FESTIVAL VAN SALZBURG OP DE TWEESPRONG
VOLGELINGEN VAN
MISSIONEREN IN
MOHAMMED
ONS LAND
SIGNALEN
KOKEN OP ZONNE-ENERGIE
i fe;
HET WOORD ONDER DE GRIFFEL
Repertoire zonder noviteiten,
optische illusie krijgt voorrang
i
m
^jLtA
ZATERDAG 26 AUGUSTUS 1961
Erbij
PAGINA DRIE
f
I'
Hijhoff
(Van onze correspondent)
^N. valt tiet aan te twijfelen dat de Salzburgse Fest-
spiele op het ogenblik een kritieke periode doormaken. Het valt
allereerst op, dat het aantal bezoekers en toeristen terugloopt, wat
men van de andere vakantieplaatsen in Oostenrijk ondanks het
slechte weer niet kan zeggen. Het stadsbeeld is bepaald rustiger
geworden. Men ziet veel minder buitenlandse autobussen, en vooral
in de smalle Getreidegasse, waar het geboortehuis van Mozart staat,
wemelt het niet meer van vreemdelingen. Over het algemeen is men
niet zeer enthousiast over het repertoire, ofschoon de afzonderlijke
artistieke prestaties een hoog niveau vertonen. Men zoekt een zonde
bok en vindt al spoedig een verklaring in het feit dat Karajan vanaf
het vorige jaar de artistieke leiding heeft overgedragen. AI aar zo is
het nu eenmaal altijd: wanneer Karajan wel de scepter zwaait, regent
het critiek, omdat hij als een dictator optreedt en zich met alles
bemoeit, wanneer hij zich echter terugtrekt, dan vindt men daarin
de verklaring voor elk zwak onderdeel en vooral voor het ontbreken
van een zekere geestdrift. In feite vertoont het repertoire geen enkel
opzienbarende noviteit. Ook nu weer
blijkt het werk van Mozart de onuit- onbekend verder Paula Wessely en haar
puttelijke schat te zijn, waarop Salzburg docbter Christiane, voorts niemand
/lor Han ilo li nlilirrinri iva Unnx Mn
teert, want vier van zpn operas vormen
nu het stevige geraamte: „Cosi fan
tutte", „Entführung", „Don Giovanni" en
het jeugdwerk „Idomeneo" dat reeds de
genialiteit van de grote kunstenaar ver
raadt. Met Richard Strauss is inen dit
jaar zuinig geweest, doordat alleen diens
Rosenkavalierop het programma werd
geplaatst. Over de mislukking van de derne toneelmechanisme wordt opgebouwd.
wereldpremière „De kopermijn' van Fa-
loen" hebben we reeds geschreven.
V
der dan de tachtigjarige Hans Moser als
vertolker van de „ouderdom". Kortom de
beste krachten van het Burgtheater en het
Theater in der Josefstadt van Wenen,
maar goed beschouwd treden deze voor
treffelijke acteurs eigenlijk als figuranten
op in een sprookjeswereld, die hier met
alle verfijning en raffinement van het mo-
DE AANDACHT wordt voornamelijk ge
trokken door de massale illusie, zodat
OPVALLEND is dat de Italiaanse opera's men nauwelijks de kans krijgt om zich
even bezig te houden met de eigenlijke
„geschiedenis" van de simpele boer die
plotseling rijk is geworden en die ten slotte
zo zwak zijn vertegenwoordigd, namelijk
alleen door „Simone Boccanegra" van
Verdi. Aan deze opera heeft men in ons
land niet de beste herinneringen, doch over toch van zÜn grootheidswaanzin wordt ge-
de opvoering in Salzburg kan men slechts nezen en tevreden is met zijn vroegere
vol lof zijn, wanneer men tenminste afziet bescheiden bestaan. Nu moet men eerlijk
van het gecompliceerde en drakerige li- toegeven dat een dergelijke sprookjesach-
bretto. Voor de keuze van dit werk is tige en betoverende interpretatie in alle
eigenlijk alleen Mitropoulos verantwoorde- geval gemotiveerd is door de inhoud van
lijk, omdat hij indertijd, kort voor zijn romantische toneelstuk. Veel minder is
overlijden, de Salzburgse directie van de
zuiver muzikale kwaliteiten wist te over
tuigen. Inderdaad moet men toegeven dat
Salzburg er het beste van gemaakt heeft,
wat er van te maken viel. Hierbij werd
bovendien het gehele toneelapparaat van
de „Felsenreitschule" ingeschakeld, ten
einde de betoverende illusie van het mid-
deleeuwse Genua op te roepen. Over de de eeuwige dood wordt gered, krijgt hier
dit echter gerechtvaardigd in het middel
eeuwse mysteriespel „Jedermann", waar
van men nu voor de eerste keer in de ge
schiedenis van het Salzburgse festival een
echt kijkspel heeft gemaakt.
