DE DODENLIJST VAN ADRIAN MESSENGER PRIEGELTJES GROTE REIS De kermissen van de goede oude tijd PANDA EN DE MEESTER*OPHEFFER Polle, Pelli en Pinöo Ons vervolgverhaal r ^Hoe is hel ontstaan?"^ WOENSDAG 16 AUGUSTUS 1961 PHILIP MACDONALD Oorspronkelijke titel: The list of Adrian Messenger Poort Dit woord: HAAST Kerkelijk nieuws 4. Deze avontuurlijke tocht verloopt niet zomaarDaar komt alweer een rots in zicht, en alle drie kijken ze in spanning vooruit! Ditmaal belandt de „Mary" netjes tussen twee rotsen in. Dat redt haar wel van de onder gang, maar een schip hoort niet op het droge! Wat nu? „Ik vind het uitzicht hier niets mooi", zegt Pingo, „wat doen we hier in de hoogte? Laten we eens goed bedenken, hoe we hier weer uitkomen". >i' <i - 11) Hij zag dat de man naar de bel voor de nachtportier zocht en herkende hem als de vriendelijke Amerikaan van de derde verdieping. Hij zei: „Laat u maar, ik heb een sleutel," en maakte de deur open waardoor ze in de matig verlichte lob by kwamen. „O, dank u wel," zei de man. „Dank u zeer." Hij had een aangena me glimlach. „Ik ben niet vaak zo laat." Ze gingen samen in de lift en Firth, die het dichtst bij de knop stond, zei: „U woont op de derde verdieping, is het niet?" De man glimlachte weer en knikte zonder te spreken. Firth was zeer on der de indruk: hier was nu eindelijk eens een Amerikaan die iemand niet de hele tijd met onnodige woorden overstelpte. Hij zei „Welterusten" tegen de man toen hij uit de lift stapte en vergat hem. Hij vergat hem zelfs voor altijd, want hij zag hem nooit meer. Dit was namelijk de laatste nacht die mijnheer Hoag uit Detroit zichzelf in hotel Wardlaw toestond. De volgen de dag, in Birmingham, zou hij mijn heer Bronson uit Vancouver worden. Hij wist niet en het zou hem niet veel he «ben kunnen schelen als hij het wel geweten had dat hij enkele uren tevoren in een van de sancta sanctorum van Scotland Yard was herdoopt in Smith Brown-Jones... HOOFDSTUK 3 Raoul Pierre Etienne Anne-Marie Saint-Denis verveelde zich enorm. Hij zat in een gemakkelijke stoel in een comfortabele kamer op de tweede verdieping van het Burton-Maxwell- ziekenhuis in Welbeck Street, maar hij voelde zich niet op zijn gemak door zijn gebroken ribben en de enor me pleisters eroverheen. Met een vol komen gebrek aan belangstelling schreef hij de vellen vol die op een ingenieus apparaat voor hem lagen. Het apparaat was vastgemaakt aan de leuningen van zijn stoel en ver hief zich voor hem als een kwaadaar dige robot. Hij had een bijna persoonlijke he kel aan het ding. Hij was bereid toe te geven dat deze hem in staat stelde te schrijven zonder dat hij last had van zijn ribben; hij wilde ook toege ven dat hij zonder tdit apparaat nooit de laatste hand had kunnen leggen aan zijn Portrait d'un Brandon An glais (ondertitel: La Panachure d'E- thelred Devvins 1) en dat hij zich dan nog meer verveeld zou hebben, alles van harte toegegeven, maar hij hield een hekel aan het ding. 1) Portret van een Engelse brand stichter; De pluim van E.D. Hij had ook een hekel aan het ver blijf in een ziekenhuis, zelfs in dit lu xueuze. En dat maakte weer dat hij een hekel kreeg aan zijn eigen beroep en zijn collega's. Want als hij niet voortdurend lastig was gevallen door zijn Engelse confrères zou hij terug zijn gegaan naar de flat in Chelsea die nog voor twee maanden de zijne was en waar hij zijn ribben in fatsoen lijke eenzaamheid kad kunnen laten genezen. Het meest van al had hij echter een hekel aan de officiële lieden die hij „Les Inquisiteurs" noemde. Hij kon zich nergens voor hen verbergen. Hij wist wel dat het niet hun schuld was dat ze zo vaak kwamen om hem dezelfde vragen te stellen, maar des ondanks mocht hij ze niet. „U denkt dat het een krachtig ex plosief geweest, moet zijn, monsieur. Maar waarom denkt u dat?.." „U zegt dat de ontploffing plaatsvond in de bagageafdeling van het vliegtuig. Maar weet u wel waar de bagage afdeling is in dit soort vliegtuig?'