DIE
GEHEUGEN VERLOOR
WOBBO EN DE HOED
Tragiek der Goudse pijpenindustrie
ritss -K ïa ssa
PANDA EN DE PLASTIC PLASTIEK
Polle
Ondanks enorme orders
ten dode opgeschreven
1
/'"Hoe is het ontstaan?^
Ons vervolgverhaal
NAAR HET DUITS DOOR LILIAN AYE
DIJKSTRA
WOENSDAG 12 JULI 1961
De handen van Jan de
Jong werken vlug en tref
zeker. Naast hem, in een
platte bak, ligt op een
vochtige doek een hon
derdtal Goudse pijpen in
embryonale toestand. Hij
pakt er een op zonder er
naar te kijken en volvoert
dan een waar kunststukje:
de prop weke klei spietst
hij zonder aarzeling aan
een 40 cm lange pin. Hij
rekt de klei uit en vormt over de pin heen een steel van
36 centimeter. Nooit mag het ijzer door de steelwand naar
buiten komen. Dat te voorkomen maakt het pijpmakersvak
tot een kunst. Tot precies in het hart van de kop moet de
V
maar dat toch aan het uitsterven is hoe
paradoxaal dat ook moge klinken!
Dick Dijs
toonzaal
lampen
fabriek
Dit woord: WEINIG
kunnen we voort!, zegt hij blij. Plotseling moeten de beide tankjesvreselijk
niezen: ze krijgen nu weer lucht in hun slurf, in plaats van benzine! Polle en
Langoor gaan ondersteboven van de luchtdruk!
i
18)
„Een ogenblik," zei Hélène en stak
een sigaret op. Met een gevoel van
voldoening blies ze de rook uit. „Ik
zou het volgende willen telegraferen
aan meneer Toren," zei ze dan lang
zaam.
„Ja?" klonk de meisjesstem.
„Karin gevonden."
„Karin gevonden,'' herhaalde het
meisje. In gedachten zag Hélène haar
voor zich, zoals ze met een blos van
inspanning de woorden neerschreef.
„En verder?" klonk het aan de an
dere kant.
„Verder niets," antwoordde Hélène,
terwijl ze een rookwolkje uitblies.
„Dat is alles. Kan ik er op aan, dat
u het telegram direct verstuurt?"
„Vanzelfsprekend, mevrouw, maar.
„Ik bel vanavond nog eens op."
„Ik geloof niet, dat meneer Toren
dan al weer terug zal zijn.."
Hélène glimlachte. Als je eens wist,
lieve kind, dacht ze, hoe snel die me
neer Toren van jou weer terug zal
zijn
„Ik zal 't niettemin proberen."
„Ja, goed... klonk de meisjes
stem aarzelend. Het telefoongesprek
scheen haar een beetje in de war
gebracht te hebben.
De kok in de zitkamer sloeg acht
uur en de klokkeslagen drongen door
in de eetkamer, waar Karin en haar
moeder aan tafel zaten.
„Mijn lieve kind," zei mevrouw
Hausler op besliste toon, „je weet, dat
ik alle begrip voor je toestand heb,
maar ik heb het gevoel, dat ik toch
eens heel ernstig met je moet praten.
Karin's moeder brak een stukje
brood af en kauwde er even naden
kend op. Dan vervolgde ze: „Als ik
hier niet plotseling was binnengelopen
zoals 't nu eenmaal een slechte ge
woonte van mij is dan had je je
gewoon door die mevrouw Seiler laten
bepraten, om dat feest mee te ma
ken."
„Ik ..eh..."
„Ik mag die vrouw niet," onderbrak
mevrouw Hausler haar. Ze takelt zich
altijd op als een circuspaard. Maar
misschien wilde je je laten bepra
ten...?"
„Nee, helemaal niet," zei Karin hef
tig.
De oudere vrouw keek even verrast
op Uitstekend, dacht ze tevreden, die
heftigheid bevalt me. Op die manier
moest Karin uit haar verstarring los
komen... Heel voorzichtig, heel lang-
„Ik had de indruk, dat je je wel
wilde laten bepraten", hield ze nog
even vol.
„Nee, echt niet, Mama!" riep Ka
rin met nog grotere felheid uit.
