Wereldnieuws
(H>r
raatótoel
Scherpe maatregelen
in N.-Rhodesië
3
Een beschouwing van dr. M. v. Blankenstein
(Dp de
keiler en macdonald
WOENSDAG 23 AUGUSTUS 1961
I
Vreemde lucht in
thermosfles
y
»I
Maria Storm
Dr. Marcus van Blankenstein, in 1880
geboren te Ouderkerk aan de IJsel, is
al sedert tientallen jaren een der meest
vooraanstaande figuren in de Neder
landse journalistiek. Van 1906 tot 1937
is hij verbonden geweest aan de Nieu-
de Rotterdamse Courant, onder meer
als diplomatiek correspondent bij de
vergaderingen van de Volkenbond.
Tijdens de laatste oorlog was hij hoofd
redacteur van het in Londen verschij
nende weekblad „Vrij Nederland".
Sedert 1946 verschijnen zijn publika-
ties over kwesties van internationale
politiek voornamelijk in Het Parool.
Met toestemming van laatstgenoemd
blad publiceren wij hiernevens (met
enige bekortingen waartoe plaatsgebrek
ons noodzaakt) zijn jongste beschou
wing over de kwestie Nieuw-Guinea,
de verhouding tussen Nederland en
Indonesië en de stappen die de zoge
naamde groep-Rijkens in verband daar
mee heeft gedaan, welke beschouwing
vanavond eveneens in Het Parool
verschijnt.
Nederland, Nieuw-Guinea en Indonesië
Advertentie
„Wat een muffe lucht steeg
er op uit die thermosfles,
't Leek wel een museum
stuk. Wat te doen? Ha! Wa
ter met wat Glorine er in.
'n Tijdje laten staan. Dat
hielp! Fles weer fris!" Ge
bruik het ook voor de bloem
vazen. Glorine neemt on
aangename geurtjes weg èn
desinfecteert! Per fles 23
cent.
c
Met geweld. Dieven hebben gistermorgen
vroeg de met staal beklede deuren van
een exclusieve bontwinkel in het Londen-
se Mayfair geramd met een vrachtwa
gen en zijn er vandoor gegaan met de
kostbaarste bontsoorten zoals nerts en
sabel, ter waarde van duizenden ponden
sterling. De buit laadden zij in een voor
de winkel gereedstaande auto en reden
weg, met achterlating van de vracht
wagen.
Koopje. Het hoogste gebouw ter wereld,
het Empire State Building in New York,
zal voor 65 miljoen dollar in andere
handen overgaan. De huidige eigenaars
bereikten dinsdag met een investerings-
groep overeenstemming om het gebouw
op 27 december a.s. over te dragen. Het
gebouw dat 516 meter hoog is en 102
verdiepingen telt, werd op 1 mei 1931
voltooid. Er werken 20.000 mensen en
het wordt dagelijks bezocht door nog
eens 50.000 mensen.
Croydon. Een comité uit de burgerij van
Croydon in Engeland gaat heden onder
leiding van de burgemeester naar Sta-
vanger in Noorwegen, om de mensen
daar te bedanken voor de wijze waarop
ze de helpende hand geboden hebben bij
het vliegtuigongeluk dat aan 34 school
jongens uit Croydon en hun twee onder
wijzers het leven kostte. Een anoniem
gebleven Noor heeft het geld gegeven
dat het mogelijk zal maken op de plaats
van de ramp een granieten gedenkteken
op te richten.
VVar(d) Price t De bekende Britse oorlogs
correspondent Ward Price is dinsdag op
75-jarige leeftijd te Londen overleden.
Hij begon zijn carrière bij het Turkse le
ger tijdens de Balkanoorlog in 1912. In
de eerste wereldoorlog werd hij naar de
Dardanellen en het Midden-Oosten ge
zonden. Hij is in 1940 correspondent bij
het Franse leger geweest. Daarna werk
te hij in Tunesië en na de landing van
de geallieerden in Normandië, in het
westen van Europa, in dienst van de
„Daily Mail".
