1
SIGNALEN
WIE IS SYLVIA?
ESSAYS VAN NORBERT LOESER
-
11
LATE RIT NAAR DE STAD
HUWELIJKEN UIT LIEFDE
BEDREIGEN FAMILIEBEZIT
aiifc
NIEUWE UITGAVEN
ZATERDAG 2 SEPTEMBER 1961
Erbij
11111»
-1
PAGINA D R I li
Kasteel Radboud in Medemblik.
HET KASTEEL AMMERSOYEN behoort tot de
belangrijkste van Gelderland. Het is na het Mui-
derslot in ons land het best bewaarde voorbeeld
van het Byzantijnse kasteelty.pe, dat de kruisvaar
ders in het midden-oosten hadden leren kennen.
In de veertiende eeuw kreeg hertog Willem van
Gelre het in handen na een belegering, die het
gebouw geen goed zal hebben gedaan. In 1513
namen troepen van de landvoogdes Margaretha
van Savoye het kasteel onderhanden. Het was
toen eigendom van de Van Arkels, dankzij een
weloverwogen huwelijk. Gehavend werd de fiere
opstal in het eind van de 16e eeuw door een
brand, die naar de legende wil een liefdesvuur
was. Slotheer George van Arkel gaf namelijk een
feest ter ere van zijn dochter, die de volgende
dag in een klooster zou gaan. Het meisje zelf
vond die verandering van staat geen feestelijk
vooruitzicht. Zij verdween tijdens het gelag met
een onbekend gebleven minnaar, die hun aftocht
dekte door het kasteel in brand te
steken. Het herbouwde kasteel kwam
later voor op de balans van enkele
huwelijkstransacties en werd ten
slotte, in de vorige eeuw, helemaal
klooster. Arthur Baron de Woëlmont
verkocht het namelijk in 1873 naar
men zegt in een dronken bui aan
de R.K. gemeente van Ammerzoden.
Enkele jaren later trokken de Claris
:'ÉS!
- 4* .0~.;4
v~ - S?
v. -.
Kasteelheer-van-nu kent
meer lasten dan lusten
con er in riie hot na de innoste oorloa De restauratie van een oud kasteel is aan het lot van andere grote huizen, die niet voor „zelfbewonmg zoals dat thans
sen er m, cue nei na ue juny y onderneming, waar moed voor nodig in de 18de eeuw „mooier" zijn gemaakt heet maar alleen om het uit de handen
prijsgaven wegens de grote schade, is. De toestand is altijd veel erger dan het en in de 19de „romantischer". Het heeft van slopers te houden. Hetzelfde deed in
riio hot nohnnu/ Hnnr nmnaatvmir had lijkt en heeft men er eenmaal een paar dus nog veel van zijn oorspronkelijke ka- 1928 mr. B. F. baron Van Verschuer te
die het geoouw door granaaxvuur naa ,n Hnn or nppn nnhnn_ raktpr hPwaard. In i94o krees de stichtim
opgelopen.
ton in gestoken, dan is er geen ophou- rakter bewaard. In 1940 kreeg de stichting Leur voor de Wijenburg, waarvan de ge-
den meer aan, omdat anders het reeds het cadeau van de eigenaresse. De in 1943 schiedenis waarschijnlijk teruggaat tot in
bestede geld tenslotte ook verloren gaat. begonnen restauratie was op ƒ120.000,- de twaalfde eeuw.
Een voorbeeld, hoezeer de kosten kunnen begroot. De kosten kwamen echter op - Baron Van Verschuer kocht het huis,
tegenvallen, biedt het kasteel Hemen, in f 565.000,-. Het merendeel komt voor re- omdat het van het begin af aan in de fa
ket land van Maas en Waal. kening van het rijk. De provincie legt er milie was geweest. Tijdens de oorlog werd
ca. 55.000,- bij en de stichting „Edwina het dermate beschadigd, dat hij de kosten
"HET KASTEEL HERNEN, waarvan dè van Heek" ca. 73.000,-. De naam Van van een eventueel herstel niet kon dragen,
zjjn tijd moderne trant. Het geheel werd geschiedenis tot omstreeks 1400 teruggaat, Heek komt veelvuldig voor onder de kas- Toen nam hij het besluit, in het belang
er doorgaans niet overzichtelijker op, zo- heeft het geluk gehad dat de eigenaars telenredders. van het kasteel afstand te doen van dit
als men thans goed aan de Cannenburch nooit een belangrijke rol in de geschiede- bezit ten gunste van de stichting. Boven-
kan vaststellen Zeer tot schade van de nis hebben gespeeld. Zo'n huis gaat lan- ALS REDDER van de Cannenburch trad dien nam hij op zich, in de restauratie
voorname erfgoederen, legt het nageslacht ger mee. omdat geen slijtage door geweld- E. baron Van Lynden al op in 1882 toen bij te dragen tot ten hoogste 15.000.