„Zullen we na tafel een kaartspel
letje doen?" vroeg ze, om Karin af
te leiden. Ze schoof haar bord weg
en vouwde haar servet op. Enkele
ogenblikken later zat ze tegenover
haar dochter aan een kleine speelta
fel. „Denk erom, ik verwacht van je,
dat je me laat winnen," zei ze la
chend, terwijl ze de kaarten schudde.
„Herbert komt morgen terug," zei
Karin opeens, zonder samenhang. Het
was eigenlijk niet meer dan een ge
dachte, welke ze hardop uitsprak.
Haar moeder deed alsof ze 't niet
gehoord had. Maar diep in haar hart
was er verwondering: verlangde haar
dochter naar Herbert of zocht ze thans
slechts zijn veilige bescherming?...
Het neonlicht straalde aan alle kan
ten naar buiten bij het benzinestation
Kirchheim-Teck. Paschke volgde het
verspringen van de cijfertjes in de
tank-automaat. Hij hief zijn hand op.
„Stop! Zo is het genoeg!" zei hij. De
cijfers stonden op 40 liter. Paschke
knikte met een tevreden gezicht. De
employé schreef een bon uit.
„Geef mij nog vijf rollen peper
munt," zei Herbert opeens, wijzend
op een kartonnen doos, waarin peper
munt uitgestald lag.
„Wat zou je ervan zeggen, Pasch
ke?" vroeg hij even later aan zijn
chauffeur, „als ik nu verder eens
reed?'*
Paschke's gezicht betrok: „U wilt..?"
wilt...?"
Herbert drukte hem de rollen peper
munt een grote lekkernij voor
Paschke in de hand en nam achter
het stuur plaats. Paschke ging met
een verwonderd gezicht naast hem
zitten. Herbert voerde de snelheid op,
toen ze weer op de autobaan reden.
Hij voelde een vreemde stimulans in
zich. Steeds weer moest hij denken
aan het feit, dat Karin niet gerea
geerd had, toen hij tegen haar zei,
dat hij bang was haar opnieuw te zul
len verliezen...
Er werden druppels zichtbaar op
de voorruit. Herbert schakelde de
ruitenwissers in, die onmiddellijk ge
lijkmatig heen en weer begonnen te
bewegen.
,,'t Wordt steeds erger," mompelde
hij even later. Paschke zoog tevreden
op zijn pepermuntjes. De nacht lag
donker als een tunnel voor hen. Plot
seling doken in de verte rode lichten
op, die heftig heen en weer bewogen.
„Kun je onderscheiden, wat dat be
tekent?" vroeg Herbert aan zijn
chauffeur, terwijl hij zijn vaart min
derde.
Paschke leunde wat naar voren.
„Het ziet er uit naar politie. Waar
schijnlijk een controle".
„Mij lijkt 't eerder een ongeval",
meende Herbert, terwijl hij de auto
achter een rij wachtende andere
auto's tot stilstand bracht.
Hij zette de motor af en sprong uit
de wagen. „Wat is hier aan de hand?"
vroeg Herbert naderbijkomend, aan
een man. die stond te kijken. „Daar
wees de man.
Even stokte Herbert de adem in
zijn keel. Hij ontwaarde een volko
men vernielde rode sportauto, die met
de wielen naar omhoog lag
„Weer zo een, die niet snel genoeg
in de hemel kon komen", filosofeerde
de man naast hem. „Hij is over de
kop geslagen
„Dood?" vroeg Herbert, terwijl
zijn handen in zijn zakken zich tot
vuisten balden.
„Morsdood.,
„Gaat u toch wat opzij", drong een
politieman de nieuwsgierige toeschou
wers achteruit. „Ziet u niet, dat wij
de wagen zó niet wegvoeren kunnen?"
„Kalm aan, m'n beste", mompelde
een dikke man, met een valhelm op
het hoofd. Niemand lachte om zijn
laconieke opmerking, iedereen scheen
onder de indruk te zijn van de aan
blik van de vernielde sportwagen.
Ik moet er achter zien te komen,
wié 't was, was de gedachte, die Her-
bert niet losliet. Bovendien moet ik
me de naam zien te herinneren van
die man, die in het „Frankfurter Hof"
die avond met de chef-de-réception
praatte.De chef-de-réception noem
de zijn naam
Hij staarde naar het wrak van de
rode wagen. Die rode sportauto schijnt
me te achtervolgen als een spook,
mompelde hij in zichzelf. Dag en
nacht't Maakt me gek. Ik
moet weten, wie hier verongelukt
is.
