1 SIGNALEN WIE IS SYLVIA? ESSAYS VAN NORBERT LOESER - 11 LATE RIT NAAR DE STAD HUWELIJKEN UIT LIEFDE BEDREIGEN FAMILIEBEZIT aiifc NIEUWE UITGAVEN ZATERDAG 2 SEPTEMBER 1961 Erbij 11111» -1 PAGINA D R I li Kasteel Radboud in Medemblik. HET KASTEEL AMMERSOYEN behoort tot de belangrijkste van Gelderland. Het is na het Mui- derslot in ons land het best bewaarde voorbeeld van het Byzantijnse kasteelty.pe, dat de kruisvaar ders in het midden-oosten hadden leren kennen. In de veertiende eeuw kreeg hertog Willem van Gelre het in handen na een belegering, die het gebouw geen goed zal hebben gedaan. In 1513 namen troepen van de landvoogdes Margaretha van Savoye het kasteel onderhanden. Het was toen eigendom van de Van Arkels, dankzij een weloverwogen huwelijk. Gehavend werd de fiere opstal in het eind van de 16e eeuw door een brand, die naar de legende wil een liefdesvuur was. Slotheer George van Arkel gaf namelijk een feest ter ere van zijn dochter, die de volgende dag in een klooster zou gaan. Het meisje zelf vond die verandering van staat geen feestelijk vooruitzicht. Zij verdween tijdens het gelag met een onbekend gebleven minnaar, die hun aftocht dekte door het kasteel in brand te steken. Het herbouwde kasteel kwam later voor op de balans van enkele huwelijkstransacties en werd ten slotte, in de vorige eeuw, helemaal klooster. Arthur Baron de Woëlmont verkocht het namelijk in 1873 naar men zegt in een dronken bui aan de R.K. gemeente van Ammerzoden. Enkele jaren later trokken de Claris :'ÉS! - 4* .0~.;4 v~ - S? v. -. Kasteelheer-van-nu kent meer lasten dan lusten con er in riie hot na de innoste oorloa De restauratie van een oud kasteel is aan het lot van andere grote huizen, die niet voor „zelfbewonmg zoals dat thans sen er m, cue nei na ue juny y onderneming, waar moed voor nodig in de 18de eeuw „mooier" zijn gemaakt heet maar alleen om het uit de handen prijsgaven wegens de grote schade, is. De toestand is altijd veel erger dan het en in de 19de „romantischer". Het heeft van slopers te houden. Hetzelfde deed in riio hot nohnnu/ Hnnr nmnaatvmir had lijkt en heeft men er eenmaal een paar dus nog veel van zijn oorspronkelijke ka- 1928 mr. B. F. baron Van Verschuer te die het geoouw door granaaxvuur naa ,n Hnn or nppn nnhnn_ raktpr hPwaard. In i94o krees de stichtim opgelopen. ton in gestoken, dan is er geen ophou- rakter bewaard. In 1940 kreeg de stichting Leur voor de Wijenburg, waarvan de ge- den meer aan, omdat anders het reeds het cadeau van de eigenaresse. De in 1943 schiedenis waarschijnlijk teruggaat tot in bestede geld tenslotte ook verloren gaat. begonnen restauratie was op ƒ120.000,- de twaalfde eeuw. Een voorbeeld, hoezeer de kosten kunnen begroot. De kosten kwamen echter op - Baron Van Verschuer kocht het huis, tegenvallen, biedt het kasteel Hemen, in f 565.000,-. Het merendeel komt voor re- omdat het van het begin af aan in de fa ket land van Maas en Waal. kening van het rijk. De provincie legt er milie was geweest. Tijdens de oorlog werd ca. 55.000,- bij en de stichting „Edwina het dermate beschadigd, dat hij de kosten "HET KASTEEL HERNEN, waarvan dè van Heek" ca. 73.000,-. De naam Van van een eventueel herstel niet kon dragen, zjjn tijd moderne trant. Het geheel werd geschiedenis tot omstreeks 1400 teruggaat, Heek komt veelvuldig voor onder de kas- Toen nam hij het besluit, in het belang er doorgaans niet overzichtelijker op, zo- heeft het