Handig De gemeenteraad van Salisbu
ry, hoofdstad van Zuid-Rhodesië, heeft
besloten de gemeentelijke zwembaden
alleen toegankelijk te stellen voor „men
sen die de gemeentebelasting betalen en
voorkomen op de kiezerslijst". Daardoor
is men in staat alle Afrikanen te weren
behalve één, die het beroep van advo
caat uitoefent. Verleden week had men
besloten de drie zwembaden van Salis
bury voor bezoekers van alle rassen
open te stellen. Door de nieuwe restric-
tiè kan men er echter zeker van zijn
dat er tenslotte toch alleen blanken ko
men.
Evangelie. Aartsbisschop Makarios, presi
dent van Cyprus, heeft dinsdag bekend
gemaakt dat het aartsbisdom Cyprus
besloten heeft zijn landerijen tegen be
taling op lange termijn te verkopen aan
behoeftige Cyprische boeren. Men schat
dat het landerijenbezit van de onafhan
kelijke Cyprische kerk tientallen mil
joenen guldens waard is.
Viering. Dinsdag is een officiële verkla
ring uitgegeven in Kartoem (Soedan)
over een bloedige botsing welke aan drie
politiemannen en aan twaalf burgers
het leven heeft gekost. In de gevechten
werden vijf politiemensen en negentien
burgers zo ernstig gewond, dat zij in
het ziekenhuis moesten worden opgeno
men. In de verklaring werd gezegd, dat
de burgers allen lid waren van de „An-
sars-Mahdi", een godsdienstige sekte
Zij vierden de geboortedag van de pro
feet ..Moelid Ennabi". De politie wierp
traangasbommen in de menigte en toen
dit niet hielp werd het vuur geopend
De burgers vochten terug met messen
Het probleem van Nieuw-Guinea is in Nederland van dezelfde hulpeloosheid
die het tot stand gebracht heeft, om van al wat eens in Indonesië politiek, econo
misch en cultureel door Nederland was opgebouwd en wat eens in de wereld
veel bewondering en ook afgunst gewekt heeft, voor Nederland niets, helemaal
niets over te laten. Behalve dan een leegte die er niet had hoeven te zijn. Zo
grondig werk heeft ongelukkige dekolonisatie nergens elders verricht, zelfs niet
in Kongo. En wat men nu in Nederland „de politiek" pleegt te noemen heeft
dat bewerkt. Nu staat men weer even hulpeloos, met even klinkende frasen en
met de voorspiegeling van oplossingen, die nooit oplossingen kunnen worden
tegenover de laatste koloniale kwestie waaraan wij, hij wijze van vervolg-ramp,
zijn blijven hangen. De oplossingen, die ons volk worden voorgehouden getuigen
van de beangstigende onkunde of dwaze illusies van de bedenkers, wat de
internationale werkelijkheid betreft.
Daarom heeft de groep-Rijkens in de
laatste tijd aan laatdunkende aanvallen
blootgestaan van verschillende kanten, in
het bijzonder in de Eerste Kamer en in
ten dele door de Regering geïnspireerde
publikaties. Zo heeft het Eerste-Kamerlid
Algera honend gesproken van „zakenlie
den", die zich vermaten zich te bemoeien
met zaken, die in onze democratie aan een
esoterische groep van regeerders die ze
met onfeilbare zekerheid behandelen, ho
ren te worden overgelaten. Hebben zij en
anderen, die zo spreken, daartoe hét
recht? Waartoe na-oorlogse staatsmans
wijsheid in het internationale veld ons ge
bracht heeft, weten we nu. In haar laat
ste mededeling zegt de groep-Rijkens ge
vormd te zijn uit personen „zowel uit za
ken- als uit andere kringen, die een niet
te verwaarlozen ervarng vertegenwoordi
gen betreffende de verhoudingen in Indo
nesië en in de wereld."
Dit is geen aanmatiging. In hun midden
bevinden zich mannen, die een grote rol
hebben gespeeld bij de opbouw en de uit
bouw van de economische imperia, die een
nieuwe trots vormen van ons land. Daar
voor was nodig verbeeldingskracht, inzicht
en psychologisch, dus diplomatiek begrip.
Zij hebben er toe bijgedragen dat het va
cuum, door onze regeringspolitiek van het
verlies van Indonesië gevreesd en juist
daardoor geschapen, in een welvaart is
verkeerd alsof nooit een ander imperium
verspeeld was.
