Wereldnieuws (H>r raatótoel Scherpe maatregelen in N.-Rhodesië 3 Een beschouwing van dr. M. v. Blankenstein (Dp de keiler en macdonald WOENSDAG 23 AUGUSTUS 1961 I Vreemde lucht in thermosfles y »I Maria Storm Dr. Marcus van Blankenstein, in 1880 geboren te Ouderkerk aan de IJsel, is al sedert tientallen jaren een der meest vooraanstaande figuren in de Neder landse journalistiek. Van 1906 tot 1937 is hij verbonden geweest aan de Nieu- de Rotterdamse Courant, onder meer als diplomatiek correspondent bij de vergaderingen van de Volkenbond. Tijdens de laatste oorlog was hij hoofd redacteur van het in Londen verschij nende weekblad „Vrij Nederland". Sedert 1946 verschijnen zijn publika- ties over kwesties van internationale politiek voornamelijk in Het Parool. Met toestemming van laatstgenoemd blad publiceren wij hiernevens (met enige bekortingen waartoe plaatsgebrek ons noodzaakt) zijn jongste beschou wing over de kwestie Nieuw-Guinea, de verhouding tussen Nederland en Indonesië en de stappen die de zoge naamde groep-Rijkens in verband daar mee heeft gedaan, welke beschouwing vanavond eveneens in Het Parool verschijnt. Nederland, Nieuw-Guinea en Indonesië Advertentie „Wat een muffe lucht steeg er op uit die thermosfles, 't Leek wel een museum stuk. Wat te doen? Ha! Wa ter met wat Glorine er in. 'n Tijdje laten staan. Dat hielp! Fles weer fris!" Ge bruik het ook voor de bloem vazen. Glorine neemt on aangename geurtjes weg èn desinfecteert! Per fles 23 cent. c Met geweld. Dieven hebben gistermorgen vroeg de met staal beklede deuren van een exclusieve bontwinkel in het Londen- se Mayfair geramd met een vrachtwa gen en zijn er vandoor gegaan met de kostbaarste bontsoorten zoals nerts en sabel, ter waarde van duizenden ponden sterling. De buit laadden zij in een voor de winkel gereedstaande auto en reden weg, met achterlating van de vracht wagen. Koopje. Het hoogste gebouw ter wereld, het Empire State Building in New York, zal voor 65 miljoen dollar in andere handen overgaan. De huidige eigenaars bereikten dinsdag met een investerings- groep overeenstemming om het gebouw op 27 december a.s. over te dragen. Het gebouw dat 516 meter hoog is en 102 verdiepingen telt, werd op 1 mei 1931 voltooid. Er werken 20.000 mensen en het wordt dagelijks bezocht door nog eens 50.000 mensen. Croydon. Een comité uit de burgerij van Croydon in Engeland gaat heden onder leiding van de burgemeester naar Sta- vanger in Noorwegen, om de mensen daar te bedanken voor de wijze waarop ze de helpende hand geboden hebben bij het vliegtuigongeluk dat aan 34 school jongens uit Croydon en hun twee onder wijzers het leven kostte. Een anoniem gebleven Noor heeft het geld gegeven dat het mogelijk zal maken op de plaats van de ramp een granieten gedenkteken op te richten. VVar(d) Price t De bekende Britse oorlogs correspondent Ward Price is dinsdag op 75-jarige leeftijd te Londen overleden. Hij begon zijn carrière bij het Turkse le ger tijdens de Balkanoorlog in 1912. In de eerste wereldoorlog werd hij naar de Dardanellen en het Midden-Oosten ge zonden. Hij is in 1940 correspondent bij het Franse leger geweest. Daarna werk te hij in Tunesië en na de landing van de geallieerden in Normandië, in het westen van Europa, in dienst van de „Daily Mail". Handig De gemeenteraad van Salisbu ry, hoofdstad van Zuid-Rhodesië, heeft besloten de gemeentelijke zwembaden alleen toegankelijk te stellen voor „men sen die de gemeentebelasting betalen en voorkomen op de kiezerslijst". Daardoor is