ISRAEL'S BLOEIEND KUNSTLEVEN
Ontstellende waarheid in een wereld van overvloed
Ds. A. Vis nam afscheid
van zijn gemeente
VAN IEDERE DRIE KINDEREN ZIJN
ER TWEE ZWAAR ONDERVOED
INDRUKKEN VAN EEN
REIS DOOR ISRAEL
VI (slot)
1
DINSDAG 5 SEPTEMBER 1961
5
Gietelingleden bestuderen
Deltawerken
Simon Koster
kinderen in de ontwikkelings
gebieden. Desondanks is het
probleem van de ondervoeding
nog ontstellend groot.
In veel landen van Europa
zal dit jaar dan ook worden
begonnen met een speciale ac
tie voor de ondervoede jeugd.
Er zijn nationale Melkfondsen
voede kinderen overal ter
wereld.
De Nederlandse veehouders
zijn begonnen. Velen van hen
hebben gedurende een bepaal
de periode in juni een halve
cent per kilo geleverde melk
aan het Melkfonds afgestaan.
Reeds hebben de veehouders
opgericht, waaruit UNICEF
kan putten voor zijn voedings
programma's.
Nederland wil natuurlijk
niet achterblijven en lanceert
op 22 september a.s. een cou
ponactie ten behoeve van het
Nederlandse UNICEF-Meik-
fonds. Met het geld van dit
Melkfonds zal UNICEF in Ne
derland magere en volle melk
poeder kopen voor de onder
op deze wijze een bedrag van
125.000 bijeengebracht En
nog dagelijks komt er van hen
geld via de zuivelfabrieken die
eveneens medewerken binnen.
Maar er is méér nodig!
Daarom wordt de actie uitge
breid tot het hele Nederlan e
volk. Van 22 september af kan
iedereen bij de melkslijters en
levensmiddelenbedrijven, die
aan de melkactie meedoen.
woorden „En Mozes sloeg de rotsmet
als climax het telkens weer herhaalde
woord „Water!!!", dat dan door elk pu
bliek juichend wordt meegegalmd. Ook
het Hooglied heeft al teksten voor moder
ne liefdesliederen opgeleverd. En in de
manier, waarop zulke teksten worden ver
werkt, op muziek gezet en gezongen, is
niets aanstotelijks: omdat het nu eenmaal
gebeurt in het Heilige Land, waar de be
volking als 't ware „van huis uit" op ver
trouwelijke voet staat met de bijbel en
waar de volkszang evenals de volks
dans weer een waardevol en levend
deel van de kuituur is gaan uitmaken.
DE BEELDENDE KUNSTENdaarentegen
zijn in het nieuwe Israel tot dusver niet
in opvallende mate tot ontwikkeling geko
men, hoewel het er niet ontbreekt aan
schilders en beeldhouwers, veelal sterk op
de hedendaagse Europese kunstuitingen ge
oriënteerd. (De architectuur der Israëli
sche jongeren doet gewoonlijk ietwat Ame
rikaans aan). Er zijn in het land twee be
kende kunstenaarskolonies: de ene in Sa-
fad, een schilderachtig gelegen bergdorp in
het noorden van Galilea; de andere, Ein-
Hod geheten, bij de kust aan de voet van
het Carmel-gebergte. Ein-Hod zou men
haast een „kunstenaarskibboetz" kunnen
jaren in Israel zijn opgegraven, geeft een
magnifiek overzicht van de wijze waarop
de vervaardiging, de bewerking en het ge
bruik van glas zich hebben ontwikkeld van
de alleroudste tijden tot in de Middeleeu
wen. Ik geloof niet dat er ergens anders
ter wereld nog een historische glasverza
meling van soortgelijke schoonheid en vol
ledigheid bestaat.