.. „Monsieur, hebt u enig idee welk soort ontploffingsmateriaal er gebruikt kan zijn?.." „Monsieur, bent u wel zeker? Monsieur, kunt u ons vertellen? Mon sieur, hebt u gezien? Monsieur, hebt u gehoord? Monsieur, hebt u gevoeld" Luid bracht hij zijn gevoelens tot uitdrukking in het uit vijf let ters bestaande woord, dat in zijn land zo populair is. Hij draaide een kant van het apparaat los, verwijder de het ding van zijn lichaam en stond voorzichtig op. Hij liep naar het raam en keek naar beneden naar de zo fat soenlijke Welbeck Street, die nog naar- geestiger was dan anders in de koude modderkleurige afwezigheid van duis ternis die alleen Londen in novem ber kan laten doorgaan voor daglicht. Met zijn linkerhand het gebruik van zijn rechter zou zijn ribben kun nen doen protesteren haalde hij een pakje Caporals en een aansteker uit de zak van zijn kamerjas. Zo stond hij daar en rookte, terwijl hij met tegenzin Welbeck Street ga desloeg. Een grote man een erg grote man in een mooie kamerjas van witte zij over zijn -pyjama. Een kamerjas met op de rug een rode draak geborduurd. Een kamerjas uit Saigon die hij (meer omdat hij hem graag droeg dan omdat de gever veel voor hem betekend had) meer droeg dan welke andere ook. Hij hoorde de deur achter zich open gaan en herkende aan de geluiden wie er binnengekomen was: een handig snel omdraaien van de deurknop, ge volgd door een krakend geritsel van gesteven kleding. Voorzichtig met het oog op zijn ribben draaide hij zich om en zag de verpleegster die hij ver wachtte. Ze heette Bottsford, een afschuwelij ke naam. Maar zijzelf was verre van onaantrekkelijk, ze had de blanke huid en het even aan een paard her innerende aantrekkelijke uiterlijk dat zoveel Engelse vrouwen hebben, in het bijzonder die van het donkerhari ge Keltische type. Ze was echter ge trouwd, had een compleet gebrek aan gevoel voor humor en leed aan het hardnekkige Angelsaksische bijgeloof dat alle Fransen erop uit zijn elke vrouw die op hun weg komt, te ver leiden en/of aan te randen, een hoop- vrees die, hoezeer ze dat ook trachtte te verbergen, elk woord en elke han deling kleurde als ze in de nabijheid van Raoul was. Hij had bevrijding van de verve ling en een enigszins kwaadaardig ple zier gevonden in het aanwakkeren van deze mythe. Vandaar dat hij nu glim lachte en van het raam naar haar toe kwam. Hij zei: „Het is natuurlijk on mogelijk, Gwendolyn, maar het lijkt wel of je elke dag mooier wordt.." Dat „Gwendolyn" was nieuw; bij toe val had hij haar een dag tevoren door een andere verpleegster zo horen aan spreken. Hij lette op het effect toen hij haar hand pakte en voorzichtig naar zijn lippen .bracht, en had het idee dat hij zich een beetje voor zich zelf schaamde. Ze bloosde (hoop) en kneep haar lippen samen tot een dun ne lijn (vrees), terwijl ze haar hand weggriste. „Doet u niet zo gek, mijnheer!" zei ze. En daarna: „Er is iemand voor u". „Slechts één Torquemada?" Raoul was zeer verbaasd. Tot nu toe waren zijn inquisiteurs altijd in groepen van twee en drie gekomen. „Ik weet niet