Een volk dat leeft koestert zijn verleden OM HET BEHOUD VAN NEDERLAND'S GEBOUWDE SCHOONHEID EN HISTORIE Expositie „LEVEND ERFDEEL" in Rotterdam HEKSEN IN STROOBOS ZATERDAG 2 SEPTEMBER 1961 Erbij PAGINA TW EE Oudbouw Geen wangedrocht ONDENKBAAR ZOU HET nu zijn, dat men het Muiderslot zou slopen of de Waterpoort te Sneek. Toch was men dat in het laatste kwart van de vorige eeuw van plan. Ook de Haagse Gevangenpoort, die met zijn ge liefde beulstuig in de zomermaanden 30.000 bezoekers trekt, zou destijds zelfs voor de bijl zijn gegaan, als toen niet een begin was gemaakt met de monumentenzorg. Tegenwoordig worden daar miljoenen aan besteed. Zo wordt veel, maar niet alles, dat van waarde is gered. Nog heden worden door rechtschapen vaderlanders met grote vanzelfsprekendheid dingen gedaan, die óók ondenkbaar zullen worden als ieder gaat begrijpen, wat voor ons op het spel staat. Dat inzicht te verbreiden is het doel van de ex positie „Levend Erfdeel", die in het najaar in het bouwcentrum te Rotter dam zal worden gehouden. De moeilijkheid van dit erfdeel is, dat het soms te levend is en soms niet levend genoeg. Een oud raadhuis, dat na restau ratie nog volkomen aan zijn oorspronkelijke bestemming voldoet, is voor het stadsbestuur een inspirerende omgeving. Maar verscheidene kerken en kloosters zijn overtollig geworden of veel te groot voor de geslonken ge meenten. Oude vestingwerken en molens zijn uit de tijd geraakt. Woningen voldoen niet meer aan hedendaagse eisen. Het verkeer vormt een voort durende bedreiging voor het oude stedenschoon. TEGENOVER DE BELANGEN en mogelijkheden van eigenaar en gebrui kers staat het belang, dat wij allen heb ben bij het behoud van wat ons aan oude bouwkunst en aan landschaps- schoon is gebleven. Het gezicht van het land verandert snel door drooglegging en ruilverkaveling, door nieuwbouw van wegen en woonwijken. Dat is noodzake lijk en lang niet altijd betekent het een ontsiering. Vooral bij de wegenbouw zijn mooie oplossingen te bewonderen. Wat daarbij echter meer en meer ver loren gaat is toch het streekeigene en aldtis de boeiende verscheidenheid, die ook thans nog een tocht door het kleine Nederland tot een belevenis maakt. KLEDERDRACHTEN, oude scheepsty- pen en boerenwagens, water- en papier molens treft men buiten de musea weinig meer aan en pogingen om dit erfdeel le vend te houden hebben geen kans van sla gen. Bij Purmerend verrijzen dezelfde huizenblokken als bij Rotterdam en streek plannen, die er op gericht zijn het karak ter van plattelandsgemeenten te sparen, stuiten af op gemeentelijke autonomie- aanspraken. Wie in de vakantie de toe- „WE ZIJN NIET BLIJ met al die verenigingen van amateurs zegt dr. P. Glazema Oudheidkunde is een ziekte en een mode. Onze eigen publi- katies stimuleren dat. We hebben heel veel last en weinig gemak van ama teurs. Er zijn aardige mensen onder, maar véél vervelende. Die vormen een grote bedreiging". Dr. Glazema be gon evenals vele oudheidkundigen die grote vondsten hebben gedaan als amateur. Thans is hij directeur van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek. Wij kwamen de res tauratie van de Mariënhof bewonderen, het klooster in Amersfoort waar deze dienst is ondergebracht. Het gebouw is nauwelijks groot genoeg om de staf van dr. Glazema werkruimte te bieden. Een bebaarde geleerde liet ons zien. hoe röntgenstralen een zilveren gesp zicht baar maken in een onaanzienlijk klop je roestkleurige aarde. Een jonge man was bezig, potjes te repareren die ruim duizend jaar geleden gebroken zijn. „Losse vondsten zijn niet zo belangrijk", zegt dr. Glazama. „Het gaat om een zorgvuldig bewerken van de vindplaats. Er wordt onherstelbare schade veroor zaakt ook door mensen, die