ANTWERPEN EERT WILLEM ELSSCHOT Franse litteratuur 1 SIGNALEN HET „WITTE VELUWHART" m V, Litteraire Kanttekeningen VUy/ -A/ 1'mat ZATERDAG 8 JULI 1961 Erbij PAGINA T VV i. EEN JAAR NA ZIJN DOOD eert Antwerpen Willem Elsschot. Met een bronzen gedenkplaat tegen de gevel van het huis aan de Lemméstraat, waar hij van 1919 af heeft gewoond, en met een boeiende tentoonstelling in het Museum van het Vlaamse Cultuurleven, waar men vele boeken, manuscripten, portretten en andere documenten, op hem betrekking hebbend, heeft samengebracht. Ze opent met een vergrote reproduktie van het visitekaartje van: „A. de Ridder, publici teit, uitgever, Lemméstraat 21 te Ant werpen", en ze eindigt met het doden masker, de avond van zijn overlijden, gemaakt. Daartussen het leven van de schrijver, die juist drie weken vóór zijn dood, de achtenzeventigjarige leeftijd had bereikt en die elf korte romans en een twintigtal gedichten heeft geschre ven in een tijdsverloop van zevenen dertig jaar. A. DE RIDDER PUBLICITEIT - UITGEVER Lemméstraat 21 Antwerpen S. Elte André Glavimans foautiyr \Jfcm M m 1 Ton Neelissen coooccooooooocococooooocooooooooooooooooococooocooocoooc /YVVYYV^-mYVYmYY'.-l' KAN MEN HET LEVEN van een schrij ver. en vooral van een bescheiden mens als De Ridder-Elsschot is geweest, vatten in een expositie? Ik geloof dat de vraag onbeantwoord moet blijven en temeer om dat elkeen andere dingen op zo'n tentoon stelling zou willen zien, al naar gelang zijn belangstelling, zijn bewonderilng voor de schrijver is gericht. Zo kan men zaken noemen, die ontbreken. Wie zich uit „De Leeuwentemmer" herinnert hoe grootvader en kleinzoon des avonds door het stads park jopen, ieder met een mes in de hand en mijn zakmessen getrokken want ik heb er twee. Een fatsoenlijke voor courant gebruik en een oud om mijn pijp te bikkenzou misschien wel graag die beide messen hier hebben gezien; en een portret van de Poolse schoonzoon, die zo bedreven was met de lineaal; of meer willen weten over het interieur van het huis aan de Lemméstraat „gemeubeld zoals Vinkenoog schreef in de stijl van 1920: orie donkere kamers vol meubelen met snuisterijen en een lichte tuin erach ter: een andere wereld", waar Alfons de Ridder heeft geleefd en waar Willem Els- schot zijn meesterlijke boeken heeft ge schreven. Zo zou men óók kunnen wensen, doch het is eigenlijk onbillijk te insisteren Willem Elsschot schrijver graag verbleef. Eigenlijk heet 't Blauweberg, maar de bewoners noemen het „Het Elsschot" en dat gaf De Ridder zijn schrijversnaam. Een kaart laat ons dat allemaal duidelijk zien zoals er ook een oude plattegrond is van Parijs, w'aarop de Rue de TArmaillé in het Quartier des Ter nes, staat aangekruist. Daar lag de „Villa des Roses". Elsschot's „Huis vol Mensen". ELSSCHOT's BOEKEN zijn natuurlijk in vele drukken aanwezig, evenals de ma nuscripten ervoor. Over het eerste, dat van „Villa des Roses" ligt in een der vitrines ook een wonderlijke brief aan dr. A. Kaas, gedateerd 20 december 1938. Elsschot ver telt erin hoé hij dertig jaar voordien „het m.s. van mijn eerste boek" had ge zonden naar Johan de Meester, die toen redacteur letteren aan de Nieuwe Rotter- de gemeentebibliotheek een van zijn wei nige voorlezingen uit zijn werk heeft ge houden, zou er een goed werk aan doen. Maar dan toch, geloof ik, moest ze worden uitgebreid met foto's en mdere documen ten. Foto's bij voorbeeld van 't Antwerpse politiebureau uit „Het Dwaallicht" (zelfs het telefoonnummer in het verhaal klopt met dat van het werkelijke bureau), van de ,„lamme smeerlap, met je baard", van de mooie dochter van Johan de Meester, en- COOO0O0OOOOOOOOCXXXXXXXXXXX3OO0O0O0OOOOO0OOOOOOOOOCO00O0O