DE DODENLIJST VAN
ADRIAN MESSENGER
PRIEGELTJES GROTE REIS
De kermissen van de goede oude tijd
PANDA EN DE MEESTER*OPHEFFER
Polle,
Pelli en
Pinöo
Ons vervolgverhaal
r
^Hoe is hel ontstaan?"^
WOENSDAG 16 AUGUSTUS 1961
PHILIP MACDONALD
Oorspronkelijke titel:
The list of Adrian Messenger
Poort
Dit woord: HAAST
Kerkelijk nieuws
4. Deze avontuurlijke tocht verloopt niet zomaarDaar komt alweer een
rots in zicht, en alle drie kijken ze in spanning vooruit! Ditmaal belandt
de „Mary" netjes tussen twee rotsen in. Dat redt haar wel van de onder
gang, maar een schip hoort niet op het droge! Wat nu? „Ik vind het
uitzicht hier niets mooi", zegt Pingo, „wat doen we hier in de hoogte? Laten
we eens goed bedenken, hoe we hier weer uitkomen".
>i' <i
-
11) Hij zag dat de man
naar de bel voor de nachtportier zocht
en herkende hem als de vriendelijke
Amerikaan van de derde verdieping.
Hij zei: „Laat u maar, ik heb een
sleutel," en maakte de deur open
waardoor ze in de matig verlichte lob
by kwamen.
„O, dank u wel," zei de man.
„Dank u zeer." Hij had een aangena
me glimlach. „Ik ben niet vaak zo
laat."
Ze gingen samen in de lift en Firth,
die het dichtst bij de knop stond, zei:
„U woont op de derde verdieping, is
het niet?"
De man glimlachte weer en knikte
zonder te spreken. Firth was zeer on
der de indruk: hier was nu eindelijk
eens een Amerikaan die iemand niet
de hele tijd met onnodige woorden
overstelpte. Hij zei „Welterusten" tegen
de man toen hij uit de lift stapte en
vergat hem. Hij vergat hem zelfs voor
altijd, want hij zag hem nooit meer.
Dit was namelijk de laatste nacht
die mijnheer Hoag uit Detroit zichzelf
in hotel Wardlaw toestond. De volgen
de dag, in Birmingham, zou hij mijn
heer Bronson uit Vancouver worden.
Hij wist niet en het zou hem niet
veel he «ben kunnen schelen als hij het
wel geweten had dat hij enkele
uren tevoren in een van de sancta
sanctorum van Scotland Yard was
herdoopt in Smith Brown-Jones...
HOOFDSTUK 3
Raoul Pierre Etienne Anne-Marie
Saint-Denis verveelde zich enorm.
Hij zat in een gemakkelijke stoel in
een comfortabele kamer op de tweede
verdieping van het Burton-Maxwell-
ziekenhuis in Welbeck Street, maar
hij voelde zich niet op zijn gemak
door zijn gebroken ribben en de enor
me pleisters eroverheen. Met een vol
komen gebrek aan belangstelling
schreef hij de vellen vol die op een
ingenieus apparaat voor hem lagen.
Het apparaat was vastgemaakt aan
de leuningen van zijn stoel en ver
hief zich voor hem als een kwaadaar
dige robot.
Hij had een bijna persoonlijke he
kel aan het ding. Hij was bereid toe
te geven dat deze hem in staat stelde
te schrijven zonder dat hij last had
van zijn ribben; hij wilde ook toege
ven dat hij zonder tdit apparaat nooit
de laatste hand had kunnen leggen
aan zijn Portrait d'un Brandon An
glais (ondertitel: La Panachure d'E-
thelred Devvins 1) en dat hij zich dan
nog meer verveeld zou hebben, alles
van harte toegegeven, maar hij hield
een hekel aan het ding.
1) Portret van een Engelse brand
stichter; De pluim van E.D.
Hij had ook een hekel aan het ver
blijf in een ziekenhuis, zelfs in dit lu
xueuze. En dat maakte weer dat hij
een hekel kreeg aan zijn eigen beroep
en zijn collega's. Want als hij niet
voortdurend lastig was gevallen door
zijn Engelse confrères zou hij terug
zijn gegaan naar de flat in Chelsea
die nog voor twee maanden de zijne
was en waar hij zijn ribben in fatsoen
lijke eenzaamheid kad kunnen laten
genezen. Het meest van al had hij
echter een hekel aan de officiële lieden
die hij „Les Inquisiteurs" noemde. Hij
kon zich nergens voor hen verbergen.