geluk gehad dat de eigenaars telenredders. van het kasteel afstand te doen van dit als men thans goed aan de Cannenburch nooit een belangrijke rol in de geschiede- bezit ten gunste van de stichting. Boven- kan vaststellen Zeer tot schade van de nis hebben gespeeld. Zo'n huis gaat lan- ALS REDDER van de Cannenburch trad dien nam hij op zich, in de restauratie voorname erfgoederen, legt het nageslacht ger mee. omdat geen slijtage door geweld- E. baron Van Lynden al op in 1882 toen bij te dragen tot ten hoogste 15.000. thans veelal tussen huwelijk en liefde een pleging optreedt. Bovendien is het tijdig vrijwel niemand zich nog over het vrij verband, dat in fermer tijden lichtzinnig al in de 17de eeuw, gedegradeerd tot rent- veelvuldige slopen van kastelen opwond. GEBOUWEN ZIJN niet de enige familie- geacht zou zijn. „Sedert meer huwelijken meesterswoning. Daardoor ontkwam het Van Lynden kocht het kasteel destijds stukken, die in het gedrang komen door -il— U -1 TJot7filfnD HUWELIJKSTRANSACTIES bepalen fasen in de bouwgeschiedenis van ver scheidene kastelen. Dikwijls belegde de kasteelheer zijn nieuwverworven fondsen ten dele in een stuk nieuwbouw, in de voor uit liefde en minder uit berekening wor den gesloten" verzucht de directeur van de stichting „Vrienden der Geldersche Kasteelen" in zijn jaarverslag „slinken de grote vermogens, die het eens mogelijk maakten, dat een kasteel of groot landhuis eeuwenlang in het bezit bleef van dezelfde familie". HIJ NOEMT OOK andere factoren," die het bezit van een kasteel, tot een last ma ken inplaats van tot de lust, die het grotè publiek er ten onrechte nog altijd achter zoekt. De ouderdom der huizen en de ge leidelijk toenemende bouwvalligheid, die daarvan het gevolg is en die alleen nog door een zeer, kostbare restauratie en niet meer door normaal onderhoud is te stuiten. De schaarste aan personeel voor huis en tuinen. De hoge lonen zowel voor vast persóneel als voor hen, die de onver mijdelijke periodieke reparatiewerken moe ten verrichten. De verminderde belang stelling voor het landjonkerschap. Als de belangrijkste factoren, die „het proces der denaturering van onze kaste len en buitenplaatsen verhaasten", noemt de heer D. J. G. Buurman echter „de Onevenredig zware belastingdruk en voor al ook de onbillijke successierechten" en daarmee spreekt hij stellig naar het hart van vele leden van zijn stichting. WAT DIE DENATURERING betreft: toen Ammersoyen door de stichting werd gekocht, was er een fabriek van wasmachi nes in gevestigd. Het huis Swanepol in Ze venaar is gesloopt door een sigarettenfa- briek. Het kasteel Vorden is verkocht aan èen n.v. die het laat vervallen. Stenen van heuvel af langs spoorovergang moeten we het gehavende kasteel Batenburg hebben we0£tie door de dui_ wa(-hten Het rode waar een nuttige bestemming gekregen van een A, omwonenden die iets te bouwen hadden. nen- f h'llp Wat van de ruïne resteert is nu eigendom en kamperfoelie. Een b 1 zeewind stuift met ons mee. „Ik zeg nog zo niét tegen de muur ballen de veranderde omstandigheden. Hetzelfde geldt in deze tijd van kleine flatwoningen de oude familieportretten, meer dan hon- derddelige porseleinen serviezen, grote bi bliotheken en antieke meubelen. Het on zekerst is de toekomst voor portretten, die voor de regionale geschiedenis van belang kunnen zijn, ook als zij niet aantrekkelijk zijn voor een museale kunstcollectie. In hét Géldersê