Nederlanders werken onder brandende
zonnehitte in het Liberiaanse oerwoud
Moeilijkheden vaak
onderschat wegens
de goede beloning
I
Bloemen en planten in tuin en huis
„Atoomvuilnisbakken" mogen
nooit geledigd worden
Handschrift van Schubert-lied
weer bijna compleet
Wekelijks toegevoegd aan alle edities van
aarlems Dagblad/Oprechte Haarlemsche Courant
en IJ mui der Courant
G. Kromdijk
s tr> r-
DE NEDERLANDSE ARBEIDSMARKT heeft sinds
enige jaren een uitloper naar West-Afrika. De belangstelling
van het bedrijfsleven en ook van individuele arbeidskrachten
voor Afrika, voor zover dat niet op Frankrijk is gericht, is
tamelijk traditioneel, vooral in de landbouw. Pogingen van
een aantal Nederlandse aannemersbedrijven om tot zelf
standige vestigingen te komen openen echter geheel nieuwe
vooruitzichten. In het begin van 1959 richtten de naamloze
vennootschappen Nederhorst uit Gouda, de pletterij Ent
hoven uit Delft, Muis en De Winter uit Rotterdam en de
Nederlandse Basaltmaatschappij samen de te Rotterdam
gevestigde African Construction Company (A.C.C.) op, na
dat de aannemingsmaatschappij Nederhorst die al voor de
(Van onze reportageredacteur)
zich ontwikkelende mijnbouw in Liberia had gewerkt, de
grote mogelijkheden in dat gebied ontdekt. Ijzererts zal in
de nabije toekomst de ruggegraat vormen van de Liberiaan
se economie. De vooruitzichten van de drie in Liberia werk
zame ondernemingen worden als volgt becijferd: de
Liberiaans-Amerikaanse National Iron Ore Company komt
op een produktie van vier miljoen ton, de Duitse Delimco
streeft naar vijf miljoen ton en de Zweeds-Amerikaanse
Lamco mikt zelfs op tien miljoen ton per jaar van 1964 af.
De Liberiaanse regering toucheert de helft van de winsten
als concessierechten. De N.I.O.C. (National Iron Ore Com-
iany) is nauw gelieerd met de oudste Liberiaanse mijn-
louwmaatschappij.
HET IS VOOR DEZE onderneming dat
de African Construction Company grote
werken uitvoert, uiteenlopende van de
bouw van spoorbruggen tot gebouwen en
installaties voor de mijn zelf en overlaad-
installaties in de haven van Monrovia. De
afwezigheid van onderaannemers in Afrika
maakt dat men geen onderdelen van een
opdracht kan uitbesteden zoals in Neder
land regel is, waardoor alle objecten een
grote verscheidenheid vertonen.
MAAR OOK AL HEEFT de A.C.C. in Li
beria een kern van tweehonderd Nederlan
ders en soms wel vijftienhonderd tot twee
duizend man plaatselijk personeel aan de
gang, dat betekent niet dat de bouwmarkt
van de oudste vrije negerrepubliek voor de
Rotterdamse firma braak ligt. Tot de be
langrijkste buitenlandse aannemingsmaat
schappijen behoren de vestiging van het
Amerikaanse mammoetbedrijf Raymond
International, de Israelisch-Liberiaanse Li-
berian Construction Company en de Itali
aanse wegenbouwers Viannini. De vesti
ging van de A.C.C. draagt in Liberia een
tweeledig karakter. Er is een A.C.C. „Li
mited" en een A.C.C. Liberia „Incorpora
ted". De eerste onderneming is zuiver een
filiaal van Rotterdam. Die voert de werken
voor de N.I.O.C. op basis van een regie
contract uit. De juridische vorm van dat
bedrijf werd uit financierings-overwegin-
gen gekozen. De zelfstandige A.C.C. Libe
ria „Incorporated" beweegt zich op een
breder vlak. Op haar programma stonden
al een olie-overlaadstation, woningen, kan
toren en een brug.
