DE DODENLIJST VAN
ADRIAN MESSENGER
ITALIAANSE RECREATIEOORDEN BEDREIGD DOOR
DE „ASFALT-CIVILISATIE"
PANDA EN DE MEESTER-OPHEFFER
PRIEGELTJES GROTE REIS
Polle
Ons vervolgverhaal
Wolkenkrabbers verdringen
paradijselijk natuurschoon
p
r
DINSDAG 22 AUGUSTUS 1961
l7
-
PHILIP MACDONALD
Oorspronkelijke titel
The list of Adrian Messenger
Steeds meer haast
r.
15)
Rechercheur Seymour arriveerde
snel, zoals gebruikelijk onder de re
chercheurs als ze geroepen werden
door de man die ze onder elkaar „Oom
Arnie" noemden Hij had een map
papieren onder de arm, die hij op het
bureau neerlegde toen hij op een wenk
van Pike ging zitten. Seymour be-
hporde tot de nieuwe garde van de
dienst, de mensen met een speciale
opleiding. Hij was goedgebouwd en
goedgekleed en zag er jonger uit dan
zijn eenendertig jaar. Voordat zijn
neus wat scneef was geraakt bij het
boksen tijdens de politiesportewdstrij-
den het vorige jaar had hij de bijnaam
„Engelenkopje" gehad.
Commissaris Pike keek naar re
chercheur Seymour door een wolk
van rook en vroeg hem: „En? Iets
te melden?"
Rechercheur Seymour maakte de
map open. „Ik heb briefjes aan alle
acht hoofden van politie gezonden,
rpijnheer, met het verzoek om zoveel
mogelijk bijzonderheden over die on
gelukken". Hij haalde acht carbon-
doorslagen uit de map. „En ik heb
er persoonlijke briefjes bijgedaan,
waarin ik hun vraag om hun eigen
oordeel, die u nog moet tekenen".
Hij haalde de acht briefjes, alle met
paperclips vastgemaakt aan hun en
veloppen, uit de map. „En ik ben
naar het ministerie van oorlog geweest
mijnheer, voor de gegevens van de
tien mensen op die lijst. Ze zeggen
dat dat wel even kan duren, als we
ze niet meer bijzonderheden geven.
Majoor Hillyer heeft me dit briefje
voor u meegegeven". Hij haalde een
grote gele enveloppe uit de map. „En
ik heb inspecteur Powell in Cardiff
een paar maal aan de telefoon gehad.
Ik geloof dat ze voor ons iets over
Bainbridge hebben, mijnheer. Powell
heeft beloofd ons voor zes uur op te
bellen. Of ik krijg hem aan de lijn of
u krijgt hoofdinspecteur Evans". Hij
sloot de map, die nu leeg was, en or
dende ze netjes voor commissaris
Pike. Deze keek er niet naar, maar
gromde en zei plotseling:
„En de tiende man?"
„Slattery, mijnheer?" Seymour had
het gevoel dat hij op de proef werd
gesteld. „Ik dacht dat kolonel Gethryn
hem zou behandelen".
„Dat klopt". Pike grinnikte plotse
ling. „Maar je moet wel oppassen met
dat „kolonel". Hij' had het" ér dooit
erg op, en nu is het in elk geval ver
keerd. Bij zijn demobilisatie is hij be
vorderd tot generaal, en dat wil hij
zeker niet horen. Noem hem dus niet
gewoon mijnheer, en vergeet het niet".
Een van de telefoons rinkelde. Hij
pakte hem op en zei: „Met Pike..
Hoofdinspecteur Evans in Cardiff?
Ja, verbind hem maar door". Hij
wachtte even en zei dan: „Hallo, hoe
gaat het ermee?" en was daarna weer
enige tijd stil, intens luisterend.
„Mooi werk, Taffy", zei hij tenslot
te. „Erg mooi. Ik ben je heel dank
baar. .En je verifieert het zo vlug mo
gelijk?' Dank je wel. .Tot ziens".
Hij legde de telefoon op de haak en
keek naar Seymour. „Een goeie vent,
die Taffy Evans", zei hij. „Hij gelooft
dat ze Bainbridge gevonden hebben.