brengt de Brantsen van de Zyp-stichting zulke portretten onderdak in een omgeving, waar zij goed tot hun recht komen en ook verzorgd worden. Verschei dene hebben een plaats gekregen in de Can nenburch, het kasteel dat goeddeels ge meubileerd is met Gelderse bruiklenen. „IN HOLLAND STAAT een huis" Hne lang deze mare in ons land reeds de ronde doet is ons niet bekend en het li.ikt een moeilijke zaak de oorsprong ervan te ach- teehalen, maar wellicht moet zij gezocht worden in de contreien van Medemelacha. Daar, in het uiterste linker hoekje van de baai der vroegere Zuiderzee, tussen Enk huizen en de Wieringermeerpolder, moet in het jaar 709 of daaromtrent reeds een stenen huis hebben gestaan, waaraan men vermoedelijk ten onrechte voor altijd de naam van de destijds geduchte Friese ko ning Radboud heeft verbonden. De Mede- melachanen heten (hans kortweg Medem- blikkers. Maar het slot is toch door Flo- ris V gebouwd. EERST RIJDEN WE bloeien zo kort. Voor een van de stichting. Scherp rechtsaf, een pas sage van loofbomen bin nen. Donker en vol aard- geuren is het hier. meer dan twee kilometer. Dan een heuvel op. met aan weerskanten slordig eikenhakhout. Daarna zoe mend naar beneden, de weiden in. De paarden staan te dromen, tot de knieën in avonddamp ge huld. Gemaaid gras ruikt lekker en de verste kerk torentjes zijn altijd het mooist. Het licht wordt langzaam grijzer. Hoe zou het leven zijn in een woonwagen aan de kant van een landweg? Vroeger werden ze getrok ken door scharminkelige Daarden. Nu staan er een paar verfomfaaide over jarige luxe-auto's bij. Wat spelen de kinderen nog laat op straat. Drie monniken komen ons tegemoet. Hun lange pijen deinen om hun voe ten. 't Lijkt of ze zweven. Ze houden hun armen voor de borst, de handen gaan schuil in wijde mouwen. Hun opgeheven gezichten zijn vredig en ernstig. Zou- wachten. Het rode waar schuwingslicht knippert op gewonden. In het baan wachtershuisje zit een zuurkijkend oud mannetje Hij ziet streng toe of er niemand te ver oprijdt Een trein schiet rommelend voorbij. De bomen gaan schokkend omhoog en wij hobbelen de rails over. Een lang stuk asfaltweg volgt, met bouwgrond links en rechts. Ver weg een complex van spookachtige fabrieksschoorstenen. Heb ik die vroeger ooit zo dui< delijk gezien? Weer inhouden voor een dorp, waar oude en nieuwe, schamele en rijke gebou wen kris kras door elkaar staan. Een groepje mensen puilt uit een automatiek. Oliewalm dringt de auto binnen. We passeren een statig gewezen landhuis, waaraan moderne stukken zijn geplakt. Het doet dienst als kantoor en leeft alleen nog overdag. En nu omhoog, omlaag, de tunnel tegemoet. De ventilatietorens met hun enorme neusgaten steken hoog de lucht in. Duiken, duiken, tussen tegels. Alle eendjes zwemmen onder water. Een droogzwembad voor auto's- Als we weer bovenkomen, draaien we HET ZIJN IN HET bijzonder inwendige restauratieplannen, die de burgemeester slotvoogd drs. H. Letschert al heel lang klein figuurtje in uniform door het hoofd hebben gespeeld. Aan de én nette pet. Wat staat-ie uiterlijke aanblik der overblijfselen van daar los in de lucht. de eens zo indrukwekkende burcht hoeft Voorzichtig zakt de brede niet heel veel meer te worden gedaan, brugklep. Zachtjes aan. Dat is in het verleden reeds vaak en Deurtje toe. Rijen maar. sóms met smaak en gevoel voor histöri- Beneden is het water. Het sche waarden naar hartelust gebeurd, is al