De opmerking van de heer Algera trof
mij omdat ik iets anders in de herinnering
had. Het was een opmerking van één der
hoogste functionarissen in het Britse Fo-
eign Office, erkend specialist omtrent het
Midden Oosten. Hij betreurde het dat een
Nederlander, aan w;e het, naar zijn zeg
gen, vooral te danken was dat het Perzi
sche olie-conflict uit de dagen van Mossa-
dek tot een goed einde gekomen was, dat
land ging verlaten. Wij kunnen zijn tact
en wijsheid nog moeilijk missen" zo meen
de hij. Deze zelfde Nederlander, ir. K.
Schoïtens, is één van de twee mannen ge
weest die de, nu door onze Regering ge
wraakte gesprekken met president Soe-
karno hebben gevoerd. De ander was dr.
E. van Konijnenburg van de KLM. Deze
gesprekken hadden tot doel de tot in het
onoverkomelijke opgebroken weg naar
officiële gesprekken over een herstel der
betrekkingen te helpen effenen. Dit ge
schiedde op voorzichtig Indonesisch initia
tief.
Geven hun parlementaire voetstukjes de
heren Algera en gelijkgezinden het recht
waar het de internationale wereld betreft
op dergelijke mannen neer te zien?
De groep-Rijkens heeft nooit met presi
dent Soekarno over de overdracht van
Nieuw-Guinea besprekingen gevoerd. Zij
was te oordeelkundig om dit voor iemand
anders behalve de Nederlandse Regering
als geoorloofd te beschouwen. Zij heeft al
leen en zoals gezegd voornamelijk op
Indonesisch initiatief er naar gestreefd
de voornamelijk door Indonesische
schuld zich steeds verbredende kloof
tussen beide landen te helpen overbruggen
Soekarno
waar onze regering met die overbrugging
niet beginnen kon. Zij beoogde de moge.
lijkheid voor te bereiden voor beide rege
ringen om. voorlopig onofficieel, met el
kaar te kunnen praten. Zij beschikten voor
dit voorbereidende werk over een positie
ve kennis van president Soekarno en van
de tegenwoordige Indonesiërs, die onze re
geerders niet meer bezitten. Zij wisten dat
er in Indonesië, ondanks alles, veel oude
gehechtheid, oud begrip en oude persoon
lijke sympatieën overgebleven zijn, waar
op bij zorgvuldige behandeling, opnieuw
voor beide partijen nuttige betrekkingen
konden worden opgebouwd. Met dit doel
voor ogen zijn gesprekken met Soekarno
en met Nasution, toen deze zelf daartoe
geneigdheid toonden, gevoerd. De bij voor
baat uitgesproken bedoeling van Indonesi
sche kant is daarbij steeds geweest een
uitgangspunt te vinden voor hervatting
van de gesprekken door midden van daar
toe door de regering aangewezen verte
genwoordigers.
Dat bij de Indonesiërs de gedachte aan
Nieuw-Guinea steeds uitdrukkelijk daar
bij aanwezig was, was onvermijdelijk. Dit
geldt voor iedere Indonesische politicus
waar hij ook staat, om het even of het
Moh. Hatta is ofwel een vertegenwoordi
ger van de rebellen zoals dr. Soemitro of
dr. Rasjid. Eens was het misschien an
ders, maar nu is het zo. Daarover laten
deze erkende vrienden van Nederland ons
Dr. Paul Rijkens
nooit in twijfel. Maar allen zijn bereid te
spreken over geleidelijkheid van over
gang, over een redelijke toepassing van
het zelfbestemmingsrecht en over de mo
gelijkheid van een blijvende werkzaam
heid der Nederlanders in dat land.