De man was zelfstandig verzekerings
agent en Evans kwam op het idee de
grote maatschappijen in Cardiff af te
gaan. Hij kwam al gauw een polis op
hem tegen, wist van de dokter die hem
gekeurd had een beschrijving los te
krijgen, en liet zijn mensen daarna
alle gevallen nagaan van mensen die
dood waren aangetroffen zonder dat
hun herkomst bekend was. Ik had hem
namelijk verteld dat er een goede
kans was dat hij dood was. Ze vonden
iemand die aan de beschrijving vol
deed in Bistol. Uit de Severn ge
haald. Verregaande staat van ontbin
ding, lichaam zag eruit, alsof het in
het wier had gelegen. Niemand had
ooit aan Bainbridge gedacht, om de
eenvoudige reden dat zijn verdwij
ning nooit is gemeld. Het schijnt dat
hij wel eens vaker bij zijn vrouw was
weggelopen en dat ze er zeker van was
dat hij vroeger of later wel terug zou
komen..De politiearts in Bristol stel
de dood door Verdrinking vast, onge
veer zes maanden geleden. Dus om
streeks het tijdstip, dat Bainbridge
zijn huis verliet. Het lichaam is na
tuurlijk in staat van ontbinding, maar
de beschrijving van de verzekerings
dokter geeft houvast. Het lichaam dat
gevonden is heeft dezelfde misvor
ming van de twee grote tenen als
daarin vermeld wordt." Pike ging op
de rand van zijn stoel zitten, klopte
zijn pijp uit in de asbak op zijn bu
reau, en keek Seymour nadenkend
aan.
„Je bent een gelukkige kerel, dat je
aan deze zaak mag meedoen," zei hij.
„Dit is een zaak van Gethryn, en dat
is volgens mijn ervaring altijd al heel
wat, maar ik heb het gevoel dat dit
er een wordt die je volledig uitput
maar die je toch in geen geval zou
willen missen." Hij zuchtte. „Ze zijn
heel bijzonder, zoals je al gemerkt
zult hebben.
Hij pakte een telefoon. „We kunnen
het hem beter melden," zei hij, en
draaide het privénummer van Stuke-
ley Gardens 19. Even later zei hij:
„Met Pike, mijnheer.. Het schijnt
nu negentig procent te zijn. Om nauw
keurig te zijn: 90,91 procent.
Het was vijf minuten over half zes
toen Pike Anthony van de Yard op
belde.
Dat was bijna precies dezelfde tijd
als waarop mijnheer David Bronson
uit Vancouver zich honderdvijftig ki
lometer verderop liet inschrijven in
het Gainsborough Hotel in Birming
ham.
Mijnheer Bronson zag er ongeveer
tien jaar ouder uit dan mijnheer Hoag
uit Detroit, iets wat mogelijk het ge
volg was van zijn wat gebogen figuur
en zijn wat schuifelende manier van
lopen, en hij leek zelfs nog ouder in
verhouding tot mijnheer Lovett uit
Toronto.
Mijnheer Bronson, die naar een ka
mer op de vierde verdieping werd ge
bracht, glimlachte vriendelijk naar de
jongen die zijn twee zware koffers
naar boven had gedragen, gaf hem
een fooi, deed de deur achter zich op
slot en overtuigde zich ervan dat men
niet door de ramen van zijn kamer
naar binnen kon kijken.
Vervolgens nam hij, voor het eerst
sinds hij het hotel was binnengeko
men, zijn hoed af, waardoor hetzelfde
dikke, netgekamde en ondetermineer-
bare roodbruine haar als dat van mijn
heer Lovett en mijnheer Hoag zicht
baar werd.
i Mijnheer Bronson, die veel te zorg
vuldig was 'n zijn manier van doen
om zijn houding-of wijze van lopen
zelfs maar te veranderen als hij alleen
was, liep naar de andere kant van de
kamer en maakte een van de koffers
open. Hij haalde er een lederen reis-
necessaire en twee kleine pakjes uit.
