FESTIVAL VAN SALZBURG OP DE TWEESPRONG VOLGELINGEN VAN MISSIONEREN IN MOHAMMED ONS LAND SIGNALEN KOKEN OP ZONNE-ENERGIE i fe; HET WOORD ONDER DE GRIFFEL Repertoire zonder noviteiten, optische illusie krijgt voorrang i m ^jLtA ZATERDAG 26 AUGUSTUS 1961 Erbij PAGINA DRIE f I' Hijhoff (Van onze correspondent) ^N. valt tiet aan te twijfelen dat de Salzburgse Fest- spiele op het ogenblik een kritieke periode doormaken. Het valt allereerst op, dat het aantal bezoekers en toeristen terugloopt, wat men van de andere vakantieplaatsen in Oostenrijk ondanks het slechte weer niet kan zeggen. Het stadsbeeld is bepaald rustiger geworden. Men ziet veel minder buitenlandse autobussen, en vooral in de smalle Getreidegasse, waar het geboortehuis van Mozart staat, wemelt het niet meer van vreemdelingen. Over het algemeen is men niet zeer enthousiast over het repertoire, ofschoon de afzonderlijke artistieke prestaties een hoog niveau vertonen. Men zoekt een zonde bok en vindt al spoedig een verklaring in het feit dat Karajan vanaf het vorige jaar de artistieke leiding heeft overgedragen. AI aar zo is het nu eenmaal altijd: wanneer Karajan wel de scepter zwaait, regent het critiek, omdat hij als een dictator optreedt en zich met alles bemoeit, wanneer hij zich echter terugtrekt, dan vindt men daarin de verklaring voor elk zwak onderdeel en vooral voor het ontbreken van een zekere geestdrift. In feite vertoont het repertoire geen enkel opzienbarende noviteit. Ook nu weer blijkt het werk van Mozart de onuit- onbekend verder Paula Wessely en haar puttelijke schat te zijn, waarop Salzburg docbter Christiane, voorts niemand /lor Han ilo li nlilirrinri iva Unnx Mn teert, want vier van zpn operas vormen nu het stevige geraamte: „Cosi fan tutte", „Entführung", „Don Giovanni" en het jeugdwerk „Idomeneo" dat reeds de genialiteit van de grote kunstenaar ver raadt. Met Richard Strauss is inen dit jaar zuinig geweest, doordat alleen diens Rosenkavalierop het programma werd geplaatst. Over de mislukking van de derne toneelmechanisme wordt opgebouwd. wereldpremière „De kopermijn' van Fa- loen" hebben we reeds geschreven. V der dan de tachtigjarige Hans Moser als vertolker van de „ouderdom". Kortom de beste krachten van het Burgtheater en het Theater in der Josefstadt van Wenen, maar goed beschouwd treden deze voor treffelijke acteurs eigenlijk als figuranten op in een sprookjeswereld, die hier met alle verfijning en raffinement van het mo- DE AANDACHT wordt voornamelijk ge trokken door de massale illusie, zodat OPVALLEND is dat de Italiaanse opera's men nauwelijks de kans krijgt om zich even bezig te houden met de eigenlijke „geschiedenis" van de simpele boer die plotseling rijk is geworden en die ten slotte zo zwak zijn vertegenwoordigd, namelijk alleen door „Simone Boccanegra" van Verdi. Aan deze opera heeft men in ons land niet de beste herinneringen, doch over toch van zÜn grootheidswaanzin wordt ge- de opvoering in Salzburg kan men slechts nezen en tevreden is met zijn vroegere vol lof zijn, wanneer men tenminste afziet bescheiden bestaan. Nu moet men eerlijk van het gecompliceerde en drakerige li- toegeven dat een dergelijke sprookjesach- bretto. Voor de keuze van dit werk is tige en betoverende interpretatie in alle eigenlijk alleen Mitropoulos verantwoorde- geval gemotiveerd is door de inhoud van lijk, omdat hij indertijd, kort voor zijn romantische toneelstuk. Veel minder is overlijden, de Salzburgse directie van de zuiver muzikale