,,'t Is toch geen bekende van u?
vroeg de man naast hem, die naar
Herbert's gezicht keek Herbert ant
woordde niet, maar keerde zich ab
rupt om en liep op een politieman toe.
Intussen werd het verkeer weer vrij
gegeven en klonk het geluid van star
tende motoren.
„Kunt u mij zeggen, wiè de veron
gelukte is?" informeerde Herbert bij
de politieman. Hij moest schreeuwen
cm zich boven het geluid van de weg
rijdende auto's verstaanbaar te ma
ken. De regen viel nog steeds.
„Wat zegt u?" schreeuwde de poli
tieman terug.
„Wie is de verongelukte? herhaal
de Herbert.
„Dat kan ik u niet zeggen."
„U moet 't me zeggen", riep Her-
bert hem toe, „een vriend van mij
rijdt in precies zo'n wagen!"
„De man heet Wolland", zei de po
litieman, en om verder niet lastig ge
vallen te worden, draaide hij Herbert
zijn rug toe en verwijderde zich.
„Wollandmompelde Herbert,
terwijl hij doodstil bleef staan. Hij
merkte niet, hoe de regen hem in het
gezicht sloeg. Wollandhéétte die
man Wolland
„Meneer, we kunnen verder hoor
de hij een stem achter zich.
Hmwat?" Verschrikt keek
hij om- Paschke sloeg hem verwon
derd gade.
„Wat sta je me aan te staren?
viel Herbert geïrriteerd uit. Het vol
gende ogenblik had hij al spijt van
zijn uitval.
Hij had echter geen tijd voor een
verklaring. Zonder discussie over de
vraag, wie zou chaufferen, nam hij
zelf achter het stuur plaats en startte
ie motor. Dan gaf hij gas. Het werd
een slechte, onbeheerste start. Pasch-
Ke vloog met zijn hoofd tegen de
voorruit Hij zei echter niets, hij keek
zelfs niets eens verwijtend.
{Wordt vervolgd)
pin worden gestoken. Daarna moet de nog zacht-weke pijpe-
steel zonder dat de klei opstrookt en zonder dat het rook
kanaal er in wordt beschadigd, van de ijzeren draad worden
getrokken. Ook dat vereist jarenlange oefening. Jan de Jong
doet dit werk nooit verkeerd evenals zijn beide collega's
die naast hem aan de lange en grijs-
/-fj.- 7 J- beeld werd weldra door tal van landgeno-
gekleide tüfel zitten. Gedrieën bedrijven ^.en van hem gevolgd. In die tijd (1617
zij in de fabriek van de gebroeders Twaalfjarig Bestand) zwierven veel Engel-
Goedewaagen een eeuwenoud handvak sen in ons land als huurlingen van de le-
met enorme toekomstmogelijkheden, gers van Frederik Hendrik. Maar s win-
h - ters waren zij zonder werk. In dat jaar-.
MET HONDERDDUIZENDEN tegelijk
worden de Goudse stenen pijpen geëxpor-
getijde immers werden vroeger de legers
ontbonden!
Naar Brits voorbeeld
Jan de Jong, een van de laatste pijp-
makers van Gouda, beoefent zijn uit
stervend vak met vaardigheid en
plezier.
Links: een der vele oude pijpmerken
die Gouda heeft gekend. Een merk
was geen erfrecht, ging dus niet over
van vader op zoon.
maar de poging mislukte. Toen werd het
in concentratie van enkele bedrijven ge
zocht. Dat hielp wat. Daaraan is het te
danken dat in Gouda nu nog twee fabrie
ken behalve plateel-produkten ook pijpen
produceren.
Oude tradities
Vroeger kende het pijproken talloze tra
dities. Op het ogenblik kent men er nog
een in New York. Twee keer per jaar
geeft daar de „Sankt Nicolas Society"
een vereniging van mensen wier voor
ouders uit Nederland afkomstig, zich voor
1789 in Amerika hadden gevestigd een
diner. Na afloop daarvan krijgt ieder lid
een lange Goudse pijp, met in de kop ge
beeldhouwd het gezicht van Knickerbocker
de eerste burgemeester van New York. De
kunst is nu de pijp heel thuis te krijgen
zoals bij ons de beroemde schaatspijp. Op
een van de laatste foto's van president
Roosevelt kan men op de achtergrond een
rek zien met enkele van deze pijpen. En
ieder jaar weer komt de secretaris van
de Sankt Nicolas Society persoonlijk in
Gouda de pijpen bestellen.