Hij wist wel dat het niet hun schuld
was dat ze zo vaak kwamen om hem
dezelfde vragen te stellen, maar des
ondanks mocht hij ze niet.
„U denkt dat het een krachtig ex
plosief geweest, moet zijn, monsieur.
Maar waarom denkt u dat?.." „U
zegt dat de ontploffing plaatsvond in
de bagageafdeling van het vliegtuig.
Maar weet u wel waar de bagage
afdeling is in dit soort vliegtuig?'..
„Monsieur, hebt u enig idee welk soort
ontploffingsmateriaal er gebruikt kan
zijn?.." „Monsieur, bent u wel zeker?
Monsieur, kunt u ons vertellen? Mon
sieur, hebt u gezien? Monsieur, hebt
u gehoord? Monsieur, hebt u gevoeld"
Luid bracht hij zijn gevoelens tot
uitdrukking in het uit vijf let
ters bestaande woord, dat in zijn
land zo populair is. Hij draaide een
kant van het apparaat los, verwijder
de het ding van zijn lichaam en stond
voorzichtig op. Hij liep naar het raam
en keek naar beneden naar de zo fat
soenlijke Welbeck Street, die nog naar-
geestiger was dan anders in de koude
modderkleurige afwezigheid van duis
ternis die alleen Londen in novem
ber kan laten doorgaan voor daglicht.
Met zijn linkerhand het gebruik
van zijn rechter zou zijn ribben kun
nen doen protesteren haalde hij een
pakje Caporals en een aansteker uit
de zak van zijn kamerjas.
Zo stond hij daar en rookte, terwijl
hij met tegenzin Welbeck Street ga
desloeg. Een grote man een erg
grote man in een mooie kamerjas
van witte zij over zijn -pyjama. Een
kamerjas met op de rug een rode
draak geborduurd. Een kamerjas uit
Saigon die hij (meer omdat hij hem
graag droeg dan omdat de gever veel
voor hem betekend had) meer droeg
dan welke andere ook.
Hij hoorde de deur achter zich open
gaan en herkende aan de geluiden wie
er binnengekomen was: een handig
snel omdraaien van de deurknop, ge
volgd door een krakend geritsel van
gesteven kleding. Voorzichtig met het
oog op zijn ribben draaide hij zich om
en zag de verpleegster die hij ver
wachtte.
Ze heette Bottsford, een afschuwelij
ke naam. Maar zijzelf was verre van
onaantrekkelijk, ze had de blanke
huid en het even aan een paard her
innerende aantrekkelijke uiterlijk dat
zoveel Engelse vrouwen hebben, in
het bijzonder die van het donkerhari
ge Keltische type. Ze was echter ge
trouwd, had een compleet gebrek aan
gevoel voor humor en leed aan het
hardnekkige Angelsaksische bijgeloof
dat alle Fransen erop uit zijn elke
vrouw die op hun weg komt, te ver
leiden en/of aan te randen, een hoop-
vrees die, hoezeer ze dat ook trachtte
te verbergen, elk woord en elke han
deling kleurde als ze in de nabijheid
van Raoul was.
Hij had bevrijding van de verve
ling en een enigszins kwaadaardig ple
zier gevonden in het aanwakkeren van
deze mythe. Vandaar dat hij nu glim
lachte en van het raam naar haar toe
kwam. Hij zei: „Het is natuurlijk on
mogelijk, Gwendolyn, maar het lijkt
wel of je elke dag mooier wordt.."
Dat „Gwendolyn" was nieuw; bij toe
val had hij haar een dag tevoren door
een andere verpleegster zo horen aan
spreken. Hij lette op het effect toen
hij haar hand pakte en voorzichtig
naar zijn lippen .bracht, en had het
idee dat hij zich een beetje voor zich
zelf schaamde. Ze bloosde (hoop) en
kneep haar lippen samen tot een dun
ne lijn (vrees), terwijl ze haar hand
weggriste.
„Doet u niet zo gek, mijnheer!" zei
ze. En daarna: „Er is iemand voor
u".
„Slechts één Torquemada?" Raoul
was zeer verbaasd. Tot nu toe waren
zijn inquisiteurs altijd in groepen van
twee en drie gekomen.