men in staat alle Afrikanen te weren behalve één, die het beroep van advo caat uitoefent. Verleden week had men besloten de drie zwembaden van Salis bury voor bezoekers van alle rassen open te stellen. Door de nieuwe restric- tiè kan men er echter zeker van zijn dat er tenslotte toch alleen blanken ko men. Evangelie. Aartsbisschop Makarios, presi dent van Cyprus, heeft dinsdag bekend gemaakt dat het aartsbisdom Cyprus besloten heeft zijn landerijen tegen be taling op lange termijn te verkopen aan behoeftige Cyprische boeren. Men schat dat het landerijenbezit van de onafhan kelijke Cyprische kerk tientallen mil joenen guldens waard is. Viering. Dinsdag is een officiële verkla ring uitgegeven in Kartoem (Soedan) over een bloedige botsing welke aan drie politiemannen en aan twaalf burgers het leven heeft gekost. In de gevechten werden vijf politiemensen en negentien burgers zo ernstig gewond, dat zij in het ziekenhuis moesten worden opgeno men. In de verklaring werd gezegd, dat de burgers allen lid waren van de „An- sars-Mahdi", een godsdienstige sekte Zij vierden de geboortedag van de pro feet ..Moelid Ennabi". De politie wierp traangasbommen in de menigte en toen dit niet hielp werd het vuur geopend De burgers vochten terug met messen Het probleem van Nieuw-Guinea is in Nederland van dezelfde hulpeloosheid die het tot stand gebracht heeft, om van al wat eens in Indonesië politiek, econo misch en cultureel door Nederland was opgebouwd en wat eens in de wereld veel bewondering en ook afgunst gewekt heeft, voor Nederland niets, helemaal niets over te laten. Behalve dan een leegte die er niet had hoeven te zijn. Zo grondig werk heeft ongelukkige dekolonisatie nergens elders verricht, zelfs niet in Kongo. En wat men nu in Nederland „de politiek" pleegt te noemen heeft dat bewerkt. Nu staat men weer even hulpeloos, met even klinkende frasen en met de voorspiegeling van oplossingen, die nooit oplossingen kunnen worden tegenover de laatste koloniale kwestie waaraan wij, hij wijze van vervolg-ramp, zijn blijven hangen. De oplossingen, die ons volk worden voorgehouden getuigen van de beangstigende onkunde of dwaze illusies van de bedenkers, wat de internationale werkelijkheid betreft. Daarom heeft de groep-Rijkens in de laatste tijd aan laatdunkende aanvallen blootgestaan van verschillende kanten, in het bijzonder in de Eerste Kamer en in ten dele door de Regering geïnspireerde publikaties. Zo heeft het Eerste-Kamerlid Algera honend gesproken van „zakenlie den", die zich vermaten zich te bemoeien met zaken, die in onze democratie aan een esoterische groep van regeerders die ze met onfeilbare zekerheid behandelen, ho ren te worden overgelaten. Hebben zij en anderen, die zo spreken, daartoe hét recht? Waartoe na-oorlogse staatsmans wijsheid in het internationale veld ons ge bracht heeft, weten we nu. In haar laat ste mededeling zegt de groep-Rijkens ge vormd te zijn uit personen „zowel uit za ken- als uit andere kringen, die een niet te verwaarlozen ervarng vertegenwoordi gen betreffende de verhoudingen in Indo nesië en in de wereld." Dit is geen aanmatiging. In hun midden bevinden zich mannen, die een grote rol hebben gespeeld bij de opbouw en de uit bouw van de economische imperia, die een nieuwe trots vormen van ons land. Daar voor was nodig verbeeldingskracht, inzicht en psychologisch, dus diplomatiek begrip. Zij hebben er toe bijgedragen dat het va cuum, door onze regeringspolitiek van het verlies van Indonesië gevreesd en juist daardoor