Uniek museum
ZO'N KNICKERBOCKER-PIJP is ook te
zien in de Moriaan, het unieke Goudse Pij-1
penmuseum een van de heerlijke be
zienswaardigheden -die Gouda rijk is. Het
gebouwtje, met ee i sierlijke gevel uit 1617,
alleen is al een bezoek waard In het mu
seum heerst een tfeer die rustig maakt,
een stemming die een schril contrast
vormt met het gejaagde leven er buiten.
De antieke tabakswinkel is nog geheel in
tact, met gemarmerde houten wandkasten,
porseleinen tabakspotten, nauwkeurig-wer-
kende weegschalen en grote tegels op de
Vloer. In het museum heeft men duizenden
en duizenden pijpen verzameld, in allerlei
vormen en uit vele landen.
JAN DE JONG en zijn collega's gaan
rustig door met het maken van pijpen.
Ms zij heel kunstig het rookkanaal in de
steel hebben gestoken, gaat de pijp in een
koperen vorm. Die wordt in een bank
schroef gedraaid, waarna met een zwaar
stukje ijzer de kop in zijn vorm wordt
gestompt. Met een gebogen ijzertje wordt
ten slotte de steel gladgemaakt. Tremmen
■n ia „nntprirwartipr Eur°ba gebracht. Zelfs in Amerika en Afri
teerd. De vraag is enorm. Maar met de jn steden en maakten die onveilig door r0°kte men de Goudse lang-stelen. Per noemt men dat van het Engelse to trim.
beste wil van de wereld kan er niet aan t t j wat hun in handen beurtschipper werden zij in grote hoeveel- Weken wordt soken genoemd (van to soak)
worden voldaan Want er zijn vrijwel geen kwam 0m hun burgers te beschermen, heden naar Amsterdam gebracht dat toen de lange ijzeren pin heet wijer (van wire)
mensen meer die dit vak verstaan. Wie vroedschappen er ten slotte toe een heel belangrijke pijpenmarkt bezat, die en de koperen vormen kasters (van to
denkt er nog aan, pijpmaker te worden? te stellG Je ma„ de poort evenwel op een guiz.ge manier om zeep Cast). Zo wordt in het vakjargon nog her-
Ik maak me sterk dal het vak niet eens t eerli1k vak ver- werd geholpen óp een dag kwamen de innerd aan de introductie van een nieuwe
op de lijst staat van de beroepskeuze-voor- t' n zejden zii handelaren met verschrikte gezichten. in industrie door Engelse militairen,
lichtingsbureaus! Toch verdienen die enke- 'Tal'van Engelsen hadden thuis het pijp- Gouda terug. „Amsterdam is staangeld tfTIEN GROS korte en negen gros
dePboPt™hkamS MaaAa^z? me" pTnsioen ^ep^r opTn^Gö^kumNn Rotterdam" mand moe® een stuiver, voor ieder lange Gouwenaars meken De Jongenzijn
da geen enkele originele Goudse pijp meer kNsvan slagen Stóds dlv^ege n^ddll- de vaderen. Heel wijselijk stichtten zij een gaat de grens over. Menzouereenveel-
T1 Kans van siagen. öiiius ue viuegc uuuuex niinpnmark-t 'Hp nn donderdag werd voud van deze aantallen kwijt kunnen.
hun vier jaar staat is het te laat. Binnen
staan," zeiden zij.
Tal van Engelsen hadden thuis het pijp
makersvak geleerd Zij namen nu dit be- moeteen stuiver,~voër ieder lange Gouwenaars ons ken De Jong en zijn
ndje acht penningen worden betaald." makkers per week. Dat wil zeggen 3840
Dat is te gek zeiden de Goudse vroe- pijpen. Tachtig percent van de produktie
5 van slagen. Sinds de vroege middel- d?
ven was dit stadje een centrum van ei§
DE HEER D. A. GoedeWaagen zucht. voornaamste marktdag "van de stad. De zouden gaan leren
„Soms krijgen wij bestellingen uit het bui- middpn in He Tarhtieiarief Oor- Amsterdammers begrepen dat zij hun vier jaar staat i
tenland van honderdduizend gros. Dat wil w® GNRN A Z GAnm Ahe eigen glazen ingooiden en probeerden hun afzienbare tijd zullen er dus m Gouda geen
zeggen: van zestien miljoen pijpen (want log af te sluiten waardoor deTavens te herstellen door het staangeld weer originele Goudse pijpen meer kunnen wor-
een gros inde pijpindustrie is nog altijd eefweXn tS- af te schaffen. Maar het was al te laat: den gemaakL Edoch::op het ogenWik wot;
160 stuks). Maar wij moeten ervoor be
danken. Onze mensen kunnen dat niet ver
werken. Wij hebben op alle mogelijke ma
nieren geprobeerd, het bedrijf te mecha
niseren, maar dat was steeds tevergeefs.