lang naar bed en ligt zodat het moeilijk is geworden de vroe- heel stil te slapen met een gere woning en verblijfplaats te herken- glimlach op zijn gezicht. nen van een graaf Floris, een stadhouder Aan de kant zitten de Sonoy en van graaf Leycester. Neen, slot loze vissertjes te vissen al Radboud zal voornamelijk binnen zijn in 't riet. Hengeltjes hoog. muren een schoonheidskuur ondergaan hoedjes voorover, tassen planken vloer van de ridderzaal krijg naast zich in het gras. weer een afdekking van rode Plavuizen. We zoeven luchtig verder En m de kelderruimte zal het plafond langs stille boerderijen met weer in de oorspronkelijke staat worden omgekeerde melkemmers teruggebracht, hetgeen wil zeggen, dat de tegen de muren en zwart- hoogte wordt verminderd en zware moor- witte koeien in de wei Er- hinten en kinderbalkjes als vroeger wor- £ens schuift een landerig ^en geplaatst. kroegje voorbij en zien we En als alle werkzaamheden zijn verricht twee dienstplichtige melk- en men heeft het volste vertrouwen in muilen op een muurtje zit- een voorspoedige afwikkeling, omdat het ten. Groene baretten op het mjnisterie van Onderwijs, Kunsten en We- strohaar. Hun lippen be- tenschappen reeds van grote welwillend- wegen en alles wat ze zeg- heid heeft blijk gegeven, dan gaat bur gen verdwijnt zo in de gemeester Letschert aan de realisatie eeuwigheid. werken van zijn grote plannen. In de kel- Daar komt de eerste der komt een restaurant, in de zalen zul- tegenligger. Er zit een man |en ZCmertentoonstellingen en een perma- met een zeilpet op aan het nerd cultuur-historisch museum worden stuur. Hé, hij steekt zijn ingericht. „Denkt u vooral niet, dat wij hand op tot groet. We zijn het Zuiderzeemuseum of iets anders gaan op zee. Een groene zee met imiteren", vertelde hij ons dezer dagen grijze vaargeulen. We zei- iHet moet allemaal iets aparts worden" len op asfalt, zonder wind. OP ONZE VRAAG. Of tkij optimistische verwachtingen heeft ten aanzien van een toeneming van het toerisme in Medemblik geografisch ligt het stadje niet op de verrijzen de reusachtige route Amsterdam-Leeuwarden gaf hij zijn vreoig en erusu*. povenKomen, araaien we centrale" Ik" ea^e een zeer, Positi®t antwoord. Dagjesmen den kloosterbroeders wel langzaam rechtsaf de pol- }™che centra e_ ik ga z sen komen hier steeds meer. Dat heb eens 's avonds engelen der in over een lange, rech- ik ult.het ra®m van mljn. kamer kunnen kunnen zijn? HOE OUD WAS IK, zestien, zeven tien? Ik leerde het zingen in een ver laten klaslokaal. De late avondzon scheen nog net tussen twee bomen door over de banken. Ik stond op de grens van het licht en keek over de schouder van de jongen, achter de piano op de muziek. We waren in het derde deel, ergens in het midden, geloof ik. Zon der discriminatie hadden we weken geleden gewoon het eerste lied uit het eerste Schubert-album opgeslagen en het leren zingen, toen het tweede, het derde, achter elkaar hadden we ze ge zongen, uren van recreatietijd, kost baar in een streng gereglementeerd internaatsleven, en toen deel 1 uit was gingen we door met deel 2, en we wis ten werkelijk niet meer wat we ge zongen hadden, het was alleen muziek geweest. De schone Müllerin had mis schien wel die Forelle gevangen, en wat had der Wanderer gedaan? auf dem Wasser gezongen? het was niet van belang, Harry speelde, samen probeer den we de noten te pakken, viermaal, vijfmaal, dan kenden we het lied, von