Weer een heel ander soort van museum
zag ik in Haifa: het Paviljoen voor Ja
panse kunst. Ook de inhoud van dit kleine
museum bestaat uit de nalatenschap van
een verzamelaar, die zijn medeburgers
tot zijn erfgenamen maakte. Onder de ve
le curieuze prenten, die in het Paviljoen
te zien zijn, treft men er ook enige aan
waarop het bezoek van de eerste Neder
landers aan Japan is afgebeeld, en nog
wel in voor onze landgenoten niet al te
De Doopsgezinde kerk aan de Meer
straat te Beverwijk was zondagmorgen zo
goed als geheel gevuld bij de afscheids-
dienst van dr. A. Vis, die na 42 jaar doops
gezind predikant te zijn geweest nu met
emeritaat gaat. Na het zingen van Gezang
1 „Grote God wij loven U" las dr. Vis
een deel van de bergrede voor. Zijn tekst
woord ontleende hij aan Marcus 4, vers
26 „En hij zeide: Alzoo is het Koninkrijk
Gods, alsof een mens het zaad in de aar
de wierp. Dr. Vis wees op de dankdien
sten die in verschillende kerken voor de
oogst gehouden worden. „Wij mensen zeg
gen gemakkelijk „Van U zijn alle dingen,
van U o Heer aileen", maar weten wij
wel dat toen de mens voor de eerste maal
door de ruimte werd geschoten er op aar
de duizenden stierven wegens gebrek aan
voedsel? Wij moeten ons aan God overge
ven en hem bidden om de zegen over
hetgeen wij zaaien." Hij bad, dat 't zaad,
door hem in 42 jaar gezaaid, niet tever
geefs zou zijn gestrooid.
Met het bidden van het Onze Vader en
het zingen van Gez. 289 „Ik voer de win
den Gods vandaag, vandaag hijs ik het
zeil", werd deze afscheidsdienst besloten.
Op verzoek van dr. Vis werden er geen
toespraken gehouden, maar werd een ieder
in de gelegenheid gesteld om met een
handdruk afscheid te nemen.
In de bovenzaal van het Centrum te Be
verwijk hebben maandagavond veel leden
van de Gieteling met hun dames met gro
te belangstelling geluisterd naar de heer
J.S. Lingsma, die een boeiende causerie
hield over de Delta-werkzaamheden.
De heer Lingsma gaf allereerst een his
torisch overzicht over de Nederlandse
kustlijn van rond 1930. Toen had Neder
land een „buiten"-kust van 100 km., maar
na de inpoldering van de voormalige Zui
derzee hielden we nog 1500 km. kustlijn
over. Van iedere 10 Nederlanders wonen
er 6 onder de waterspiegel, zodat het
noodzaak was onze kustlijn op de plaat
sen waar hij uiterst kwestbaar was te ver
sterken.
De verzilting van ons land biedt ook
grote zorgen, het zoute zeewater dringt
steeds meer ons land binnen. Zou dit niet
zo erg zijn dan zou een tuinbouw-gebied
als het Westland 40 percent meer kunnen
produceren.
De Delta-plannen zijn niet bepaald van
de laatste jaren want al een reeks van
jaren werden hiervoor plannen gemaakt,
welke evenwel na 1953 versneld werden.
Hoe ver men nu al met de werkzaam
heden gevorderd is liet de heer Lingsma
aan de hand van dia's zien. Het werkei-
land dat gebouwd is te midden van het
Haringvliet, maakte wel de grootste in
druk op de aanwezigen.
Het was een leerzame avond voor de
aanwezigen die zaterdag een bezoek gaan
brengen aan al datgene waarover de heer
Lingsma verteld heeft.
AANSTAANDE BIJEENKOMSTEN
De afdeling Beverwijk van de vereni
ging voor crematie A.V.V.V. houdt op
dinsdag 5 september een ledenvergadering
in het Witte-Kruisgebouw aan de Baan-
straat. De agenda vermeldt onder meer
verkiezing van afgevaardigden naar de
algemene vergadering die op 14 en 15 ok
tober plaats vindt.