De term „zelfbestemmingsrecht" is in
verband met Nieuw-Guinea, dat slechts
ten defe onder actief Nederlands bestuur
is en ten dele door nog prehistorisch le
vende stammen bevolkt is, een niet al te
duidelijk begrip. Ik heb het kunnen .be
spreken met het groepje ontwikkelde voor
mannen der Papoea's, dat onlangs Neder
land bezocht heeft. Op de vraag wat hun
keuze zou zijn, was het antwoord: Mela-
nesië. Dit was voor mij verrassend. Mela-
nesië bestaat niet en als het bestond zou
het geen levensvatbaarheid bezitten. Het
zou voor alle invloeden uit Oost en West
open liggen. Later werd mij dit antwoord
duidelijk. Tijdens een gesprek met één ón
zer hoogste bij Nieuw-Guinea betrokke
nen, vroeg ik hem wat zijn verwèchtlrig
was. „Ze moeten maar naar Melanesië
vernam ik. Ik had toen het beklemmend
gevoel een voorstelling te krijgen van wat
zelfbestemmingsrecht betekent. Het was
niet mijn eerste ontmoeting met deze wij
ze van opvoeding.
Het is niet mijn bedoeling mij hier ver
der met iets anders dan met de interna
tionale aspecten van het probleem, zoals
het nu voor ons ligt, bezig te houden. In
oktober 1960 ben ik zonder eigen toedoen
in dit probleem terecht gekomen. In de
week tevoren had ik in Washington met
bijzondere belangstelt ng de positie daar
ten aanzien van onze politiek in de Ame
rikaanse diplomatieke en militaire wereld
gepeild, zoals dat daar mogelijk is voor
een, er vanouds bekend, wel-geïntrodu-
ceerd journalist die er niet op uit is kopij
te vergaren. Het beeld dat ik kreeg was
zeer verduidelijkend ten aanzien van al
les wat ons daarover thuis verteld was.
Vóór mijn terugkeer had ik nog een
paar dagen vrijgehouden voor New York
om er vrienden te ontmoeten en even bin
nen te wippen in het gebouw van de Ver
enigde Naties. Ik heb niet meer gedacht
aan enig politiek contact en allerminst
aan aanraking met Indonesiërs. Ik werd
echter opgebeld in mijn hotel: Of ik de
volgende dag lunchen kon met de heer
Soekardjo Wirjopranoto, de Indonesische
ambassadeur bij de Verenigde Naties. Dat
kon ik niet.-Of ik hem dan 's morgens ont
moeten kon in de „delegates lounge". Dat
werd afgesproken.
Hij viel met de deur in huis. President
Soekarno had hem mondeling de opdracht
gegeven zekere Nederlanders te polsen
over de mogelijkheden voor een herstel
van het contact. De redenen zette hij uit
een met een vrijmoedigheid, die het indis
creet zou maken ervan te gewagen. Wat
Nieuw-Guinea betreft opperde hij de ge
dachte van een ruil, waarop ik niet rea
geerde. Wat men vooral van mij wenste
was een bericht over de mogelijkheden die
ik in Nederland zag voor een verzoening.
Ik heb dat gedaan na hier allerlei van na
bij betrokken figuren, waaronder ook ho
ge en naar ik meende de meest compe
tente regeringspersonen, te hebben ge
raadpleegd. In mijn bericht stond uiter
aard het zelfbestemmingsrecht als politie
ke noodzakelijkheid zeer op de voorgrond
Niet echter ais een beletsel.
toog: Amerika zal vooral oppassen terwil-
le van de hele positie in Zuid-Oost Azië,
Indonesië niet naar Moskou te drijven. In
donesië heeft door ligging, grootte en be
trekkingen, een „nuisance value", die Ne
derland niet bezit.
Na dit alles kreeg ik hier Oejeng Soe-
wargana, de Nedetland wei-gezinde
schoolkameraad en loodsvis in deze con-
trijen van Nasution, op bezoek. Nasution.
zo zeide hij, kon verzekeren dat Indonesië
geen grote aanval op Nieuw-Guinea on
dernemen zou. Wel was hij beducht voor
mogelijke incidenten, uitgelokt door fel
anti-Nederlandse elementen in de regering
met het doel een behandeling der kwestie
voor de Verenigde Naties af te dwingen.
Nasution wenste besprekingen met de Ne
derlanders. Oejeng heeft hier te lande met
tal van politici en journalisten gesproken.