den het even mooi als het vorige, of nog mooier, en sloegen de bladzij om, nieuwsgierig naar de volgende melodie. Maar dit lied, ergens midden in het derde deel vond ik mooier dan alle vorige. Ik kon niet zeggen waarom. Ik wist nauwelijks wat de woorden be tekenden. Maar ik ihou dat de bladzij niet omgeslagen zou worden. Hier moest het maar ophouden. Wer ist Sylvia, was ist sie? WE ZONGEN HET met onze lelijke stemmen, voor de lege banken. Hol schalde de muziek langs de groene muren, daar sprong hij weg door het half open raam, tussen de struiken. Toen ging de deur open. Over mijn schouder 'heen, over die van Harry, las de surveillant in het boek. Schut terig stonden wij daar, zwijgend. Ge stoord in de muziek, maar dat niet alleen. Als betrapt, maar betrapt waarop? Het bleef belachelijk stil. De surveillant bewoog, zijn toogarm schoot vooruit, hij pakte het boek en las nu verder, met de tekst vlak bij zijn gezicht. Hij schudde zijn hoofd. „An Sylvia", zei hij, met een veel te harde stem. Nog eens schudde hij zijn hoofd. „Dat bqek neem ik maar mee," zei hij, „het is niets voor jullie." Waren we te verbluft om iets te zeggen? Wat bedoelde hij? Maar hij verdween, met het album onder zijn arm. Harry kreeg het pas terug toen hij, twee jaar later het internaat verliet. Maar sinds die avond begon ik mij af te vragen, wie Sylvia was. Of nee, wie, wat volwassenen dachten dat zij was. Zij; voor het eerst was, wat „het" geweest was, „zij". DAARVOOR HAD IK, toen ik het zong, nauwelijks gedacht, me nauwe lijks iets afgevraagd. Het lied was, eerst 'én vooral, muziek geweest. De woorden hadden alleen verwondering vertolkt, geen gerichte, maar alge mene. „Wer ist Sylvia, was ist sie?" En: ze werd geprezen. Maar waarom? „Wie is Svlvia" had ik gezongen, en als ik gedacht had, dan was het dit geweest: wie is dat alles daarbuiten, wat is het? Wat is het: de zomertuin buiten de m'uren; wat is het: de laag overhan gende boom naast het raam van de studiezaal, de schreeuw van de pauw, onheil, onheil in de vlekkeloze stilte; wie is het, wat (als wij buitenliepen, rondjes draaiend op de cowi, pratend in Gods naam waarover?): de weilan den rechts, de sloten ertussen, en, links, de huizen; wie, wat de kleurige poppe tjes in de verte, de kinderen rennend, de man fietsend, de vrouw in de deur wachtend op wie er thuis moest komen? „Wie is Sylvia?" zong ik/, en ik had gezongen: wie is de wereld, de werke- lijkheid, wat is buiten, wachter wat is er van de dag? Jeugd die ten einde liep was aan de ontdekking van het mysterie toe. Zekerheden maakten plaats voor verwondering, dogma's vóór een vraag. Michel van der Plas (speudoniem van B G. F. Brinkel) werd in 1927 in Den Haag geboren. Hi] debuteerde in 1947 met de poë ziebundel ,.I hear America singing", ver taalde oorlogspoëzie. In hetzelfde jaar ver scheen „Dance for you". Voorts de bundels „Going my way" (.1949), „De Schelp" (19511, „Twee emmertjes water halen", een bundel parodieën (1952), „Ergenshuizen" (1953), „Een hemel op aarde" (1955), „De dag van mor gen" (1958), ..Achter de rattenvanger" (1959). Een verzamelbundel van zijn poëzie tot 1955 is het vorig jaar bij Stols verschenen onder de titel „Edelman-Bedelman". In voorberei ding is de bundel „Prediker". Voor toneel vertaalde hij „De moord in de kathedraal" van T. S. Eliot, „Gelieve de dame niet te verbranden" van Christopher Fry, „Romeo en Julia" van Shakespeare, „De