Deze dingen nam hij mee naar de
badkamer waar hij ging zitten. Hij
kleedde zich tot het middel uit, haal
de een schaar uit de necessaire en be
gon vervolgens voor de spiegel zijn
haar zo kort mogelijk af te knippen.
Toen hij klaar was, was het een
vreemd gezicht. Hij stopte de schaar
echter weer in de necessaire en maak
te de twee pakjes open. Uit het ene
kwam een tube, waarop stond „Hayr-
Zoff, ontharingsmiddel"; uit de ande
re een klein plat f]^sje met het op
schrift: „Helene's foundation Make
up (Neutral Tone)."
Hij ging weer aan het werk voor de
spiegel de crème met uiterste zorg
over zijn schedel verspreidend. Toen
hij klaar was lag het kleiachtige spul
glad en dik over zijn hoofd. De tien
minuten die hij moest wachten, ge
bruikte hij om water in de badkuip te
laten lopen en elk spoor van zijn acti
viteit te doen verdwijnen.
Kort daarna, gebaad en in kamer
jas en pantoffels, verminderde hij de
schrikbarende witheid van zijn sche
del door er het produkt van Helene
zorgvuldig op aan te brengen. Toen
hij dan ook een half uur later naar
beneden ging om te dineren zag hij
eruit als een rustige, vriendelijke en
onopvallende heer. Een heer die wel
iswaar kaal was, maar wiens kaal
heid overigens door niets opviel.
Hij at rustig en lekker, terwijl hij
onder het eten zat te lezen. Het boek
dat hij las was een gids voor Medes-
hire en het scheen hem zeer te inte
resseren.
(Wordt vervolgd)
(Van onze correspondent)
ROME. In Rome zijn we al een paar maanden gewend aan onze dagelijkse
temperatuur van 35 graden Celsius. Dat is voor Rome niet zo veel en boven
dien heeft deze begenadigde stad het voordeel, dat er 's zomers veelal een
prettig briesje waait zodat men het er best uit kan houden. Maar ook Milaan,
Turijn en Genua hebben vrijwel dagelijks temperaturen van boven de dertig en
in die steden waait het nooit, zodat de oververhitte lucht van vandaag zich
stapelt op de bedorven, oververhitte lucht van gisteren. Vandaar dat de Italiaanse
grootstedelingen als het even kan in deze vakantietijd de z&e opzoeken.
MAAR DE ITALIAAN en vooral de
Noorditaliaan, heeft een heel vreemd be
grip van vakantie, vooral van vakantie aan
zee. De Riviera is in enkele jaren tijds
van een nog vrij wild, natuurlijk landschap
verworden tot een astaltwoestenij. De klei
ne Ligurische stadjes, tussen zee en ber
gen geklemd, die bestonden uit niets dan
een klein haventje en wat smalle, vaak
met gewelven overdekte slapjes, zijn ver
vangen door een de hele Rivierakust vol
gende keten van wolkenkrabbers. Dezelf
de immense flatgebouwen, die we in de
nieuwe woonwijken van Milaan vinden,
tien, vijftien verdiepingen hoog, zien we
precies zo aan de zeekust. Dat is het Mi
lanese begrip van „een optrekje aan zee".
Bomen, voor zover ze op natuurlijke wijze
groeien, zijn uit den boze. In de miezerige
tuintjes, hier en daar tussen het cement
uitgespaard, plant men exotische gewas
sen uit andere werelddelen. Geen enkele
plant mag natuurlijk groeien, alles wordt
besnoeid en gefatsoeneerd en vooral moet
de natuur wat pittiger worden gemaakt
door schijnwerpers, die venijnig groen
(soms ook blauw, rood of paars) licht op
elke Australische of Mexicaanse plant wer
pen. En daar de vakantiegangers zelden
voor zonsondergang op straat komen, is de
aanblik bij nacht hoofdzaak.