EEN DER PERSONAGES van het on langs hier gespeelde toneelstuk „De Kar dinaal van Spanje" is Johanna de Waan zinnige. Het droevige leven van deze met de historie van ons land verbonden vor stin is het onderwerp van „La Reine folie d'amour", geschreven door Janine Villars en verschenen bij R. Laffont in de aan trekkelijk uitgegeven collectie „Couleurs du temps passé". De titel van het boek geeft het standpunt van de schrijfster aan: de excesssen van Johanna van Kastilië en de schandalen die zij veroorzaakte, waren niet het gevolg van geestelijke oneven wichtigheid, maar van een teleurgestelde, exclusieve liefde en een ongebreidelde ja loezie. De heftige uitingen van amoureuze passie te laten doorgaan voor die van waanzinnigheid was, volgens de schrijf ster, slechts een politiek spel van Ferdi nand van Aragon. Pas na de dood van Philips de Schone, toen Johanna opgeslo ten bleef in Tordesillas, werd zij werke lijk geestesziek. AAN DE HAND van historische bron nen toont de schrijfster ons Johanna als een vrouw die uitsluitend gedreven werd door haar zinnelijkheid en haar onbe grensde liefde voor Philips. In de Neder landen omgeven door vijanden die zij niet had gezocht, door haar ouders bestemd voor een politieke taak die zij niet wen ste, voelde zij zich in de noordelijke lan den even eenzaam als zij het in haar jeugd in Spanje was geweest en verlangde slechts voor Philips zowel minnares als gezellin te zijn. Deze, wiens huwelijks trouw even elastisch was als zijn diplo matie, werd haar veeleisende liefde ech ter spoedig moe er» maakte op cynische wijze misbruik van de macht die hij, dank zij het spel der zinnen, over Johanna had. De schrijfster laat ons zien tot welke zelf vernederingen Johanna werd gedreven door haar verlangen naar sensuele bevre diging en hoe Philips' houding haar bracht tot de buitensporigheden van een patho logische jaloezie. Men zou kunnen zeggen dat in dit opzicht het onderwerp aan geen historische tijd gebonden is. Janine Villars voegt niet veel nieuws toe aan het vele dat reeds over Johanna gepubliceerd is. Zij beschrijft het tragi sche leven van deze vorstin op de wijze die gebruikelijk is voor de romans in deze collectie: prettig-onderhoudend. zovoorts. Nog is het tijd om zoveel moge lijk documenten van dit uitzonderlijke leven van een uitzonderlijk schrijver te achterhalen. - if, - 5t j v _y op hetgeen er niet is. terwiji er ook zo veel damse Courant was. De schrijver hoorde wèl aanwezig is. HET MUSEUM VOOR het O Vlaamse cultuurleven blijkt zelf veel Elsschottiana te hebben en het heeft van familie en vrienden van de schrijver belangrijke stuk ken ter leen gekregen- Zo van J C. Villen us. een te Rotterdam wonende oude vriend; de waar schijnlijk laatste brief, welke Els schot heeft geschreven. Men kan zich denken dat hij, voor het pos ten van dit epistel, de kleine wandeling maakte, samen met zijn vrouw, tijdens welke hij on wel is geworden en gestorven Nog geen dag later stierf ook zij. Hij vertelt in die brief dat hij de tweede helft van februari en de hele maand maart in het zieken huis verbleef. Verleden woensdag moest hij er alweer voot een operatie heen: „Zaterdagmiddag werd ik ontslagen en kon weer naar huis toe. Zondagnamiddag kreeg ik bezoek van een nette, vriendelijke Hollander, die mij eens kwam bezoeken om naar mijn toestand te informeren. Ik was te sul om een ordentelijke conversatie onder de ogen te dur ven zien en liet mijn bezoeker na een minuut of zo heengaan". La ter. nadat hij een paar uur.had geslapen, zo 'vertelt hij verder, drong he' tot hem door dat zijn bezoeker Simon Carmiggelt was Willem Elsschot aan