dat heel goed beseffen. Onlangs bekende een psychiater me nog, dat hij het graven niet kon laten. Het was hem niet eens om wat scherven of een kruikje te doen, maar om het graven zelf. We verkeren hier doorlopend in alarmtoestand, want het is voor ons altijd een wedloop om er bij te zijn, voordat een vindplaats bedorven is. Maar het is een mooie taak. Men komt met heel veel nieuws in aanraking.Dat is dan oud nieuws. nemende monotonie ontvlucht, zoekt het veelal in gebieden, die zijn achtergeble ven wat landbouwmethoden en volkswo ningbouw betreft. Nederland kan zich geen achterblijven veroorloven, maar naarmate wijken als Morgenstond in Den Haag, Slotermeer in Amsterdam of Pen- drecht in Rotterdam groeien, worden het profiel van een middeleeuws stadje op het land of aan de rivier, een welbewaard plein dat ons verplaatst naar de 16de of 17de eeuw of zelfs een enkele fraaie re- naissancegevel in een drukke winkelstraat steeds waardevoller. HET GAAT NIET ALLEEN om de schoonheid van oude panden. Welbe schouwd is bij voorbeeld een kasteel als de Cannenburch te Vaassen, zoals het thans voortbestaat, allerminst een mooi gebouw. Maar het is een tastbaar stuk Gelderse historie en het herbergt de his torie van verscheidene Gelderse geslach ten, in de vorm van huisraad en portret ten. De Nederlander, die in Frankrijk de kastelen aan de Loire bezoekt, ervaart als hij ook eens in eigen lhnd op kastelentocht gaat, dat de grote huizen van Hooft, Belle van Zuylen of Maarten van Rossem hem neg op een andere manier aangaan. We ontmoeten daar een eigen verleden en met de terugblik in dat verleden verlengen wij als het ware de korte spanne van ons leven zoals wij met minder houvast ook in de toekomst trachten te kijken. We heb ben niet genoeg aan een papieren historie en willen voorkomen, dat het verleden spoorloos wordt. Daardoor ervaren wij elk verlies aan oud cultuurgoed als een aan slag, die ons persoonlijk treft. HET IS NIET verwonderlijk, dat de mo numentenzorg opkwam in de tijd en bij de mannen, die ook de stoot gegeven hebben tot de oprichting van het Rijksmuseum te Amsterdam. Een artikel in De Gids, ge schreven door jhr. mr. Victor de Stuers, heeft in 1874 geleid tot de instelling van een College van Rijksadviseurs voor mo numenten, van geschiedenis tot kunst. Te gen het eind van de eeuw is de (thans koninklijke) Oudheidkundige Bond opge richt; enkele jaren daarna is een begin gemaakt met het inventariseren van de „monumenten", welke ons land nog be zat. Vaste normen om te bepalen, wat als een monument te beschouwen is, zijn nooit gesteld. De medewerkers aan de monu mentenlijst in de provincies gingen elk naar eigen inzicht te werk. In de provin cie Utrecht 'zijn in het algemeen slechts objecten van groot belang geïnventari seerd, elders is wel een pand op de lijst geplaatst alleen terwille van een bijzon dere deurknop. In Groningen kwamen alle molens op de lijst. De enige richtlijn was, dat men zich bepaalde tot gebouwen van vóór 1850. Verscheidene op de voorlopige lijst voorkomende gebouwen zijn inmid dels gesloopt. Daar waren onbelangrijke bij, maar ook panden die stellig waard zouden zijn geweest behouden te worden zoals een vroeg-gothische gevel in Deven ter, die nog in 1939 is afgebroken, voordat de grote oorlogsvemietiging begon. Kasteel De Cannenburgh te Vaassen, achterzijde. VERSCHEIDENE PLAATSELIJKE, re gionale en landelijke organisaties beijve ren zich thans voor de instandhouding van de gebouwde historie, in samenwerking met de overheid, die voor dit werk over een Rijksdienst voor de Monumentenzorg beschikt. De nieuwe Monumentenwet, waarop het werk van de Rijksdienst is ge baseerd, is onlangs van kracht geworden. Het behoud van grote objecten