humorist" van Osbome. Voorts vertaalde hij het hoorspel in verzen „Christoffel Columbus" van Louis MacNeiee. de romans „Eng is de poort" en „Biljarten om half tien" van Heinrich Böll en musicalteksten van Cole Porter en ande ren Ook schreef hij talloze cabaretteksten, onder andere voor Wim Sonneveld. Michel van der Plas is redacteur van Elseviers Weekblad. Hij woont in Aerdenhout. Het maakte eerder rusteloos dan blij. Verzen, daarvóór geschreven, en die alles leken te i eten, werden waarde loos. Met de vraag was de mogelijks heid voor een echt gedicht pas ge boren. Buiten de omheining lag een werkelijkheid die een chaos leek. Poëzie kon, kan alleen ontstaan met de chaos als gegeven. „Wie is Gloria, wat is zij?" In de oneindigheid van het niet weten lag het eerste werkelijke thema; de opgave; de uitdaging. LATER, TOEN IK Shakespeare las, de oorspronkelijke tekst van het lied in „The two gentlemen of Verona", werd, de uitdaging duidelijker. Thurio en zijn zangers kunnen ook niet zeggen wie Sylvia is. Maar laten we haar be zingen, zingen zij, laten we haar daar om bezingen. Zij gaat de perken te buiten; zij overtreft elk sterfelijk ding „upon the dull earth dwelling". Maar toen was het al jaren later. De poort was opengegaan en was achter mij dichtgevallen. Ik hoorde nu, zonder te wonen, in de wereld achter de slo ten; had huisdeuren open zien staan, was erin gelopen, eruit gegaan; was zelf aan komen fietsen, begroet, aan tafel genood; had nu ook in levende lijve het wezen ontmoet dat de sur veillant ons toen hoe lang geleden ook weer? was ik zestien, zeventien? meende te horen bezingen; was vol wassen geworden in een volwassen wereld. Maar opgelost was er niets. Het was en bleef „this dull earth". Iets is die aarde nog altijd te buiten, te boven blijven gaan. Achter elke ervaring doemt opnieuw chaos op; na elk gedicht opnieuw stilte. Noem het oneindigheid, noem het eeuwigheid, noem het god. Dikwijls noem ik het Sylvia. Nooit echter meer zo van harte, onwetend, naïef als toen, in het klas lokaal achter de piano, tegen de schreeuw van de pauw in. (Vervolg van pagina 1) ZO NADEREN WE de stad. Het is schemerig ge worden. Links voor ons Poort van slot Batenburg DAAR KOMT EEN dorpje van kleine huisjes ■net in 't midden een hob belige keienweg. We zijn er alweer doorheen. Het was een saai kleurloos dorp. Alleen de rozen in het nieuwaangelegde park je zijn mooi, maar die der in over een lange, rech te weg- Hij wordt geflan keerd door twee rijen on beweeglijke bomen. Achter de bomen donkere omge ploegde akkers en verende graanvelden. WE STIJGEN GELEIDE LIJK naar een brug. Hij is omhoog. De brugwachter komt uit zijn huisje. Een tellen Het zijn er acht jk het raam van mijn kamer kunnen Geweldige offerkaarsen, constateren. Daarom moet er iets speci- breed en bolvormig aan de aajs komen, en dat wordt ons kasteel", voet. Ik tuur naar de rook En ZQ zaj jjan de burcht, die volgens de die met steeds dikkere sto- jegenden door koning Radboud in 709 ten uit de smalle boven- werd betrokken, om dat rumoerige volk einden dringt. Hij stijgt van west-Friesland te onderwerpen, maar recht omhoog. Het offer is waarvan óók op grond van de grote aanvaard. gelijkenis met het Muiderslot critischer Er zal vanavond licht kronieken melden, dat zij werd gesticht, zijn in de stad door pioris de Vijfde, een geheel nieuwe Maria Storm bestemming krijgen. Handelsblad volgde. Zijn filosofische