HET ONGELUK is, dat de slechte smaak
der Milanesen steeds dieper in het zuiden
„Harem" is de naam van deze amfibi
sche najaarsmodecreatie uit Londen:
een in barnende herfsttinten uitge
voerd rayon-geval, waarvan het onder
ste gedeelte naar verkiezing als rok
of als pofbroek te dragen is
doordringt. De „autostrada del sole", die
zonneweg, zal weldra Milaan met Napels
verbinden en dan verdwijnt onherroepelijk
ook het schiereiland van Sorrento, thans
nog bijna intact, onder het gewapend be
ton. Capri en vooral Ischia leveren al een
achterhoedegevecht. De weinig talrijke
personen, die begrijpen dat Capri zonder
zijn wilde vegetatie niets anders is dan
een nare, kale rotsklomp in zee, verweren
zich tegen nog meer asfaltwegen (dertig
jaar geleden kende het eiland geen andere
vervoermiddelen dan ezeltjes; de huidige
toerist vindt dat een eiland van vier bij
twee kilometer ongenietbaar is als hij niet
zijn auto bij zich heeft), nog meer „land
huisjes" en vooral .log meer hotels. De
nieuwe burgemeester van Capri, een ar
chitect, die tevens voorzitter is van de
plaatselijke V.V.V., heeft verklaard, dat
hij „veel voor het eiland hoopt te kun
nen doen". We schrokken toen we het hoor
den. Men zou er meer gebaat zijn met een
burgemeester die begrijpt dat niets ver
standiger is dan niets te doen. Als men
vijftig jaar lang nu eens de wegen ver
waarloosde, de planten liet groeien zonder
ze te beschoolmeesteren of om te hakken,
dan zou Capri weer een beetje op zich
zelf beginnen te lijken. De „moderne" hui
zen zouden dan wel zijn ingestort en de
mooie, oude in de typische Saraceens-Ca-
prese stijl zijn stevig genoeg om het nog
een paar eeuwen uit te houden.
GELUKKIG kwamen er later bevredi
gender klanken van het droomeiland. De
burgemeester had ook verklaard, dat het
eiland „vol" is en dat, voor zover hij er
wat tegen doen kan, niemand meer verlof
krijgt op Capri te bouwen.
OF HET LUKKEN zal dit goéde voor
nemen gestand te doen is een tweede.
De Italiaan droomt, na aan de autoped
te zijn ontgroeid, van een scooter en wil
daarna een automobiel. Heeft hij dit een
maal verworven dan komt het „buitenhuis
je aan zee", en het ideale buitenhuisje ver
rijst natuurlijk op Capri. Dankzij de golf
van welvaart die over dit land gaat, zijn
er vele tienduizenden gezinnen in staat die
droom te verwezenlijken en al heeft het
land een lange kustlijn, er zijn toch niet
veel onbedorven hoekjes meer over.
We zijn op Capri eens een kijkje gaan
nemen. Het eiland is veel dichter bij huis
gekomen. We zouden de voorkeur hebben
gegeven aan het doodgewone Capribootje,
dat de reiziger in ier.s meer dan twee uur
van Napels naar het eiland brengt. Maar
we voelden het als onze plicht, de lezers
in te lichten over de nieuwste snufjes. Ge
lukkig was de helikopterdienst op de dag
waarop wij aankwamen, juist buiten wer
king gesteld omdat de overheid vond, dat
het met veel kosten gebouwde en met veel
vertoon ingewijde vertrekstation der heli
kopters in Napels niet voldoet aan de mi
nimumeisen der veiligheidswet voor ver
voermiddelen. Het is een klein schandaal
tje, een fiumicino-affaire in vestzakfor
maat. Maar het zal wel in orde komen
en als u nog een jaar geduld heeft, kunt
u heus het genoegen smaken binnen het
S'S&4J
,T
SE»
kwartier van Napels naar Capri te vlie
gen.
