De restauratie van de Cuneratoren in Rhenen
nadert thans na veel rampspoed haar voltooiing
1
Het lager onderwijs
Johan Mitteltreiner
in Zuid-Afrika
en Umuider Courant
ONDER ONGUNSTIGER
OMSTANDIGHEDEN
WORDEN IN KORTER TIJD
AAN DE LEERLINGEN
MEER EISEN GESTELD
n
VOOR VELEN GELDT de Cunera-toren
als de mooiste van het land. Nu hij nog
maar half van de ijzeren buizen en zware
planken is verlost, wordt zijn schoonheid
al weer goed zichtbaar. Slank en fraai be
werkt torent hij, tussen de voet van de
Utrechtse heuvelrug en de rechteroever
van de Neder-Rijn, 82 meter in de lucht.
Het wit-stenen tweede deel blinkt als
zilver in het zonlicht. En iedere donder
dagochtend, de marktdag van Rhenen,
buitelen van de trans ijle tonen een melo
die die terugspettert van de grijze en de
rode daken van het stadje. Op donder
dagochtenden worden de Rhenenaars
een uur lang getrakteerd op de vrolijk-
makende tonen van het 47 klokken tel
lende carillon dat zij enkele jaren gele
den vol geestdrift bij elkaar hebben ge
spaard. Enkele tientallen jaren nu duren
de restauratiewerkzaamheden aan de
Cunera-toren. Branden en oorlogsge
weld deden enkele keren het werk van
voorafaan beginnen. Tegenslag op
tegenslag kregen de Rhenenaars en de
directie van de restauratie te incasseren.
De lange en kostbare lijdensweg begon
in 1897. Een bliksemstraal sloeg in de
toren en liet hem branden als een fakkel.
Leek zowel als vakman was het er direct
over eens dat de toren zo gauw mogelijk
moest worden hersteld. Maar de Rijks
dienst voor de Monumentenzorg be
stond toen nog niet. Enkele in de archi
tectenwereld vooraanstaande figuren
evenwel verrichtten in die tijd reeds pio
nierswerk. Veel geld voor herstel was er
niet: men moest het doen met de uitke
ring van de verzekeringsmaatschappij.
Dr. P. H. J. Cuypers, bouwer van het Am
sterdams Centraal Station en van het
Rijksmuseum, werd met de leiding be
last. In die tijd beschikte men nog niet
over veel restauratie-ervaring. Die om
standigheden èn het gebrek aan vol
doende geld leidden er toe dat de toren
in het begin van de jaren dertig opnieuw
onderhanden moest worden genomen
Op het werk van Cuypers moesten cor
recties worden aangebracht. Architect
Onnes van de Rijksdienst voor de Monu
mentenzorg werd ermee belast.
LANGZAAM wordt de Cunera-
toren uit zijn steigers gepakt. In 1955
werd de spits van haar spalken ont
daan, in 1956 volgde het eerste toren-
deel, in 1960 het tweede en, naar
men kan verwachten, over twee jaar
zal het laatste deel van zijn steigers
zijn bevrijd. Dan zal „de Cunera",
een gotisch juweel, weer luisterrijk
uittorenen boven het stadje Rhenen.
Dan ook zal een van de vreemdste
restauraties die ons land heeft ge
kend, achter de rug zijn. Enkele tien
tallen jaren lang heeft men dan aan
kerk en toren gewerkt. Tal van Rhe
nenaars hebben de toren nooit anders
dan in de steigers gezien.
Dick Dijs
HET LIJKT TELKENS of voor ons onderwijs alléén belangstelling bestaat
bij 'n kleine groep betrokkenen: de onderwijzers en leraren en bij die nog niet eens
allemaal. Maar opeens, als de regering een verandering overweegt, speciaal in
de gymnasiale vorming, regent het ingezonden stukken over de waarde der
antieke beschaving. En de minister zet een gezicht of hij deze liefde voor de
klassieke opleiding heel treffend en roerend vindt. Een open vraag blijft voorals
nog of hij toch de cirkelzaag aan het Grieks zal zetten, even gemoedereerd als
Hout en Plantsoenen aan onze beuken in onze Spanjaardslaan.