kwaliteiten wist te over tuigen. Inderdaad moet men toegeven dat Salzburg er het beste van gemaakt heeft, wat er van te maken viel. Hierbij werd bovendien het gehele toneelapparaat van de „Felsenreitschule" ingeschakeld, ten einde de betoverende illusie van het mid- deleeuwse Genua op te roepen. Over de de eeuwige dood wordt gered, krijgt hier dit echter gerechtvaardigd in het middel eeuwse mysteriespel „Jedermann", waar van men nu voor de eerste keer in de ge schiedenis van het Salzburgse festival een echt kijkspel heeft gemaakt. DE MORELE LES van de rijke man die ten slotte nog door zijn goede werken voor gehele breedte van dit bijna onbespeelbare toneel strekt zich de illusie uit van een middeleeuwse stad met sierlijke gaande rijen, bogen, pinakels en gangen, waar zich soms honderden figuranten bewegen in de prachtigste klederdrachten van de kostbaarste stoffen en de mooiste kleuren. De waarde van deze opvoering ligt voor al in het massaal-optische. In andere ta ferelen echter doven de felle schijnwerpers en valt het licht uitsluitend op de hoofd personen, zodat het toneel opeens een heel intiem karakter krijgt en men als 't ware de onmiddellijke toeschouwer wordt van een persoonlijk drama. Dat men van af dit brede toneel, waarboven zich de don kere hemel welft, toch nog de stemmen kan horen en verstaan, is uitsluitend te dan ken aan het geoefende stemorgaan van de Italiaanse zangers, die hier verreweg over heersen. Hoe men ook over de vraag Zuid- Tirol moge denken, hier in Salzburg is er geen plaats voor benepen nationalisme", want de hoofdrollen in deze opera worden alleen door Italianen vertolkt, door Gobbi, Tozzi, Panerai en Zampieri, terwijl ook de dirigent Gavazzeni een Italiaan is. Het libretto is beslist zwak, om niet te zeggen drakerig, maar muzikaal vertoont dit jeugdwerk van Verdi reeds zulk een weelde van invallen, melodieën en fijnhe den, dat men niet meer aan de tekst of de intrige denkt en zich alleen door de muziek laat meeslepen. AAN HET MUZIKALE element wordt de uiterste zorg besteed, maar men voelt bij na overal het onmiskenbare streven om zijn kracht vooral te concentreren op het toneelmatige en optische. Wij hebben zelfs de indruk dat hier een offer wordt ge bracht aan de Amerikaanse smaak. Ter wijl dit festival toch in de eerste plaats een muzikaal evenement behoorde te zijn, vertoont het een gevaarlijk streven naar een optische vertoning. Dit openbaart zich reeds in de opvoering van het klassieke Oostenrijkse toversprook je „De boer als miljonair" van Raimund, dat eveneens in de „Felsenreitschule" op gevoerd wordt. Voor dit sprookjesachtige toneelstuk, dat bijna een surrealistisch ka rakter heeft en zodoende in onze tijd een uitstekende kans maakt, heeft men de bes te acteurs weten te engageren: in de hoofd rol Josef Meinrad. die ook in ons land niet een vertolking die bijna schijnt te vloeken met de oorspronkelijke opzet van de schrij- In de opera van Verdi, „Simone Bocca negra", overheersen Italiaanse zangers: Tozzi, Gobbi, Panerai. In 't midden de Amerikaanse zangeres Leyla Geneer en de Oostenrijkse regisseur Graf. ver Hugo van Hofmannsthal alsmede met de regie-notities "van Max Reinhardt, die juist voor Salzburg werden vastgelegd. Meer dan dertig jaar lang heeft men zich aan deze regie gehouden, behoudens en kele kleine wijzigingen, nu echter is men een geheel andere weg opgegaan. Het in dividuele en psychologische drama, dat zich in het zieleleven van de rijke man afspeelt, wordt