Ik heb hem o.a. verwezen naar het Eer
ste-Kamerlid, mr. Van Riel, die, naar ik
meen in Koog aan de Zaan, dapper voor
een regeling in Nieuw-Guinea had gespro
ken. Oejeng bleek later zeer verheugd
over de bejegening en het begrip, dat hij
bij dit Parlementslid had gevonden. Dit
zelfde Eerste-Kamerlid hakte later als lei
der van de liberale fractie met de heer Al
gera in dezelfde kerf bij de bespreking
van de groep-Rijkens.
Nasution kwam zelf naar Europa. Hij
bezocht aan Nederland grenzende landen
met als duidelijk hoofddoel Nederlanders
te kunnen ontmoeten. Dat is ook geschied.
Hij is waarlijk niet gekomen, zoals in on
ze pers wel is beweerd, om Nederland
bang te maken voor een dreigende Indo
nesische aanval op Nieuw-Guinea. Het
omgekeerde is waar. Wat hij zei was op
dit punt geruststellend en droeg het stem
pel van oprechtheid. Hij loochende dat hij
o.a. in Rusland wapens had gekocht om
tegen Nederland te kunnen optreden.
.Voor dat doel hadden wij reeds meer
dan genoeg", zo zeide hij. Het gevaar
waarop Indonesië voorbereid wilde zijn,
had met Nederland niets te maken.
Wat hij echter niet verheelde was, dat,
bij het temperament van zijn president,
voor Nederland onaangename verrassin
gen altijd denkbaar waren. Hij zou gehui
cheld hebben als hij iets anders gezegd
had. Daarom drong hij op inleidende be
sprekingen tussen beide partijen aan.
Nederlandse reders- en luchtvaartkrin
gen hadden intussen gehoord van plannen
voor een anti-Nederlandse boycot van de
Afrikaans-Aziatische groep. Op dat punt
stelde Nasution evenzeer gerust. Indone
sië streefde niet daarnaar. Hij wees er
echter op dat president Soekarno als hij
in september te Belgrado het congres der
neutralisten bijwoont door communistische
machinaties in die richting zou kunnen
worden gedrongen. Het lag echter niet in
het voornemen van de president.
Nasution was geen vreeswekker; die
hoefde hij ook niet te wekken, want in dat
deel van de regeringswereld dat menig
maal merkwaardig ónprecies is ingelicht,
was een aanval op Nieuw-Guinea voor de
ze zomer voorzien. Ik durf aannemen dat
op grond van die vrees de regering zolang
gewacht heeft met haar raad aan de
groep-Rijkens, haar contacten met Indo
nesiërs te staken. Anders is dit moeilijk
verklaarbaar. Zij is voortdurend nauwkeu
rig op de hoogte gehouden van deze con-
Te Washington had ik door verschillen
de gesprekken de volgende indrukken ge
kregen. In het Pentagon, het militaire cen
trum van Amerika, was het antwoord op
de (slechts retorisch bedoelde) vraag of
Nederland op Amerikaanse hulp bij een
aanval op Nieuw-Guinea zou kunnen reke
nen van de zich het meest tot een ant
woord bevoegd voelende generaal, met
enige beleefde verlegenheid uitgesproken
„Wij hebben veel sympathie voor Neder
lands positie. Maar u begrijpt dat wij
geen wereldoorlog kunnen ontketenen om
Nieuw-Guinea." Twee andere, daarbij te
genwoordige, generaals het gesprek
liep over vele dingen en duurde vele uren
knikten instemmend.
Iets anders hoorde ik in het hartje van
het State Department. Het belichtte een
andere kant van de kwestie. Daaruit bleek
dat Amerika het als zijn taak zag met al
le middelen van overreding Soekarno van
een aanval af te houden.
In politieke kringen waar men vrijer
spreken kon, ontmoette ik dit cynisch be-
Nasoetion
tacten. Dit geldt vooral voor de minister
president en minister Luns. Zij wisten
dat deze zouden worden gestaakt zodra zij
dit verlangden.
Zou Nederland zich met hand en tand
verdedigd hebben als de vrees voor een
Indonesische aanval bewaarheid ware ge
worden? Het is bekend dat dit niet in het
voornemen lag. Een kansloze strijd zou
zijn opgegeven. Natuurlijk nadat weer een
aantal ouders hun zoons verloren hadden.
Van hoger hand is dit duidelijk gemaakt.