DE BELANGSTELLING van de A.C.C.
blijft overigens niet tot Liberia beperkt.
Eind 1959 werd de A.C.C. of Nigeria Ltd,
opgericht. Daar werden een olieleiding en
een tankstation voor de Shell inmiddels
voltooid, een bungalowpark bij Lagos is in
uitvoering, evenals enige overheidsop
drachten. Het merkwaardigste onderdeel
van de A.C.C. in Nigeria is echter een door
de Rotterdamse onderneming ontwikkelde
werkplaats waarin uit hun model geraakte
stalen dwarsliggers van de Nigeriaanse
spoorwegen weer bruikbaar worden ge
maakt. Voor dat werk werd een vijfjarig
contract gesloten dat de A.C.C., naar het
zich laat aanzien, geen windeieren legt.
Tenslotte neemt de A.C.C. op fifty-fifty-
basis deel in een gelijknamige onderneming
in Ghana. Hoewel de Nederlandse kernen
van de bedrijven in Nigeria veertig
man en in Ghana vijf man veel
In het oerwoud langs de Mano-rivier
in Liberia verrijst de hoge molen
waarin het pas gedolven erts wordt
fijn gestampt. Een vergelijking met
de figuurtjes van het bij de bouw be
trokken personeel geeft een indruk
van het onder deze omstandigheden
gigantische werk, dat hier verzet
wordt.
kleiner zijn dan die van de Liberiaanse
vestiging verwacht men dat deze dochters
zich eveneens voorspoedig zullen ontwik
kelen.
De grootste moeilijkheid voor de A.C.C.
is echter het vinden van voldoende ge
schoold Europees personeel. Dat is voor
gewoon werk al een hele toer, laat staan
voor een bedrijf dat beslist geen reclame
kan maken met comfortabele werkplaat
sen, een vijfdaagse werkweek en zo. Inte
gendeel: men maakt er lange dagen in een
smoorhete jungle. Geld verzoet ook in dit
geval arbeid en er zijn jonge Nederlanders
genoeg die de mollige toestanden in het
vaderland wel eens willen inruilen tegen de
mogelijkheid om anderhalf jaar lang vijf-
ONTWERPEN, AANLEGGEN EN BE
PLANTEN VAN TUINEN, door G. J. Pan-
nekoek en J. J. Schippers, met medewer
king van enkele andere prominente figu
ren in de tuinbouw; eerste deel; zesde
druk; uitgeverij Kosmos, Amsterdam.
Dit is een prima boek, geschreven door
deskundigen en bestemd voor allen die
met het aanleggen van tuinen te maken
hebben, een echt vakboek van prima kwa
liteit. De beginnende tuinbouwer zal mis
schien nog niet alles kunnen bevatten,
doch al studerende komt hij er toch wel
in. Het kostelijke boek is met vele teke
ningen versierd. De nomenclatuur is pri
ma verzorgd, zoals we trouwens van deze
schrijvers kunnen verwachten. Als men
deze adviezen bij het aanleggen van een
border, een tuin, een vijver opvolgt, zal
men zeker goede resultaten bereiken. Het
is te hopen dat er van het tweede deel ook
spoedig een nieuwe, zesde, druk zal komen.
Beide boeken moet men namelijk als één
geheel zien. Een prachtig geschenk voor
hen die "het tuinieren als hun beroep be
schouwen.
GROENTEN; FRUIT EN KRUIDEN IN
EIGEN TUIN, door P. A. Kruik; Prisma
reeks. Dit Prismaboekje is door een des
kundige op dit gebied geschreven en het
ziet er goed uit; de tekeningen zijn wat
vaag; het was aardiger geweest indien in
dit deeltje wat foto's opgenomen waren.
De tekst is echter deskundig verzorgd;
men zal er bij het kweken van groenten
en fruit een goede leidsman aan hebben.