„Ik weet niet wat u bedoelt", zei ze.
„Dit is een dame. Een mevrouw Mes
senger".
Raoul fronste zijn voorhoofd. Hoewel
hij zoveel mogelijk vermeden had de
kranten te lezen, wist hij toch wel dat
de naam van de man die hij met zijn
eigen bretels aan de krat had vastge
bonden Messenger was geweest. Dit
was dus waarschijnlijk zijn weduwe.
Hij veronderstelde dat hij er moeilijk
onderuit zou kunnen haar te ontvan
gen. Hij zuchtte en zei: „Uitstekend.
Vooruit dan maar", en ging naar de
tafel bij zijn stoel, waar hij het stom
pje van de Caporal uitdrukte.
Toen hij zich omdraaide, was hij
alleen. Hij wachtte, woorden van deel
neming bedenkend en een niet te bloe
derige beschrijving van de man
Messenger, zoals hij hem bij zijn dood
gezien had.
Het leek wel alsof hij tien minuten
moest wachten, maar het waren er
waarschijnlijk maar drie. Toen werd
er op de deur geklopt en zag hij een
glimp van een gesteven manchet, ter
wijl de stem van Gwendolyn aankon
digde: „Mevrouw Messenger.."
In het korte ogenblik voor zijn be
zoekster binnenkwam, gebeurde er
iets vreemds in het hoofd van Raoul.
Hij kreeg een voorgevoel. Er kwam
iets opdoemen, iets dat van groot be
lang voor hem was. Een heel merk
waardig gevoel, en geen onverdeeld
prettig
(Wordt vervolgd)
49-50. Zo waren ze dus weer thuis. In de
woning van professor Wiedemors werd
Priegeltje uit de botaniseertrommel ge
haald en op een tafel gezet.
Zo, vriendje, zei de professor. Hier
zal dan voorlopig je tehuis zijn. We zul
len 't je aan niets laten ontbreken, dat be
loof ik. je!
Priegeltje keek nieuwsgierig om zich
heeri naar al die onbekende dingen. Hij
scheen allang niet bang meer te zijn, dat
de mannen hem kwaad zouden doen.
Maar ik zal weer zo'n kartonnen huis
je voor je moeten maken, zei de profes
sor. Of.wacht eens.ik heb nog ergens
in mijn verzameling het model van een
inlands huis. Dat zou prachtig voor hem
zijn!
DE KERMISSEN zijn al heel oud al he
ten ze vroeger dan jaarmarkten en in
oude geschriften lezen wij hierover reeds:
„Hoewel er geen zoo gering dorp ge
vonden wordt, alwaar het niet eens in
't jaar kermis is; en dat daarom het
houden van jaarmarkten of zoogenaam
de kermissen in Holland, tot aan den
minsten Boerengast en dat zelf van die
jonge jaaren bekend is, dat hij, zijner
moeders hand ter ondersteuning nog
moetende vasthouden uyt vreugde van
kermis met zijne ouders te zullen bij-
woonen, zich al hippelende derwaarts
begeeft."
Het recht tot het houden vpn jaarmark
ten werd in de Romeinse tijd verkregen
van de Keizer of de Romeinse raad en
dit recht ging door bij de Franse Koningen
en lang daarna. Keizer Otto III gunde het
houden van vrije jaarmarkten aan de Bis
schop van Camerijk voor de stad Peron-
ne. Hetzelfde vergunrecht kregen de Hol
landse Graven.
„Dus heeft Florents de 4e Graaf van
Holland, aan de Poorters van Nieuwe
Schie (Schiedam) uyt aanmerking zijner
moeje Aleydis, weduwe van Jan van
Avennes, Graaf van Henegouwen, het
houden van eene jaarlijksche markt op
den derden dag naa onzer Lieve Vrouwe
geboorte, volgens een gunstbrief als een
recht wiensv er gunning geheel en alleen
aan hem stondt, in 't jaar Twaalfhon
derd zeventig in deezer voege verleend."
OORSPRONKELIJK werden de kermis-
sen-kerkmissen .genoemd, omdat de eerste
mis of „nachtmaakhouding" in een nieuw
ingewijde kerk met ongewone luister ge
beurde.