DE MORELE LES van de rijke man die
ten slotte nog door zijn goede werken voor
gehele breedte van dit bijna onbespeelbare
toneel strekt zich de illusie uit van een
middeleeuwse stad met sierlijke gaande
rijen, bogen, pinakels en gangen, waar
zich soms honderden figuranten bewegen
in de prachtigste klederdrachten van de
kostbaarste stoffen en de mooiste kleuren.
De waarde van deze opvoering ligt voor
al in het massaal-optische. In andere ta
ferelen echter doven de felle schijnwerpers
en valt het licht uitsluitend op de hoofd
personen, zodat het toneel opeens een
heel intiem karakter krijgt en men als
't ware de onmiddellijke toeschouwer wordt
van een persoonlijk drama. Dat men van
af dit brede toneel, waarboven zich de don
kere hemel welft, toch nog de stemmen
kan horen en verstaan, is uitsluitend te dan
ken aan het geoefende stemorgaan van de
Italiaanse zangers, die hier verreweg over
heersen. Hoe men ook over de vraag Zuid-
Tirol moge denken, hier in Salzburg is er
geen plaats voor benepen nationalisme",
want de hoofdrollen in deze opera worden
alleen door Italianen vertolkt, door Gobbi,
Tozzi, Panerai en Zampieri, terwijl ook de
dirigent Gavazzeni een Italiaan is.
Het libretto is beslist zwak, om niet te
zeggen drakerig, maar muzikaal vertoont
dit jeugdwerk van Verdi reeds zulk een
weelde van invallen, melodieën en fijnhe
den, dat men niet meer aan de tekst of
de intrige denkt en zich alleen door de
muziek laat meeslepen.
AAN HET MUZIKALE element wordt de
uiterste zorg besteed, maar men voelt bij
na overal het onmiskenbare streven om
zijn kracht vooral te concentreren op het
toneelmatige en optische. Wij hebben zelfs
de indruk dat hier een offer wordt ge
bracht aan de Amerikaanse smaak. Ter
wijl dit festival toch in de eerste plaats
een muzikaal evenement behoorde te zijn,
vertoont het een gevaarlijk streven naar
een optische vertoning.
Dit openbaart zich reeds in de opvoering
van het klassieke Oostenrijkse toversprook
je „De boer als miljonair" van Raimund,
dat eveneens in de „Felsenreitschule" op
gevoerd wordt. Voor dit sprookjesachtige
toneelstuk, dat bijna een surrealistisch ka
rakter heeft en zodoende in onze tijd een
uitstekende kans maakt, heeft men de bes
te acteurs weten te engageren: in de hoofd
rol Josef Meinrad. die ook in ons land niet
een vertolking die bijna schijnt te vloeken
met de oorspronkelijke opzet van de schrij-
In de opera van Verdi, „Simone Bocca
negra", overheersen Italiaanse zangers:
Tozzi, Gobbi, Panerai. In 't midden de
Amerikaanse zangeres Leyla Geneer en de
Oostenrijkse regisseur Graf.
ver Hugo van Hofmannsthal alsmede met
de regie-notities "van Max Reinhardt, die
juist voor Salzburg werden vastgelegd.