thans veelal tussen huwelijk en liefde een pleging optreedt. Bovendien is het tijdig vrijwel niemand zich nog over het vrij
verband, dat in fermer tijden lichtzinnig al in de 17de eeuw, gedegradeerd tot rent- veelvuldige slopen van kastelen opwond. GEBOUWEN ZIJN niet de enige familie-
geacht zou zijn. „Sedert meer huwelijken meesterswoning. Daardoor ontkwam het Van Lynden kocht het kasteel destijds stukken, die in het gedrang komen door
-il— U -1 TJot7filfnD
HUWELIJKSTRANSACTIES bepalen
fasen in de bouwgeschiedenis van ver
scheidene kastelen. Dikwijls belegde de
kasteelheer zijn nieuwverworven fondsen
ten dele in een stuk nieuwbouw, in de voor
uit liefde en minder uit berekening wor
den gesloten" verzucht de directeur van
de stichting „Vrienden der Geldersche
Kasteelen" in zijn jaarverslag „slinken
de grote vermogens, die het eens mogelijk
maakten, dat een kasteel of groot landhuis
eeuwenlang in het bezit bleef van dezelfde
familie".
HIJ NOEMT OOK andere factoren," die
het bezit van een kasteel, tot een last ma
ken inplaats van tot de lust, die het grotè
publiek er ten onrechte nog altijd achter
zoekt. De ouderdom der huizen en de ge
leidelijk toenemende bouwvalligheid, die
daarvan het gevolg is en die alleen nog
door een zeer, kostbare restauratie en
niet meer door normaal onderhoud is te
stuiten. De schaarste aan personeel voor
huis en tuinen. De hoge lonen zowel voor
vast persóneel als voor hen, die de onver
mijdelijke periodieke reparatiewerken moe
ten verrichten. De verminderde belang
stelling voor het landjonkerschap.
Als de belangrijkste factoren, die „het
proces der denaturering van onze kaste
len en buitenplaatsen verhaasten", noemt
de heer D. J. G. Buurman echter „de
Onevenredig zware belastingdruk en voor
al ook de onbillijke successierechten" en
daarmee spreekt hij stellig naar het hart
van vele leden van zijn stichting.
WAT DIE DENATURERING betreft:
toen Ammersoyen door de stichting werd
gekocht, was er een fabriek van wasmachi
nes in gevestigd. Het huis Swanepol in Ze
venaar is gesloopt door een sigarettenfa-
briek. Het kasteel Vorden is verkocht aan
èen n.v. die het laat vervallen. Stenen van heuvel af langs spoorovergang moeten we
het gehavende kasteel Batenburg hebben we0£tie door de dui_ wa(-hten Het rode waar
een nuttige bestemming gekregen van een A,
omwonenden die iets te bouwen hadden. nen- f h'llp
Wat van de ruïne resteert is nu eigendom en kamperfoelie. Een b 1
zeewind stuift met ons mee.
„Ik zeg nog zo niét tegen de muur ballen
de veranderde omstandigheden. Hetzelfde
geldt in deze tijd van kleine flatwoningen
de oude familieportretten, meer dan hon-
derddelige porseleinen serviezen, grote bi
bliotheken en antieke meubelen. Het on
zekerst is de toekomst voor portretten, die
voor de regionale geschiedenis van belang
kunnen zijn, ook als zij niet aantrekkelijk
zijn voor een museale kunstcollectie. In
hét Géldersê brengt de Brantsen van de
Zyp-stichting zulke portretten onderdak in
een omgeving, waar zij goed tot hun recht
komen en ook verzorgd worden. Verschei
dene hebben een plaats gekregen in de Can
nenburch, het kasteel dat goeddeels ge
meubileerd is met Gelderse bruiklenen.