wat u bedoelt", zei ze. „Dit is een dame. Een mevrouw Mes senger". Raoul fronste zijn voorhoofd. Hoewel hij zoveel mogelijk vermeden had de kranten te lezen, wist hij toch wel dat de naam van de man die hij met zijn eigen bretels aan de krat had vastge bonden Messenger was geweest. Dit was dus waarschijnlijk zijn weduwe. Hij veronderstelde dat hij er moeilijk onderuit zou kunnen haar te ontvan gen. Hij zuchtte en zei: „Uitstekend. Vooruit dan maar", en ging naar de tafel bij zijn stoel, waar hij het stom pje van de Caporal uitdrukte. Toen hij zich omdraaide, was hij alleen. Hij wachtte, woorden van deel neming bedenkend en een niet te bloe derige beschrijving van de man Messenger, zoals hij hem bij zijn dood gezien had. Het leek wel alsof hij tien minuten moest wachten, maar het waren er waarschijnlijk maar drie. Toen werd er op de deur geklopt en zag hij een glimp van een gesteven manchet, ter wijl de stem van Gwendolyn aankon digde: „Mevrouw Messenger.." In het korte ogenblik voor zijn be zoekster binnenkwam, gebeurde er iets vreemds in het hoofd van Raoul. Hij kreeg een voorgevoel. Er kwam iets opdoemen, iets dat van groot be lang voor hem was. Een heel merk waardig gevoel, en geen onverdeeld prettig (Wordt vervolgd) 49-50. Zo waren ze dus weer thuis. In de woning van professor Wiedemors werd Priegeltje uit de botaniseertrommel ge haald en op een tafel gezet. Zo, vriendje, zei de professor. Hier zal dan voorlopig je tehuis zijn. We zul len 't je aan niets laten ontbreken, dat be loof ik. je! Priegeltje keek nieuwsgierig om zich heeri naar al die onbekende dingen. Hij scheen allang niet bang meer te zijn, dat de mannen hem kwaad zouden doen. Maar ik zal weer zo'n kartonnen huis je voor je moeten maken, zei de profes sor. Of.wacht eens.ik heb nog ergens in mijn verzameling het model van een inlands huis. Dat zou prachtig voor hem zijn! DE KERMISSEN zijn al heel oud al he ten ze vroeger dan jaarmarkten en in oude geschriften lezen wij hierover reeds: „Hoewel er geen zoo gering dorp ge vonden wordt, alwaar het niet eens in 't jaar kermis is; en dat daarom het houden van jaarmarkten of zoogenaam de kermissen in Holland, tot aan den minsten Boerengast en dat zelf van die jonge jaaren bekend is, dat hij, zijner moeders hand ter ondersteuning nog moetende vasthouden uyt vreugde van kermis met zijne ouders te zullen bij- woonen, zich al hippelende derwaarts begeeft." Het recht tot het houden vpn jaarmark ten werd in de Romeinse tijd verkregen van de Keizer of de Romeinse raad en dit recht ging door bij de Franse Koningen en lang daarna. Keizer Otto III gunde het houden van vrije jaarmarkten aan de Bis schop van Camerijk voor de stad Peron- ne. Hetzelfde vergunrecht kregen de Hol landse Graven. „Dus heeft Florents de 4e Graaf van Holland, aan de Poorters van Nieuwe Schie (Schiedam) uyt aanmerking zijner moeje Aleydis, weduwe van Jan van Avennes, Graaf van Henegouwen, het houden van eene jaarlijksche markt op den derden dag naa onzer Lieve Vrouwe geboorte, volgens een gunstbrief als een recht wiensv er gunning geheel en alleen aan hem stondt, in 't jaar Twaalfhon derd zeventig in deezer voege verleend." OORSPRONKELIJK werden de kermis- sen-kerkmissen .genoemd, omdat de eerste mis of „nachtmaakhouding" in een nieuw ingewijde kerk met ongewone luister ge beurde. Kermis was niet alleen een zaak van vrolijkheid maar ook van vroomheid, vie ring van een kerkwijding of patroonfeest. Paus Gregorius de Grote beval zelfs dat de Bisschoppen, zoveel