Toch komt het mij voor dat dit boekje
wel wat meer op de amateur-tuinier af
gestemd had mogen worden; het is mij
een beetje te deskundig voor volkstuinders
en voor hen die zelf wat groenten in eigen
tuin kweken. De gegeven adviezen zijn
echter zeker betrouwbaar. Ik ben bang
dat bij de toch wel erg vaktechnische ad
viezen over de bemesting de amateur-tui
nier het spoor dreigt te verliezen. Over
het kweken van kruiden wordt ook wel zo
het een en ander verteld; in ieder geval
óók deskundig. Vooral voor jonge begin
nende beroepstuinbouwers zou ik dit boek
je willen aanbevelen. Ook over het ge
bruik van gereedschappen wordt het nodi
ge gezegd.
MEER KENNIS VAN BLOEMEN EN
PLANTEN, door A. C. Muller-Idzerda.
Prismareeks. Dit boekje moet een logisch
vervolg voorstellen op het reeds eerder
verschenen deeltje in deze serie over bloe
men en planten. Op vele onderwerpen
wordt in dit boekje wat uitvoeriger inge
gaan en het kon niet uitblijven: In veel ge
vallen is het een herhaling geworden. Te
keningen en foto's komen er in dit deeltje
voor. Het is wel goed verzorgd en de ama
teur-tuinier zal er wel plezier van hebben,
doch of dit nu direct het boekje is wat hij
zoekt geloof ik niet. De adviezen zijn goed
en men kan er bij het verzorgen van tuin
en kamerplanten wel het een en ander van
leren. Over kamerplanten wordt veel ver
teld, evenals over broeibakken en bloe
menkast j es. Men kan er in ieder geval in
lezen welke planten er in gekweekt kunnen
worden.
HET GELUK VAN DE TUIN, door ir.
P. Verhagen. Uitgevers Erven J. J. Tijl,
te Zwolle; tweede druk.
Dit aardige boek is bedoeld als een aan
sporing tot zinvol tuinieren. Wie echter
meent een vakboek over tuinieren te ko
pen zal bedrogen uitkomen; dat is het be
slist niet De schrijver vertelt u over zijn
hobby, het tuinieren, en hoe hij de bloe
men en planten ziet. Veel wordt er ook
over de tuingeschiedenis verteld; aan de
hand van tekeningen kan men zien hoe
bepaalde stijlen vroeger gevolgd werden
en hoe men het tegenwoordig doet. Aan
de juiste schrijfwijze van de Latijnse na
men mankeert nogal zo het een en ander.
In deze tweede druk, die door de broer
van de auteur is verzorgd zou dit veran
derd hebben moeten worden; in een derde
druk zal dit toch beslist door een deskun
dige gedaan moeten worden. Overigens is
het boek vlot geschreven en het laat zich
als een roman lezen. Doch zo zou men het
dan ook moeten beschouwen.
tienhonderd gulden in de maand te verdie
nen, al krijgen ze die dan niet cadeau.
Dat is de eenvoudigste kant van de zaak.
Want als de uit te zenden man de tropen-
keuring heeft doorstaan, zijn half dozijn
prikken tegen alle mogelijke nare kwalen
heeft gekregen en goed verzekerd behal
ve alle in Nederland gebruikelijke verze
keringen wordt voor hem tevens een ka
pitaalrisicoverzekering van zestigduizend
gulden in geval van overlijden gesloten
in het vliegtuig van de K.L.M. of van Air
France naar Monrovia zit, heeft werkne
mer noch werkgever de garantie dat er nu
verder niets meer gebeuren kan.
ER ZIJN TAL VAN REDENEN waarom
een tewerkstelling in West-Afrika op een
mislukking kan uitlopen. De meest voor
de hand liggende is de onderschatting van
de omstandigheden waaronder moet wor
den gewerkt. Het is soms onvermijdelijk
dat er met minder dan niets moet worden
begonnen, omdat de werkploeg van de
A.C.C. de eerste bewoning op een ontoe
gankelijke plek in het oerwoud is. Maar
ook een reeds ingericht kamp is met zijn
golfplaten hutten en loodsen geen toon
beeld van Hollandse gezelligheid. Bier is
er genoeg en misschien zelfs teveel, maar
het is alle koelkasten ten spijt altijd lauw.
