"'' ij r'f;"
- V -
.- \.s
G GA v1
Links: Een hoogbejaarde herdershond
speelt voor portier.
Het publiek roert zich danig. De ziekten
en gedragingen van hun lievelingen wor
den uitvoerig besproken, er wordt verte
derd geglimlacht om de capriolen van de
jqsnge hondjes,,eJJ wordt meewarig geïnfor
meerd naar de kanarie die ineengedoken
in zijn kooitje zit, het doosje met de drie
muizen gaat van hand tot hand ja, de
damesweekbladen blijven ook hier ongele
zen op de tafels liggen. Dieren zijn inte
ressanter!
DE DEUR ZWAAIT open en een herrie
schopper van een zwarte hond sleept hol
derdebolder zijn baas naar binnen. Nu is
het hek van de dam: er wordt geblaft en
gegromd en gemiauwd en gekrijst alsof
het een wedstrijd geldt. Als u 38596 in Am
sterdam belt, hoort u vaak eerst de hon
den en de katten en dan pas de stem van
de heer P. Spaanderman, administrateur
van de kliniek en tevens receptionist.
Eerst worden alle dieren en hun bazen,
bazinnen of bazinnetjes door hem ontvan
gen en ingeschreven; pas daarna worden
zij in de spreekkamer gelaten. De heer
Spa&nderman doet dat op onvervalst Am
sterdamse wijze: rad van tong en met hu
mor:
„Als ik goed zie een hond! Ja jongen,
nu een einde aan gekomen. Want als een
paar van die Amsterdamse Lieverdjes
thuis een beetje te veel herrie schopten,
zeiden de ouders: „Vooruit, jongens!
Neem die kat en ga maar naar de kliniek.
Zeg maar dat zijn oren pijn doen en dat
hij er^Yf(oriL(4PrelJ,Ö aflikt". In werkelijk
heid scheelt hejt 'die£ftip£s, maar de jongens
waren in ieder geval de deur uit. Sinds er
nu een dubbeltje als minimumtarief wordt
berekend, is daar een einde aan gekomen.
Vaak worden de dieren geholpen voor 65
cent, voor een gulden of voor één gulden
vijftig, soms ook voor een paar dubbeltjes.
Het joch met de muizen had vier gulden
spaargeld meegenomen. Hij wist niet wat
hij hoorde toen de heer Spaanderman
slechts tien centen vroeg
ALS ER NU 95 cent moet worden be
taald en er wordt een gulden gegeven, ver
dwijnen die vijf extra centen meestal in
de bus die op het bureau van de heer
Spaanderman staat. Gelukkig wordt die nu
eens in de drie maanden, bijna vol open
gemaakt. Toen de heer Spaanderman in
de kliniek kwam, stond de bus, zwart van
kleur en ingedeukt, onopvallend op het bu
reau. „Ik zal die pot eens opknappen. En
ik geef hem het gemeenste kleurtje dat ik
kan vinden", zei hij. De bus werd knal-en-
knal geel. Toen liep hij pas goed in de ga
ten. Toen ik de bus optilde, leek het of ik
42. „Aha, ik zie het al, de kleine is wat star in de ogen
en slap in de neus," sprak de dokter, het beeldje Pom-
po uit bed tillend, „een typisch geval van staritus neus-
talgitus, zoals wij doktoren zeggen." „V vergist U, dok
ter!" riep Panda, „dit is geen zieke kleine, maar
een.„Komaan, geen eigenwijze lekenpraat." sprak
de dokter streng, „dat kan ik als medicus niet dulden.
Laat mij thans rustig de kleine onderzoeken." „Maar
het is een beeld, bekorrah!" riep Pat ongeduldig. De
dokter hoorde dit echter niet, want hij had zijn stetos
coop in de oren gedaan en luisterde nu, hoe de hartslag
was. Wat hij hoorde, scheen hem nogal te verontrusten.
„Ei ei, die hartslag bevalt me niet," mompelde hij.