mogelijk, door hun tegenwoordigheid deze feesten moesten opluisteren. Ieder dorp en iedere stad had kermisgasten en overal werd het kermis- maal opgedist. In sommige steden werd de kermis waaraan een jaarmarkt was ver bonden, de „kruisemarkt" genoemd, aan de bruggen en aan de poorten had men dan houten kruisen bevestigd. Dit kermis- kruis was het zichtbaar teken, een waar borg voor rust en veiligheid. Toch moest soms de schutterij naar de kermisverma ken om orde te houden, maar dit is later afgeschaft, als zijnde „te gevaarlijk en kostbaar voor de anders genoeg bezwaarde gemeente." Op de oude kermissen was toegestaan: „het vrij uytventen van allerhande koopwaaren zoo door de uyt- als i deren, het toelaaten van marionetten, Quaakzalvers, Kroeg- en koorddansers, midsgaders verscheydene Toneel- en Dobb elspeelers." Pt f 4» Toch is er een grote strijd geweest over het al of niet toestaan van kermissen, voor al ook door predikanten en geestelijken en zij slaagden er zelfs enkele keren in de kermissen te laten verdwijnen, maar tel kens kwamen ze terug, het volk kon er niet buiten. Aan allerlei oorzaken gaf men de schuld van het verdwijnen der kermissen in Hol land, zo bij voorbeeld: „omdat zijn majesteit van Vrankrijk als een groot en ontsachlyck kermisgast met al te grooten geselschap te kermis komt en dat Hollandt voor sulcke gasten vervaert is en vreest dat de kermis te veel kosten soude". Ook meende men dat de oorzaak van de oorlog in 1672 geen andere was dan de kermis want: „nu ons de kermissen hebben in Gode wake doen vallen, soo heeft syn majes teit van Vranckrijk ook geen moeyte ge had om te overwinnen." ONDANKS ALLES bléven de kermissen en bloeiden in hoge maté. Nooit hadden de Kermisafschaffers zulk een goede hoop „Ziet wat binnen geschiedt". Terwijl de spreekmeester de wonderen-van- binnen aan de hand van een plaat ont hult, vergaapt de menigte zich aan de artiesten, roerloos in' de kracht patserspose. Zo was het. Aan de voet van de St. Bavo, waar eertijds de Haarlemse jaarmarkt-kermis de naam Bamisse Bavo-misaan ontleende, komen waardig en in vol ornaat de Haar lemmers aangetreden, bereid tot jolijt. gehad als in 1795. Wat met de Reformatie mislukt was, moest nu met de Revolutie wel gelukken de kermis naar de maan, meenden ze. De Haarlemmers vooral hadden verlan gend uitgezien naar de Revolutie, maar niet gedacht dat deze hun de kermis zou kunnen ontnemen. Er kwam een besluit dat de kermis zou plaats hebben; maar alleen ingezetenen, en geen vreemdelingen mochten er met kramen staan en er zou den geen ..spullen" worden toegelaten. La ter kwam echter een resolutie „dat de ker mis zou zijn als 't altijd geweest was." Tal van traktaatjes en vlugschriften ver schenen tegen de kermis maar tevergeefs. „Bezwaarlijk is een oud gebruik te ontnemen Dat honderden van jaaren was in zwang 't Gemeene volk laat zelden iets door dwang" Naast vele spelen en „spullen" hadden vooral de koekkramen en de zoetelaarsten- ten veel aftrek: „Daar achterom staat weer een zoetlaars-kermistent Daar joelt men ondereen, daar heeft de de vreugd geen end Men tapt er kaas en brood en schaft er sjap en bier Men danst en zingt er, en men rookt er met pleizier". De Amsterdamse en ook de Haarlemse kermis duurde 8 dagen, van zondag tot en met zondag, De kermisvreugde liep des avonds te 9 uur af, dan luidde de „boeve- klok" en „gingen alle nette lui naar huis". IN DE TIJD van onze voorgaande gene ratie was het een genot om langs de ker missen te dwalen. Men denke aan de