zijn zoon Walter. en dat hh nem met had herkend. „Mountolive" van Durrell zeer slecht vertaald w&*. C* //éi, i' ZZ yf 'XSC—- O tf s J"' g* té HET „ALEXANDRIë-KWARTET" van Lawrence Durrell is al in dertien landen vertaald en niemand die de met deze ver zameltitel aangeduide vier romans „Jus tine", „Balthazar", Mountoliveen „Clea" kent zal verbaasd zijn door het grote succes ervan. In elk der vier boeken licht zijn thema terwijl het juist hém en ons, de lezers, moet doorlichten. Als het boek uit is gaat ook het licht uit. Ware wereldlitteratuur blijft branden. Durrell schrijft middelpuntzoekend, om te bewij zen dat elk gevonden middelpunt slechts een persoonlijke verklaring van de waar heid is. Daardoor mist zijn werk het mid delpunt dat werkelijk grote litteratuur heeft: r a.7px*. US'— V.x s. /v jt y. as il „Z—X •rtto- &C- ontmoet men dezeljde personen, maar het mysterie van haar middelpuntvlieden- telkens zoals de titels weergeven de kracht. Of met excuses voor het uit- van een andere hoofdfiguur uit beleefd en putten van het beeld het mysterie van ontmoet. „Ieder mens heeft zijn eigen ver- ten middelpUn" klaring van de waarheid", laat Durrell een van zijn figuren zeggen en dat is het HET IS ZEKER niet mijn bedoeling hier- grondpatroon van dit oeuvre; Durrell gaat mee af te dingen op het werkelijk verruk- telkens in een andere stoel aan dezelfde kelijk leesgenot dat Durrell zijn lezers schenkt. Het is het allerbeste litteraire di- tafel zitten en alles wat op die tafel is vertissement dat de meest verwende lezer krijgt telkens nieuwe aspecten. Hij laat zich wensen kan. En voor divertissement zien hoe de mensen verstrikt raken doorhoeft men niemand te waarschuwen; wèl en ommuurd binnen, het historisch ver loop van een situatie; hoe hun handelen aan een noodzaak van buitenaf gehoor- „Ik oen nu pas vier dagen thuis en doe echter niets en tenslotte trok hij de stoute 2aamt g>e interpretatie van die noodzaak mijn best mij goed te houden." schoenen aan en belde hij bi] het boven huis aan de Korter.aerstraat.waar de mees- DINSDAG. DE 31STE MEI. is hij ge- ter woonde. „Hij had een verdomd mooie storven. Diezelfde avond werd zijn doden- dochter, dat herinner ik mij nog, maar het masker gemaakt en een afgietsel van zijn handschrift kon hij niet eens meer terug rechterhand, de hand waarmee hij zijn vinden". Gelukkig bezat Elsschot nog een meesterlijke boeken heeft geschreven. Een k0pje zodat het boek toch uitgegeven wonderlijk laatste portret, dat dodenmas- ijWam ker Het geeft een bijna glimlachend ge laat weer. met een curieuze trek bij de ZO ZIJN ER VELE merkwaardige docu- linkermon'dhoek. Niet het gezicht van een menten te zien. Zelfs het Belgische minis- satiricus. eerder dat van de grootvader terie van Buitenlandse Zaken heeft er een van Tsjip en van de Antwerpenaar, die afgestaan: de kopie van het rapport, dat met drie Indiërs door het avondlijke Ant- zeven dagen na des schrijvers plotselinge maai kent, wordt door die viervoudige be werpen trekt op zoek naar een vrouws- dood ambassadeur Waillet aan minister persoon, zoals hil dat in „Het Dwaallicht" Wigny heeft gezonden: „Zelden of nooit heeft beschreven. Ook een van zijn klein- js zo eenstemmig de lof gezongen van een zoons heeft hem op zijn doodsbed ge- onzer letterkundigenDit is te merk- tekend in een sober pastelportret. waardiger omdat zijn grootheid stoelt op Portretten van hem zijn er trouwens zyn ongekunstelde eenvoud...." Hoe zeer vele; van toen hij nog een baby was, af. Elsschot zelf heeft gehecht aan de Con- Men ziet foto's van hem als student: een stantyn Huygensprijs, welke hem in 1951 wat romantisch-droevige jonkman