in de moderne vertolking en enscenering geheel op de achtergrond geschoven en moet plaats maken voor massa-scènes die het gehele toneel volko men vullen en beheersen. DE REGISSEUR van deze moderne „Jedermann" is niemand minder dan de zoon van Max Reinhardt, een toneel-fana ticus die jarenlang in Amerika heeft ge leefd en gewerkt. Men vraagt zich af of hier misschien een gelijksoortig experi ment wordt ondernomen als in Bayreuth, doch hoe men hierover ook moge oordelen, er valt niet aan te twijfelen dat Salzburg zich op een tweesprong bevindt. Het is niet uitgesloten dat deze voorlopig nog pro blematische poging het begin is van een reinigingsproces, misschien een stap op de weg om van de routine los te komen, waarin ook Salzburg dreigt te verzanden. Het conflict tussen oud en nieuw heeft hier weliswaar altijd onder de oppervlakte ge broeid. maar het is nog nooit zo evident tot uitbarsting gekomen, als nu. .üllllllllllllllllllllllllllllllliilllllliiiilllllllllllllllilililllülliilllnllllilllll een grove verdachtmaking beschouwd. Uit drukkelijk willen deze moslims zich hou den aan het voorschrift in hun heilige boek waarin staat dat er geen dwang in de godsdienst mag zijn. De volgelingen van Hazrat Ahmad die van zichzelf zei „Ik ben het licht dezer duistere (negentiende) eeuw" streven naar wat samenbindt, ook in het contact met christenen. Zij mo« gen andere godsdiensten niet bespotten en moeten de goede eigenschappen ervan waarderen. SS ZENDELINGEN en' missionarissen trekken al enkele eeuwen van Europa uit de wereld in om het christelijk geloof te verkondigen. Maar voornamelijk na de tweede wereldoorlog komen van het oos ten uit mohammedaanse missionarissen naar Europa. Actieve volgelingen van Mohammed worden van Pakistan uit gezonden om over de gehele wereld de Islam te preken. In hun missie werk zijn zij zeer actief. In verscheidene Europese landen hebben zij bijvoorbeeld de laatste jaren moskeeën gesticht, ook in ons land. De enige moskee die ons land kent staat in Den Haag, aan de Oostduinlaan. Aan deze rustige laan is in 1955 het geestelijk centrum van de moslims gereed gekomen. De bouw was mogelijk dank zij de vele bijdragen uit Pakistan. Die giften kwamen van vrou welijke leden van de Ahmadiyya be weging, een in 1889 gestichte beweging die als enige stroming in de islam de missie bedrijft, een vernieuwing van het geloof der moslims beoogt en de zuivere islamitische leerstellingen uitdraagt. VAN HET mohammedaanse centrum in Den Haag uit verkondigen de mos lims hun geloof in Allah, zoals dit is ge predikt door de profeet Mohammed („mo ge vrede en de zegeningen Gods zijn deel zijn"). Boeken en brochures worden over het gehele land verspreid, aan de Qor'aan (Koran) wordt meer bekendheid gegeven, ondermeer door lezingen. Zesduizend ver talingen van dit heilige boek der moham medanen hebben in ons land hun weg al gevonden', ook worden uitgaven in het En gels en Duits verspreid. De Amadiyya beweging, genoemd naar de stichter Hazrat Ahmad („moge De moskee, tevens zetel van de moslim missie in Nederland, aan de Oostduinlaan in Den Haag. gods vrede en zegeningen zijn deel zijn"), beoogt nieuw leven te geven aan het kwij nende geloof van de moslims. De islami tische broederschap zoals die heeft be staan ten tijde van de profeet Mohammed is in deze beweging hersteld. Het hoofd kwartier van de Ahmadiyya is gevestigd in Rabwah, Pakistan. Hier krijgen mos lims een opleiding van vier of vijf jaar voor missiewerk in