ge schooldheid, zijn litteraire belezenheid, blijken uit deze essaybundel, waarin de gekozen „objecten" representatief zijn voor zijn levensgezindheid. Hij plaatst Hamlet naast Don Quichote, Thomas Mann naast Hermann Hesse, Friedrich Niezsche naast Oscar Wilde, vergelijkt en onder scheidt, ontleedt en verbindt, en zoekt invallen en alles naar een kern, die over blijft als men het tijdelijke, het vergan kelijke, het „zeitgemasse" aftrekt. Niet anders gaat hij te werk waar hij de oor zaken op het spoor tracht te komen van de populariteit der „crime fiction" en de ontoereikendheid van de moderne kunst signaleert als een symptoom van een door „centrifugale krachten" uit zijn oorspron kelijke volheid verdreven en op drift ge raakt mensdom. EN WAT IS de tragiek van zijn helden des geestes? Dat zij met de hoogste kracht van hun scheppend vermogen on machtig zijn om de chaos te keren en in hun afzondering niettemin het uiterste blijven doen om de strijd te winnen tegen zoals Oscar Wilde het formuleerde „een tijd, die de waarde van niets en de prijs van alles kent". Dit tragisch-held- haftige „niettemin" is, wat hen onderling verbindt en hen tesamen verbindt met Loeser: het geestesmerk van de hidalgo, of hij Don Quichote of Nietzsche, Thomas Mann of Hermann Hesse, Ortega y Gas set, Johan Brouwer of Hans von Bülow heet. Aan deze laatste, aan de adellijke di rigent van de Meiningense hofkapel, die zijn vrouw aan de vereerde meester Wag ner moest afstaan, wijdt Loeser een tien tal treffende bladzijden onder een titel die kenmerkend is voor deze gehele sublieme bundel: „De tragedie van de aristocraat". ESSAYS ALS DEZE stuk voor stuk getuigenissen van en vóór het onmisbare fundament van iedere cultuur, de voor naamheid der humanitas zouden, ge lezen door duizenden, een tegenwicht kun nen vormen tegen de krachten die de mens voor onafzienbare tijd in de diaspo ra dreigen te drijven. Maar misschien is er nog oor en aandacht voor een onver saagd edelman als Norbert Loeser. C. J. E. Dinaux Prisma-operagids door J. W. Hofstra (Prisma-serie). Na een historische inlei ding en een hoofdstuk over stemsoorten, volgt een alfabetisch (volgens componis ten) overzicht van de belangrijkste ope ra's. Elke componist wordt volgens een vast stramien behandeld: biografische en bibliografische gegevens; zijn belangrijk ste opera's: rolverdeling, plaats en tijd van handeling, discografie. Bij vele opera's blijft de auteur langer stilstaan en beschrijft hij de inhoud van elk bedrijf uitvoerig. Zo de Philomela van Hendrik Andriessen De Nachtwacht van Henk Badings. de Carmen van Bizet, de Pelléas et Mélisande van Debussy, de Faust van Gounod, de Mathis der Maler van Hindemith; verschillende opera's van Mozart, Cosi fan tutte, Don Giovanni, Le nozze di Figaro, Die Zauberflöte; de vele bekende als Les contes d'Hofmann door Jacques Offenbach, La bohème, Madame Butterfly, La Tosca van Puccini, II bar- biere di Siviglia van Rossini; en natuur lijk de onsterfelijke opera's van Verdi als Aida, Un ballo in maschera, Rigoletto, La Traviata; van Richard Wagner worden uit voerig behandeld: Der fliegende Hollan der, Lohengrin, Die Meistersinger von Niirnberg. Parsifal, Rienzi, Das Rhein- gold. Die Walküre. Siegfried, Götterdam- merung. Tannhauser. Tristan und Isolde. In het register vindt men alle behandelde opera's alfabetisch.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1961 | | pagina 15