Zoals ook het water uit de geïmproviseer
de douches onveranderlijk lauw is. En ver
der moet men erop rekenen dat zelfs het
geringste comfort aan een zijden draad
hangt. Men zit op dagreizen afstand van
de bewoonde wereld en ook daar is lang
niet alles te krijgen. Dat wordt men wel
gewaar als er een waterpomp defect is
of zo.
DERGELIJKE MANKEMENTEN zijn
natuurlijk dankbare gesprekstof voor een
klein gezelschap dat na korter op langer
tijd op zichzelf uitgekeken raakt en dat ge
voelig wordt voor elke aanleiding tot een
ruzietje dat gemakkelijk tot ruzie kan uit
dijen. Dat is een menselijke gang van za
ken waarom men de betrokken arbeiders
niet al te hard kan vallen. Doch het is dui
delijk dat een body van ijzer niet voldoen
de is om de achttien maanden waartoe
men contractueel verplicht is in Liberia
te volbrengen. Men moet evenzeer een
beetje stoer van geest zijn, over een hu
meur beschikken dat tegen een stootje kan
zonder dat er feitelijk sprake is van on
verschilligheid, want zo'n kleine geïsoleer
de gemeenschap onder de tropenzon heeft
onderlinge solidariteit nodig als brood.
En verder is er het achterbaks aangeslo
pen heimwee, zo niet bij de man in de
rimboe dan wellicht bij de vrouw in de
polder. Er zijn de huwelijken die gevaar
lopen te stranden en er zijn de inheemse
vrouwen waarmee men zich contractueel
evenmin mag inlaten als met de plaatse
lijke politiek, maar waarvan de aantrekke
lijkheid die van de Afrikaanse staatkunde
ver te boven gaat.
MOREEL GESPROKEN moet men bij
de A.C.C. van goeden huize komen wil de
uitzending naar Liberia inderdaad slagen.
En nu is de toestand ook weer niet zo
somber: degenen die hun achttien maan
den zonder moeilijkheden uitdienen zijn
bepaald niet in de minderheid en er zijn
er genoeg die zich na genoten verlof weer
laten inhuren. Dat laatste is zelfs meer
dan eens het geval met lieden die aan
vankelijk de bouwplaats in Liberia met on
genoegen hadden verlaten. Als men de oor
zaken van dergelijke conflicten nagaat
stuit men steeds op hetzelfde beeld: een
of ander slepend mankement in de ver
zorging waarvan de ernst door de direc
tie van A.C.C. niet wordt ontkend
waarover de opgekropte ergernis tot een
uitbarsting komt en waarbij het ene woord
het andere uithaalt. In dat verband mag
wel worden opgemerkt dat dezelfde hoge
eisen vooral wat takt en begrip be
treft in niet mindere mate voor het lei
dinggevend personeel van de A.C.C. gel
den. En dat men in die kring uiteraard
ook wel eens tekort schiet.
EENMAAL THUIS gekomen ziet zo'n
jonge arbeider het conflict een stuk nuch
terder. En hij bedenkt achter z'n hagel
witte vitrages dat het leven in zo'n pio-
niersbedrijf nog zo kwaad niet was en die
vijftienhonderd gulden per maand trou
wens evenmin. In de gunstige gevallen
heeft de A.C.C. de terugtocht gemakkelijk
gemaakt door niet op haar rechten als be
nadeelde werkgeefster te gaan staan. In
elke overtocht zit immers een investering
van drie tot vierduizend gulden en de
A.C.C. is bij contactbreuk gerechtigd dat
bedrag op de werknemer te verhalen.