geschapen, in een welvaart is verkeerd alsof nooit een ander imperium verspeeld was. De opmerking van de heer Algera trof mij omdat ik iets anders in de herinnering had. Het was een opmerking van één der hoogste functionarissen in het Britse Fo- eign Office, erkend specialist omtrent het Midden Oosten. Hij betreurde het dat een Nederlander, aan w;e het, naar zijn zeg gen, vooral te danken was dat het Perzi sche olie-conflict uit de dagen van Mossa- dek tot een goed einde gekomen was, dat land ging verlaten. Wij kunnen zijn tact en wijsheid nog moeilijk missen" zo meen de hij. Deze zelfde Nederlander, ir. K. Schoïtens, is één van de twee mannen ge weest die de, nu door onze Regering ge wraakte gesprekken met president Soe- karno hebben gevoerd. De ander was dr. E. van Konijnenburg van de KLM. Deze gesprekken hadden tot doel de tot in het onoverkomelijke opgebroken weg naar officiële gesprekken over een herstel der betrekkingen te helpen effenen. Dit ge schiedde op voorzichtig Indonesisch initia tief. Geven hun parlementaire voetstukjes de heren Algera en gelijkgezinden het recht waar het de internationale wereld betreft op dergelijke mannen neer te zien? De groep-Rijkens heeft nooit met presi dent Soekarno over de overdracht van Nieuw-Guinea besprekingen gevoerd. Zij was te oordeelkundig om dit voor iemand anders behalve de Nederlandse Regering als geoorloofd te beschouwen. Zij heeft al leen en zoals gezegd voornamelijk op Indonesisch initiatief er naar gestreefd de voornamelijk door Indonesische schuld zich steeds verbredende kloof tussen beide landen te helpen overbruggen Soekarno waar onze regering met die overbrugging niet beginnen kon. Zij beoogde de moge. lijkheid voor te bereiden voor beide rege ringen om. voorlopig onofficieel, met el kaar te kunnen praten. Zij beschikten voor dit voorbereidende werk over een positie ve kennis van president Soekarno en van de tegenwoordige Indonesiërs, die onze re geerders niet meer bezitten. Zij wisten dat er in Indonesië, ondanks alles, veel oude gehechtheid, oud begrip en oude persoon lijke sympatieën overgebleven zijn, waar op bij zorgvuldige behandeling, opnieuw voor beide partijen nuttige betrekkingen konden worden opgebouwd. Met dit doel voor ogen zijn gesprekken met Soekarno en met Nasution, toen deze zelf daartoe geneigdheid toonden, gevoerd. De bij voor baat uitgesproken bedoeling van Indonesi sche kant is daarbij steeds geweest een uitgangspunt te vinden voor hervatting van de gesprekken door midden van daar toe door de regering aangewezen verte genwoordigers. Dat bij de Indonesiërs de gedachte aan Nieuw-Guinea steeds uitdrukkelijk daar bij aanwezig was, was onvermijdelijk. Dit geldt voor iedere Indonesische politicus waar hij ook staat, om het even of het Moh. Hatta is ofwel een vertegenwoordi ger van de rebellen zoals dr. Soemitro of dr. Rasjid. Eens was het misschien an ders, maar nu is het zo. Daarover laten deze erkende vrienden van Nederland ons Dr. Paul Rijkens nooit in twijfel. Maar allen zijn bereid te spreken over geleidelijkheid van over gang, over een redelijke toepassing van het zelfbestemmingsrecht en over de mo gelijkheid van een blijvende werkzaam heid der Nederlanders in dat land. De term „zelfbestemmingsrecht" is in verband met Nieuw-Guinea, dat slechts ten defe onder actief Nederlands bestuur is en ten dele door nog prehistorisch le vende stammen bevolkt is, een niet al te duidelijk begrip. Ik heb het kunnen .be spreken met het groepje ontwikkelde voor mannen der