MARKTBERICHT BEVERWIJK
De prijzen op de markt Beverwijk waren
4 september: aardbeien 78—109, andijvie
7—14, bloemkool 1845, sla 9—24, spinazie
8—28, postelein 11—22, bospeen 22—53,
waspeen 19—48, tomaten 34—102, kom
kommer 12—34, snijbonen 20—78, sperzie
bonen 4489, pronkbonen 2034, bramen
250—350.
bonnetjes kopen voor één gul
den per stuk. Deze bonnetjes
geven de kopers géén kans op
een auto of een ijskast, er is
maar één hoofdprijs: de glim
lach van een gezond en goed
gevoed kind.
Het Nederlands Comité
UNICEF garandeert dat elke
gulden die voor een UNICEF-
Melkcoupon wordt betaald, in
zijn geheel in het UNICEF-
Melkfonds wordt gestort. Geen
halve cent wordt achtergehou
den voor onkosten. Voor de
bestrijding van de onvermijde
lijke kosten van zo'n actie, is
al een oplossing gevonden.
Trieste cijfers
Dat hulp van hen die geen
gebrek kennen dringend nodig
is, blijkt wel uit deze trieste
cijfers: van de tussen 1946 en
1961 geboren 1200 miljoen ba-
bies zijn er 200 miljoen in het
eerste levensjaar gestorven.
De oorzaak: vaak te weinig,
maar meestal verkeerde
voeding, gebrek aan eiwit in
het voedsel.
Terwijl in de landen van
West-Europa en in de Ver
enigde Staten de artsen dik
wijls patiënten op hun spreek
uur krijgen, die de onaange
name gevolgen van overvloe
dige voeding ondervinden,
strijden in andere delen van
de wereld de doktoren en hun
assistenten een felle strijd
tegen de ondervoeding.
Zeshonderd miljoen kin
deren dat is tweederde deel
van het aantal kinderen, dat
onze wereld telt zijn ernstig
ondervoed, omdat zij niet het
voedsel krijgen dat ze voor
een normale, gezonde groei
nodig hebben.
Om deze noodlijdende kin
deren over de gehele wereld
te helpen hebben de Verenig
de Naties in 1946 het Kinder
fonds UNICEF opgericht.
UNICEF bestaat thans bijna
vijftien jaar. In die periode
heeft het veel hulp kunnen
bieden. Eerst aan kinderen in
landen die door de tweede
wereldoorlog hadden geleden,
later ook aan nog veel meer
Toneel, muziek, zang en dans genieten
in Israel een grote populariteit. Tel Aviv,
het artistieke centrum van het land, be
zit een concertgebouw, een operage
bouw, drie schouwburgen met vaste
gezelschappen, verscheidene zalen voor
andere uitvoeringen op cultureel ge
bied, en bovendien het klimaat en de
ruimte om gedurende drie-kwart van
het jaar op tal van plaatsen openlucht
voorstellingen mogelijk te maken. Er is
in de regel voor al die uitvoeringen en
voorstellingen veel belangstelling, want
niet alleen heeft Tel Aviv zelf een zeer
talrijk publiek van kunstminnenden, vele
komen ook uit de andere plaatsen van
Israel, die op artistiek gebied minder te
bieden hebben (ook al wordt er, evenals
bij ons, heel wat aan „cultuurspreiding"
gedaan).
Het concertgebouw van Tel Aviv, dat of
ficieel „Fredric R. Mann Auditorium"
heeft, is met zijn drieduizend zitplaatsen
niet slechts een van de grootste maar ook
bepaald wel een van de mooiste en doel-
treffendst-ingerichte muziekzalen ter we
reld. Het biedt permanent onderdak aan
het Israëlisch Philharmonisch Orkest, dat
vijfentwintig jaar geleden door Bronislaw
Huberman werd opgericht en sindsdien
een internationale reputatie heeft gekre
gen. Voor de geregelde concerten van dit
orkest in Tel Aviv worden jaarlijks niet
minder dan 25.000 abonnementen verkocht,
hetgeen vooral in verhouding tot het aan
tal inwoners een wereldrecord schijnt te
zijn.