Voorlopig is er voor wie haast heeft de
„aliscafo" of vleugelboot. Dit zonderlin
ge vervoermiddel danken wij aan de vin
dingrijke medestanders van Hitier. Duitse
ingenieurs ontwierpen die gevleugelde boot
teneinde de vijand te verrassen met pijl
snelle landingen. Het is een soort boot op
poten, vleugels genaamd, die maken dat
het ding als het ware op de golven rijdt
en dus geringe weerstand van het water
te overwinnen heeft. De gemiddelde snel
heid is 36 knopen per uur. Naar het heet,
is het volkomen veilig, maar de opschrif
ten, vermeldende dat onder elke zitplaats
de reddingsgordels gereed liggen, deden
ons echt hunkeren naar een gewone boot.
Met ijselijk1 lawaai- en in een wolk van
schuim schoten we'de 'haven uit. Buiten
bleek er een flink briesj'ë te staan en ons
schip kliefde letterlijk de golven, in zover
re dat we er ten dele onderdoor gingen
en drijfnat werden.
De meeste passagiers werden onmiddel
lijk zeeziek, maar de kapitein keek uiterst
kloek, waarschijnlijk om ons moed te ge
ven. Toen hij bij een nog heftiger zeetje
ook groen werd en de mond toekneep, von
den wij dit zijn verdiende straf. Maar het
moet gezegd, de „aliscafo" bracht ons echt
in 29 minuten en 17 seconden naar Capri.
OP DE „PIAZZA", het pleintje van Ca
pri (zowat tien meter bij tien, maar „de
navel der wereld" voor wie er eenmaal is)
zat dezelfde zonderlinge fauna die men
daar altijd kan aantreffen. Snobs laten er
zich aanspreken met professor, gewone
mensen stellen zich tevreden als zij prin
ses, markies, gravin worden genoemd. Ti
tels worden door de Italiaanse republiek
CO». MA.ITIN TOOM*»
27. Dat was natuurlijk een ernstige beschuldiging, die
Panda daar tegen Joris Goedbloed inbracht! De laatst
genoemde was dan ook smartelijk getroffen en hij nam
de moeite een geduldige uitleg te geven. „Luister, baas
je", zei hij, „dan zult ge zien dat ge me onrecht doet.
Ge kunt weten dat ik een privé-onderhoud heb gehad
met de karaktervaste deurwaarder Wrongelsma; maar
gij kunt niet weten wat daarbij is afgehandeld.' En stel
nu eens voor, dat ik bij die gelegenheid enige dwangbe
velen en schuldvordering op onze vriend Brauswasser
heb overgenomen, eenvoudig om deze heer te verlichten
dat zou toch kunnen, nietwaar? Maar gij denkt on
middellijk het ergste! Och, och, leg toch dat lelijk wan
trouwen af, dat uw karaktertje verzuurt. Zie toch het
mooie in alles! Geloof het beste, en uw hele leven zal er
zonniger van worden.Maar ik zal u niet hard vallen.
Neen, ik za u bewijzen hoeveel vertrouwen ik ondanks
alles in u stel. Hier breng dit pakje voor mij naar de
Flessemes-straat nummer dertien. Daar zal men u een
somma gelds ter hand stellen, waarmee wij in de ergste
noden van de goede Brauswasser kunnen voorzien.
Nu, Panda had niets meer in te brengen, en daar ging
hij dus met het pakje, terwijl de beide achterblijvende
heren zich begaven in een diep bespreken van wat Joris
met de decors wilde gaan doen.
Nog zijn er hoekjes ongerepte natuur
op het paradijseiland Capri, maar het
gewapend beton rukt steeds meer op
langs de rotshellingen en in de dal
kommen.