andere Aziatische lan den, in Europa, Afrika, Amerika. In ons land werkt de mohammedaanse missie al veertien jaar. De missie werd op 2 juli 1947 gesticht. In december 1955 werd de moskee geopend. Geestelijk leider van de Ahmadiyya beweging in Nederland en imam (voorganger) van de moskee is de heer Q. U. Hafiz, die van 1947 af met een onderbrekeing van vier jaar in ons land werkt. Dank zij zijn langdurig verblijf in ons land weet de imam zich in het Ne derlands goed uit te drukken. Hafiz is niet zijn eigenlijke naam die zou voor Ne derlanders te moeilijk zijn maar een eretitel van iemand die de Qor'aan van buiten heeft geleerd. De imam wordt bij gestaan door een assistent. Sinds kort is dat de heer C. Salahuddin, die pas uit Pa kistan is aangekomen. Mogelijk komt er in de nabije toekomst nog een assistent bij. DE AHMADIYYA BEWEGING heeft een zuiver religieus karakter en houdt zich in het geheel niet met politiek bezig. Bij haar activiteiten wordt de nadruk gelegd op de betekenis van het woord „Islam", dit is: „vrede stichten". Een moslim is hij die vrede sluit met God en de mensen. Vrede met God betekent: volledige over gave aan de wil van Hem Die de bron van alle reinheid en goedheid is. Vrede met de mens: een medemens goeddoen Boze tongen beweerden vroeger dat de moslims de heilige oorlog „met het zwaard" predikten, maar dat wordt als Q. U. Hafiz, de Imam van de Haagse moskee. DE MOSLIMS achten het een misver stand de leer van Mohammed te beschou wen als alleen voor oosterse volkeren. Zij menen dat deze leer universeel is en ook de westerse mens veel te zeggen heeft. Het gaat er bij hun missiewerk niet allereerst om bekeerlingen te maken al zijn die natuurlijk welkom maar om misverstanden over de islam weg te werken. De heer Hafiz zegt het zo: „Wij willen een beter begrip voor de islam kweken. Vooral in schoolboeken wordt niet altijd een juist beeld van het mohamme danisme gegeven." En de imam voegt er onmiddellijk aan toe veel waardering voor het christendom te hebben. „We respec teren het christendom en erkennen Chris tus trouwens als profeet, alleen niet als Gods zoon. Alle bijbelse profeten zijn in de Qori'aan vermeld." DE AANHANGERS van de Ahmadiyya- beweging getroosten zich voor het missio- neringswerk grote offers. De stichting van vele moskeeën toont dit aan. In Europa hebben de moslims ondermeer geestelijke centra in Hamburg, Frankfurt en Londen. In Zürich liggen de plannen voor een moskee klaar. Plannen voor een moskee in Kopenhagen verkeren in een vergevor derd stadium. In de Verenigde Staten heb ben de moslims twaalf geestelijke centra, onder andere in Washington. Bijzonder ac tief zijn de missionarissen aan de west- en oostkust van Afrika, waar vele negers voor de islam worden gewonnen. Hielden de moslims zich tot nog toe voornamelijk bezig met de verkondiging van de islami tische leer, sinds kort richten zij ook scho len en ziekenhuizen op. IN ONS LAND zijn de reacties op het werk van de islamitische missionarissen zeer wisselend. Toen de heer Hafiz veer tien jaar terug in ons land kwam, stelde een gereforpieerd blad de verontrustende vraag: „Moet de halve maan boven Ne derland opgaan?" En het blad voegde daaraan toe: „Wij laten de heer Hafiz weten dat we allerminst op zijn komst ge steld zijn". Op beminnelijke wijze zegt de imam nu: „Ik werk hier graag en voel me er meer thuis dan in eigen land. Ge lukkig zijn vele reacties anders geweest dan die van dat gereformeerde blad. Ik heb prettige