prach tig ingerichte stoomcarrousel van Wolf, met veel geblikker van glasscherven, op pilaren en wanden aangebracht, waarin 't licht van de ontelbare lampjes zich weer spiegelde. De zware, roodpluchen gordijnen, die het voorportaal scheidden van het hei lige der heiligen waarin men soms door een kier kon binnenkijken! De oude heer Wolf met zijn machtige snorren, altijd ge huld in geklede jas, de hoge hoed op, maak te een geweldige indruk op de menigte en als men het dan zover had gebracht dat men het interieur betrad, dan kende de vreugde en de bewondering, vooral bij de kinderen, geen grenzen. Briesende paar- 22. De overeenkomst tussen de graaf en de decor verhuurder werd snel gesloten en beklonken. Het kwam er, in het kort gezegd op neer dat de buitenlandse edel man de beschikking kreeg over het hele bedrijf en al les wat er bij hoorde, met inbegrip van Panda. Dat de heer Archibald Brauswasser hier een stevige prijs voor vroeg, scheen de cliënt in het geheel niet te hinde ren. „Mijn kassiers te New York zullen dat detail wel regelen," sprak hij bescheiden; „ik-zelf bemoei me nooit met dergelijke kleinigheden. Laat ons onbekommerd slechts aan de hoofdzaken denken." Hier werd hij ech ter in de rede gevallen door iemand, die overhaast bin nenkwam en onmiddellijk duidelijk maakte dat hij een andere opvatting van hoofdzaken had. Dat was niemand minder dan de deurwaarder Wrongelsma. „Alles is weg!" riep deze, vol woede en vertwijfeling. „Mijn pa pieren. wèg! Alle kwitanties die Brauswasser nog moet betalen, alle dwangbevelen met aangehechte no ta's en bewijsstukken.wèg! wèg! Die oude komediant moet ze van me gestolen hebben!" De beschuldigde luis terde nauwelijks maar deed koortsachtige pogingen om weer in het harnas te verdwijnen; Graaf Bueno de Rothfeller daarentegen nam de moeite de beroofde deur waarder kalmerend toe te spreken. „Kom, kom, ei, ei," sprak hij. „Dat kunt ge toch voorzeker niet nemen? De ze oud-achtige persoon is toch stellig te traag in zijn bewegingen om zich uw welbewaakte waardepapieren te kunnen toe-eigenen? Neen, neen, dat kunt ge niet me nen. Laat ons eens ernstig samen denken of we niet de ware dader kunnen vinden. den, draaiende schuitjes stoven voorbij, serpentine en confetti werd met kwistige hand uitgestrooid en hoe menig meisje en jongen hebben, door een rolletje ser pentine in de stoomcarrousel, de band voor het leven gelegd en boven alles uit klonken de tonen van het machtige orgel. Hoeveel van deze oude vermakelijkhe den brachten niet de jolijt en de sfeer die alleen een oude kermis kon opbrengen. HET HOOFD VAN JUT, denderend vie len de slagen en sissend schoten de ijze ren doppen langs de gladde ijzers omhoog, tot boven de slaghoedjes met een scherpe knal en gespetter van vonken uiteenspat ten en de overwinnaar de sterke man pronkte met zijn blinkende, blikken medalje op de borst. HET THEATER; da metjes in luchtige kleding, koorddanse ressen en clowns lokten het publiek. De Directeur, uitgedost in geklede jas, wit vest en hoge hoed nodigde de mensen uit binnen te komen. Het KIJKSPEL, waar men door kijkgaten het gehele wereldge beuren kon aanschouwen. Welzeker! Het WASSENBEELDENSPEL met personen uit de geschiedenis annex onderwereld Paul Kruger en Cecil Rhodes naast el kaar, Sneeuwwitje in een glazen kist met de dwergen en de Prins! De KUNSTGLAS BLAZERIJ en de grote POFFERTJES- kraam van Victor Consael, waar Italiaan se meisjes voor vrolijke muziek zorgden. Kramen met snuisterijen, galanterieën, speelgoederen, zuurstokken