Toch blijft het moeilijk ginds een kern
van vakbekwame en integere uitvoerders
op te bouwen ten behoeve van de perma
nente Liberiaanse vestiging. In zulke ge
vallen kan het gezin van de gegadigde
immers overkomen, doch dan blijkt vaak
dat de vrouw voor een dergelijke emigra
tie niets voelt. Een andere voor de A.C.C.
teleurstellende ervaring is dat de uitge
zonden uitvoerder in Liberia in dienst
treedt van de concurrentie, welke nog
meer betaalt. De kracht van de Nederland
se onderneming, die in het algemeen niet
zo dik in de relaties zit als haar buiten
landse mededingers, schuilt voor een goed
deel in de op lagere lonen en winstper
centages gebaseerde inschrijvingen bij
aanbestedingen. Voor de Nederlandse on
derneming als geheel geldt hetzelfde als
voor de individuele arbeider: de tijd is
voorbij dat men in de andere wereldde
len voor een dubbeltje op de eerste rang
zat. Men zal er nu hard voor moeten wer
ken.
Een overzicht van de golfplaten-hutten
waarin de Nederlandse arbeiders in
het kamp van het Mano-project zijn
ondergebracht. In elke hut huizen
vier man.
„Begrijp jij nu, waarom ze 'm niet kunnen raken?" (The New Yorker)
WAAROM zou men geen „atoom
vuilnisbakken" in de ruimte schieten, ver
uit de dampkring? Dit zou inderdaad
mogelijk zijn, maar de kans bestaat dat
de lancering mislukt en de raket op de
grond uit elkaar spat. De veiligste me
thode, die tegenwoordig toegepast
wordt om het werkelijk gevaarlijke afval
buiten bereik te plaatsen, is het opslaan
in stalen reservoirs. In deze enorme
ketels blijven de radioactieve vloeistof
fen koken onder de werking van de
warmte, die deze elementen zelf ont
wikkelen. In de Verenigde Staten kookt
men 295 miljoen liter water van dit ver
gif in deze geweldige stalen ketels. De
kosten hiervan bedragen ongeveer
55 cents (f 2,—) per liter, 162.250.000
(Van onze correspondent)
WENEN Het beroemde lied „De dood
en het meisje' op tekst van Claudius, in
1817 door Schubert gecomponeerd, ver
scheen vier jaar later in druk tezamen
met enkele andere liederen en op het
titelblad stond: opus 7. Na de dood van
de componist in 1823 kwam het oorspron
kelijke handschrift in het bezit van Schu
bert's stiefbroer Herman die leraar was
aan het gymnasium van de paters Bene
dictijnen in Wenen. Schubert moet toen
ook onder de gymnasiasten reeds be
roemd zijn geweest, want pater Herman
sneed het oorspronkelijke lied in acht
stukken en gaf elk jaar een gedeelte daar
van aan de beste van de klas. Dit was
als onderscheiding bedoeld en gelukkig
werd dit ook als zodanig opgevat, want
de stukken bleven bewaard.
IN DE LOOP VAN de vorige eeuw wist
het „Genootschap van de Muziekvrien-
den" in Wenen beslag te leggen op zes
gedeelten, zodat nog twee ontbraken, na
melijk het begin met de titel, en het
slot. In 1922 werden deze twee stukken
op een Weense veiling aangeboden en
kwamen zij in het bezit van twee verza
melaars, een in Berlijn en een in Praag.
De secretaris van het genoemde genoot
schap wist later het zevende stuk met de
titel te verwerven. De eigenaar van het
slot was de componist Moravec uit Praag
die in 1938 naar Canada emigreerde en
deze relikwie meenam. Lange tijd heeft
men in Wenen pogingen in het werk ge
steld om in contact met Moravec te ko
men, maar dit gelukte niet, totdat deze
man enkele weken geleden plotseling in
Wenen arriveerde en het laatste nog ont
brekende gedeelte van Schubert's lied te
koop aanbood. Het „Genootschap van de
Muziekvrienden" wil dit ontbrekende ge
deelte natuurlijk aankopen, maar Mora
vec vraagt er 250 dollar voor, een bedrag
waarover het genootschap op 't ogenblik
niet beschikt. Er wordt nu over de prijs
onderhandeld en vooral zoekt de secreta
ris naar een mecenas die het ontbrekende
bedrag aanvult.
dollar in totaal. De begrafenisvan het
levend atoom heeft al meer gekost dan
die van de pharao's in de pyramides.