met werd toegekend, blijkt uit de omstandig- zend in deze straling voelt opgenomen, een vlasboordje. Uit 1901 is het portret, heid dat hij het gegraveerde diploma mooi y0elt zijn critisch vermogen wijken. La- een „rattenkoppie" zou men gemeenzaam iiet inlijsten en het ophing in zijn kamer. „ee( lat wil hij toetsen, kunnen zeggen, dat zijn vriend Walter in een brief aan een vriend beschrijft hij Va es van hem tekende. Totdat hij, rondom hoe hij, toen de tijding van de toekenning zijn Rotterdamse jaren, het uiterlijk krijgt Antwerpen bereikte, met zijn vrouw te HET KAN GEBEUREN dat men een voor de faam van wereldlitteratuur nu dat aureool afbreuk doet aan Durrell's werk. Bij Sijthoff in Leiden is nu verschenen een vertaling van „Mountolive". Nederland is hun eigenheid; niet hun gehoorzaam- was al aan de late kant met „zijn Durrell". heid eraan. De lezer, die de situatie een- Afgezien nog van het feit dat het op zijn minst onjuist is dat men met het derde HULSHORST Hulshorst als vergeten ijzer is uw naam, binnen de dennen en de bittere coniferen roest uw station; waar de spoortrein naar het noorden met een godverlaten knars stilhoudt, niemand uitlaat niemand inlaat, o minuten, dat ik hoor het weinig waaien als een oeroude legende uit uw bossen: barse bende rovers, rans en ruw uit het witte veluwhart G. ACHTERBERG. WELK LOT VOERT IEMAND, de laatste jaren telkens opnieuw, terug naar zijn geboortestreek het „witte veluwhart",' waarover Gerrit Achter berg spreekt? De eeuwige weerkeer der dingen schijnt ook te gelden voor de mens. In veel opzichten keert hij terug naar zijn jeugd. Herhalen zich, niet vaak, op soms schrikaanjagende wijze, gebeurtenissen en situaties uit het verre verleden? Men kan nuchter verklaren dat ons land klein is. Wie niet meer dan één dag ter beschikking heeft, komt uit het hart van Brabant niet veel verder dan, bijvoorbeeld Gelderland. Niet één se conde valt mij in naar Amsterdam te gaan. De ene stad vervangen door de andere heeft bijster weinig zin. Veel eer ontvlucht een mens de stad. Zie daar een zinvoller motief dan dat van de kleine afstand. In het Gelderse heerst nog de stilte, waar het „weinig waaien" te horen valt als „oeroude legende" uit de bossen. DE WIND WAAIT in de bomen; men hóórt het waaien van de wind, en niet anders, tenzij de vogelgeluiden of de schreeuw van een hert. Hier heersen de stilte en de rust. Niet ver buiten Arnhem al vindt men de hoge gronden, waar struikgewas, dennebos en boer derij, vlak bij een onveranderd geble ven heuveltje, zich volkomen gehand haafd hebben deze laatste halve eeuw, eeuw waarin het aanschijn van de aarde gezegd wordt veranderd te zijn. Kongo en Egypte zijn opgestaan, op gesprongen uit de prehistorie in het moderne leven; de dorre grond van de Veluwe met zijn „dennen" en „bittere coniferen", hier en daar tot groen gras land bewerkt rondom de schaarse boerenhoeve, bleef onaangeraakt, zich zelf, ruig en weerbarstig, schóón in zijn stug, dicht struweel, dat de ge dachten op de plaats rust beveelt, en dwingt tot inkeer en bezinning. UIT DE WILDE WOEDE van de stad, waar de mens in duizend flarden uit eengerukt wordt, verstrooid wordt in alle windrichtingen, geeft de stilte hem voor enkele momenten aan zichzelf terug. Men kan er, op een dag waarop de wolken laag boven de aarde hangen, door het gebied van de Hoge Veluwe rijden en ontmoet er spaarzaam enkele mensen. In de grauwe eentonigheid van de dag is de Hoge Veluwe gave natuur zonder getier, groene, bruine woudwereld waarin men de dieren on bedreigd weet leven, barse aarde, vrij wel ongerept zoals die in de schepping werd neergelegd: ruisend van hevige stilten, strak