„IN HOLLAND STAAT een huis" Hne
lang deze mare in ons land reeds de ronde
doet is ons niet bekend en het li.ikt een
moeilijke zaak de oorsprong ervan te ach-
teehalen, maar wellicht moet zij gezocht
worden in de contreien van Medemelacha.
Daar, in het uiterste linker hoekje van de
baai der vroegere Zuiderzee, tussen Enk
huizen en de Wieringermeerpolder, moet
in het jaar 709 of daaromtrent reeds een
stenen huis hebben gestaan, waaraan men
vermoedelijk ten onrechte voor altijd de
naam van de destijds geduchte Friese ko
ning Radboud heeft verbonden. De Mede-
melachanen heten (hans kortweg Medem-
blikkers. Maar het slot is toch door Flo-
ris V gebouwd.
EERST RIJDEN WE bloeien zo kort. Voor een
van de stichting.
Scherp rechtsaf, een pas
sage van loofbomen bin
nen. Donker en vol aard-
geuren is het hier. meer
dan twee kilometer.
Dan een heuvel op. met
aan weerskanten slordig
eikenhakhout. Daarna zoe
mend naar beneden, de
weiden in. De paarden
staan te dromen, tot de
knieën in avonddamp ge
huld. Gemaaid gras ruikt
lekker en de verste kerk
torentjes zijn altijd het
mooist.
Het licht wordt langzaam
grijzer.
Hoe zou het leven zijn in
een woonwagen aan de
kant van een landweg?
Vroeger werden ze getrok
ken door scharminkelige
Daarden. Nu staan er een
paar verfomfaaide over
jarige luxe-auto's bij.
Wat spelen de kinderen
nog laat op straat.
Drie monniken komen
ons tegemoet. Hun lange
pijen deinen om hun voe
ten. 't Lijkt of ze zweven.
Ze houden hun armen voor
de borst, de handen gaan
schuil in wijde mouwen.
Hun opgeheven gezichten
zijn vredig en ernstig. Zou-
wachten. Het rode waar
schuwingslicht knippert op
gewonden. In het baan
wachtershuisje zit een
zuurkijkend oud mannetje
Hij ziet streng toe of er
niemand te ver oprijdt
Een trein schiet rommelend
voorbij. De bomen gaan
schokkend omhoog en wij
hobbelen de rails over.
Een lang stuk asfaltweg
volgt, met bouwgrond links
en rechts. Ver weg een
complex van spookachtige
fabrieksschoorstenen. Heb
ik die vroeger ooit zo dui<
delijk gezien?
Weer inhouden voor een
dorp, waar oude en nieuwe,
schamele en rijke gebou
wen kris kras door elkaar
staan. Een groepje mensen
puilt uit een automatiek.
Oliewalm dringt de auto
binnen. We passeren een
statig gewezen landhuis,
waaraan moderne stukken
zijn geplakt. Het doet dienst
als kantoor en leeft alleen
nog overdag.
En nu omhoog, omlaag,
de tunnel tegemoet. De
ventilatietorens met hun
enorme neusgaten steken
hoog de lucht in. Duiken,
duiken, tussen tegels. Alle
eendjes zwemmen onder
water. Een droogzwembad
voor auto's- Als we weer
bovenkomen, draaien we
HET ZIJN IN HET bijzonder inwendige
restauratieplannen, die de burgemeester
slotvoogd drs. H. Letschert al heel lang
klein figuurtje in uniform door het hoofd hebben gespeeld. Aan de
én nette pet. Wat staat-ie uiterlijke aanblik der overblijfselen van
daar los in de lucht. de eens zo indrukwekkende burcht hoeft
Voorzichtig zakt de brede niet heel veel meer te worden gedaan,
brugklep. Zachtjes aan. Dat is in het verleden reeds vaak en
Deurtje toe. Rijen maar. sóms met smaak en gevoel voor histöri-
Beneden is het water. Het sche waarden naar hartelust gebeurd,
is al lang naar bed en ligt zodat het moeilijk is geworden de vroe-
heel stil te slapen met een gere woning en verblijfplaats te herken-
glimlach op zijn gezicht. nen van een graaf Floris, een stadhouder
Aan de kant zitten de Sonoy en van graaf Leycester. Neen, slot
loze vissertjes te vissen al Radboud zal voornamelijk binnen zijn
in 't riet. Hengeltjes hoog. muren een schoonheidskuur ondergaan
hoedjes voorover, tassen planken vloer van de ridderzaal krijg
naast zich in het gras. weer een afdekking van rode Plavuizen.