Meer dan dertig jaar lang heeft men zich
aan deze regie gehouden, behoudens en
kele kleine wijzigingen, nu echter is men
een geheel andere weg opgegaan. Het in
dividuele en psychologische drama, dat
zich in het zieleleven van de rijke man
afspeelt, wordt in de moderne vertolking
en enscenering geheel op de achtergrond
geschoven en moet plaats maken voor
massa-scènes die het gehele toneel volko
men vullen en beheersen.
DE REGISSEUR van deze moderne
„Jedermann" is niemand minder dan de
zoon van Max Reinhardt, een toneel-fana
ticus die jarenlang in Amerika heeft ge
leefd en gewerkt. Men vraagt zich af of
hier misschien een gelijksoortig experi
ment wordt ondernomen als in Bayreuth,
doch hoe men hierover ook moge oordelen,
er valt niet aan te twijfelen dat Salzburg
zich op een tweesprong bevindt. Het is
niet uitgesloten dat deze voorlopig nog pro
blematische poging het begin is van een
reinigingsproces, misschien een stap op de
weg om van de routine los te komen,
waarin ook Salzburg dreigt te verzanden.
Het conflict tussen oud en nieuw heeft hier
weliswaar altijd onder de oppervlakte ge
broeid. maar het is nog nooit zo evident
tot uitbarsting gekomen, als nu.
.üllllllllllllllllllllllllllllllliilllllliiiilllllllllllllllilililllülliilllnllllilllll
een grove verdachtmaking beschouwd. Uit
drukkelijk willen deze moslims zich hou
den aan het voorschrift in hun heilige boek
waarin staat dat er geen dwang in de
godsdienst mag zijn. De volgelingen van
Hazrat Ahmad die van zichzelf zei „Ik
ben het licht dezer duistere (negentiende)
eeuw" streven naar wat samenbindt,
ook in het contact met christenen. Zij mo«
gen andere godsdiensten niet bespotten en
moeten de goede eigenschappen ervan
waarderen.
SS
ZENDELINGEN en' missionarissen
trekken al enkele eeuwen van Europa uit
de wereld in om het christelijk geloof te
verkondigen. Maar voornamelijk na de
tweede wereldoorlog komen van het oos
ten uit mohammedaanse missionarissen
naar Europa. Actieve volgelingen van
Mohammed worden van Pakistan uit
gezonden om over de gehele wereld de
Islam te preken. In hun missie
werk zijn zij zeer actief. In verscheidene
Europese landen hebben zij bijvoorbeeld
de laatste jaren moskeeën gesticht, ook
in ons land. De enige moskee die ons
land kent staat in Den Haag, aan de
Oostduinlaan. Aan deze rustige laan is
in 1955 het geestelijk centrum van de
moslims gereed gekomen. De bouw was
mogelijk dank zij de vele bijdragen uit
Pakistan. Die giften kwamen van vrou
welijke leden van de Ahmadiyya be
weging, een in 1889 gestichte beweging
die als enige stroming in de islam de
missie bedrijft, een vernieuwing van
het geloof der moslims beoogt en
de zuivere islamitische leerstellingen
uitdraagt.
VAN HET mohammedaanse centrum
in Den Haag uit verkondigen de mos
lims hun geloof in Allah, zoals dit is ge
predikt door de profeet Mohammed („mo
ge vrede en de zegeningen Gods zijn deel
zijn"). Boeken en brochures worden over
het gehele land verspreid, aan de Qor'aan
(Koran) wordt meer bekendheid gegeven,
ondermeer door lezingen. Zesduizend ver
talingen van dit heilige boek der moham
medanen hebben in ons land hun weg al
gevonden', ook worden uitgaven in het En
gels en Duits verspreid.