Papoea's, dat onlangs Neder land bezocht heeft. Op de vraag wat hun keuze zou zijn, was het antwoord: Mela- nesië. Dit was voor mij verrassend. Mela- nesië bestaat niet en als het bestond zou het geen levensvatbaarheid bezitten. Het zou voor alle invloeden uit Oost en West open liggen. Later werd mij dit antwoord duidelijk. Tijdens een gesprek met één ón zer hoogste bij Nieuw-Guinea betrokke nen, vroeg ik hem wat zijn verwèchtlrig was. „Ze moeten maar naar Melanesië vernam ik. Ik had toen het beklemmend gevoel een voorstelling te krijgen van wat zelfbestemmingsrecht betekent. Het was niet mijn eerste ontmoeting met deze wij ze van opvoeding. Het is niet mijn bedoeling mij hier ver der met iets anders dan met de interna tionale aspecten van het probleem, zoals het nu voor ons ligt, bezig te houden. In oktober 1960 ben ik zonder eigen toedoen in dit probleem terecht gekomen. In de week tevoren had ik in Washington met bijzondere belangstelt ng de positie daar ten aanzien van onze politiek in de Ame rikaanse diplomatieke en militaire wereld gepeild, zoals dat daar mogelijk is voor een, er vanouds bekend, wel-geïntrodu- ceerd journalist die er niet op uit is kopij te vergaren. Het beeld dat ik kreeg was zeer verduidelijkend ten aanzien van al les wat ons daarover thuis verteld was. Vóór mijn terugkeer had ik nog een paar dagen vrijgehouden voor New York om er vrienden te ontmoeten en even bin nen te wippen in het gebouw van de Ver enigde Naties. Ik heb niet meer gedacht aan enig politiek contact en allerminst aan aanraking met Indonesiërs. Ik werd echter opgebeld in mijn hotel: Of ik de volgende dag lunchen kon met de heer Soekardjo Wirjopranoto, de Indonesische ambassadeur bij de Verenigde Naties. Dat kon ik niet.-Of ik hem dan 's morgens ont moeten kon in de „delegates lounge". Dat werd afgesproken. Hij viel met de deur in huis. President Soekarno had hem mondeling de opdracht gegeven zekere Nederlanders te polsen over de mogelijkheden voor een herstel van het contact. De redenen zette hij uit een met een vrijmoedigheid, die het indis creet zou maken ervan te gewagen. Wat Nieuw-Guinea betreft opperde hij de ge dachte van een ruil, waarop ik niet rea geerde. Wat men vooral van mij wenste was een bericht over de mogelijkheden die ik in Nederland zag voor een verzoening. Ik heb dat gedaan na hier allerlei van na bij betrokken figuren, waaronder ook ho ge en naar ik meende de meest compe tente regeringspersonen, te hebben ge raadpleegd. In mijn bericht stond uiter aard het zelfbestemmingsrecht als politie ke noodzakelijkheid zeer op de voorgrond Niet echter ais een beletsel. toog: Amerika zal vooral oppassen terwil- le van de hele positie in Zuid-Oost Azië, Indonesië niet naar Moskou te drijven. In donesië heeft door ligging, grootte en be trekkingen, een „nuisance value", die Ne derland niet bezit. Na dit alles kreeg ik hier Oejeng Soe- wargana, de Nedetland wei-gezinde schoolkameraad en loodsvis in deze con- trijen van Nasution, op bezoek. Nasution. zo zeide hij, kon verzekeren dat Indonesië geen grote aanval op Nieuw-Guinea on dernemen zou. Wel was hij beducht voor mogelijke incidenten, uitgelokt door fel anti-Nederlandse elementen in de regering met het doel een behandeling der kwestie voor de Verenigde Naties af te dwingen. Nasution wenste besprekingen met de Ne derlanders. Oejeng heeft hier te lande met tal van politici en journalisten gesproken. Ik heb hem o.a. verwezen naar het Eer ste-Kamerlid, mr. Van Riel, die, naar ik meen in