Kermis was niet alleen een zaak van
vrolijkheid maar ook van vroomheid, vie
ring van een kerkwijding of patroonfeest.
Paus Gregorius de Grote beval zelfs dat
de Bisschoppen, zoveel mogelijk, door hun
tegenwoordigheid deze feesten moesten
opluisteren. Ieder dorp en iedere stad had
kermisgasten en overal werd het kermis-
maal opgedist. In sommige steden werd de
kermis waaraan een jaarmarkt was ver
bonden, de „kruisemarkt" genoemd, aan
de bruggen en aan de poorten had men
dan houten kruisen bevestigd. Dit kermis-
kruis was het zichtbaar teken, een waar
borg voor rust en veiligheid. Toch moest
soms de schutterij naar de kermisverma
ken om orde te houden, maar dit is later
afgeschaft, als zijnde „te gevaarlijk en
kostbaar voor de anders genoeg bezwaarde
gemeente."
Op de oude kermissen was toegestaan:
„het vrij uytventen van allerhande
koopwaaren zoo door de uyt- als i
deren, het toelaaten van marionetten,
Quaakzalvers, Kroeg- en koorddansers,
midsgaders verscheydene Toneel- en
Dobb elspeelers."
Pt f 4»
Toch is er een grote strijd geweest over
het al of niet toestaan van kermissen, voor
al ook door predikanten en geestelijken en
zij slaagden er zelfs enkele keren in de
kermissen te laten verdwijnen, maar tel
kens kwamen ze terug, het volk kon er
niet buiten.
Aan allerlei oorzaken gaf men de schuld
van het verdwijnen der kermissen in Hol
land, zo bij voorbeeld:
„omdat zijn majesteit van Vrankrijk
als een groot en ontsachlyck kermisgast
met al te grooten geselschap te kermis
komt en dat Hollandt voor sulcke gasten
vervaert is en vreest dat de kermis te
veel kosten soude".
Ook meende men dat de oorzaak van
de oorlog in 1672 geen andere was dan de
kermis want:
„nu ons de kermissen hebben in Gode
wake doen vallen, soo heeft syn majes
teit van Vranckrijk ook geen moeyte ge
had om te overwinnen."
ONDANKS ALLES bléven de kermissen
en bloeiden in hoge maté. Nooit hadden
de Kermisafschaffers zulk een goede hoop
„Ziet wat binnen geschiedt". Terwijl
de spreekmeester de wonderen-van-
binnen aan de hand van een plaat ont
hult, vergaapt de menigte zich aan de
artiesten, roerloos in' de kracht
patserspose.
Zo was het. Aan de voet van de St.
Bavo, waar eertijds de Haarlemse
jaarmarkt-kermis de naam Bamisse
Bavo-misaan ontleende, komen
waardig en in vol ornaat de Haar
lemmers aangetreden, bereid tot jolijt.
gehad als in 1795. Wat met de Reformatie
mislukt was, moest nu met de Revolutie
wel gelukken de kermis naar de maan,
meenden ze.
De Haarlemmers vooral hadden verlan
gend uitgezien naar de Revolutie, maar
niet gedacht dat deze hun de kermis zou
kunnen ontnemen. Er kwam een besluit
dat de kermis zou plaats hebben; maar
alleen ingezetenen, en geen vreemdelingen
mochten er met kramen staan en er zou
den geen ..spullen" worden toegelaten. La
ter kwam echter een resolutie „dat de ker
mis zou zijn als 't altijd geweest was."
Tal van traktaatjes en vlugschriften ver
schenen tegen de kermis maar tevergeefs.
„Bezwaarlijk is een oud gebruik
te ontnemen
Dat honderden van jaaren was in zwang
't Gemeene volk laat zelden iets
door dwang"
Naast vele spelen en „spullen" hadden
vooral de koekkramen en de zoetelaarsten-
ten veel aftrek:
„Daar achterom staat weer een
zoetlaars-kermistent
Daar joelt men ondereen, daar heeft de
de vreugd geen end
Men tapt er kaas en brood en schaft
er sjap en bier
Men danst en zingt er, en men rookt er
met pleizier".
De Amsterdamse en ook de Haarlemse
kermis duurde 8 dagen, van zondag tot en
met zondag, De kermisvreugde liep des
avonds te 9 uur af, dan luidde de „boeve-
klok" en „gingen alle nette lui naar huis".