is, zover mogelijk, nu wel gewaarborgd, maar wil het karakter van vele historische plekjes bewaard blijven, dan is de medewerking van alle betrokkenen onontbeerlijk. Ook nu nog is de monumentenzorg voor zeker de helft een taak van de burgerij. Georganiseerd wordt zij verricht door de Nederlandse Kastelenstichting, de vereni ging „De Hollandsche Molen", de stich ting Menno van Coehoorn(vestingwerken), de stichting Historisch Boerderij-onder- zoek en de vereniging Hendrick de Keyser, die oude panden ter restauratie aankoopt. De Bond Heemschut verbreidt de kennis inzake het oude cultuurgoed. De laatste organisatie bestaat,nu 50 jaar en wilde dat vieren met een tentoonstelling. Achter dit plan hebben zich nu alle bij de monu mentenzorg betrokken organisaties ge schaard in een stichting „Levend Erfdeel" onder voorzitterschap van mr. H. J. Kruis. Deze stichting heeft ons in de gelegenheid gesteld, kennis te nemen met enige prak tische voorbeelden van monumentenzorg. EEN TIMMERMAN bedisselt oude eiken planken. Schilfer voor schilfer vordert het werk met de kleine bijl aan de lange steel en acht jaren zal het duren, voordat de Grote of Sint Nicolaaskerk van Monniken dam gerestaureerd zal zijn. Het gebouw van 67 bij 29 meter is véél kerk voor de hervormden onder de 3.000 inwoners van het stadje. Zij zouden de 2 miljoen gulden, die het werk zal kosten, niet kunnen op brengen. Maar het verlies van dit gebouw zou Monnikendam ontluisteren en daarom betaalt heel Nederland mee. blijft, een staal van echt Nederlandse go- t.hiek, fors en zwaar op de aarde staande. Het kerkmeubilair is bijzonder fraai. Aan een muur zien we een gedenksteen voor de eerste martelares voor het protestan tisme in Nederland, Wendelmoet Claes- dochter, in Den Haag verbrand op 10 no vember 1527. Een schilderijtje toont haar marteldood als een gezellig tafereeltje. De speeltoren nabij de in het begin van deze eeuw gerestaureerde Waag lokt ons naar buiten. Het is een Mechels klokkenspel en elk uur doen houten ruitertjes de ronde. Het stadhuis is een deftige achttiende- eeuwse woning en aan de Kerkstraat staan gevels uit de gouden eeuw. Het is een stadskern, die waard is als geheel behouden te worden. OOK DAAR BIEDT de nieuwe Monu mentenwet in beginsel de mogelijkheid toe. Voorheen was de monumentenzorg te vergelijken met een landschapszorg, die wel een groep bomen, maar geen land schap beschermen kon. Menig dorpsplein is onherstelbaar geschaad door een voor uitstrevende winkelier, die zijn pui liet verbouwen tot een brede, grijnzende eta lagekast in grotestadstrant. Op het kerk plein van het Twentse Weerseloo prijkt een opzichtige benzinepomp. Voortaan echter kan een stads- of dorpsgezicht als geheel tot monument worden verklaard. Onaandoenlijk grazende koeien luisteren een monument op langs de Middenweg in de Beemster. Daar is de boerderij de „Eenhoorn" in volle laatzeventiende-eeuw- se luister bewaard: een stelphoeve met opkamer. De Beemster is van toenemend belang voor steeds meer Amsterdammers, die van nieuwe wijken in Purmerend uit forensen. Amsterdammers profiteren trou wens wel in het bijzonder van de 14 mil joen, die op de Rijksbegroting voor de Monumentenzorg zijn uitgetrokken. Daar is alleen al één miljoen bij voor de Nieuwe kerk op de Dam. Maar dat is dan ook een nationaal monument bij uitstek. Het klooster Mariënhof te Amers foort vóór de restauratie. Bijna een rijksdaalder per Nederlander wordt nu jaarlijks in zulke „oudbouw" gestoken en de kerken verslinden het leeuwendeel. Er zijn er dan ook, die al sinds mensenheugenis verwaarloosd wa ren. In Monnikendam groeiden flinke bo men boven op de steunberen en de funde ring was een halve meter verzakt. De nieuwe Monumentenwet kan geen