Het is en blijft een echt handwerk."
Buitenland „aan de pijp"
van Antwerpen stilgelegd werden. Tiental
len Goudse pottenbakkers moesten toen
ontslagen worden, want hun produkten
konden niet meer worden afgevoerd.
Net als vroeger
Gouda had zijn eigen markt. Nu nog kent den in de fabriek van Goedewaagen Turk-
men in Amsterdam de Pijpenmarkt. Maar se waterpijpen gemaakt. Met kisten vol
de naam is het enige dat overbleef.
„Pij pen pand"
worden zij naar de Oriënt verzonden
Tegelijk met de markt werd het „pij-
En juist deze tegenslag maakte een gro- penpan(j» jn het leven geroepen. Het ge-
te vlucht van de pijpindustrie mogelijk, heurde dat de pijpmakers in drukke pe-
Tachtig percent van de Goudse produk- Nu konden de ovens worden gebruikt om r|ocien njet aan de vraag konden voldoen,
tie gaat naar het buitenland. Daar rookt er pijpen in te bakken. Pijpmakers fabri- terwyj zy stille tijden om geld zaten
men'Trvalle lagen van de bevolking de ceerden hun produkten thuis, brachten ze springen. Het pijpenpand bracht red-
stenen pijp. Opvallend is dat veel emigran- in week-zachte toestand naar de potten- di»»» Als de vraag op de markt niet groot
ten deze pijpen kopen. Een bepaalde oor- bakker die ze ui zijn ovens tot wit-stenen bonden zij de nitet verkochte pijpen
zaak voor dit verschijnsel is niet te ge- pijpen verwarmde. Tn 1665 waren er tacjV" naar het pijpenpand brengen, er de gang
ven of het moet zijn dat zij in die pijp tig bedrijven. Vijftien jaar later was dit ^arc prijs voor krijgen, om ze dan in
een heel kleine herinnering aan hun land aantal verdubbeld. In de bloeiperiode perioden voor diezelfde prijs terug
zien. Ook geestelijken vormen een grote omtreeks 1750 waren maar hefsl 374
nemen. Een eenvoudig, maar uiterst
groep afnemers. Waarom steen boven hout meesterpijpmakers lid van het gilde. Die doelmatig kredietsysteem dus, een soort
of bakeliet wordt geprefereerd? De aroma tijd vormde de Gouden Eeuw van de stad. hank van lening,
van de tabak blijft er veel zuiverder in. Vierduizend mannen en drieduizend vrou-
Tabak wordt dan o ik vrijwel altijd in ste- wen waren direct in de pijpindustrie werk- de CRISIS kwam kort na 1750. Rusland
nen pijpen gekeurd! zaam. De mannen maakten de pijpen, de ging, na een bezoek van tsaar Peter, zelf
vrouwen zorgden voor de afwerking zo- pijpen produceren en ook Duitsland begon
GOUDA en de stenen pijp zij vormen als nu nog steeds gebeurt! Honderden an- er mee verbood aanvankelijk de invoer
een hechte twee-eenheid. Dat is te danken dere Gouwenaars beoefenden toen een ne- van pijpen en later zelfs ook de doorvoer,
aan Engelse soldaten, dje even na zestien- venbedrijf: schippers die de pijpen ver- Voor Gouda was dat een enorme klap. In
honderd het pijpmakersvak in Gouda in- voerden, handelaren die voor de verkoop het buitenland was de levensstandaard
troduceerden. In korte tijd groeide deze in- zorgden, vormmakers, kuipers en manden- stukken lager dan hier, zodat de pijpen
dustrie uit tot het hoofdbestaansmiddel van makers. er tegen veel lagere prijs konden worden
Gouda. Omstreeks 1750 telde de-stad twin- In 1660 kwam er een pijpmakersgilde. gemaakt. De Gouwenaars konden aan con-
tigduizend inwoners. Twaalfduizend maar Langzaam groeide het uit tot het belang- curreren zelfs niet dénken,