IN DE TIJD van onze voorgaande gene
ratie was het een genot om langs de ker
missen te dwalen. Men denke aan de prach
tig ingerichte stoomcarrousel van Wolf,
met veel geblikker van glasscherven, op
pilaren en wanden aangebracht, waarin 't
licht van de ontelbare lampjes zich weer
spiegelde. De zware, roodpluchen gordijnen,
die het voorportaal scheidden van het hei
lige der heiligen waarin men soms door
een kier kon binnenkijken! De oude heer
Wolf met zijn machtige snorren, altijd ge
huld in geklede jas, de hoge hoed op, maak
te een geweldige indruk op de menigte
en als men het dan zover had gebracht
dat men het interieur betrad, dan kende
de vreugde en de bewondering, vooral bij
de kinderen, geen grenzen. Briesende paar-
22. De overeenkomst tussen de graaf en de decor
verhuurder werd snel gesloten en beklonken. Het kwam
er, in het kort gezegd op neer dat de buitenlandse edel
man de beschikking kreeg over het hele bedrijf en al
les wat er bij hoorde, met inbegrip van Panda. Dat
de heer Archibald Brauswasser hier een stevige prijs
voor vroeg, scheen de cliënt in het geheel niet te hinde
ren. „Mijn kassiers te New York zullen dat detail wel
regelen," sprak hij bescheiden; „ik-zelf bemoei me nooit
met dergelijke kleinigheden. Laat ons onbekommerd
slechts aan de hoofdzaken denken." Hier werd hij ech
ter in de rede gevallen door iemand, die overhaast bin
nenkwam en onmiddellijk duidelijk maakte dat hij een
andere opvatting van hoofdzaken had. Dat was niemand
minder dan de deurwaarder Wrongelsma. „Alles is
weg!" riep deze, vol woede en vertwijfeling. „Mijn pa
pieren. wèg! Alle kwitanties die Brauswasser nog
moet betalen, alle dwangbevelen met aangehechte no
ta's en bewijsstukken.wèg! wèg! Die oude komediant
moet ze van me gestolen hebben!" De beschuldigde luis
terde nauwelijks maar deed koortsachtige pogingen om
weer in het harnas te verdwijnen; Graaf Bueno de
Rothfeller daarentegen nam de moeite de beroofde deur
waarder kalmerend toe te spreken. „Kom, kom, ei, ei,"
sprak hij. „Dat kunt ge toch voorzeker niet nemen? De
ze oud-achtige persoon is toch stellig te traag in zijn
bewegingen om zich uw welbewaakte waardepapieren te
kunnen toe-eigenen? Neen, neen, dat kunt ge niet me
nen. Laat ons eens ernstig samen denken of we niet de
ware dader kunnen vinden.
den, draaiende schuitjes stoven voorbij,
serpentine en confetti werd met kwistige
hand uitgestrooid en hoe menig meisje
en jongen hebben, door een rolletje ser
pentine in de stoomcarrousel, de band voor
het leven gelegd en boven alles uit
klonken de tonen van het machtige orgel.
Hoeveel van deze oude vermakelijkhe
den brachten niet de jolijt en de sfeer die
alleen een oude kermis kon opbrengen.
HET HOOFD VAN JUT, denderend vie
len de slagen en sissend schoten de ijze
ren doppen langs de gladde ijzers omhoog,
tot boven de slaghoedjes met een scherpe
knal en gespetter van vonken uiteenspat
ten en de overwinnaar de sterke man
pronkte met zijn blinkende, blikken
medalje op de borst. HET THEATER; da
metjes in luchtige kleding, koorddanse
ressen en clowns lokten het publiek. De
Directeur, uitgedost in geklede jas, wit
vest en hoge hoed nodigde de mensen uit
binnen te komen. Het KIJKSPEL, waar
men door kijkgaten het gehele wereldge
beuren kon aanschouwen. Welzeker! Het
WASSENBEELDENSPEL met personen
uit de geschiedenis annex onderwereld
Paul Kruger en Cecil Rhodes naast el
kaar, Sneeuwwitje in een glazen kist met
de dwergen en de Prins! De KUNSTGLAS
BLAZERIJ en de grote POFFERTJES-
kraam van Victor Consael, waar Italiaan
se meisjes voor vrolijke muziek zorgden.