in eindeloos gevarieerde harmonie van kleuren. DE BREEDHEID en oppervlakkig heid, de dode stroom van het soms alledaagse leven dringt niet door tot hier; hier heerst de eeuwenoude wereld van de geheimzinnige stilte, die, zij het op andere wijze, heerst in het binnen land van Bretagne, dat men bezoekt als de tijdsduur langer strekt. Ook daar, in het hart van het land, kan de wan delaar een uur zichzelf zijn zonder een mens te ontmoeten. Dan staat ineens, in de mateloze vlakte, een menhir hoog opgericht, glad van tientallen eeu wen die hun regenwater neerransel- den over zijn flanken, en van honder den eeuwen die eraan voorafgingen vóór hij werd opgericht en waarin hij meegesleept werd door gletsjers en zondvloeden. IN AUVERGNE, het bergland der uitgedoofde vulkanen, rijzen de flan ken der bergen omhoog, en dalen uit rs v ,,v $i Gerardus Petrus Maria Knuvelder werd 25 januari 1902 geboren te Arnhem. Na de h.b.s, in Arnhem doorliep hij de R.K. leergangen in Tilburg. Van 19211923 was hij leraar Ne derlands in Bergen op Zoom. In 1923 werd hij benoemd aan het Sint Jóriscollege en Catha- rina Lyceum in Eindhoven. In 1952 werd hij directeur van het Sint JoriscoIlege. In 1926 werd hij redacteur van „Roeping", dat hij van 19271942 als hoofdredacteur leidde. Hij verzorgde de rubriek kunst en letteren in het dagblad „De Morgen". Van 1944 1954 was hij hoofdredacteur van De Nieuwe Eeuw. Sinds 1953 is hij letterkundig medewerker van De Tijd. In april jongstleden werd hem door de Rijksuniversiteit te Utrecht het eredoctoraat verleend in de faculteit der letteren en wijs begeerte. Zijn grote „Handboek tot de ge schiedenis van de Nederlandse letterkunde" is een standaardwerk op de universiteiten ge worden. In de twintiger jaren stond hij voor aan in de bres voor de katholieke emancipa tie. Binnenkort zal dr. Knuvelder de Brabant se provinciale Prijs voor Schone Kunsten worden uitgereikt. Van zijn publikaties noe men wij „Pioniers" (1925); „Bezuiden de Moerdijk" (1929); „Zwervers" (1929); zijn stu die „Vanuit Wingewesten" (1930); „Het Ramp jaar 1830" (1930); „De mythe Nederland" (1932); „Bouwers aan eigen cultuur" (1934); „Vernieuwing van Staatsbestel" (1934); „His torie en Mythe" (1945); „Volk en Staat" (1936); „Inleiding tot de Nederlandse letterkunde", vier delen (1938-'39); „Pieter van der Meer de Walcheren" (1940); „Handboek tot de Ge schiedenis der Nederlandse Letterkunde" I-IV (1948-'52); „Handboek tot de Moderne Neder landse Letterkunde" (1954). De herdrukken, gewijzigd en/of aangevuld, laten wij nog bU- ten beschouwing. de hoogte neer in de gorges met hun steile wanden, waar diep beneden de rivier stroomt, stormachtig, naar zee. En men vindt er de dorpen, nederzet tingen bijna, met hun schots en scheef door elkaar lopende straten, waar het leven nog stilstaat, rustend tegen de romaanse kerk. In het eethuisje ver drijft het houtvuur de kilte van de Europese zomer, de mensen praten stil onder elkaar. En buiten staat, in de koepel van blauw, de zilveren schitte ring van de maan. Het leven lijkt ook hier stil te staan, als water in een ver geten put. Het lijkt zo, maar het staat niet stil, het leeft in zichzelf in trouw aan zichzelf. De afgoden van deze tijd zijn onbekend: de dynamiek, de snel heid, de welstand. Vuur is hier vuur, met de gloed van duizend jaar her, brood is brood, hard en voedzaam. I IN DE STILTE van het Bretonse dorp, in de stilte van de hoogvlakten van Auvergne, in de stilte van het Veluwhart, waar de „godverlaten knars" van een trein die tot stilstand komt als een immens geluid gehoord wordt, keert men vanzelf tot zichzelf. En over al deze landen vaak de waai ende