De toestand bleef geruime tijd ontspan
nen omdat de heren Schoïtens en van Ko
nijnenburg in Amerika, te Wenen en te
Rome met President Soekarno besprekin
gen hielden. President Soekarno leefde
toen zoals de mannen met wie hij
sprak onder de ongerechtvaardigd ge
bleken indruk dat de nagestreefde bespre
kingen op officieel peil niet meer onbe
reikbaar waren Zoals gezegd, Nieuw-
Guinea was daarbij altijd als einddoel
aanwezig. Maar als dit ter sprake kwam,
vertoonde de president geen ongeduld. Sa
menwerking met de Nederlanders was
voor hem denkbaar. Hij gaf, zo bleek het,
de voorkeur aan een regeling waarin de
zelfbeschikking verwerkt kon worden tus
sen Indonesië en Nederland zonder in
menging van anderen. Hij was afkerig
van het binnenhalen van de Verenigde Na
ties, zoals cok andere welmenende Indo
nesiërs zich getoond hadden. „Dan komt
er een beslissing tot stand die wij beide
niet wensen", zo heette het. Het was
steeds duidelijk dat men daarbij voor
ogen had dat de Russen, en tegen die tijd
misschien Rood China, dan een aanspraak
zouden maken tot meespreken, die de
Verenigde Naties hun niet konden ontzeg
gen.
Maar Soekarno is een hartstochtelijk
mens. Waarschijnlijk hebben zij gelijk ge
had, die meenden dat als hij vroeg zijn
zin gekregen had, hij met nieuwe eisen
gekomen zou zijn. Na de souveremiteits-
Minister Luns
overdracht was nog veel in het economisch
bestel onveranderd gebleven. Alle ver
keersmiddelen in de archipel, de grcte on
dernemingen en in overwegende mate de
groothandel waren toen nog in Nederland
se handen. Het kon toen voorlopig moei
lijk veel anders. Er is sedertdien een lange
weg afgelegd, die waarschijnlijk, door Soe-
karno's ongeduld, toch op onrustige wijze
zou afgelegd zijn. Nu echter is er niets
meer buiten Nieuw-Guinea wat hij Neder
land nog afnemen kan.
Soekarno voelt zich na zijn door harts
tocht en ambities felbewogen leven oud
worden. Nieuw-Guinea dreigt binnen zijn
machtsperiode onbereikbaar te blijven. Dit
ziet hij als de grote mislukking van zijn
leven. Anders ware het als hij voor de
geschiedenisvten minste de man kon zijn,
die het einddoel bereikbaar heeft gemaakt.
Daarom is hij geduldiger geworden.
Voor Nederland heeft hij deze betekenis:
zelfs een Hatta ziet in hem de enige man,
die het door hem van ons weggeleide In
donesische volk weer tot vriendschap met
Nederland, tot economische en culturele
samenwerking zou kunnen terugleiden.
Ieder opvolger die het proberen zou, zou
voor de menigte een verrader zijn van
Soekarno's levenswerk, zelfs al bracht hij
Nieuw-Guinea terug.
Nu kom ik terug tot de bittere realiteit
van ljet hedeo, Het gebrek in Nederland
aan begrip, aan oordeel*; aan elementaire
kennis van de mogeli jkheden die het inter
nationale wereldtoneel ons biedt of ont
houdt., is bedroevend. Velen spreiden wan
begrip ten toon wier plicht het ware beter
te weten. Liberale leiders lopen nu rond
als auguren en verkondigen dat tegenover
Indonesië de tijd onze bondgenoot is. „Wait
and see" is de leuze. Het zijn ten dele
dezelfde lieden wier zogenaamde staats-
manswijsheid ons in de Indonesische aan
gelegenheid reeds zo onmetelijk veel
kwaad heeft gedaan.