We zoeven luchtig verder En m de kelderruimte zal het plafond
langs stille boerderijen met weer in de oorspronkelijke staat worden
omgekeerde melkemmers teruggebracht, hetgeen wil zeggen, dat de
tegen de muren en zwart- hoogte wordt verminderd en zware moor-
witte koeien in de wei Er- hinten en kinderbalkjes als vroeger wor-
£ens schuift een landerig ^en geplaatst.
kroegje voorbij en zien we En als alle werkzaamheden zijn verricht
twee dienstplichtige melk- en men heeft het volste vertrouwen in
muilen op een muurtje zit- een voorspoedige afwikkeling, omdat het
ten. Groene baretten op het mjnisterie van Onderwijs, Kunsten en We-
strohaar. Hun lippen be- tenschappen reeds van grote welwillend-
wegen en alles wat ze zeg- heid heeft blijk gegeven, dan gaat bur
gen verdwijnt zo in de gemeester Letschert aan de realisatie
eeuwigheid. werken van zijn grote plannen. In de kel-
Daar komt de eerste der komt een restaurant, in de zalen zul-
tegenligger. Er zit een man |en ZCmertentoonstellingen en een perma-
met een zeilpet op aan het nerd cultuur-historisch museum worden
stuur. Hé, hij steekt zijn ingericht. „Denkt u vooral niet, dat wij
hand op tot groet. We zijn het Zuiderzeemuseum of iets anders gaan
op zee. Een groene zee met imiteren", vertelde hij ons dezer dagen
grijze vaargeulen. We zei- iHet moet allemaal iets aparts worden"
len op asfalt, zonder wind.
OP ONZE VRAAG. Of tkij optimistische
verwachtingen heeft ten aanzien van een
toeneming van het toerisme in Medemblik
geografisch ligt het stadje niet op de
verrijzen de reusachtige route Amsterdam-Leeuwarden gaf hij
zijn vreoig en erusu*. povenKomen, araaien we centrale" Ik" ea^e een zeer, Positi®t antwoord. Dagjesmen
den kloosterbroeders wel langzaam rechtsaf de pol- }™che centra e_ ik ga z sen komen hier steeds meer. Dat heb
eens 's avonds engelen der in over een lange, rech- ik ult.het ra®m van mljn. kamer kunnen
kunnen zijn?
HOE OUD WAS IK, zestien, zeven
tien? Ik leerde het zingen in een ver
laten klaslokaal. De late avondzon
scheen nog net tussen twee bomen door
over de banken. Ik stond op de grens
van het licht en keek over de schouder
van de jongen, achter de piano op de
muziek. We waren in het derde deel,
ergens in het midden, geloof ik. Zon
der discriminatie hadden we weken
geleden gewoon het eerste lied uit het
eerste Schubert-album opgeslagen en
het leren zingen, toen het tweede, het
derde, achter elkaar hadden we ze ge
zongen, uren van recreatietijd, kost
baar in een streng gereglementeerd
internaatsleven, en toen deel 1 uit was
gingen we door met deel 2, en we wis
ten werkelijk niet meer wat we ge
zongen hadden, het was alleen muziek
geweest. De schone Müllerin had mis
schien wel die Forelle gevangen, en wat
had der Wanderer gedaan? auf dem
Wasser gezongen? het was niet van
belang, Harry speelde, samen probeer
den we de noten te pakken, viermaal,
vijfmaal, dan kenden we het lied, von
den het even mooi als het vorige, of
nog mooier, en sloegen de bladzij om,
nieuwsgierig naar de volgende melodie.