Dr. P. H. Schroder
PF-.q V.W
::x
f
met grote voortvarendheid begon hij op
nieuw te herstellen. Diezelfde dag nog
raapte hij, met dr. Kalf, vele stukken lood
en zink die tot op honderden meters in de
omtrek verspreid lagen, bij elkaar. Zijn
werk gold eerst een noodherstel. Later
kreeg hij opdracht toren èn kerk onder
handen te nemen.
In december 1949 is de kerk plechtig in
gebruik genomen. Twee jaar denkt men nu
nog voor de toren nodig te hebben. In 1963
dan zal een van de twee grote restauratie
werkzaamheden van de heer Boeyinga zijn
voltooid. Deze ruim 75-jarige Amsterdam
se architect wie men overigens ten hoog
ste zestig jaar zou geven leidt ook het
herstel van de Arnhemse Sint-Eusebius-
kerk, eveneens slachtoffer van oorlogsge
weld.
ZO ZAL HET HERSTEL van de Cunera-
toren bijna even lang duren als de bouw
in het einde van de vijftiende eeuw heeft
geduurd. Negenendertig jaar metselde en
beeldhouwde men in het centrum van het
kleine stadje. In de noordermuur kan men
nog vaag, het opschrift lezen: Desen toorn
is begonnen te bouwen daegs voor Pane
Ras synde XI Mayo in den jare 1492." En
in de zuidermuur staat gebeiteld: „A
MDXXXI den XXVIII Mayo is deesen tho-
ren volbout".
TEE ERE VAN CUNERA werd de toren
gebouwd. Zij was, zo vertelt de legende,
een koningsdochter die op de Orkadische
eilanden ten noorden van Schotland leefde.
Op verzoek van haar nicht Ursula maakte
zij een bedevaart naar Rome, daarbij ver
gezeld door het legendarische aantal van
elfduizend maagden. Op de thuisreis wer
den zij bij Keulen door de Hunnen over
vallen en vermoord. Alleen Cunera wist
aan de bloedige zwaarden te ontkomen. Zij
werd door Koning Radboud in bescherming
genomen in zijn kasteel bij Rhenen. Hij
mocht haar erg graag, hetgeen de afgunst
van de Koningin opwekte. Op een dag, toen
Radboud op jacht was, explodeerde de ja
loezie: deKoningin wurgde Cunera met een
halsdoek. Het ontzielde lichaam liet zij on
middellijk in een van de stallen begraven.
Toen de Koning thuiskwam, had zij de ver
klaring voor de plotselingeverdwijning van
Cunera al klaar: de ouders waren onver
wacht komen opdagen en hadden Cunera
mee terug genomen naar de Orkaden. Nog
terwijl de Koningin haar echtgenoot stond
voor te liegen, hadden de paardenknechten
de grootste moeite de beesten in de stal
te krijgen. Hun pogingen faalden steeds.
Uiterst verwonderd bemerkten zij dat de
paarden niet tegenstribbelden toen zij een
andere stal werden binnen gebracht. Des
avonds ging de stalmeester een kijkje ne
men in de leeg gebleven verblijfplaats van
de paarden. Daar zag hij op de vloer een
aantal kaarsen branden in de vorm van
een kruis. Koning Radboud zag de vlam
metjes ook. De grond onder de kaarsen was
omgewoeld. Hij laat graven en vindt het
lichaam van Cunera. De halsdoek ligt nog
om haar keel geknoopt. Als een kostbare
relikwie wordt de doek bewaard. Jaren la
ter stromen de bedevaartgangers met hon
derden tegelijk naar Rhenen, waar ook de
ernstigste keelzieken verlichting hebben
gevonden.
TALLOZE GELDSTUKKEN zijn er in de
offerkist geworpen. Zóveel werd er geof
ferd, dat van dat geld ter ere van de
inmiddels heilig verklaarde Cunera, een
schitterende toren kon worden gebouwd.
Niet alleen in Rhenen leeft Cunera voort.