De Amadiyya beweging, genoemd
naar de stichter Hazrat Ahmad („moge
De moskee, tevens zetel van de moslim
missie in Nederland, aan de Oostduinlaan
in Den Haag.
gods vrede en zegeningen zijn deel zijn"),
beoogt nieuw leven te geven aan het kwij
nende geloof van de moslims. De islami
tische broederschap zoals die heeft be
staan ten tijde van de profeet Mohammed
is in deze beweging hersteld. Het hoofd
kwartier van de Ahmadiyya is gevestigd
in Rabwah, Pakistan. Hier krijgen mos
lims een opleiding van vier of vijf jaar
voor missiewerk in andere Aziatische lan
den, in Europa, Afrika, Amerika. In ons
land werkt de mohammedaanse missie al
veertien jaar. De missie werd op 2 juli
1947 gesticht. In december 1955 werd de
moskee geopend. Geestelijk leider van de
Ahmadiyya beweging in Nederland en
imam (voorganger) van de moskee is de
heer Q. U. Hafiz, die van 1947 af met
een onderbrekeing van vier jaar in ons
land werkt. Dank zij zijn langdurig verblijf
in ons land weet de imam zich in het Ne
derlands goed uit te drukken. Hafiz is niet
zijn eigenlijke naam die zou voor Ne
derlanders te moeilijk zijn maar een
eretitel van iemand die de Qor'aan van
buiten heeft geleerd. De imam wordt bij
gestaan door een assistent. Sinds kort is
dat de heer C. Salahuddin, die pas uit Pa
kistan is aangekomen. Mogelijk komt er
in de nabije toekomst nog een assistent
bij.
DE AHMADIYYA BEWEGING heeft
een zuiver religieus karakter en houdt zich
in het geheel niet met politiek bezig. Bij
haar activiteiten wordt de nadruk gelegd
op de betekenis van het woord „Islam",
dit is: „vrede stichten". Een moslim is hij
die vrede sluit met God en de mensen.
Vrede met God betekent: volledige over
gave aan de wil van Hem Die de bron
van alle reinheid en goedheid is. Vrede
met de mens: een medemens goeddoen
Boze tongen beweerden vroeger dat de
moslims de heilige oorlog „met het
zwaard" predikten, maar dat wordt als
Q. U. Hafiz, de Imam van de Haagse
moskee.
DE MOSLIMS achten het een misver
stand de leer van Mohammed te beschou
wen als alleen voor oosterse volkeren. Zij
menen dat deze leer universeel is en ook
de westerse mens veel te zeggen heeft.
Het gaat er bij hun missiewerk
niet allereerst om bekeerlingen te maken
al zijn die natuurlijk welkom maar
om misverstanden over de islam weg te
werken. De heer Hafiz zegt het zo: „Wij
willen een beter begrip voor de islam
kweken. Vooral in schoolboeken wordt niet
altijd een juist beeld van het mohamme
danisme gegeven." En de imam voegt er
onmiddellijk aan toe veel waardering voor
het christendom te hebben. „We respec
teren het christendom en erkennen Chris
tus trouwens als profeet, alleen niet als
Gods zoon. Alle bijbelse profeten zijn in
de Qori'aan vermeld."
DE AANHANGERS van de Ahmadiyya-
beweging getroosten zich voor het missio-
neringswerk grote offers. De stichting van
vele moskeeën toont dit aan. In Europa
hebben de moslims ondermeer geestelijke
centra in Hamburg, Frankfurt en Londen.
In Zürich liggen de plannen voor een
moskee klaar. Plannen voor een moskee
in Kopenhagen verkeren in een vergevor
derd stadium. In de Verenigde Staten heb
ben de moslims twaalf geestelijke centra,
onder andere in Washington. Bijzonder ac
tief zijn de missionarissen aan de west- en
oostkust van Afrika, waar vele negers
voor de islam worden gewonnen. Hielden
de moslims zich tot nog toe voornamelijk
bezig met de verkondiging van de islami
tische leer, sinds kort richten zij ook scho
len en ziekenhuizen op.
IN ONS LAND zijn de reacties op het
werk van de islamitische missionarissen
zeer wisselend. Toen de heer Hafiz veer
tien jaar terug in ons land kwam, stelde
een gereforpieerd blad de verontrustende
vraag: „Moet de halve maan boven Ne
derland opgaan?" En het blad voegde
daaraan toe: „Wij laten de heer Hafiz
weten dat we allerminst op zijn komst ge
steld zijn". Op beminnelijke wijze zegt de
imam nu: „Ik werk hier graag en voel
me er meer thuis dan in eigen land. Ge
lukkig zijn vele reacties anders geweest
dan die van dat gereformeerde blad. Ik
heb prettige contacten gehad met christe
lijke geestelijken, onder wie enige r.k.
priesters. Wij prediken de verdraagzaam
heid en volkomen broederschap der men
sen. En vooral gaat het er ons om onder
linge wanbegrippen te verwijderen".