contacten gehad met christe lijke geestelijken, onder wie enige r.k. priesters. Wij prediken de verdraagzaam heid en volkomen broederschap der men sen. En vooral gaat het er ons om onder linge wanbegrippen te verwijderen". Uit allerlei kringen en religieuze groe peringen is de belangstelling voor het werk van de missionerende moslims ge bleken. Merkwaardig is echter dat de be langstelling voor de islam bij rooms-ka- tholieken sterker is dan bij protestanten. Van de paar honderd Nederlandse mos lims zijn er verscheidene van r.k. afkomst. Verder zijn er nog zo'n kleine duizend moslims in ons land: studenten, ambön- nezen, ambassade-personeel. Velen van hen bezoeken 's vrijdagsmiddags de dienst in de moskee. DE HEER HAFIZ en zijn assistent zou den in ons land weinig kunnen doen als zij niet de steun van andere moslims had den. En het is duidelijk dat de moslims hier vurige en actieve aanhangers van de Er steeg licht op van beneden uit de zwarte spiegelgrond. Ik zag een tuin onbetreden en een kind dat daar stond. Het stond aan zijn schrijftafel te schrijven op een lei. Het woord onder de griffel herkende ik, was van mij. IK SCHREEF AL TOEN ik een jaar of tien was. Prachtige gelegenheidsver zen op mijn moeders verjaardag en op de geboorte van een neefje. Niemand geloofde dat ik ze zelf gemaakt had, zo „mooi" waren ze. Ik moet toen al zwaar onder de invloed van de littera tuur gestaan hebben. Annie Schmidt en Mies Bouhuys waren nog niet geboren, voor ons dus geen Veronica's en Sebas- tiaans. Het waren de jaren van de eer ste wereldoorlog en wij kregen nog op school het litteraire hooi van P J. Heye en Louwerse toegediend. Mijn versjes waren even zoetvloeiend van ritme, verwrongen van taal en vals van beeldspraak als de liedjes die We op school in de zangles leerden. Daardoor dachten ze thuis, dat ik die rijmpjes uit een of ander boek had overge schreven. v Veel meer „eigen van toon" dan dit bedroevend epigonisme waren de grie zelverhalen, die ik mijn broer en zusje vertelde. Ze werden verteld en niet ge schreven dat doet er niets toe, eerst leer je spreken en dan pas schrij ven en voor er geschreven litteratuur bestond waren er de magische bezwe ringszangen. Ook de verhalen die ik vertelde hadden een bezwerende func tie. Ik vertelde ze die winter in de kin derkamer, 's middags na schooltijd en voor het licht aangestoken werd, want ook welgestelde lieden waren in die tijd zuinig en in hun huizen schemerde men lang. Dan zaten we met ons drieën on der de tafel, waar we ons hol hadden en waar het door het overhangende ta felkleed nog donkerder was dan in de rest van de kamer. Ik was bang in het donker en om die angst te bezweren en misschien ook om niet in mijn eentje zo bang te hoeven zijn, vertelde ik de gruwelijkste geschiedenissen. WE WOONDEN TOEN in het westen van Rotterdam in de Rochussenstraat. Waar nu de Coolhaven is waren toen weilanden en daar doorheen liep een smal modderig pad van de Rochussen straat naar de dijk. Het heette het Gel- derlozepad. Op Delfshaven had je toen nog prachtige namen, waarbij je iets kon zjen als je de naam noemde, de Hoge Bomen, waar nu het Marconi- plein is) en de laatste halte voor Schie dam, het Rode Hek. Als je Gelderloze- pad zei, werd niets zichtbaar, de klank stemde alleen maar treurig, om het lóze misschien. Links en rechts achter de knotwilgen waren de sloten, waarin we naar kikkervisjes en stekelbaarsjes visten, halverwege lag de „klompen- school" van mijnheer Wieneke