wind, niet in enkele minuten het „weinig waaien", maar het eeuwig waaien, de stem van de wind die komt vanwaar en gaat waarheen? Maar de wind, de stem van de eeuwigheid, is er. En dan weer de stilte, de stilte die er was vóór werelden in laaiend vuur explodeerden, en die zal neerdalen als werelden in vuur ten onder zijn gegaan. Meti raakt, even maar, aan het hart van de eeuwigheid, als men terug keert tot de stilte van zijn jeugd. deel van het kwartet begonnen is, moet toch worden vastgesteld dat de vertaling van een kwaliteit is die het origineel af breuk doet. De beschrijvingen van Durrell zijn rijk aan beelden en juist in beelden komt het idioom van een taal het scherpst dóór. Door beelden letterlijk te vertalen kan men juist die gevoelswaarde missen waaruit ze zijn ontstaan. Waar niet letter lijk vertaald kan worden zal men op de ene plaats verlies lijden en op de andere lichting mateloos gefascineerd, omdat Dur- plaats winst boeken. Dat is een sport die rell een ongewoon evocatief proza schrijft, óe vertaler van „Mountolive'1 heeft ontwe- Zijn beeldend vermogen en beschrijvings- ^en' kunst doorlichten het thema als de zon een DE VERTALING IS stroef en moeilijk. prisma; het wordt tot in zijn kleinste com- p>e vertaler lijkt telkens met de eerste-de- ponenten gebroken. De lezer, die zich le- beste oplossing genoegen genomen te heb ben. Het Nederlands schuurt en verraadt zijn ontlening aan het Engels. Als er in het origineel staat „Shall I take a turn?" en even verder „Shall I?" wordt de verta ling klakkeloos „Wil ik je eens aflossen?", „Wil ik?" Het Londens accent van een lijk niet waard waren". Het Origineel luidt: „Factors which had been unworth the resentments and doubts which their summary resolution by an act of thought would have bred". ZO LETTERLIJK MOGELIJK vertaald luidt deze zin: „Factoren, die niet waard waren geweest de gevoelens van wrevel en twijfel, die hun (namelijk van de fac toren; T. N.) snelle oplossing via verstan delijk ingrijpen zou hebben gewekt". In ïït Tde loop'^jaren^^niet'zov£ metr Parijs was en hoe het niet direct tot hem bogk leest waarvan men later de fouten Bobby^ordt in het Nederlands: Wat iS g6WijZigd' afbreuk doM^an 3 de™ ^voortref f eh j ke 'ere?") alsof het niet uitspreken van de h OVERIGENS HEEFT DEZE expositie Ne|erlagnderJ de grootste Vlaamse prijs druk die men ervan had. Bij Durrells m het Nederlands onmiddel .jk hetzelfde tot gevolg gehad dat een vindingrijk pers- v00r letterkunde zou worden toebedeeld.kwartet is het juist andersom: men wil e«ect zoü hebbra al^n het togetóL Itet fotograaf een opname heeft gemaakt van gebreken vinden omdat de meer dan voor- v erraadt toch een fundamenteel gebrek het huis aan de Snellinckstraat, waar Els- ENFIN, MEN KAN zo van vitrine tot treffelijke indruk niet blijft bevredigen. aan taalgevoel, schot tijdens zijn Rotterdamse jaren heeft vitrine gaan en een tipje opgelicht vinden Men zal echter geen detailgebreken kun- gewoond. En dan kom ik toch weer terug van de sluier over de levens van Willem nen aanwijzen. Wèl het volgende: de hier- Als men leest: „Maar hij gaf dan ook op iets, dat niet ter tentoonstelling aan- Elsschot en van Alfons Jozef de Ridder, boven aangeduide „averechtse" nawerking eerder uiting aan zijn kijk op de dingen wezig is: er moeten toch foto's te vinden Met nog meer genegenheid zal men nadien van het kwartet loopt parallel aan de ave- dan aan zijn standpunt ertegenover" wordt zijn van de werf Gusto, waar hij als cor- zyn boeken ter hand nemen om zijn hart rechtse benadering door de auteur van men niet alleen in zijn taalgevoel maar ook respondent werkzaam was, van mejuf- te