Koog aan de Zaan, dapper voor een regeling in Nieuw-Guinea had gespro ken. Oejeng bleek later zeer verheugd over de bejegening en het begrip, dat hij bij dit Parlementslid had gevonden. Dit zelfde Eerste-Kamerlid hakte later als lei der van de liberale fractie met de heer Al gera in dezelfde kerf bij de bespreking van de groep-Rijkens. Nasution kwam zelf naar Europa. Hij bezocht aan Nederland grenzende landen met als duidelijk hoofddoel Nederlanders te kunnen ontmoeten. Dat is ook geschied. Hij is waarlijk niet gekomen, zoals in on ze pers wel is beweerd, om Nederland bang te maken voor een dreigende Indo nesische aanval op Nieuw-Guinea. Het omgekeerde is waar. Wat hij zei was op dit punt geruststellend en droeg het stem pel van oprechtheid. Hij loochende dat hij o.a. in Rusland wapens had gekocht om tegen Nederland te kunnen optreden. .Voor dat doel hadden wij reeds meer dan genoeg", zo zeide hij. Het gevaar waarop Indonesië voorbereid wilde zijn, had met Nederland niets te maken. Wat hij echter niet verheelde was, dat, bij het temperament van zijn president, voor Nederland onaangename verrassin gen altijd denkbaar waren. Hij zou gehui cheld hebben als hij iets anders gezegd had. Daarom drong hij op inleidende be sprekingen tussen beide partijen aan. Nederlandse reders- en luchtvaartkrin gen hadden intussen gehoord van plannen voor een anti-Nederlandse boycot van de Afrikaans-Aziatische groep. Op dat punt stelde Nasution evenzeer gerust. Indone sië streefde niet daarnaar. Hij wees er echter op dat president Soekarno als hij in september te Belgrado het congres der neutralisten bijwoont door communistische machinaties in die richting zou kunnen worden gedrongen. Het lag echter niet in het voornemen van de president. Nasution was geen vreeswekker; die hoefde hij ook niet te wekken, want in dat deel van de regeringswereld dat menig maal merkwaardig ónprecies is ingelicht, was een aanval op Nieuw-Guinea voor de ze zomer voorzien. Ik durf aannemen dat op grond van die vrees de regering zolang gewacht heeft met haar raad aan de groep-Rijkens, haar contacten met Indo nesiërs te staken. Anders is dit moeilijk verklaarbaar. Zij is voortdurend nauwkeu rig op de hoogte gehouden van deze con- Te Washington had ik door verschillen de gesprekken de volgende indrukken ge kregen. In het Pentagon, het militaire cen trum van Amerika, was het antwoord op de (slechts retorisch bedoelde) vraag of Nederland op Amerikaanse hulp bij een aanval op Nieuw-Guinea zou kunnen reke nen van de zich het meest tot een ant woord bevoegd voelende generaal, met enige beleefde verlegenheid uitgesproken „Wij hebben veel sympathie voor Neder lands positie. Maar u begrijpt dat wij geen wereldoorlog kunnen ontketenen om Nieuw-Guinea." Twee andere, daarbij te genwoordige, generaals het gesprek liep over vele dingen en duurde vele uren knikten instemmend. Iets anders hoorde ik in het hartje van het State Department. Het belichtte een andere kant van de kwestie. Daaruit bleek dat Amerika het als zijn taak zag met al le middelen van overreding Soekarno van een aanval af te houden. In politieke kringen waar men vrijer spreken kon, ontmoette ik dit cynisch be- Nasoetion tacten. Dit geldt vooral voor de minister president en minister Luns. Zij wisten dat deze zouden worden gestaakt zodra zij dit verlangden. Zou Nederland zich met hand en tand verdedigd hebben als de vrees voor een Indonesische aanval bewaarheid ware ge worden? Het is bekend dat dit niet in het voornemen lag. Een