Soms ziet men haar afbeelding in boeren
stallen. Want zij is ook de beschermheilige
van de paarden. De tweede juni is haar
feestdag.
Over twee jaar zal als alles goed
gaat, en men is bijna bang dat te wensen
de Cunera-toren geheel zijn hersteld.
Ruim tachtig meter hoog rijst de
Cunera-toren op uit het centrum van
Rhenen. Al tientallen jaren staat de toren
in de steigers. Nog twee jaar en dan zullen
de meeste Rhenenaars het schitterend
bouwwerk voor het eerst van steigers
bevrijd zien.
Architect B. T. Boeyinga uit Amster
dam leidt de restauratie van de toren. De
kerk heeft hij al geheel hersteld.
IN 1934 HAD EEN loodgieter op het dak
van het kerkgebouw een ongelukje. Gevolg
daarvan was dat de kerk voor een gedeel
te in vlammen opging. De kap werd geheel
verwoest. De ruime hallenkerk, een 15de-
eeuwse vergroting van een oudere gotisch
kruiskerk, moest worden gerestaureerd.
Onnes hield zich nog steeds bezig met het
herstel van de toren. W. Kromhout kreeg
opdracht de herbouw van de kerk voor zijn
rekening te nemen. Maar nog tijdens dat
werk, in 1936, stortte een van de pijlers in.
Opnieuw een enorme tegenslag!
De oorlog brak uit toen Kromhout nog
volop aan interieur, gevels en kap bezig
was en Onnes al zijn aandacht nog aan de
toren besteedde. Tijdens de gevechten aan
de Grebbe-linie werden kerk en toren weer
ernstig beschadigd. Onnes heeft na de eer
ste felle gevechten zijn werk kunnen her
vatten. Kromhout is niet meer in Rhenen.
Men vermoedt dat een tocht door het ver
woeste Rotterdam te veel voor hem was
geweest. Want daar zag hij het grootste
gedeelte van zijn bouwwerken tot puin ge
bombardeerd.
De Amsterdamse architect B. T. Boeyin
ga kreeg van dr. Jan Kalf van Monumen
tenzorg opdracht het werk van Kromhout
te voltooien. Hij ging heel vrij te werk,
gaf het interieur een bijzonder karakteris
tiek aanzicht. In 1944 werd het -verk aan
het kerkgebouw beëindigd. Met Kerstmis
zou het plechtig in gebruik worden geno
men. Maar de geallieerden naderden en de
Duitsers ontzegden iedereen de toegang tot
het gebied langs de Rijn. Kerstmis .1944
bleef de kerk leeg
VIJF JAAR LATER pas kon de eerste
dienst er worden gehouden. Want in de
laatste maand van de oorlog werden kerk
en toren opnieuw vernield: bommenwer
pers van de geallieerden namen de toren
onder schot. Er werd vermoed dat de Duit
sers er een uitkijkpost hadden geïnstal
leerd. hetgeen later nooit is bevestigd.
Twee bommen vielen precies op de spits
van de toren, kwamen vervolgens op de
kerk terecht en wéér was de Cunera-
kerk met haar toren een ruïne. Voor de
zoveelste keer moest men met de restau
ratie van voorafaan beginnen....
Eind mei 1945 zag architect Boeyinga
de ruïne. Met tranen in zijn ogen zag hij
zijn werk aan de kerk verwoest. Maar
HET RAPPORT vergelijkt dan de situa
tie zoals die een jaar of vijftig geleden
was met de huidige. Omstreeks 1910 had
een kind op de lagere school gewoonlijk
vijf weken per jaar vakantie. Gedurende
zijn lagere-schooltijd kreeg het dus 6 x 47
x 26 uur, dus 7332 uur les. Nu, in 1961,
is het aantal schoolweken tot 42 gedaald
en het totale aantal schooluren tot 6 x
42 x 26 6552. Een verschil dus van 780
uren. Nu kan men natuurlijk zeggen: de
Wet "kent1 men minifnum aantal school--
weken van 40 en zolang we dus maar
boven de 6 x 40 x 26 6240 schooluren
blijven, is er geen vuiltje aan de lucht.