Maar dit lied, ergens midden in het
derde deel vond ik mooier dan alle
vorige. Ik kon niet zeggen waarom. Ik
wist nauwelijks wat de woorden be
tekenden. Maar ik ihou dat de bladzij
niet omgeslagen zou worden. Hier
moest het maar ophouden.
Wer ist Sylvia, was ist sie?
WE ZONGEN HET met onze lelijke
stemmen, voor de lege banken. Hol
schalde de muziek langs de groene
muren, daar sprong hij weg door het
half open raam, tussen de struiken.
Toen ging de deur open. Over mijn
schouder 'heen, over die van Harry,
las de surveillant in het boek. Schut
terig stonden wij daar, zwijgend. Ge
stoord in de muziek, maar dat niet
alleen. Als betrapt, maar betrapt
waarop? Het bleef belachelijk stil. De
surveillant bewoog, zijn toogarm
schoot vooruit, hij pakte het boek en
las nu verder, met de tekst vlak bij
zijn gezicht. Hij schudde zijn hoofd.
„An Sylvia", zei hij, met een veel te
harde stem. Nog eens schudde hij zijn
hoofd. „Dat bqek neem ik maar mee,"
zei hij, „het is niets voor jullie." Waren
we te verbluft om iets te zeggen?
Wat bedoelde hij? Maar hij verdween,
met het album onder zijn arm. Harry
kreeg het pas terug toen hij, twee jaar
later het internaat verliet.
Maar sinds die avond begon ik mij
af te vragen, wie Sylvia was. Of nee,
wie, wat volwassenen dachten dat
zij was. Zij; voor het eerst was, wat
„het" geweest was, „zij".
DAARVOOR HAD IK, toen ik het
zong, nauwelijks gedacht, me nauwe
lijks iets afgevraagd. Het lied was,
eerst 'én vooral, muziek geweest. De
woorden hadden alleen verwondering
vertolkt, geen gerichte, maar alge
mene. „Wer ist Sylvia, was ist sie?" En:
ze werd geprezen. Maar waarom? „Wie
is Svlvia" had ik gezongen, en als ik
gedacht had, dan was het dit geweest:
wie is dat alles daarbuiten, wat is het?
Wat is het: de zomertuin buiten de
m'uren; wat is het: de laag overhan
gende boom naast het raam van de
studiezaal, de schreeuw van de pauw,
onheil, onheil in de vlekkeloze stilte;
wie is het, wat (als wij buitenliepen,
rondjes draaiend op de cowi, pratend
in Gods naam waarover?): de weilan
den rechts, de sloten ertussen, en, links,
de huizen; wie, wat de kleurige poppe
tjes in de verte, de kinderen rennend,
de man fietsend, de vrouw in de deur
wachtend op wie er thuis moest komen?
„Wie is Sylvia?" zong ik/, en ik had
gezongen: wie is de wereld, de werke-
lijkheid, wat is buiten, wachter wat
is er van de dag? Jeugd die ten einde
liep was aan de ontdekking van het
mysterie toe. Zekerheden maakten
plaats voor verwondering, dogma's
vóór een vraag.
Michel van der Plas (speudoniem van B
G. F. Brinkel) werd in 1927 in Den Haag
geboren. Hi] debuteerde in 1947 met de poë
ziebundel ,.I hear America singing", ver
taalde oorlogspoëzie. In hetzelfde jaar ver
scheen „Dance for you". Voorts de bundels
„Going my way" (.1949), „De Schelp" (19511,
„Twee emmertjes water halen", een bundel
parodieën (1952), „Ergenshuizen" (1953), „Een
hemel op aarde" (1955), „De dag van mor
gen" (1958), ..Achter de rattenvanger" (1959).