kansloze strijd zou zijn opgegeven. Natuurlijk nadat weer een aantal ouders hun zoons verloren hadden. Van hoger hand is dit duidelijk gemaakt. De toestand bleef geruime tijd ontspan nen omdat de heren Schoïtens en van Ko nijnenburg in Amerika, te Wenen en te Rome met President Soekarno besprekin gen hielden. President Soekarno leefde toen zoals de mannen met wie hij sprak onder de ongerechtvaardigd ge bleken indruk dat de nagestreefde bespre kingen op officieel peil niet meer onbe reikbaar waren Zoals gezegd, Nieuw- Guinea was daarbij altijd als einddoel aanwezig. Maar als dit ter sprake kwam, vertoonde de president geen ongeduld. Sa menwerking met de Nederlanders was voor hem denkbaar. Hij gaf, zo bleek het, de voorkeur aan een regeling waarin de zelfbeschikking verwerkt kon worden tus sen Indonesië en Nederland zonder in menging van anderen. Hij was afkerig van het binnenhalen van de Verenigde Na ties, zoals cok andere welmenende Indo nesiërs zich getoond hadden. „Dan komt er een beslissing tot stand die wij beide niet wensen", zo heette het. Het was steeds duidelijk dat men daarbij voor ogen had dat de Russen, en tegen die tijd misschien Rood China, dan een aanspraak zouden maken tot meespreken, die de Verenigde Naties hun niet konden ontzeg gen. Maar Soekarno is een hartstochtelijk mens. Waarschijnlijk hebben zij gelijk ge had, die meenden dat als hij vroeg zijn zin gekregen had, hij met nieuwe eisen gekomen zou zijn. Na de souveremiteits- Minister Luns overdracht was nog veel in het economisch bestel onveranderd gebleven. Alle ver keersmiddelen in de archipel, de grcte on dernemingen en in overwegende mate de groothandel waren toen nog in Nederland se handen. Het kon toen voorlopig moei lijk veel anders. Er is sedertdien een lange weg afgelegd, die waarschijnlijk, door Soe- karno's ongeduld, toch op onrustige wijze zou afgelegd zijn. Nu echter is er niets meer buiten Nieuw-Guinea wat hij Neder land nog afnemen kan. Soekarno voelt zich na zijn door harts tocht en ambities felbewogen leven oud worden. Nieuw-Guinea dreigt binnen zijn machtsperiode onbereikbaar te blijven. Dit ziet hij als de grote mislukking van zijn leven. Anders ware het als hij voor de geschiedenisvten minste de man kon zijn, die het einddoel bereikbaar heeft gemaakt. Daarom is hij geduldiger geworden. Voor Nederland heeft hij deze betekenis: zelfs een Hatta ziet in hem de enige man, die het door hem van ons weggeleide In donesische volk weer tot vriendschap met Nederland, tot economische en culturele samenwerking zou kunnen terugleiden. Ieder opvolger die het proberen zou, zou voor de menigte een verrader zijn van Soekarno's levenswerk, zelfs al bracht hij Nieuw-Guinea terug. Nu kom ik terug tot de bittere realiteit van ljet hedeo, Het gebrek in Nederland aan begrip, aan oordeel*; aan elementaire kennis van de mogeli jkheden die het inter nationale wereldtoneel ons biedt of ont houdt., is bedroevend. Velen spreiden wan begrip ten toon wier plicht het ware beter te weten. Liberale leiders lopen nu rond als auguren en verkondigen dat tegenover Indonesië de tijd onze bondgenoot is. „Wait and see" is de leuze. Het zijn ten dele dezelfde lieden wier zogenaamde staats- manswijsheid ons in de Indonesische aan gelegenheid reeds zo onmetelijk veel kwaad heeft gedaan. Zijn deze, anders toch bekwame man nen, dan blind zodra het de buitenwereld betreft? Er moest genoeg zijn om hun ogen te openen. Het kleine, zwakke en arme Tunesië valt het machtige Frankrijk aan en dringt