eigenaar tot onderhoud dwingen, maar onwil komt niet zo dikwijls voor. Het is een goed punt, dat voortaan al gebouwen die pas 50 jaar oud zijn, onder de zorg van de rijksdienst kunnen komen. Onderhoud kost minder dan restauratie van een bouwval. VERSCHEIDENE oude kerken, speciaal in het noorden van het land, zullen onher roepelijk verdwijnen wegens overtollig heid. Als de kerkgemeente zo'n gebouw prijsgeeft is er meestal geen redden meer aan. In enkele gevallen kan ook een kerk een nieuwe bestemming vinden, die met de aard van het gebouw niet al te zeer in strijd is: als museum bijvoorbeeld. Zo niet, dan moet het aan de sloop worden prijsgegeven. Voortbestaan kan alleen een „levend erfdeel". Het is een markante driebeukige halle- kerk, die daar in Monnikendam behouden meer vol te bouwen met bakstenen opstal len, verdient zeker geen aanbeveling. VOOR ZOIETS ALS f 700,- per stuk heeft de vereniging Hendrick de Keyser ver scheidene zuiver Hollandse huizen gekocht in Blokzijl, de havenplaats die nu aan de noordoostpolder ligt. Men ziet achter de Sluispoort de weiden liggen en toch lijkt het zeegat nog nabij als men de haven kom overziet. De schim van de Zuiderzee wordt hier vastgehouden, zoals op Urk, dat zijn eilandkarakter ondanks alles behou den heeft. Een tocht langs de oude Zuider zeesteden blijft een van de mooiste reizen die men maken kan en dan rekenen wij de fraaiste buitenlandse reisprogramma's VERENIGINGEN als die van „Vrienden der Geldersehe Kasteelen" brengen teza men voor de monumentenzorg nog eens evenveel op als het rijk er voor uittrekt. De Gelderse stichting heeft al twaalf kas telen in de provincie gekocht. Dat loopt op zichzelf niet in de papieren. De koop som van de Cannenburch was 1,-. Maar onderhoud en restauratie maken zo'n bezit geldrovend. Voor de kastelen moet 90 per cent van het geld toch van de overheid komen. De gebouwen zijn in gebruik als museum, particuliere woning, een polder- districtskantoor van de Heidemaatschap pij- HET KARAKTER van het oude Amers foort wordt bepaald door op zichzelf niet zo belangrijke huizen uit de 15de en 16de eeuw. Menig huis lijkt dus de kosten van een restauratie niet waard, maar een al- Klooster Mariënhof na de restauratie. DE SCHIERINGERS en de vetkopers hebben bij gevechten lelijk huisgehouden in de Nederlands Hervormde Kerk van Workum, maar het is sedert de restaura tie van tien jaar geleden weer een impo sant gebouw, opmerkelijk helder van bin nen met geschuurde muren en met ko lommen, die naar de toen nog geldende opvattingen ongepleisterd zijn gelaten. Daar denkt men thans anders over. Bij een volgende gelegenheid zullen ook hier de bakstenen van verschillende kleuren wel onder een pleisterlaag komen. Voor de ongeveer 4.000 Workummers staan in het stadje vijf kerken: baptisten, doops gezinden, hervormden, katholieken en ge reformeerden hebben elk hun eigen ge bouw. Het curieuze dorpse schuurkerkje is in 1956 gerestaureerd. thans ten dele goed gerestaureerd geheel als de „muurhuizen" bewijst dat het de moeite waard is, voor elk oud pand te vechten. Er zijn er overigens, in gebruik als bedrijf of .ijzerpakhuis, die nog steeds verwaarloosd worden. Ingrijpen is alleen mogelijk als de toestand gevaar oplevert. Het klooster Mariënhof is voor de sloop gered en huisvest thans de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek: een waardige bestemming voor dit mooie gebouw. ZOLANG EEN NIEUWE, deskun dige inventarisatie niet voltooid is, kan niet bij benadering worden gezegd hoe- Woonhuizen aan de Heerenwal te Sloten in Friesland. EEN „WANGEDROCHT" heeft prof. H. J, Keuning het Friese stadje Sloten eens genoemd, maar dat sloeg niet op het uiterlijk. Een gemeente van nog geen 700 inwoners