„Tut tut! Dit is een ernstig geval! De patiënt heeft
dadelijk frisse lucht nodig!" En voordat Pat en Panda
tussenbeide konden komen, slingerde hij Pompo met
een forse zwaai de luchtkoker in. Het spreekt vanzelf,
dat Pat en Panda hier lelijk van opkeken. Maar ze zou
den nog lelijker gekeken hebben als zij hadden kunnen
zien, hoe boven aan dek de spion Carlos het beeldje
opving, dat uit de luchtkoker kwam suizen. „Prima!"
mompelde hij, „plannetje van kameraad Joris is gelukt.
Nu nog mijn plannetje en het is gedaan met de volks
onderdrukker Fidelio!"
Rechts: Mr. F. O. Rentema, jurist en
dierenarts, met een van de honderden
klantjes die hij wekelijks te cureren
krijgt.
sen. „Och, nou heb ik m'n portemonnee
vergeten", zei een vrouw pas, geschrok
ken haar hand naar de mond brengend.
„Vindt u het goed dat' ik hét geld straks
even breng?" Nee, dat was niet goed. Want
de heer Spaanderman heeft heel nare her
inneringen aan zulke beloften.
„Ik heb een half uur gefietst om hier te
komen. En dan moet ik nou helemaal te
rug? Mag ik misschien m'n man even
bellen?"
Dat mocht. Zij noemde de naam van het
bedrijf, draaide zelf het nummer, vroeg
naar toestel 470 en zei haar man, dat zij
haar portemonnee thuis had laten liggen.
Of hij het geld even kon brengén? In de
koffie-pauze dan? Ook niet? Zou hij het
dan 's middags kunnen komen betalen?
Dat kon dan!
Maar 's middags werd er geen geld ge
bracht, en ook de volgende dag niet. Na
drie dagen belde de heer Spaanderman het
bewuste bedrijf, vroeg toestel 470 en kreeg
een meneer die een gans andere naam had.
Toen bleek dat de man die het geld zou
brengen, helemaal niet bij die zaak werkte,
er totaal onbekend was. Op slinkse wijze,
met voorbedachten rade en keihard had
de vrouw deze val opengezet. Voor het ka
pitale bedrag van 65 centen!
HET WERK schenkt dokter Rentema en
zijn assistenten veel voldoening. Als zij
een oud vrouwtje dat in Amsterdam niets
anders heeft dan een oude kat, niet meer
terug behoeven te laten komen omdat het
beest weer gezond is; als zij de muizen
van een jongetje dat drie-hoog-achter
woont van hun bulten kunnen afhelpen en
daarmee het kind innig blijmaken; als zij
het hondje dat dri? kleine meisjes op een
woensdagmiddag komen brengen, met één
enkele injectie van zijn pijn en de meisjes
daarmee van angstige gezichten kunnen
afhelpen, dan zijn zij ten minste even blij
als deze dierenliefhebbers. Iedere morgen
en iedere middag (de zaterdagmiddag uit
gezonderd)- staan zij klaar om de zieke
dieren van on- en minvermogenden en van
weinig draagkrachtigen geneeskundige
hulp te bieden.
Maar gelukkig zijn honderden Amster
dammers wijzer: zij weten het werk van
dokter Rentema (die meester in de rech
ten is, eerst in Winschoten een praktijk
heeftg ehad, nu in Amstelveen werkzaam
is en sinds tien jaar aan de kliniek is ver
bonden) en zijn assistenten wel te waar
deren.
Jammer alleen dat Amsterdam de enige
stad is met zo' polikliniek, al is die dan ook
in een oude keet aan de Rozegracht onder
gebracht en al geniet zij nog steeds geen
cent subsidie van de gemeente
80-81 De dienaar keek toe, terwijl Wob-
bo z'n mond afveegde en voldaan de be
ker neerzette.
Heeft het gesmaakt, meester? vroeg
hij. Was het maal naar uw zin?
Wobbo wreef tevreden over z'n buikje.
Nou, en of! lachte hij tevreden.
De man zwaaide weer met z'n armen
over het tafeltje.
Majoer dzjiwan oentar! prevelde hij.
En Wobbo zag, hoe het tafeltje met de
beker en de schotel in 'n rookwolk oplos
ten en in het niets verdwenen.
Dat is 'n goede m.anier van opruimen!
mompelde hij verbouwereerd, want het
was toch maar 'n vreemde geschiedenis.