HET NATIONALE toneelgezelschap van
Israel is Habimah een ensemble met
een wel heel ongewone geschiedenis. Het
werd in Moskou opgericht in de tweede
helft van 1918, dus minder dan een jaar
na de Oktoberrevolutie, toen het Russi
sche communisme zich nog een zekere
mate van tolerantie op kultureel gebied
veroorloofde. Een groepje van dertien jon
ge mannen en vrouwen, geleid door de ac
teur Nahoem Zemach, stelde zich ten doel,
door middel van het toneel de Hebreeuw
se taal te doen herleven, kreeg daarvoor
de morele steun van de grote toneelher
vormer Stanislavski en de onschatbare ar
tistieke medewerking van diens begaafde
Armeense leerling Eugene Wachtangov.
De onbekendheid van het Moskouse pu
bliek met de Hebreeuwse taal maakte dat
er van de honderd plaatsen in het zaaltje,
dat de troep bespeelde, soms niet meer
dan tien bezet waren, zodat de spelers dik
wijls armoede en zelfs honger leden. Maar
in artistieke kringen steeg hun roem (Ma
xim Gorki was een van hun grote bewon
deraars) en dankzij deze geestelijke vol
doening en de enthousiasmerende leiding
van Wachtangov hielden zij het zo acht
jaar vol. Toen stierf Wachtangov; de po
litieke omstandigheden werden steeds
moeilijker; en in 1928 ging Habimah op
tournee door Europa en Amerika om
nooit weer naar de Sovjet-Unie terug te
keren. Die tournee duurde vijf jaar en
daarbij werd ook Nederland bezocht; ou
deren zullen zich wellicht nog herinneren
hoe geestdriftig Habimah's optreden in ons
land (o.m. met „Dybbuk" van Shalom
Asch) toen werd toegejuicht.
In 1931 vestigde het gezelschap zich in
Palestina en in de dertig jaar die sinds
dien zijn verlopen heeft Habimah (al be
horen enkele van de oprichters uit 1918
nog steeds tot het ensemble) in artistiek
opzicht een volledige gedaanteverwisse
ling ondergaan. Het is nu namelijk niet
meer een gezelschap, dat zich speciali
seert op het spelen van een repertoire van
Joods mysticisme en Joodse folklore. Het
kiest thans zijn stukken uit het internatio
nale repertoire en speelt dus nog altijd
in het Hebreeuws zowel Sophocles als
Bert Brecht, zowel Ibsen als O'Neill, zo
wel Shakespeare als Anouilh; en daar
naast oorspronkelijke stukken van heden
daagse Israëlische schrijvers. Buitenland
se toneelleiders van naam worden uitge
nodigd om bepaalde opvoeringen te regis
seren.
Dit veralgemenen van het repertoire en
het verdwijnen van een eenhoofdige, per
manente en volstrekt originele artistieke
leiding hebben natuurlijk wel afbreuk ge
daan aan het unieke karakter, dat Habi
mah eens bezat. In het eigen theater van
Habimah (dat al sinds 1945 wordt be
speeld maar pas in 1958 zijn mooie half
ronde voorbouw van glas en beton heeft)
werd tijdens mijn bezoek William Gib
son's „De wonderdoenster" gespeeld het
stuk over de jeugd van Helen Keiler dat
in ons land door de Toneelgroep Theater
wordt vertoond. Het was een merkwaar
dige ervaring, na de Nederlandse opvoe
ring ditzelfde stuk nu door Habimah ge
speeld te zien, merkwaardig vooral omdat
daaruit bleek hoe grondig het ensemble
met zijn artistieke verleden heeft gebro
ken. Men kan dit betreuren want dat
artistieke verleden was iets bijzonder
moois maar ook moet men toegeven dat
het onvermijdelijk was, omdat de oude
speelstijl van Habimah noch in de tegen
woordige tijd, noch in het huidige Israel
zou hebben gepast. Jammer blijft het ech
ter dat het moderne Habimah niet een zo
geheel „eigen gezicht" heeft als de oude
Habimah dat had. Men kon in de opvoe
ring van „De wonderdoenster" nu veel
waarderen, veel bewonderen zelfs, maar
een grote belevenis zoals het zien van
„Dybbuk" destijds een grote belevenis is
geweest was deze avond niet. Habimah
is een gezelschap geworden dat zich kan
meten met sommige van de voortreffelijk
ste gezelschappen in andere landen, maar
het neemt onder die gezelschappen niet
meer, zoals vroeger, een volstrekt unieke
plaats in.