het politiek in een jeer onge wenste positie. Geweld helpt daar niet te gen. Zelfs de overredingskracht van Ame rika, waaraan Tunesië zoveel te danken heeft, kan niet verhinderen dat een vol strekte meerderheid van de leden der Ver enigde Naties, op Tunesische wens, een be handeling van het geschil door een buiten gewone assemblee van de Verenigde Na ties heeft afgedwongen. Van het al dan niet meewerken van Frankrijk in de NAVO hangt de kracht van de NAVO in Europa af. Frankrijk heeft als hoogste leider een ongewoon dominerende figuur. Nu verge lijke men onze positie. Alles wat Frank rijk macht geeft, ontbreekt ons. Indonesië daarentegen behoort tot de grote volken op aarde. Het heeft meer vrienden in de Afri kaans-Aziatische wereld dan Tunesië. Het kon het met ons bevriende Japan het sma delijke incident met de „Karei Doorman" afdwingen. Hoezeer schoot daarbij ons di plomatiek apparaat tekort! Indonesië neemt, zoals het indertijd als Nederlands- Indié deed, een beslissende strategische positie in Zuid-Oost Azië in. Moskou tracht het met zijn gebruikelijke methode voor zich te winnen en Djakarta laat zich juist genoeg daarvan welgevallen om onze machtige vrienden te verontrusten. Tune sië 's waardeloos voor Moskou. Dat kan men waarlijk van Indonesië niet zeggen. Daarom ontzien de groten Soekarno zeer. Voor ons hebben ze sympathie maar hem hebben ze nodig. Meent men nu werkelijk dat Amerika tegen de vloedgolf van de nieuw ontstane wereld in, ons door dik en dun zal kunnen bijstaan in een conflict over Nieuw-Gui nea, of dat enige andere mogendheid daartoe bereid zal wezen? Men vertelt ons hier dat die mogendheden het zo ge ruststellend vinden dat wij daar nog zijn, in Nieuw-Guinea, als een tegenwicht te gen het rode gevaar. Kunnen wij dat wer kelijk zijn? De wereld heeft van onze re gering reeds anders vernomen. Hier begrijpt men blijkbaar niet, wat Indonesiërs wel begrijpen, waarom onze vrienden zo weinig ijverig zijn om de kwestie van Nieuw-Guinea aan de Vere nigde Naties toe te vertrouwen. Waarom wenst men dat? Zij vormen een voor ons ongunstig forum. Wie dat niet ziet lijdt aan zelfbedrog. En wat de mogendheden of de Verenigde Naties zelf betreft, deze hebben aan één Kongo genoeg. Daar is men door een verkeerde Russische aan pak nog aan een sterke Russische positie kunnen ontkomen. In Nieuw-Guinea is daarop veel minder kans. In ieder geval zal men Hammarskjoeld niet kunnen over reden. zich zonder harde noodzakelijkheid, nog een nieuw Kongo op de hals te halen. Soekarno reist de hele wereld af en krijgt in vele landen in het eindcommuni- qué een sympathie-verklaring of meer voor zijn aanspraken op Nieuw-Guinea Landgenoten Stel u voor dat u ergens in de Europese bergen met enige tientallen andere toe risten aan de rand van een diep, doorzich tig meer in bewonderende contemplatie staat. De boomstammen die op de bodem liggen, lijken haast voor het grijpen te zijn en blauwachtige forellen zwenken met zachtzwiepende staart geluidloos langs en over elkaar. Plotseling hoort u naast u iemand in on vervalst Amsterdams zeggen: „Nee, ge woon in botersaus, dat is 't lekkerste." Wat doet u dan? Maakt u zich uit de voeten of draait u zich om en zegt: „Ik heb ze liever droog, met wat peterselie?" In het eerste geval handelt u zoals vele Nederlanders in den vreemde, die ieder contact met landgenoten liefst vermijden. In het tweede geval zal zich een culinaire discussie ontspinnen met uw opponent. Hij zal deze waarschijnlijk besluiten met de