op ca. 225 ha. is inderdaad als stad niet veel, maar dit miniatuurtje on der de steden is bijzonder gaaf gebleven. Het valt niet mee om het mooi te houden, vertelt de burgemeester, wiens 18de eeuw- se stadhuis vol stedelijke oudheden is: pieken, beulszwaarden en stenen kogels, scheepsmodellen, enorme jagersbuksen, lo tingsbriefjes van vroegere miliciens en een fraaie weegschaal. Met zijn waterpoorten en zijn oude ge vels aan de Heerenwal trekt Sloten veel toeristen aan en de Slotener middenstand wil zorgen voor vertier en omzetverho- ging. Maar wie Sloten verder „toeristisch openlegt" zoals dat heet, slacht de kip met de gouden eieren. Men komt niet naar Sloten voor een moderne snackbar en de sloten bij de molen zijn juist mooi. door dat er geen jachthaven van gemaakt is. Het voorbeeld van Elburg, dat druk doen de is om het strandje van het Veluwe- (Vervolg van pag. 1)) de oude werkvrouw, die een beetje vreemd was en waarvan de bijgelovigen zeiden dat tij heksen kon. Maar Adema en zijn vrouw geloofden daar niet in. Toch moest de ou de vrouw de kat op zolder hebben gelaten. De volgende morgen kwam Jantje, de werkster, echter niet opdagen. Dat was iets bijzonders want het oudje was nooit ziek. Adema ging naar haar huis en vond het oude vrouwtje in de kamer, de rech terarm in een doek. Zij vertelde dat zij die de vorige avond erg bezeerd had en daar om niet kon komen werken. Adema wist nu genoeg, want de kat had met de rechterpoot in de val gezeten. Het was dus toch waar dat Jantje een heks was Ook vrouw Adema moest het nu wel gelo ven en alle gelovigen en ongelovigen in Stroobos wisten nu wel heel zeker, dat het waar was. De rattenklem had de heks ont maskerd! STROOBOS SCHEEN nu behekst té zijn. Bij boer Zijtsma vond enige dagen later een heel vreemd voorval plaats. De boer kwam 's middags thuis en schrok hevig toen hij het achterhuis binnentrad. Daar lagen al de kleren van zijn vrouw op de grond! Hij pakte de kleren op en eens klaps sprong er een grote zwarte kat uit te voorschijn, een beest dat wel meer op *le boerderij werd gezien. Hij gaf het d:er een harde trap en het dier stoof miauwend weg. BIJ ZOVEEL heksengeloof in Stroobos behoeft het niemand te verwonderen dat volgens de inwoners 't dorp ook zijn naam aan heksen te danken heeft. Er werd na melijk in de vorige eeuw verteld dat de heksen in deze streek op bossen stro de Lauwers afdreven naar zee. Nu was een bos stro een gerenommeerd vervoermid del voor heksen; we weten namelijk dat Dignate Robbertsdochter en haar vriendin in de zestiende eeuw in Veere verbrand werden omdat ze. op tossen stro liggende, de zee opgingen om schepen te laten' ver gaan! Dit duivelswerk zouden in oude tijden ook de heksen van Stroobos hebben ge daan en daaraan zou het dorpje zijn naam ontleend hebben! Wellicht is er zelfs bij verteld dat Jantje en vrouw Zijtsma ook op strobossen naar de Lauwerszee voe ren. Daar was men honderd jaar geleden nog kortzichtig genoeg voor! veel monumenten (in de zin van de wet) ons land bezit. Het is een bezit, dat plaatselijk dikwijls als een belasting wordt gevoeld, omdat het ongemak ver oorzaakt en belemmerend werkt. Het is begrijpelijk, dat die offers door de direct betrokkenen niet altijd gaarne worden gebracht. Anderzijds levert het een moeilijk te becijferen, maar onmisken baar zakelijk voordeel doordat het vreemdelingen aantrekt. En vooral voor ziet bet in die diepgevoelde behoeften aan contact met het verleden, aan schoonheid en afwisseling, waarover wij in ons eerste artikel schreven. Het levend erfdeel is in onze handen en wij moeten het bewaren voor het nageslacht. De speeltoren van Monnikendam. i

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1961 | | pagina 14