liefst verdienden met dit" beroep of zijn ne- rijkste instituut van de stad. Het bezat
venbedrijven hun brood. zelfs een eigen ziekei ionds, een eigen dok- HET VERVAL kwam snel. In 1798 werd
De Engelsman William Baernelts (de ter en een weduwe en wezenfonds! het gilde opgeheven. De vroedschap pro-
Gouwenaars zeiden Willem Barentsz) be- Per schip werden de pijpen met duizen- beerde nog een eigen fabriek te stichten
gon als eerste pijpon te maken. Zijn voor- den tegelijk tot in de verste uithoeken van ten einde de werkloosheid tegen te gaan,
Advertentie
CC* M«tl(N t*
56. Met zwierige tred verliet Joris het schip, maar
Pat en Panda hadden meer aansporing nodig', om van
boord te gaan. Tegenstribbelend werden zij door de
mariniers aan land gezet. „Dit bevalt me niet", zei
Panda, „hoe kunnen we Pompo bewaken, als we niet
op het schip mogen zijn?" „Maak u geen zorgen over
de bewaking van de kunstvoorwerpen", sprak Joris, „ge
ziet toch zelf wel, dat die uitstekend is? Als niemand
aan boord mag, kan ook niemand Pompo stelen". „Hm,
maar ik vind het toch raar!" hield Panda vol, „waarom
houden ze er een tentoonstelling, als niemand mag ko
men kijken?" „Komaan, het is ook nooit goed xbij u",
zei Joris ongeduldig, „eerst acht ge d.e bewaking on
voldoende en dan weer vindt ge, dat deze te ver gaat.
Ge verveelt me!" En met deze woorden keerde hij zich
om en maakte zich haastig uit de voeten. Hij begaf zich
regelrecht naar een steiger, waaraan de kruiser van de
Xapotapetliaanse zeemacht was gemeerd en verborg
zich daar tussen enkele vaten. Vanuit zijn schuilplaats
loerde hij naar de matrozen, die aan boord van het
Oorlogsschip gingen, tot hij er eentje ontdekte, die de
kanonnierstekens droeg. „Die moet ik hebben", mompel
de Joris, terwijl hij een bootshaak tussen de benen van
de nietsvermoedende zeeman stak
'N
Spaarne 65 Haarlem (t/o de Ged.
Oude Gracht) TeL 02500-14850 en 14560.
Weinig is een onbepaald hoofdtel
woord dat: in geringe hoeveelheid be
tekent. Deze betekenis is voortgekomen
uit een oudere: ongelukkig, beklagens
waard. In het Gotisch luidde het woord
wainahs en dit betekende: rampzalig.
Nu wordt aannemelijk dat weinig
samenhangt met het werkwoord we
nen: tranen vergieten, weeklagen. Zo
wel wenen als weeklagen zijn afgeleid
van wat de taalkundigen noemen een
tussenwerpsel, n.l. wee. Wij hebben dat
woord nog over in: ach en wee roepen,
in weemoed en in de bovengenoemde
woorden. De ontwikkeling is dus: in
narigheid riep men: wee! Dit wee werd
een zelfstandig naamwoord in de be
tekenis: ongeluk. Hiervan kwamen
wenen: klagen over ongeluk enwei-
nig: ongelukkig, daarna: zwak. gering
^en tenslotte: klein in aantaL
108-109. De rentmeester keek Wobbo
aan en lachte honend.
Jij? smaalde hij. Hoe wou jij aan
het geld komen, jongen?
Dat zult u zien! beloofde Wobbo.
Wacht maar even!
De anderen begrepen er niets van. Maar I
Wobbo liep naar buiten, want hij wou niet,
dat de rentmeester zag wat hij ging doen.
Be* 6 Coe>e«hogen
Hij zwaaide z'n toverhoed driemaal: en [g Langzaam maar zeker loopt Olifant-benzinetank leeg. Langoor „zwengelt er
toen Bizram verscheen zei Wobbo, dat hij iaats{e druppeltjes uit en Polle zegt dankbaar: Je hebt geweldig je best gedaan
arann een zak vol geld zou e en. /wor, Hi. ki-kt al gevuide blikken eens langs. - Dank je wel voor je hulp, nu
graag een
En dat kwam in orde...