DE TWEE ANDERE gezelschappen met
een eigen schouwburg in Tel Aviv zijn
„Teatron Kameri" en „Ohel". „Teatron
Kameri" („Intiem Toneel") speelt al lang
geen intiem repertoire meer, maar een
bont allerlei, van „Saint Joan" tot en met
„Marius". Evenmin speelt „Ohel" („De
tent") nog in tenten, zoals vlak na de op
richting in 1925, maar wel is het nog steeds
primair een „spreidingsgezelschap", zoals
dat bij ons heet, dat het hele land afreist.
De stukken die „Ohel" vertoont hebben
vaak bijbelse, historische of modern-Isra-
elische onderwerpen. De voorstellingen
van deze drie gezelschappen, in Tel Aviv
en op tournees door „de provincie", zijn
het vorige seizoen bezocht door meer dan
een miljoen toeschouwers, hetgeen neer
komt op een publiek van gemiddeld bijna
duizend personen per avond. Bovendien
zijn er nog enige ensembles die opvoerin
gen in het Jiddisch geven, een „semi-
prof" gezelschap dat in het Engels speelt,
en in het hele land ongeveer twee
honderd amateurgezelschappen.
De Israëlische Nationale Opera is ook al
in Tel Aviv gevestigd, maar in een oud en
nogal onooglijk theater aan de strandbou-
levard, dat er al lang op wacht door een
modern operagebouw te worden vervan
gen. Maar de minder fraaie omgeving doet
bepaald geen afbreuk aan de kwaliteit
van de prestaties; de opvoering van Saint-
Saëns' „Samson et Dalila", die ik heb
kunnen bijwonen, was er in elk geval een
van hoog gehalte, vooral dankzij de prach
tige stemmen van de tenor Jakov Roden
en de mezzo-sopraan Rema Samsonov,
maar cok door de boeiende regie v*n Edis
De-Philippe. Deze had er duidelijk naar
gestreefd veel meer dan dat gewoon
lijk in Europa gebeurt in de enscène-
ring de „couleur locale" van de handeling
tot haar recht te laten komen, wat bij een
vertoning van deze opera in Israel natuur
lijk bijzonder belangrijk is omdat d'e han
deling zich, volgens het bijbelverhaal, niet
ver van Tel Aviv heeft afgespeeld: men
hoeft maar in een autobus te stappen om
Zorah, de geboorteplaats van Simson, te
bezoeken; het Sorek-dal, waar Delila
woonde, is nóg dichterbij, en Gaza, de
stad der Filistijnen, is nu opnieuw in han
den van een artsvijand van Israel. In een
land waar de bijbel niet alleen een reli
gieuze functie heeft maar tevens als een
soort leerboek van de vaderlandse ge
schiedenis dient, daar kan men de ge
schiedenis van Simson en Delila, zelfs in
operavorm, niet in al te irreële stijl ten
tonele brengen. Wat voor het Nederlandse
toneel de „Gysbreght" is, dat is voor de
Israëlische opera „Samson et Dalila": een
werk waarvan de handeling, zo men wil,
als legendarisch kan worden beschouwd,
maar dat de toeschouwer toch als een
„stuk geschiedenis" wil en moet kunnen
aanvaarden.
Trouwens, heel de bijbelse geschiedenis
is in Israel begrijpelijkerwijs een
onuitputtelijke bron van inspiratie voor
kunstenaars op elk gebied. Dat bijbelse
motieven veel worden gebruikt in de schil
derkunst en de architectuur spreekt bijna
vanzelf: dat schrijvers en dichters er veel
uit putten ligt eveneens voor de hand.