Zijn deze, anders toch bekwame man
nen, dan blind zodra het de buitenwereld
betreft? Er moest genoeg zijn om hun ogen
te openen. Het kleine, zwakke en arme
Tunesië valt het machtige Frankrijk aan
en dringt het politiek in een jeer onge
wenste positie. Geweld helpt daar niet te
gen. Zelfs de overredingskracht van Ame
rika, waaraan Tunesië zoveel te danken
heeft, kan niet verhinderen dat een vol
strekte meerderheid van de leden der Ver
enigde Naties, op Tunesische wens, een be
handeling van het geschil door een buiten
gewone assemblee van de Verenigde Na
ties heeft afgedwongen. Van het al dan niet
meewerken van Frankrijk in de NAVO
hangt de kracht van de NAVO in Europa
af. Frankrijk heeft als hoogste leider een
ongewoon dominerende figuur. Nu verge
lijke men onze positie. Alles wat Frank
rijk macht geeft, ontbreekt ons. Indonesië
daarentegen behoort tot de grote volken op
aarde. Het heeft meer vrienden in de Afri
kaans-Aziatische wereld dan Tunesië. Het
kon het met ons bevriende Japan het sma
delijke incident met de „Karei Doorman"
afdwingen. Hoezeer schoot daarbij ons di
plomatiek apparaat tekort! Indonesië
neemt, zoals het indertijd als Nederlands-
Indié deed, een beslissende strategische
positie in Zuid-Oost Azië in. Moskou tracht
het met zijn gebruikelijke methode voor
zich te winnen en Djakarta laat zich juist
genoeg daarvan welgevallen om onze
machtige vrienden te verontrusten. Tune
sië 's waardeloos voor Moskou. Dat kan
men waarlijk van Indonesië niet zeggen.
Daarom ontzien de groten Soekarno
zeer. Voor ons hebben ze sympathie
maar hem hebben ze nodig.
Meent men nu werkelijk dat Amerika
tegen de vloedgolf van de nieuw ontstane
wereld in, ons door dik en dun zal kunnen
bijstaan in een conflict over Nieuw-Gui
nea, of dat enige andere mogendheid
daartoe bereid zal wezen? Men vertelt
ons hier dat die mogendheden het zo ge
ruststellend vinden dat wij daar nog zijn,
in Nieuw-Guinea, als een tegenwicht te
gen het rode gevaar. Kunnen wij dat wer
kelijk zijn? De wereld heeft van onze re
gering reeds anders vernomen.
Hier begrijpt men blijkbaar niet, wat
Indonesiërs wel begrijpen, waarom onze
vrienden zo weinig ijverig zijn om de
kwestie van Nieuw-Guinea aan de Vere
nigde Naties toe te vertrouwen. Waarom
wenst men dat? Zij vormen een voor ons
ongunstig forum. Wie dat niet ziet lijdt
aan zelfbedrog. En wat de mogendheden
of de Verenigde Naties zelf betreft, deze
hebben aan één Kongo genoeg. Daar is
men door een verkeerde Russische aan
pak nog aan een sterke Russische positie
kunnen ontkomen. In Nieuw-Guinea is
daarop veel minder kans. In ieder geval
zal men Hammarskjoeld niet kunnen over
reden. zich zonder harde noodzakelijkheid,
nog een nieuw Kongo op de hals te halen.
Soekarno reist de hele wereld af en
krijgt in vele landen in het eindcommuni-
qué een sympathie-verklaring of meer
voor zijn aanspraken op Nieuw-Guinea
Landgenoten
Stel u voor dat u ergens in de Europese
bergen met enige tientallen andere toe
risten aan de rand van een diep, doorzich
tig meer in bewonderende contemplatie
staat. De boomstammen die op de bodem
liggen, lijken haast voor het grijpen te zijn
en blauwachtige forellen zwenken met
zachtzwiepende staart geluidloos langs en
over elkaar.
Plotseling hoort u naast u iemand in on
vervalst Amsterdams zeggen: „Nee, ge
woon in botersaus, dat is 't lekkerste."
Wat doet u dan? Maakt u zich uit de
voeten of draait u zich om en zegt: „Ik
heb ze liever droog, met wat peterselie?"
In het eerste geval handelt u zoals vele
Nederlanders in den vreemde, die ieder
contact met landgenoten liefst vermijden.
In het tweede geval zal zich een culinaire
discussie ontspinnen met uw opponent. Hij
zal deze waarschijnlijk besluiten met de
woorden: „Ze zijn evengoed nog mooi
ook!"