niet beschermd, dus waarom niet? Maar
was het wel het gewone publiek? Eigenlijk
neen. Het was er veel te talrijk voor. De
gulden jaren van Capri vielen tussen 1949
en 1953. Dat waren de jaren toen men er
wandelde met een raaf, een papegaai of
tenminste een dode haan op de linker naak
te schouder en een of ander kleurig weef
sel bevallig gedrapeerd over rechterschou
der en borst. De jaren waarin het dragen
van een bos kleurige groenten op het hoofd,
paprika's, 5 gele" wortelèn eh aubergines
„bon ton" was en een Franse bankier er
dagelijks zijn aperitiefje dronk in gezel
schap van een met rozen bekranst wit
kalf. Die dagen zijn voorbij. Hoogstens
ziet men nu nog denkbeeldige papegaaien
op schouders, die nog naakter en bruiner
zijn dan weleer. Het is geen mode op Capri,
ook nog naar de zee om te kijken, 's Mid
dags en 's avonds de „Piazza", 's nachts
de talloze nachtlokaaltjes, ziedaar het do
mein van de echte „badgast". Maar het
is niet echt meer De grote massa, die nu
Capri bewoont, doet slechts alsof. De geest
is afwezig en niemand heeft meer de fan
tasie en' de moed om als in „de grote
jaren" dingen te verzinnen en te doen,
die werkelijk verbijsteren. Het zich verto
nen in een meer of minder smaakvol car
navalspakje alleen is nog niet voldoende
om waardig „de navel der aarde" te be
wonen
DE EERSTE PERSOON met wie ik in
gesprek kwam zei mij dat het toch te gek
was om de hele wereld in gevaar te bren
gen ter wille van Berlijn. Ik beaamde dat,
hetgeen mij de titel van markies bezorg
de. „Ik zal Segni (de Italiaanse minister
van Buitenlandse Zaken) eens schrijven
dat het Italiaanse volk er niets voor voelt
en de geallieerde mogendheden ook niet.
Dat kan hij dan aan De Gaulle en Kenne
dy zeggen en dan zal Adenauer wel be
grijpen, dat hij het met Kroesjtsjev op
een akkoordje moet gooien. Het beste zou
eigenlijk zijn, dat ze hier naar Capri kwa
men om die zaak even af te handelen."
„Geen gek idee", zei ik, terwijl ik mijn
geheugen pijnigde om. mij de naam van
deze minister of was het maar een se
nator? te herinneren, „Capri lijkt mij
erg geschikt om ruzies bij te leggen".
„Precies, wilt u het briefje aan Segni
ook tekenen? Dan breng ik het vanavond
even mee naar de Piazza." en ik: „Ach,
ik ken de minister niet zo goed. Ik zat
een paar maal met hem bij een diner aan,
maar meer dan ook niet. U bent zeker
intiem bevriend met hem?"
„Bevriend? neen, ik heb hem nooit ge
zien, markies". Voorzichtig trachtte ik nu
aan de weet te komen, waarom de baron
(hij had geweigerd zich graaf te laten noe
men en stond op het bescheiden baron)
zoveel invloed meende te hebben op de
hem onbekende minister. Na een uurtje be
gon hij over zijn zaken te vertellen. Hij
bleek handelsreiziger in damesondergoed
te zijn. „Maar," zei hij zeer terecht. „Wat
geeft dat, Capri is altijd Capri."
59-60. De mededeling van professor Wie-
demors bracht beroering in de zaal. De
geleerden keken er van op en kuchten, ter
wijl enkele ongelovig het hoofd schudden.
Hoe groot zei u, dat die dwergjes wa
ren? vroeg een van de heren.
Niet groter dan deze waterkaraf hier
voor me! zei de professor.
Daar keken de geleerde heren helemaal
van op. Dat was niet te geloven, vonden
ze; wie had ooit ter wereld zulke kleine
mannetjes gezien?
Professor Wiedemors keek naar de zaal
en glimlachte; hij hoorde het ongelovige
gemompel.
Ja, heren zei hij. Als iemand het mij
verteld had, zou ik het ook moeilijk ge
loofd hebben. Maar ik zal u bewijzen, dat
ik de waarheid vertel!
Cqpy'gM P 1 B Bo
9. „Word jij nu niet duizelig van al dat geschommel?"vraagt Polle aan
Pelli„ik zou wel willen, dat dat dek van ons eens helemaal vlak bleef!"
Maar nu meent Polle toch echt land te zien opdoemen! „Kijk eens", roept
hij, „is dat geen vaste grond, daarginds? Ik zal blij zijn, als ik niet meer op
een hellend dek sta!" „Wat jij vaste grond noemt, weet ik niet", bromt
Pingo, terwijl ze als razend voortglijden, „ik vind het maar een onvaste
boel worden!"