Uit allerlei kringen en religieuze groe
peringen is de belangstelling voor het
werk van de missionerende moslims ge
bleken. Merkwaardig is echter dat de be
langstelling voor de islam bij rooms-ka-
tholieken sterker is dan bij protestanten.
Van de paar honderd Nederlandse mos
lims zijn er verscheidene van r.k. afkomst.
Verder zijn er nog zo'n kleine duizend
moslims in ons land: studenten, ambön-
nezen, ambassade-personeel. Velen van
hen bezoeken 's vrijdagsmiddags de dienst
in de moskee.
DE HEER HAFIZ en zijn assistent zou
den in ons land weinig kunnen doen als
zij niet de steun van andere moslims had
den. En het is duidelijk dat de moslims
hier vurige en actieve aanhangers van de
Er steeg licht op van beneden
uit de zwarte spiegelgrond.
Ik zag een tuin onbetreden
en een kind dat daar stond.
Het stond aan zijn schrijftafel
te schrijven op een lei.
Het woord onder de griffel
herkende ik, was van mij.
IK SCHREEF AL TOEN ik een jaar
of tien was. Prachtige gelegenheidsver
zen op mijn moeders verjaardag en op
de geboorte van een neefje. Niemand
geloofde dat ik ze zelf gemaakt had,
zo „mooi" waren ze. Ik moet toen al
zwaar onder de invloed van de littera
tuur gestaan hebben. Annie Schmidt en
Mies Bouhuys waren nog niet geboren,
voor ons dus geen Veronica's en Sebas-
tiaans. Het waren de jaren van de eer
ste wereldoorlog en wij kregen nog op
school het litteraire hooi van P J.
Heye en Louwerse toegediend. Mijn
versjes waren even zoetvloeiend van
ritme, verwrongen van taal en vals van
beeldspraak als de liedjes die We op
school in de zangles leerden. Daardoor
dachten ze thuis, dat ik die rijmpjes
uit een of ander boek had overge
schreven. v
Veel meer „eigen van toon" dan dit
bedroevend epigonisme waren de grie
zelverhalen, die ik mijn broer en zusje
vertelde. Ze werden verteld en niet ge
schreven dat doet er niets toe,
eerst leer je spreken en dan pas schrij
ven en voor er geschreven litteratuur
bestond waren er de magische bezwe
ringszangen. Ook de verhalen die ik
vertelde hadden een bezwerende func
tie. Ik vertelde ze die winter in de kin
derkamer, 's middags na schooltijd en
voor het licht aangestoken werd, want
ook welgestelde lieden waren in die tijd
zuinig en in hun huizen schemerde men
lang. Dan zaten we met ons drieën on
der de tafel, waar we ons hol hadden
en waar het door het overhangende ta
felkleed nog donkerder was dan in de
rest van de kamer. Ik was bang in het
donker en om die angst te bezweren en
misschien ook om niet in mijn eentje
zo bang te hoeven zijn, vertelde ik de
gruwelijkste geschiedenissen.
WE WOONDEN TOEN in het westen
van Rotterdam in de Rochussenstraat.