en aan het eind van het pad was een klein buiten waar juffrouw Desiree woonde, ook weer zo iets treurigs, altijd in het zwart en dan die kraaiennesten in de bomen rond haar huis. Aan de over zijde, vlak onder de dijk, was een oud verwilderd kerkhof waar niet meer be graven werd. Die zomer had ik daar 'ets afgrijselijks beleefd. Bij het weg kruipertje spelen had ik mij daar in een van de bosjes verborgen, terwijl twee mannen bezig waren de graven te rooien. De schedels en knoken die ze verzamelden waren niet schoongekrabd, wit gebleekt en blinkend gewreven als het geraamte in de spreekkamer van onze dokter, maar bruin, met resten van rottend vlees en dorre haren. RECHTSTREEKS HEB IK wat ik daar op dat kerkhof zag nooit verteld, ik transfigureerde mijn angst in de ver mommingen van een spookverhaal, naar het voorbeeld van de jongen, die uit ging om het griezelen te leren. Naar de inhoud zullen ze wel niet erg origineel geweest zijn ik herinner ze mij niet goed meer maar ze hadden toch een bepaalde kwaliteit: ze waren sugges tief. „Maar zie je het dan niet", zei ik, „in die hoek daar bi] het raam. Het is wit en beweegt". In werkelijkheid was ik bang omdat het bruin was en niet bewoog. Soms ontstonden lange pauzes, waarin mijn broer en zusje niets vroe gen en ik niet kon vertellen. Beb Vuyk werd in 1903 in Rotterdam ge boren Op 25-jarige leeftijd ging ze naar In donesië, dat ze met eerder had gezien maar dat toch steeds haar geestelijk klimaat ge weest was, getuige haar vroege novellen. Zij publiceerde „Duizend eilanden" (1937), „Het iaatste huis van de wereld" (1939, „Het hout van Bara" (1948). „Het laatste huis van de wereld" werd in 1942 bekroond met de Lucie B. en C. W. van der Hoogtprijs. In 1959 ver raste Beb Vuyk, na tien jaar geen letter kundig werk gepubliceerd te hebben, met de novellenbundel „Gerucht en geweld": een overtuigende „come-baek". In 1950 hebben Beb Vuyk en haar echtgenoot de Indonesi sche nationaliteit gekozen. Zij was mede werkster van de bladen Indonesia Raya en Pedoman, die later wegens hun oppositionele strekking en wegens artikelen die tegen Soe- karno's persoon en beleid waren gericht door een verschijningsverbod werden getroffen. Om die, en andere persoonlijke redenen, heb ben Beb Vuyk en haar echtgenoot Indonesië verlaten. Beb Vuyk woont thans in Loenen. „Ga kijken of het er nog is", zei ik een keer. Toen begon mijn zusje te gil len. Mijn broer had zijn eigen spook; een jongetje met een steek op en in een witte bloeze. Het had hem het eerst ontmoet, toen hij met een hoge koorts van bloedvergiftiging 's nachts wakker lag. Hij was er bang voor, maar toch niet zo erg. Soms riep hij 's avonds om moeder. „Hij staat bij het gor dijn", hoorde ik hem dan met een ge wone stem zeggen Moeder ging kij ken, maar er was niets. „Hij was daar net in de serre", zei hij op een avond toen we in het donker de trap op naar boven gingen. Ik vond het interessant, want ik zelf zag nooit spoken. IK WAS OOK NIET bang voor ze. Mijn angst kwam van het kerkhof, maar was ook op andere plaatsen aan wezig. Ik kende vele „slechte" plaat sen. De kelder van een pakhuis aan de Voorhaven, in een kist met oude boe ken, op de grote zolder van mijn groot moeder en in de diepe kast in haar achterkamer, waar nog kleren van mijn grootvader hingen. Vooral daar was de angst sterk, omdat ik mij ver beeldde, dat ik hem daar, dertig jaren of meer na zijn dood, terug zou vinden, niet als de man met de bakkebaarden, die ik kende