Dan vergeet men eventueel twee dingen.
In de eerste plaats moeten wij niet pogen
onze kinderen zo weinig mogelijk naar
school te laten gaan, maar wij moeten er
naar streven dat ze zoveel mogelijk op
steken. En in de tweede plaats: het ver
schil tussen vijftig jaar geleden en nu
schuilt niet alleen in het lagere aantal
schooluren, maar in veel sterker mate in
de besteding ervan. Vijftig jaar geleden
waren alle schooluren werkelijk aan de
vakken a tot en met k gewijd. Thans is
dat niet meer het geval. In de schooluren
vallen nu ook:
het onderzoek door de schoolarts, de
schooltandarts en de schoolzuster; het
melkdrinken, dat, als de onderwijzer of
onderwijzeres weinig organisatietalent
heeft, heel wat tijd neemt; de sport
beoefening en de schoolwedstrijden die
enige dagen in beslag nemen; de school
reisjes, die vooral in de hoogste klassen
meer en meer het karakter van school-
excursies gaan aannemen en die niet
meer tot één dag beperkt blijven; het
schoolbaden en schoolzwemmen mèt de
tijd die nodig is om naar het badhuis
of zwembad te gaan en vandaar naar
school terug te keren; het verkeers-
onderwijs in de klas en het verkeers-
examen; het bezoek aan musea en soms
aan ballet of film; de schoolradio met
de tijd die nodig is voor de voor- en
nabespreking; het bijbelonderricht; de
inspectiedagen en de dagen waarop
ijsvrij wordt gegeven; het werken in de
schooltuintjes enz. enz.
MEN BEGRIJPE GOED: al deze activi
teiten zijn belangrijk. Niemand zou ze
willen missen. Wij mogen de klok niet
terugzetten, daarover zullen wij het allen
met elkaar eens zijn. Wij vinden het, om
nog een paar punten te noemen, uitste
kend dat de spaarzin der kinderen wordt
bevorderd door het schoolsparen en
dat zij 's morgens een speelkwartier heb
ben. Dat bestond vijftig jaar geleden niet.
Maar dat alles verandert niets aan het
feit, dat de lijst griezelig lang is. Men ziet
dat de onderwijzer vijftig jaar geleden
veel en veel meer tijd had om gewoon
les te geven, gewoon met zijn klas te wer
ken. Nu is de tijd korter; de rust in de
school is minder; de eisen die het maat
schappelijke leven aan de kinderen stelt,
worden zwaarder: Kortom: onder ongun
stiger omstandigheden wordt in korter tijd
van de leerlingen meer geëist.
EN NU IS NOG niet eens gesproken
over de in vele scholen geldende regel dat
voor de eerste en de tweede klasse de
schooltijden op maandag, dinsdag, donder
dag en vrijdag om 11 uur eindigen in
plaats van om twaalf uur (een verlies van
2 x 42 x 4 336 uur); er is nog niet ge
sproken over de waarschijnlijke invoering
van de vijfdaagse schoolweek met behoud
van de vrije woensdagmiddag. En dan is
er nog de recente wijziging der L.O.-wet,
waarbij bepaald wordt dat van de 40 x
26 1040 uren per jaar er 920 moeten
worden besteed aan de vakken a tot en
met k. De overige 120 uren mogen wor
den gewijd aan vakken die verband hou
den met de wereldbeschouwelijke richting
der school. Confessionele scholen kunnen
deze uren dus besteden aan godsdienst
onderwijs. Belangrijk, natuurlijk, maar het
aantal uren voor de „gewone" vakken ver
mindert er weer door.
Is het nu een wonder dat overal ge
klaagd wordt? Door de onderwijzers, door
de leraren, door de ouders, door de maat
schappij?
HET RAPPORT van het Nutssemina-
rium spreekt slechts summier over maat
regelen om al deze tekorten in te halen.
Binnen zijn bestek kon dat moeilijk anders.