Kramen met snuisterijen, galanterieën,
speelgoederen, zuurstokken en toverbal
len. De enorm grote kraam van de oude
Heer Willem Stuvé, waar men de gehele
dag noga stond te hakken en in te pak
ken, versierd met plaatjes en aapjes. De
HIPPODROOM waar men voor een dub
beltje rondjes kon rijden door de piste op
echte paardj es en op kamelen. Draaior
gels door de gehele stad en straatzangers
met hun aandoenlijke liedjes. De geur van
oliebollen en wafels was overheersend.
OOK HET CIRCUS was een grote ker
misattractie. Het was vooral paarden-
dressuur, er waren geen wilde beesten.
Voorts hoorden er natuurlijk de trapeze
werkers en de clowns bij. En dan waren
er de kermis-RARITEITEN: de dikke da
me, de vrouw met de baard, reuzen en
dwergen, och er zou een dik boek over al
deze oude kermisvermaken kunnen worden
geschreven.
Ook bij onze zuidelijke buren stond de
Kermis (de foor) in hoge ere en vooral
Gent was bekend om zijn kermisvieren.
Het boekje van Max Rosseau geeft ons
kostelijke verhalen en wetenswaardighe
den.
„De Kramen stonden overal zelfs in
het voorportaal van het stadhuis, de
zaal van de handelsrechtbank; en rond
om het stadhuis was een complete
markt. Men verkocht er lekkerkoek, sui
kerwaren, ellegoederen, worsten, houten
lepels, schoenen en regenschermen.
Na de kermis betaalde het stadsbe
stuur 63.49 fr. aan de waterdragers voor
het reinigen der zalen. Men versleet 21
bezems, 2 opneemvodden en vier pond
zeep."
Wonderlijke dingen zag men daar op de
Gentse Kermis, nog meer dan hier in Hol
land. De atleet Leopold de Nuelle die een
bootje met 10 matrozen op zijn nek kon
dragen. De twee dwergen M. en Mil. Mou-
che 77 en 83 cm. lang en 7 en 10 kilo
stonden in hoog aanzien bij het Belgische
volk.
MAAR DE MEEST BEFAAMDE Kermis
was wel die in Den Haag. Men zegt dat
Koning. Stadhouder Willem III in Engeland
eens uitriep, dat het hem wel tweehonderd
duizend gulden waard was als hij er gelijk
een vogel door do lucht heen kon vliegen.
Ongeveer vijfenzeventig jaar geleden is de
kermis daar afgeschaft, na hevige strijd
in het college van B. en W. en het was
vooral burgemeester Patijn, die streed
voor het behoud en zelfs zijn ontslag in
diende. Later kwamen er weer kermissen
op Malieveld en in de Dierentuin, maar
het was toch niet het oude vertrouwde
beeld van vroeger. Ook in Haarlem ver
dween de kermis en wij zullen het nu
voortaan moeten doen met de surrogaten.
Het Nederlandse zelfstandige naam
woord h a a s 1 en het Engelse haste
zijn beide afkomstig van het Franse
hate, dat weer uit éen ouder woord
haste is ontstaan. De vraag of dit
woord haast: spoed, nelhied
hetzelfde is als haast: bijna moet be
vestigend worden beantwoord. Er is
namelijk behaive het zelfstandige naam
woord haast ook een bijvoeglijk
naamwoord (en een bijwoord) haast
in de betekenis: overijld, ras, vlug. Deze
betekenis gaat gemakkelijk over in:
over een korte tijd, weldra. Dit bij
woord van tijd wordt weer gemakkelijk
een bijwoord van hoegrootheid. „Hij is
haast veertien" immers betekent: „hij is
weldra veertie n", maar ook: „h ij
isbijna veetie n". Zegt men: „Kom
je haast?" of: „Komt er haast wat?" dan
ligt de betekenis eveneens tussen: spoe
dig en bijna. En tenslotte gaat dan
haast precies hetzelfde betekenen als
b ij n a.
Geref. Kerken
Beroepen te Asperen en te Bergentheim:
J. Kuipers, kand. te Sassenheim; te Baren-
drecht (vac. A. C. Scherpenisse): J. Vlaar-
dingerbroek te Grijpskerk (Zld); te Nieu
wer Amstel-Noord (3de pred.pl W. H.
Melles te Kampen.