van zijn portret, en ook niet als een witte spookgestalte, maar erger, veel erger, als losse brokken bot en vuil vlees. Ik weet niet meer wanneer ik heb opgehouden met het vertellen van die griezelverhalen, misschien toen het zo mer werd en we in het licht leefden vanaf dat we wakker werden totdat we insliepen. Later, maar eigenlijk niet zo heel veel later, ik was toen een jaar of zestien, heb ik de atmosfeer in een an der verhaal verwerkt. In die tijd publi ceerde ik enkele lieve novelles in Eigen Haard. Het was in de periode van het dierbare kind als litterair motief. Dei kleine Johannes en Sprotje waren toen al verschenen, Francesco Campana en Merijntje moesten nog geschreven wor den. Ik schreef een paar verhaaltjes over dat soort kinderen, maar die be doel ik hier niet. Het was het verhaal De Vriend, dat ik toen grotendeels schreef en waarmee ik, het werd alleen wat bijgewerkt, later in de Vrije Bla den mijn entree maakte in de officiële litteratuur. Een Nederlandse deskundige op het ge bied van zonenergiewinning, de heer H. Stam, heeft deze week op een congres in Rome verklaard dat de vervaardiging van keukengereedschap voor 't koken ,op" zonenergie nog vele problemen met zich brengt. De heer Stam, die zich op de ver vaardiging van „zonovens" toelegt, is een van de vijfhonderd deelnemers aan de con ferentie over nieuwe energiebronnen die door de UNO thans in de Italiaanse hoofd stad is belegd. leer van Mohammed zijn. De heer Hafiz: „Iedere moslim moet zich als een missio naris beschouwen". Om te wijzen op wat hem met het christendom bindt, noemt hij de gemeenschappelijke afkeer van het communisme. De imam is zeker niet ontevreden over de resultaten van zijn activiteiten in ons land, want „de aanhang breidt zich uit, zij het langzaamDie uitbreiding is ge bleken op 23 augustus, toen de geboorte dag van de profeet werd gevierd. Ook in de moskee aan de Oostduinlaan in Den Haag. Een moskee waarop imam Hafiz graag nog een paar minaretten zou heb ben, want dan kan men het islamitische gebedshuis gemakkelijker herkennen. Als de vrouwelijke leden van de beweging die de bouw van de moskee mogelijk hebben gemaakt vrijgevig blijven, zullen die mi naretten er ook wel komen. De vervaardiging van het keukengereed schap zelf, aldus de heer Stam, is het minst moeilijke. Een tamelijk grote verzil verde reflector of een ander voorwerp dat de zonnehitte bundelt zou voldoende ener gie kunnen opbrengen om spijzen te ko ken. Men moet echter rekening houden met de gewoonten en de status van de mogelijke afnemers, die natuurlijk in de zonnige streken van de wereld gezocht moeten worden. Het keukengereedschap zal dienst moeten doen in gebieden waar geen elektriciteitsvoorzieningen zijn en waar de bewoners een laag inkomen heb ben. De apparaten zouden dus goedkoop moeten zijn. Zij zouden verder de hitte lang (tot na zonsondergang) moeten kun nen vasthouden en veilig moeten zijn. De fabrikanten van dit keukengereedschap moeten ook op de hoogte zijn van de kook kunst Sommige spijzen vallen minder smakelijk uit indien zij met zonovens wor den gekookt. Ook zou men rekening moeten houden met de afkoeling van het keukengereed schap door de wind. Naar het oordeel van de heer Stam kan bijna alles door zonnehitte worden gekookt. „Ik heb er zelfs in het zonarme Holland op gekookt," zo zei hij. „Men zou daar echter menige maand honger moeten lij den," aldus de heer Stam.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1961 | | pagina 13