Maar ook de terecht vermaarde Jemeni-
tische dansgroep „Inbal" heeft sommige
van haar dansen aan bijbelverhalen ont
leend en zelfs de woorden van populaire
liederen zijn soms gebaseerd op bijbeltek
sten: „Land van melk en honing" b.v. be
hoort tot de meest (en geestdriftigst) ge
zongen volksliederen van Israel; een an
dere populaire „song" is een loflied op
het voor Israel zo uiterst belangrijke wa
ter, waarvan het refrein begint met de
Een voorbeeld van moderne Israëlische
architectuur: de nieuwe universi
teitsbibliotheek in Jeruzalem.
noemen, want het dorp werd speciaal ge
sticht door en voor kunstenaars en wordt
ook door hen bestuurd.
Aan expositiemogelijkheden ontbreekt
het de Israëlische beeldende kunstenaars
niet. Er zijn heel wat kunstzalen in de
drie grote steden en Israel is bijzonder
rijk aan (doorgaans vrij kleine) musea,
waarin nogal eens ruimte wordt gemaakt
voor tentoonstellingen van eigentijdse
kunst en vooral ook voor een-mans-exposi
ties. Maar dat gebeurt natuurlijk aileen in
de musea die ook verder geheel of ge
deeltelijk aan de beeldende kunsten zijn
gewijd, zoals het Nationale Bezalel Mu
seum in Jeruzalem (waar ten tijde van
mijn bezoek etsen van de Haarlemmer An
ton Heyboer werden geëxposeerd), het
Museum Helena Rubinstein en het Stede
lijke Museum in Tel Aviv en het Museum
voor Oude en Moderne Kunst in Haifa.
vleiende vorm! Haifa bezit, in een ander
gebouw, ook nog een zeer omvangrijke en
fascinerende collectie Chinese silhouetten.
Israel's musea het zijn er een kleine
vijftig zijn dus wel even gevarieerd als
talrijk. „We hebben zóveel musea hier,
dat we moeten oppassen niet van heel Is
rael een museum te maken", heb ik
iemand horen zeggen. Dat die opinie be
staat is begrijpelijk, in een land dat zo
zo voi is van de oudste geschiedenis van
de mensheid, zo vol herinneringen aan
haar vroegste religieuze ontwikkelingen en
conflicten. Maar de vrees is ongegrond,
want zoals ik in deze artikelen heb ge
probeerd te schetsen in datzelfde Hei
lige Land, naast en te midden van die
overblijfselen van een sacraal verleden
leeft, werkt en groeit het nieuwe Israel
zo onstuimig en onbedwingbaar, dat er
van een toekomstig „museum-achtig Is
rael" bepaald geen sprake kan zijn. In
tegendeel: door het krachtige léven van
het jonge Israel is ook het oude, bijbelse
Israel in menig opzicht opnieuw tot leven
gekomen.
Hedendaagse beeldhouwkunst in an
tieke omlijsting. Een houten beeld van
de Israëlische beeldhouwster Shoshana
Heiman versiert de overblijfselen van
een oud bouwwerk bij de kunstenaars
kolonie Ein-Hod.
ONDER DE VELE andere musea van
Israel vindt men er die op heel belang
wekkende wijze gespecialiseerd zijn. Bij
voorbeeld het Ha'aretz Museum, een fraai
half-rond gebouw van geglazuurde groene
tegels, dat even buiten Tel Aviv op een
heuveltop staat waar in de oudheid de
stad Tel-Qasila was. Men noemt dit het
archeologische museum van Tel Aviv,
maar tot dusver bevat het uitsluitend de
wonderbaarlijk mooie verzameling antiek
glas van de stichter, wijlen dr. Walter Mo
ses. Die collectie, hoofdzakelijk bestaande
uit glazen voorwerpen die in de loop der
Een tafreel uit Bernard Shaw's come-
die „Caesar ert Cleopatra", in het
Hebreeuws opgevoerd door het voor
naamste toneelgezelschap van Israel,
„Habimah".
De sopraan Noemi Pinkus en de bas
Y. Pollack in de opera „Alexandra"
(muziek van M. Avidom, tekst van A.
Aschman), waarvan de Israëlische
Nationale Opera twee jaar geleden in
Tel Aviv de wereldpremière gaf.