Waar nu de Coolhaven is waren toen
weilanden en daar doorheen liep een
smal modderig pad van de Rochussen
straat naar de dijk. Het heette het Gel-
derlozepad. Op Delfshaven had je toen
nog prachtige namen, waarbij je iets
kon zjen als je de naam noemde, de
Hoge Bomen, waar nu het Marconi-
plein is) en de laatste halte voor Schie
dam, het Rode Hek. Als je Gelderloze-
pad zei, werd niets zichtbaar, de klank
stemde alleen maar treurig, om het
lóze misschien. Links en rechts achter
de knotwilgen waren de sloten, waarin
we naar kikkervisjes en stekelbaarsjes
visten, halverwege lag de „klompen-
school" van mijnheer Wieneke en aan
het eind van het pad was een klein
buiten waar juffrouw Desiree woonde,
ook weer zo iets treurigs, altijd in het
zwart en dan die kraaiennesten in de
bomen rond haar huis. Aan de over
zijde, vlak onder de dijk, was een oud
verwilderd kerkhof waar niet meer be
graven werd. Die zomer had ik daar
'ets afgrijselijks beleefd. Bij het weg
kruipertje spelen had ik mij daar in
een van de bosjes verborgen, terwijl
twee mannen bezig waren de graven te
rooien. De schedels en knoken die ze
verzamelden waren niet schoongekrabd,
wit gebleekt en blinkend gewreven als
het geraamte in de spreekkamer van
onze dokter, maar bruin, met resten
van rottend vlees en dorre haren.
RECHTSTREEKS HEB IK wat ik
daar op dat kerkhof zag nooit verteld,
ik transfigureerde mijn angst in de ver
mommingen van een spookverhaal, naar
het voorbeeld van de jongen, die uit
ging om het griezelen te leren. Naar de
inhoud zullen ze wel niet erg origineel
geweest zijn ik herinner ze mij niet
goed meer maar ze hadden toch een
bepaalde kwaliteit: ze waren sugges
tief.
„Maar zie je het dan niet", zei ik,
„in die hoek daar bi] het raam. Het is
wit en beweegt". In werkelijkheid was
ik bang omdat het bruin was en niet
bewoog. Soms ontstonden lange pauzes,
waarin mijn broer en zusje niets vroe
gen en ik niet kon vertellen.
Beb Vuyk werd in 1903 in Rotterdam ge
boren Op 25-jarige leeftijd ging ze naar In
donesië, dat ze met eerder had gezien maar
dat toch steeds haar geestelijk klimaat ge
weest was, getuige haar vroege novellen. Zij
publiceerde „Duizend eilanden" (1937), „Het
iaatste huis van de wereld" (1939, „Het hout
van Bara" (1948). „Het laatste huis van de
wereld" werd in 1942 bekroond met de Lucie
B. en C. W. van der Hoogtprijs. In 1959 ver
raste Beb Vuyk, na tien jaar geen letter
kundig werk gepubliceerd te hebben, met de
novellenbundel „Gerucht en geweld": een
overtuigende „come-baek". In 1950 hebben
Beb Vuyk en haar echtgenoot de Indonesi
sche nationaliteit gekozen. Zij was mede
werkster van de bladen Indonesia Raya en
Pedoman, die later wegens hun oppositionele
strekking en wegens artikelen die tegen Soe-
karno's persoon en beleid waren gericht door
een verschijningsverbod werden getroffen.
Om die, en andere persoonlijke redenen, heb
ben Beb Vuyk en haar echtgenoot Indonesië
verlaten. Beb Vuyk woont thans in Loenen.
„Ga kijken of het er nog is", zei ik
een keer. Toen begon mijn zusje te gil
len. Mijn broer had zijn eigen spook;
een jongetje met een steek op en in
een witte bloeze. Het had hem het eerst
ontmoet, toen hij met een hoge koorts
van bloedvergiftiging 's nachts wakker
lag. Hij was er bang voor, maar toch
niet zo erg. Soms riep hij 's avonds
om moeder. „Hij staat bij het gor
dijn", hoorde ik hem dan met een ge
wone stem zeggen Moeder ging kij
ken, maar er was niets. „Hij was daar
net in de serre", zei hij op een avond
toen we in het donker de trap op naar
boven gingen. Ik vond het interessant,
want ik zelf zag nooit spoken.
IK WAS OOK NIET bang voor ze.
Mijn angst kwam van het kerkhof,
maar was ook op andere plaatsen aan
wezig. Ik kende vele „slechte" plaat
sen. De kelder van een pakhuis aan de
Voorhaven, in een kist met oude boe
ken, op de grote zolder van mijn groot
moeder en in de diepe kast in haar
achterkamer, waar nog kleren van
mijn grootvader hingen. Vooral daar
was de angst sterk, omdat ik mij ver
beeldde, dat ik hem daar, dertig jaren
of meer na zijn dood, terug zou vinden,
niet als de man met de bakkebaarden,
die ik kende van zijn portret, en ook
niet als een witte spookgestalte, maar
erger, veel erger, als losse brokken bot
en vuil vlees.