Het zou dan voor beide partijen een leer
zame en onvergetelijke ontmoeting zijn ge
worden.
Er is natuurlijk ook nog de mogelijkheid,
ik aarzel dit neer te schrijven dat
u zich naar uw eigen eventuele reisgezel
schap omwendt en uw tong forceert om in
het Engels te verklaren dat tegenwoordig
Jan en alleman naar het buitenland trekt.
Men mag eikaars genoegen niet beder
ven. Voor vele Nederlanders, zij weten dat
niet zo, zijn de momenten waarop zij land
genoten kunnen toejuichen, toewuiven of
toetoeteren hoogtepunten van de buiten
landse vakantievreugd. Voor vele ande
ren, en zij weten dat ook niet zo, bestaan
die hoogtepunten uit hautain negéren van
deze ongewenste geestdrift. Voor nog weer
anderen ligt het grootste reisgenoegen in
het ijverig ontwijken van iedere, zij het
ook nog zo vluchtige ontmoeting met me
devaderlanders. Die lieden zouden stellig
nog veel meer plezier hebben wanneer ze
eenvoudig thuis bleven en zelfs niet open
deden als de bakker kwam.
Het is een probleem dat men misschien
kan oplossen door zijn zomervakantie in
Zandvoort aan de Zee te gaan doorbren
gen. Het lijkt me zeer waarschijnlijk dat
als een Nederlander daar een landgenoot
tegenkomt, ze elkaar onmiddellijk om de
hals vallen.
Advertentie
ZIE ONZE ANNONCE
OP ZATERDAG 26 AUGUSTUS
ZIJLSTRAAT 56
HAARLEM - TELEFOON 11828
opgenomen. Heeft Minister Luns ooit van
een reis een dergelijk door de andere par
tij bevestigd diplomatiek voordeel meege
bracht?
Vroeger hebben wij nog met succes de
twee-derde meerderheid, die Indonesië no
dig had om de Nieuw-Guinea-kwestie op
de agenda in New York te krijgen, kun
nen bestrijden. Nu de omstandigheden
veel ongunstiger zijn geworden wenst on
ze regering dit zelf. Kan het inconsequen-
ter? Of hoopt men zo met ere, zij het
zonder het goede dat een regeling met
Indonesië ons zou kunnen brengen, van
Nieuw-Guinea af te komen?
Wij beleven in onze goede democratie
in deze augustusmaand vreemde dingen.
Toch hebben de hondsdagen niet zoveel
hitte gebracht dat deze al die verbijste
ring verklaart.
Dit weten wij: met de hoogste belan
gen van deze en komende Nederlandse ge
neraties wordt inderdaad met angstwek
kend dilettantisme omgesprongen. Maar
troostrijk is, dat het getij van het geeste
lijk verzet ertegen snel stijgende is en
reeds lustig over de partij grenzen heen
spoelt.
Hoezeer zij daartoe echter aanleiding
hadden, bewijst de nu bekend geworden
briefwisseling Rijkens-Soekamo.
LOESAKA (Noord-Rhodesie) (Reuter)
Het Britse bestuur heeft alle afdelingen
van de Verenigde Nationale Onafhanke
lijkheidspartij in de Noordrhodesische pro
vincie Loeapoela, waar zich de laatste tijd
wanordelijkheden voordoen, verboden.
Er zullen in Loeapoela geen vergaderin
gen mogen worden gehouden. Uitzonde
ringen worden gemaakt voor godsdiensti
ge bijeenkomsten zonder politieke oogmer
ken.
Voorts is bepaald dat de politie in deze
provincie personen, die van handelingen
worden verdacht, welke de openbare vei
ligheid in gevaar brengen, gedurende 24
uur in hechtenis mag houden, zonder dat
een arrestatiebevel wordt uitgevaardigd.
Een woordvoerder van de politie heeft
dinsdag te Loesaka verklaard, dat in het
gebied van Matipa Tsjaba, in het noorde
lijke Lewingoe-district, opnieuw wegver
sperringen zijn opgeworpen.
Drie bestuursleden van de nu verboden
partij zijn tot drie jaar dwangarbeid ver
oordeeld „wegens ophitsing tot het bedrij
ven van gewelddaden".