Een verzamelbundel van zijn poëzie tot 1955
is het vorig jaar bij Stols verschenen onder
de titel „Edelman-Bedelman". In voorberei
ding is de bundel „Prediker". Voor toneel
vertaalde hij „De moord in de kathedraal"
van T. S. Eliot, „Gelieve de dame niet te
verbranden" van Christopher Fry, „Romeo en
Julia" van Shakespeare, „De humorist" van
Osbome. Voorts vertaalde hij het hoorspel
in verzen „Christoffel Columbus" van Louis
MacNeiee. de romans „Eng is de poort" en
„Biljarten om half tien" van Heinrich Böll
en musicalteksten van Cole Porter en ande
ren Ook schreef hij talloze cabaretteksten,
onder andere voor Wim Sonneveld. Michel
van der Plas is redacteur van Elseviers
Weekblad. Hij woont in Aerdenhout.
Het maakte eerder rusteloos dan blij.
Verzen, daarvóór geschreven, en die
alles leken te i eten, werden waarde
loos. Met de vraag was de mogelijks
heid voor een echt gedicht pas ge
boren. Buiten de omheining lag een
werkelijkheid die een chaos leek. Poëzie
kon, kan alleen ontstaan met de chaos
als gegeven. „Wie is Gloria, wat is zij?"
In de oneindigheid van het niet weten
lag het eerste werkelijke thema; de
opgave; de uitdaging.
LATER, TOEN IK Shakespeare las,
de oorspronkelijke tekst van het lied
in „The two gentlemen of Verona",
werd, de uitdaging duidelijker. Thurio
en zijn zangers kunnen ook niet zeggen
wie Sylvia is. Maar laten we haar be
zingen, zingen zij, laten we haar daar
om bezingen. Zij gaat de perken te
buiten; zij overtreft elk sterfelijk ding
„upon the dull earth dwelling".
Maar toen was het al jaren later. De
poort was opengegaan en was achter
mij dichtgevallen. Ik hoorde nu, zonder
te wonen, in de wereld achter de slo
ten; had huisdeuren open zien staan,
was erin gelopen, eruit gegaan; was
zelf aan komen fietsen, begroet, aan
tafel genood; had nu ook in levende
lijve het wezen ontmoet dat de sur
veillant ons toen hoe lang geleden
ook weer? was ik zestien, zeventien?
meende te horen bezingen; was vol
wassen geworden in een volwassen
wereld. Maar opgelost was er niets.
Het was en bleef „this dull earth".
Iets is die aarde nog altijd te buiten,
te boven blijven gaan. Achter elke
ervaring doemt opnieuw chaos op; na
elk gedicht opnieuw stilte. Noem het
oneindigheid, noem het eeuwigheid,
noem het god. Dikwijls noem ik het
Sylvia. Nooit echter meer zo van harte,
onwetend, naïef als toen, in het klas
lokaal achter de piano, tegen de
schreeuw van de pauw in.
(Vervolg van pagina 1)
ZO NADEREN WE de
stad. Het is schemerig ge
worden. Links voor ons
Poort van slot Batenburg
DAAR KOMT EEN
dorpje van kleine huisjes
■net in 't midden een hob
belige keienweg. We zijn
er alweer doorheen. Het
was een saai kleurloos
dorp. Alleen de rozen in
het nieuwaangelegde park
je zijn mooi, maar die
der in over een lange, rech
te weg- Hij wordt geflan
keerd door twee rijen on
beweeglijke bomen. Achter
de bomen donkere omge
ploegde akkers en verende
graanvelden.
WE STIJGEN GELEIDE
LIJK naar een brug. Hij is
omhoog. De brugwachter
komt uit zijn huisje. Een
tellen Het zijn er acht jk het raam van mijn kamer kunnen
Geweldige offerkaarsen, constateren. Daarom moet er iets speci-
breed en bolvormig aan de aajs komen, en dat wordt ons kasteel",
voet. Ik tuur naar de rook En ZQ zaj jjan de burcht, die volgens de
die met steeds dikkere sto- jegenden door koning Radboud in 709
ten uit de smalle boven- werd betrokken, om dat rumoerige volk
einden dringt. Hij stijgt van west-Friesland te onderwerpen, maar
recht omhoog. Het offer is waarvan óók op grond van de grote
aanvaard. gelijkenis met het Muiderslot critischer
Er zal vanavond licht kronieken melden, dat zij werd gesticht,
zijn in de stad door pioris de Vijfde, een geheel nieuwe
Maria Storm bestemming krijgen.