beluisteren. Want dat is het bij werke- zijn thema. Durrell demonstreert dat alle in zijn logica gekwetst. Het origineel luidt: frouw Van der Tak, „mijn trouwe vrien- lijk grote kunstenaars: zij eindigen hun grote litteratuur aan critische analyse ont- „But he expressed views rather than atti- din" die daar ook 'heeft gewerkt en aan lichamelijke leven maar hun werk duurt snapt omdat zij een bron is waar de le- tudes". En waar kun je nu beter stellin- wie 'hii ziin Villa des Roses" heeft opge- voort: vijftig jaar, een paar eeuwen, dat zer autonoom en menselijk uit kan putten, gen verkondigen zonder je instelling bloot dragen' In i'éder geval is er een foto van weet niemand. Zij is poly-interpretabel, zij laat zich niet te geven dan in Nederland? De vertaler de Rotterdamse Coolsingel anno 1910, zo- De tentoonstelling blijft nog tot in het aan uitleggingen binden. Het verhaal zou hier misschien zeggen: „Hoe kan ik?", dat wii tenminste iets te zien krijgen van najaar geopend. Het ware te wensen dat blijft altijd een kader waardoorheen een- want zo geeft hij „How could I" weer. He omgeving waarin hii in die periode men ze daarna naar Nederland overbracht, voudige en fundamentele waarheden blij- Waar het Engels niet helemaal tot het hei- heeftgeleefd'en gewerkt. Zijn schuilnaam Rotterdam, waar hij heeft gewoond en ven stromen. Een goed boek heeft men derste behoort verdwijnt het Nederlands Eissrbn* had hii toen reeds gevonden, de waar hij eens, op een stormachtige avond nooit uit. Daarom is het en blijft het ook in het duister: „Zaken, die alle wrok en naam van een gehucht op de grens van de van 1938 of 1939 (het was hoog water en altijd waar. En deze grondwaarheid brengt twijfel, verwekt door (bij wijze van gees- provincies Antwerpen 'en Brabant, waar de de ruiten klepperden terwijl hij sprak) in Durrell nu van buiten-af in beeld. Hij door- telijke daad) summier ingrijpen, eigen- Lawrence Durrell begrijpelijker Nederlands omgezet: „Fac toren, die de gevoelens van wrevel en twijfel niet waard waren, welke gewekt zouden worden wanneer die factoren via verstandelijk ingrijpen tot een snelle op lossing waren gebracht". Uit de context blijkt dat dit juist een van de kernregels van het boek is. Want Mounttolive staat voor het dilemma de oplossing van die diplomatieke factoren ófwel aan het lot of de willekeur van geen verantwoorde lijkheid dragende ambtenaren over te la ten, ófwel door persoonlijk ingrijpen te veroorzaken. Er volgt namelijk: „Maar als hij ooit aanspraak zou willen maken op de wereld van de daad als zijn waarachtig erfdeel, dan zou hij toch ergens een begin moeten maken". Hij is namelijk ambassa deur geworden en dat feit brengt histo- risch-noodzakelijk met zich mee dat hij wat doét! Dus doót hij het, wetend dat het gevoelens van wrok bij de betrokkenen zal wekken, maar tevens overtuigd dat de zaak dat niet waard is. Dat is het hier boven gesignaleerde ommuurd raken bin nen het historisch verloop van een situatie. Mountolive gehoorzaamt terwijl hij die ge hoorzaamheid interpreteert als tot onnodi ge gevolgen leidend. Een zekere Pursewar- den, óók diplomaat, handelt alleen naar de noodzaak van zijn hart, vanuit zijn in nerlijke existentiële situatie. Durrell laat dit gedrag uitmonden in zelfmoord. Men kan zijn leven niet aan de situatie opleg gen Maar laat ik me tot de vertaling bepa len. Mogelijk is er later nog eens gelegen heid op het Alexandrië-kwartet terug te komen. De vertaling is ronduit slecht en allerminst geschikt om lezers deel te doen hebben aan het leesgenot dat Durrell zo overvloedig schenkt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1961 | | pagina 14