MAAR NAAST DE KOSTEN moet men
ook voorzien in een geweldig aantal
„atoom-kerkhoven", die voor eeuwig aan 't
gebruikt door de mens onttrokken zullen
zijn. Want het plutonium bij voorbeeld,
waarvan de afvalstoffen volgens deze me
thode opgeslagen zijn, heeft een „half-le-
ven" van 24.000 jaar. Dit betekent dus dat
de helft van de huidige pilutoniumatomen
pas over 24.000 jaar gesplitst zou zijn.
In de loop van de daarna komende 24.000
jaar zou de helft van het restant gesplitst
zijn; vervolgens de helft van het kwart en
zo verder.
Het probleem is zo groot, dat men be
gon te wanhopen er ooit een bevredigende
oplossing voor te vinden. Maar op een con
ferentie van de universiteit van Chicago
heeft prof. E. G. Struxness van de Gezond
heidsdienst van het Nationaal Laborato
rium in Oak Ridge in de Verenigde Sta
ten verschillende belangwekkende sugges
ties gedaan, met name over het onder
gronds opbergen van de afvalprodukten.
HIJ HEEFT onder andere voorgesteld
een nuttig gebruik te maken van niet meer
in werking zijnde olieputten (dit schijnt
te verwezenlijken te zijn, ondanks veel
geologische problemen) en nog beter van
oude zoutmijnen. Ondanks de warmte, die
door de radioactieve elementen ontwikkeld
wordt, schijnt het mogelijk te zijn de af
valprodukten in vaste toestand hierin te
deponeren. Het vraagstuk van de vloeistof
fen is gecompliceerder door de te verwach
ten chemische reacties in een zoutomge-
ving; maar door proefnemingen kan men
misschien ook deze hindernis overwinnen.
De meest ingenieuze methode echter
werd met succes beproefd in het Labora
torium te Oak Ridge. Zij bestaat in het
inbrengen van een radio-actief „kooksel"
tussen de sneden van een reusachtige
geologische „sandwich". De Amerikaanse
geleerden noemen dit een „hydraulische
breuk".
NA SAMENSTELLING van de onder
grondse formaties in de buurt van Oak
Ridge bestudeerd te hebben, lieten de geo
logen hun keuze vallen op een dikke laag
leisteen, gelegen op een helling. Men groef
een put, ongeveer 100 m. diep. Hierin liet
men een buis van ongeveer 9 cm dia
meter zakken. Vervolgens vermengde
men de radioactieve vloeistof met cement;
dit mengsel pompte men in de buis met
een druk van 21 kg. per vierkante centi
meter en met een snelheid van ongeveer
120.000 Itr. per uur Na vier uur pompen
begon de vloeistof van de berghelling te
stromen. Dit bewees dat de leisteen door
de druk gebroken was over een horizon
tale oppervlakte (zoals men een stuk kool
breekt) en dat de vloeistof zich had ver
spreid over een oppervlak, 60 m. breed
bij 120 m. lang. Anderzijds toonden zeer
nauwkeurige metingen aan, dat het in
brengen van het mengsel-onder-druk de
grond enige millimeters had opgetild.
TOEN DE RADIOACTIEVE cement was
afgekoeld, vormde hij een vaste laag van
ongeveer 3 mm. <Jik, als een soort sand
wich liggend in de ondoordringbare lei
steen. Zelfs door de aardbevingen, die in
deze streek van de Verenigde Staten soms
plaatshebben, werd deze sandwich niet
verschoven. Men groef in dezelfde laag
een andere put van 460 m. dit.j en her
haalde het experiment. Men perste er het
mengsel in tot een diepte van 230 m. Het
experiment slaagde opnieuw en leverde
het bewijs dat de leisteen horizontaal ge
broken kon worden op iedere willekeurige
diepte en dat gevaarlijke radioactieve over
blijfselen aldus volkomen veilig in de
grond konden worden gecementeerd.