en toverbal len. De enorm grote kraam van de oude Heer Willem Stuvé, waar men de gehele dag noga stond te hakken en in te pak ken, versierd met plaatjes en aapjes. De HIPPODROOM waar men voor een dub beltje rondjes kon rijden door de piste op echte paardj es en op kamelen. Draaior gels door de gehele stad en straatzangers met hun aandoenlijke liedjes. De geur van oliebollen en wafels was overheersend. OOK HET CIRCUS was een grote ker misattractie. Het was vooral paarden- dressuur, er waren geen wilde beesten. Voorts hoorden er natuurlijk de trapeze werkers en de clowns bij. En dan waren er de kermis-RARITEITEN: de dikke da me, de vrouw met de baard, reuzen en dwergen, och er zou een dik boek over al deze oude kermisvermaken kunnen worden geschreven. Ook bij onze zuidelijke buren stond de Kermis (de foor) in hoge ere en vooral Gent was bekend om zijn kermisvieren. Het boekje van Max Rosseau geeft ons kostelijke verhalen en wetenswaardighe den. „De Kramen stonden overal zelfs in het voorportaal van het stadhuis, de zaal van de handelsrechtbank; en rond om het stadhuis was een complete markt. Men verkocht er lekkerkoek, sui kerwaren, ellegoederen, worsten, houten lepels, schoenen en regenschermen. Na de kermis betaalde het stadsbe stuur 63.49 fr. aan de waterdragers voor het reinigen der zalen. Men versleet 21 bezems, 2 opneemvodden en vier pond zeep." Wonderlijke dingen zag men daar op de Gentse Kermis, nog meer dan hier in Hol land. De atleet Leopold de Nuelle die een bootje met 10 matrozen op zijn nek kon dragen. De twee dwergen M. en Mil. Mou- che 77 en 83 cm. lang en 7 en 10 kilo stonden in hoog aanzien bij het Belgische volk. MAAR DE MEEST BEFAAMDE Kermis was wel die in Den Haag. Men zegt dat Koning. Stadhouder Willem III in Engeland eens uitriep, dat het hem wel tweehonderd duizend gulden waard was als hij er gelijk een vogel door do lucht heen kon vliegen. Ongeveer vijfenzeventig jaar geleden is de kermis daar afgeschaft, na hevige strijd in het college van B. en W. en het was vooral burgemeester Patijn, die streed voor het behoud en zelfs zijn ontslag in diende. Later kwamen er weer kermissen op Malieveld en in de Dierentuin, maar het was toch niet het oude vertrouwde beeld van vroeger. Ook in Haarlem ver dween de kermis en wij zullen het nu voortaan moeten doen met de surrogaten. Het Nederlandse zelfstandige naam woord h a a s 1 en het Engelse haste zijn beide afkomstig van het Franse hate, dat weer uit éen ouder woord haste is ontstaan. De vraag of dit woord haast: spoed, nelhied hetzelfde is als haast: bijna moet be vestigend worden beantwoord. Er is namelijk behaive het zelfstandige naam woord haast ook een bijvoeglijk naamwoord (en een bijwoord) haast in de betekenis: overijld, ras, vlug. Deze betekenis gaat gemakkelijk over in: over een korte tijd, weldra. Dit bij woord van tijd wordt weer gemakkelijk een bijwoord van hoegrootheid. „Hij is haast veertien" immers betekent: „hij is weldra veertie n", maar ook: „h ij isbijna veetie n". Zegt men: „Kom je haast?" of: „Komt er haast wat?" dan ligt de betekenis eveneens tussen: spoe dig en bijna. En tenslotte gaat dan haast precies hetzelfde betekenen als b ij n a. Geref. Kerken Beroepen te Asperen en te Bergentheim: J. Kuipers, kand. te Sassenheim; te Baren- drecht (vac. A. C. Scherpenisse): J. Vlaar- dingerbroek te Grijpskerk (Zld); te Nieu wer Amstel-Noord (3de pred.pl W. H. Melles te Kampen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1961 | | pagina 7