Ik weet niet meer wanneer ik heb
opgehouden met het vertellen van die
griezelverhalen, misschien toen het zo
mer werd en we in het licht leefden
vanaf dat we wakker werden totdat we
insliepen. Later, maar eigenlijk niet zo
heel veel later, ik was toen een jaar of
zestien, heb ik de atmosfeer in een an
der verhaal verwerkt. In die tijd publi
ceerde ik enkele lieve novelles in Eigen
Haard. Het was in de periode van het
dierbare kind als litterair motief. Dei
kleine Johannes en Sprotje waren toen
al verschenen, Francesco Campana en
Merijntje moesten nog geschreven wor
den. Ik schreef een paar verhaaltjes
over dat soort kinderen, maar die be
doel ik hier niet. Het was het verhaal
De Vriend, dat ik toen grotendeels
schreef en waarmee ik, het werd alleen
wat bijgewerkt, later in de Vrije Bla
den mijn entree maakte in de officiële
litteratuur.
Een Nederlandse deskundige op het ge
bied van zonenergiewinning, de heer H.
Stam, heeft deze week op een congres in
Rome verklaard dat de vervaardiging
van keukengereedschap voor 't koken ,op"
zonenergie nog vele problemen met zich
brengt. De heer Stam, die zich op de ver
vaardiging van „zonovens" toelegt, is een
van de vijfhonderd deelnemers aan de con
ferentie over nieuwe energiebronnen die
door de UNO thans in de Italiaanse hoofd
stad is belegd.
leer van Mohammed zijn. De heer Hafiz:
„Iedere moslim moet zich als een missio
naris beschouwen". Om te wijzen op wat
hem met het christendom bindt, noemt
hij de gemeenschappelijke afkeer van het
communisme.
De imam is zeker niet ontevreden over
de resultaten van zijn activiteiten in ons
land, want „de aanhang breidt zich uit,
zij het langzaamDie uitbreiding is ge
bleken op 23 augustus, toen de geboorte
dag van de profeet werd gevierd. Ook in
de moskee aan de Oostduinlaan in Den
Haag. Een moskee waarop imam Hafiz
graag nog een paar minaretten zou heb
ben, want dan kan men het islamitische
gebedshuis gemakkelijker herkennen. Als
de vrouwelijke leden van de beweging die
de bouw van de moskee mogelijk hebben
gemaakt vrijgevig blijven, zullen die mi
naretten er ook wel komen.
De vervaardiging van het keukengereed
schap zelf, aldus de heer Stam, is het
minst moeilijke. Een tamelijk grote verzil
verde reflector of een ander voorwerp dat
de zonnehitte bundelt zou voldoende ener
gie kunnen opbrengen om spijzen te ko
ken. Men moet echter rekening houden
met de gewoonten en de status van de
mogelijke afnemers, die natuurlijk in de
zonnige streken van de wereld gezocht
moeten worden. Het keukengereedschap
zal dienst moeten doen in gebieden waar
geen elektriciteitsvoorzieningen zijn en
waar de bewoners een laag inkomen heb
ben. De apparaten zouden dus goedkoop
moeten zijn. Zij zouden verder de hitte
lang (tot na zonsondergang) moeten kun
nen vasthouden en veilig moeten zijn. De
fabrikanten van dit keukengereedschap
moeten ook op de hoogte zijn van de kook
kunst Sommige spijzen vallen minder
smakelijk uit indien zij met zonovens wor
den gekookt.
Ook zou men rekening moeten houden
met de afkoeling van het keukengereed
schap door de wind.
Naar het oordeel van de heer Stam kan
bijna alles door zonnehitte worden gekookt.
„Ik heb er zelfs in het zonarme Holland
op gekookt," zo zei hij. „Men zou daar
echter menige maand honger moeten lij
den," aldus de heer Stam.