woorden: „Ze zijn evengoed nog mooi ook!" Het zou dan voor beide partijen een leer zame en onvergetelijke ontmoeting zijn ge worden. Er is natuurlijk ook nog de mogelijkheid, ik aarzel dit neer te schrijven dat u zich naar uw eigen eventuele reisgezel schap omwendt en uw tong forceert om in het Engels te verklaren dat tegenwoordig Jan en alleman naar het buitenland trekt. Men mag eikaars genoegen niet beder ven. Voor vele Nederlanders, zij weten dat niet zo, zijn de momenten waarop zij land genoten kunnen toejuichen, toewuiven of toetoeteren hoogtepunten van de buiten landse vakantievreugd. Voor vele ande ren, en zij weten dat ook niet zo, bestaan die hoogtepunten uit hautain negéren van deze ongewenste geestdrift. Voor nog weer anderen ligt het grootste reisgenoegen in het ijverig ontwijken van iedere, zij het ook nog zo vluchtige ontmoeting met me devaderlanders. Die lieden zouden stellig nog veel meer plezier hebben wanneer ze eenvoudig thuis bleven en zelfs niet open deden als de bakker kwam. Het is een probleem dat men misschien kan oplossen door zijn zomervakantie in Zandvoort aan de Zee te gaan doorbren gen. Het lijkt me zeer waarschijnlijk dat als een Nederlander daar een landgenoot tegenkomt, ze elkaar onmiddellijk om de hals vallen. Advertentie ZIE ONZE ANNONCE OP ZATERDAG 26 AUGUSTUS ZIJLSTRAAT 56 HAARLEM - TELEFOON 11828 opgenomen. Heeft Minister Luns ooit van een reis een dergelijk door de andere par tij bevestigd diplomatiek voordeel meege bracht? Vroeger hebben wij nog met succes de twee-derde meerderheid, die Indonesië no dig had om de Nieuw-Guinea-kwestie op de agenda in New York te krijgen, kun nen bestrijden. Nu de omstandigheden veel ongunstiger zijn geworden wenst on ze regering dit zelf. Kan het inconsequen- ter? Of hoopt men zo met ere, zij het zonder het goede dat een regeling met Indonesië ons zou kunnen brengen, van Nieuw-Guinea af te komen? Wij beleven in onze goede democratie in deze augustusmaand vreemde dingen. Toch hebben de hondsdagen niet zoveel hitte gebracht dat deze al die verbijste ring verklaart. Dit weten wij: met de hoogste belan gen van deze en komende Nederlandse ge neraties wordt inderdaad met angstwek kend dilettantisme omgesprongen. Maar troostrijk is, dat het getij van het geeste lijk verzet ertegen snel stijgende is en reeds lustig over de partij grenzen heen spoelt. Hoezeer zij daartoe echter aanleiding hadden, bewijst de nu bekend geworden briefwisseling Rijkens-Soekamo. LOESAKA (Noord-Rhodesie) (Reuter) Het Britse bestuur heeft alle afdelingen van de Verenigde Nationale Onafhanke lijkheidspartij in de Noordrhodesische pro vincie Loeapoela, waar zich de laatste tijd wanordelijkheden voordoen, verboden. Er zullen in Loeapoela geen vergaderin gen mogen worden gehouden. Uitzonde ringen worden gemaakt voor godsdiensti ge bijeenkomsten zonder politieke oogmer ken. Voorts is bepaald dat de politie in deze provincie personen, die van handelingen worden verdacht, welke de openbare vei ligheid in gevaar brengen, gedurende 24 uur in hechtenis mag houden, zonder dat een arrestatiebevel wordt uitgevaardigd. Een woordvoerder van de politie heeft dinsdag te Loesaka verklaard, dat in het gebied van Matipa Tsjaba, in het noorde lijke Lewingoe-district, opnieuw wegver sperringen zijn opgeworpen. Drie bestuursleden van de nu verboden partij zijn tot drie jaar dwangarbeid ver oordeeld „wegens ophitsing tot het bedrij ven van gewelddaden".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1961 | | pagina 3