Het rept van efficiënter onderwijs in klei
nere klassen, maar werkt deze gedachte
niet verder uit. Maar dat vermindert niet
het belang van het feit dat nu tenminste
een diagnose is gesteld. WU kunnen nu een
oorzaak, misschien wel de oorzaak van
vele bezwaren. Nu kan aan de therapie
worden begonnen. En die therapie zal er op
gericht moeten zjjn de afbraak van het
urental in de lagere school tegen te gaan.
ER IS KORT GELEDEN aandacht ge
vraagd voor een probleem bij het lager
onderwijs, een probleem dat waarlijk wel
de belangstelling verdient niet alleen der
onderwijzers, maar ook der ouders. Er is
namelijk een poging gedaaQ een antwoord
te vinden op de vraag: hoe komt het toch
dat de kinderen op de lagere school zoveel
minder weten dan vroeger? Is dat nu ver
beelding? Idealiseren wij allen het ver
leden of is er iets van waar en zijn de
klachten der middelbare scholen gegrond
De toelatingsexamens zijn weer achter de
rug en de reacties zijn dezelfde die we
verleden jaar en eerverleden jaar en de
jaren daarvoor hebben gehoord. De af
leverende school, de lagere dus, klaagt
over onzinnige vragen, over de massa
weetjes, over de parate kennis die geëist
wordt en die vaak alleen parade-kennis
is. De ontvangende school, de middelbare,
zucht dat de kandidaatjes steeds minder
weten, dat er te weinig basis is om voort
te bouwen dat de kennis te opper
vlakkig is.
Nogmaals de vraag: klaagt men terecht?
Vergelijkt men op goede gronden het
zwakke heden met het sterke verleden?
KORT GELEDEN heeft het Nutssemi-
narium voor Pedagogiek aan de Universi
teit van Amsterdam een rapport gepubli
ceerd dat het tweede deel vormt der
serie: Schoolkinderen uit onderscheiden
Nederlandse milieus. In dit rapport, dat
ook om andere redenen de aandacht
waard is, komt de boven gestelde vraag
aan de orde. Ziehier in korte trekken wat
er over wordt gezegd.
De Wet op het Lager Onderwijs schrijft
voor dat het onderwijsprogramma zal
worden uitgevoerd in zes jaren. In elk
jaar zal gedurende minimaal 40 weken
les gegeven worden en elke week zal 26
lesuren tellen (zes ochtenden van drie uur
en vier middagen van twee uur). In die
tijd moeten de elf verplichte vakken wor
den onderwezen die genoemd worden in
artikel 2 der Wet en die altijd worden
genoemd: de vakken a tot en met k. Het
zijn: lezen, schrijven, rekenen, Nederland
se taal, vaderlandse geschiedenis, aard
rijkskunde, kennis der natuur, zingen,
tekenen, lichamelijke oefening en voor
de meisjes bovendien nog nuttige hand
werken.
Het Johannesburgse Stadsballet heeft de
Nederlandse balletdanser Johan Mitteltrei
ner verzocht zich bij het gezelschap aan
te sluiten'. Mitteltreiner zou zich mogelijk in
Zuid-Afrika vestigen. Aangezien het bal
letseizoen in Johannesburg op 9 augustus
opent wil men hem voor dit seizoen enga
geren.
Het Johannesburgse Stadsballet is thans
bezig het allereerste ballet waarvan ver
haal, muziek, karakters en kostuums echt
Afrikaans zijn het eerste Afrikaanse
ballet in de geschiedenis in te studeren.
(Afrikaans betekent hier Afrikaansspre
kend).
Inmiddels wordt ook gewerkt aan een
tweede Afrikaans ballet dat als titel heeft:
Dietse Drieluik. Het eerste Luik heeft als
ondertitel, Hollandse Skaatsfees, en is ge-
inspireerd op oude schilderijen uit de ze-
vendiende eeuw. Eveneens op schilderijen
die van Breughel geïnspireerd is het
tweede luik Vlaamse kermis. Het derde
luik beeldt een boerennieuwjaar in Trans
vaal tegen het einde van de vorige eeuw
uit. Genoemde balletten zijn geschreven
door Lorenz Schultz.