Handelsblad volgde. Zijn filosofische ge
schooldheid, zijn litteraire belezenheid,
blijken uit deze essaybundel, waarin de
gekozen „objecten" representatief zijn
voor zijn levensgezindheid. Hij plaatst
Hamlet naast Don Quichote, Thomas Mann
naast Hermann Hesse, Friedrich Niezsche
naast Oscar Wilde, vergelijkt en onder
scheidt, ontleedt en verbindt, en zoekt
invallen en alles naar een kern, die over
blijft als men het tijdelijke, het vergan
kelijke, het „zeitgemasse" aftrekt. Niet
anders gaat hij te werk waar hij de oor
zaken op het spoor tracht te komen van
de populariteit der „crime fiction" en de
ontoereikendheid van de moderne kunst
signaleert als een symptoom van een door
„centrifugale krachten" uit zijn oorspron
kelijke volheid verdreven en op drift ge
raakt mensdom.
EN WAT IS de tragiek van zijn helden
des geestes? Dat zij met de hoogste
kracht van hun scheppend vermogen on
machtig zijn om de chaos te keren en in
hun afzondering niettemin het uiterste
blijven doen om de strijd te winnen tegen
zoals Oscar Wilde het formuleerde
„een tijd, die de waarde van niets en de
prijs van alles kent". Dit tragisch-held-
haftige „niettemin" is, wat hen onderling
verbindt en hen tesamen verbindt met
Loeser: het geestesmerk van de hidalgo,
of hij Don Quichote of Nietzsche, Thomas
Mann of Hermann Hesse, Ortega y Gas
set, Johan Brouwer of Hans von Bülow
heet. Aan deze laatste, aan de adellijke di
rigent van de Meiningense hofkapel, die
zijn vrouw aan de vereerde meester Wag
ner moest afstaan, wijdt Loeser een tien
tal treffende bladzijden onder een titel die
kenmerkend is voor deze gehele sublieme
bundel: „De tragedie van de aristocraat".
ESSAYS ALS DEZE stuk voor stuk
getuigenissen van en vóór het onmisbare
fundament van iedere cultuur, de voor
naamheid der humanitas zouden, ge
lezen door duizenden, een tegenwicht kun
nen vormen tegen de krachten die de
mens voor onafzienbare tijd in de diaspo
ra dreigen te drijven. Maar misschien is
er nog oor en aandacht voor een onver
saagd edelman als Norbert Loeser.
C. J. E. Dinaux
Prisma-operagids door J. W. Hofstra
(Prisma-serie). Na een historische inlei
ding en een hoofdstuk over stemsoorten,
volgt een alfabetisch (volgens componis
ten) overzicht van de belangrijkste ope
ra's. Elke componist wordt volgens een
vast stramien behandeld: biografische en
bibliografische gegevens; zijn belangrijk
ste opera's: rolverdeling, plaats en tijd
van handeling, discografie.
Bij vele opera's blijft de auteur langer
stilstaan en beschrijft hij de inhoud van
elk bedrijf uitvoerig. Zo de Philomela van
Hendrik Andriessen De Nachtwacht van
Henk Badings. de Carmen van Bizet, de
Pelléas et Mélisande van Debussy, de
Faust van Gounod, de Mathis der Maler
van Hindemith; verschillende opera's van
Mozart, Cosi fan tutte, Don Giovanni, Le
nozze di Figaro, Die Zauberflöte; de vele
bekende als Les contes d'Hofmann door
Jacques Offenbach, La bohème, Madame
Butterfly, La Tosca van Puccini, II bar-
biere di Siviglia van Rossini; en natuur
lijk de onsterfelijke opera's van Verdi als
Aida, Un ballo in maschera, Rigoletto, La
Traviata; van Richard Wagner worden uit
voerig behandeld: Der fliegende Hollan
der, Lohengrin, Die Meistersinger von
Niirnberg. Parsifal, Rienzi, Das Rhein-
gold. Die Walküre. Siegfried, Götterdam-
merung. Tannhauser. Tristan und Isolde.
In het register vindt men alle behandelde
opera's alfabetisch.