Ontstaan en geschiedenis van
de Hernhutters-gemeenschap
De Broedergemeente in
rust en inkeer in een
Zeist - een oase van
verscheurde wereld
Perversiteiten zijn taboe in de
Scandinavische speurdersroman
ZATERDAG 16 SEPTEMBER 1961
Erbij
PAGINA VIER
"'Jt
Midden in de gemeente Zeist, aan het
einde van de Slotlaan ligt een oud slot
met een gracht en stenen hogen, één van
de kastelen zoals men aan de Vecht nog
zovele vindt.
Dit oude slot was vóór 1800 het mid
delpunt van een gemeenschap, een
nederzetting, die een belangrijke rol
speelt in onze christelijke samenleving.
Op het ogenblik behoort het slot aan
de gemeente Zeist en wordt het gebruikt
voor exposities, congressen en wat dus
meer zij.
Het dorp van de Broedergemeente is
een oase van rust midden in het volle
leven. Daar wonen en werken de Hern-
huttes, de Broedergemeente in de werke
lijke zin van het woord.
Om deze nederzetting is uiteindelijk
het eigenlijke Zeist vroeger een klein
gehucht gebouwd.
Dit is in het kort de geschiedenis van
de Hernhutters, de mensen wier geloof
uitstraalt in hun leven.
Het beste ziet men dit symbool uitge
drukt als de Kerst-kerkdienst is afge
lopen en alle kinderen brandende kaar
sen meekrijgen.
En wanneer de kaars door de wind
wordt uitgeblazen, ontsteekt men deze
weer aan de kaars van de ander.
Zo komt ieder in het licht thuis!
J. Poort
De Broeders, individueel vinden hun be
staan in de gewone maatschappij, zonder
voorkeur voor een bepaald beroep.
De gemeente bestaat, zoals elke kerk,
van de kerkelijke bijdragen der leden,
waarbijhaar ambtsdragers salaris ont
vangen, dat over het algemeen lager is
dan voor overeenkomstige betrekkingen
buiten de gemeente.
Verder bezit de Broedergemeente huizen
en landerijen, en ontvangt ze een wezen
lijke bijdrage uit haar zaken, waarvan de
winst de gemeente (de zending) ten goede
komt.
Men komt diep onder de indruk van de
eenvoud en de diepe geloofsovertuiging
van deze mensen en na een bezoek aan
hun gemeente beseft men: hier is iets van
het ware Christen-zijn, niet alleen in het
woord, maar ook in de daad!
De brede Slotlaan met rijweg, voetpaden
en gazons snijdt het terrein in 2 gedeel
ten; aan het begin links staan enkele
schoolgebouwen kleuterscholen en
lagere scholen, waar ook kinderen uit
Zeist, niet behorende tot pe Broeder
gemeente, school gaan omdat het onder
wijs zeer gewaardeerd wordt en op hoog
peil staat.
VOOR MEN aan het slot komt, splitst
de laan zich in twee gedeelten, aan de
linkerzijde het Broederplein en aan de
rechterzijde het Zusterplein, grote ruime
pleinen met in het midden een grasveld,
doorsneden door een voetpad. Op het
Broederplein loopt dit pad uit op het
administratiegebouw en het zendings
bureau.
Rond het plein staan de grote patriciërs
huizen, welke in stijl en bouw doen den
ken aan de koopmanshuizen van de
Amsterdamse grachten.
Daar vindt men,het Broederhuis waarin
de ongehuwde broeders wonen en in de
rechterkromming de kantoren van één van
de belangrijkste textielgroothandelsfirma's
in Nederland, welke men hier zeker niet
zou verwachten.
Ook zijn er enkele winkels, waaronder
een bakkerij met ouderwetse kleine ramen,
in de etalage nog de antieke flessen en
pullen.
Vroeger had men op dit plein, behalve
de bakkerij, nog een timmerwinkel en
blikslagerij, een verf- en lakwerkplaats,
een schoenmakersbedrijf en een kleer
makerij, voorts een wijnhandel, een apo
theek, een zink- en kopergieterij en een
pottenbakkerij enz.
Helaas zijn de meeste bedrijven ge-
likwideerd.
Zelfs de twee enorme turfkachels van
porselein zijn wit. Deze kachels worden
niet meer gebruikt, er is nu moderne ver
warming.
De zusters gaan naar de kerk met een
wit mutsje op het hoofd, onder de kin
vastgeknoopt de gehuwden met een
blauw, de ongehuwden een rose en de
weduwen een wit lint.
Alleen op feestdagen en bij het Avond
maal dragen ze ook nog de stola de
kerkdoek, waarvan de punt in de taille
hangt en die met een broche wordt vast
gehouden.
De liturgie wordt in grote ere gehouden
en naast het H. Avondmaal zijn er ook de
„liefdemalen", zoals de eerste Christen
gemeente deze heeft ingesteld, van grote
betekenis. De gehele gemeente neemt hier
aan deel. De dienende zusters komen in
de kerk met hun blauwe manden, waar
in op een wit kleed de krenten
broodjes liggen.
Als ieder zijn deel heeft, eet men het
brood en gebruikt een kopje thee, terwijl
het orgel speelt en het koor zingt en
onder het licht van de kaarsen is men
eendrachtelijk bijeen.
Wat een eenvoudig, waarachtig geloof
in dienende li«**le vindt men in deze
gemeente; mensen met blijde harten, met
hun levensspreuk die ze waar maken:
„Wij leven niet voor ons zelf, maar
terwïlle van de opdracht die elk mens
heeft."
OP DE BOVENZAAL van het kerkge
bouw is een eenvoudig museum ingericht
van voorwerpen uit een vroeger tijd
perk: een oude windvaan, oude kleding
stukken, liederen en gebedenboekjes enz.
menselijk verdriet en de smart waaraan
ieder mens onderhevig is.
Ook de begrafenissen zijn zeer een
voudig.
De kist met een wit kleed bedekt wordt
in de kerk geplaatst, de voorganger houdt
een korte toespraak en hierna volgt de
gehele gemeente de kist, die door broe
ders naar het graf gedragen wordt, ter
wijl het blazerscorps" vooraangaat.
Aan het graf wordt een liturgie gehou
den en onder gemeenschappelijk gezang
wordt de kist neergelaten.
HET HOOGTEPUNT in de Broeder
gemeente is wel de Paasmorgen.
Een half uur vóór zonsondergang gaat
men naar de kerk.
Alles is stil, ook het orgel zwijgt.
De kaarsen branden en als de voor
ganger binnenkomt verrijst de Gemeente
en klinkt het:
„Christus is opgestaan"
en de gemeente valt in spreekkoor in
„Hij is waarlijk opgestaan".
Het orgel speelt en met juichende gezan
gen looft men de herrezen Heer.
Twee aan twee verlaat men de kerk,
voorop de mannen en daarachter de
vrouwen. Bazuinen schallen en onder het
spelen van koralen gaat men naar de
Godsakker, waar de graven met bloemen
zijn versierd.
Rondom de voorganger staat de ge
meente, de bazuinen verheffen hun geluid
en men zingt het Paaskoraal:
„Jezus, mijn Verlosser leeft".
OP DE PLEINEN wonen ook niet-leden
der gemeente. Bij de woningnood, na de
oorlog, worden de enigszins ouderwetse
woningen meer begeerd dan vóór de oor
log en is daardoor de bevolking van de
pleinen sterker dan vroeger.
Als men het Zusterplein oploopt ligt
voor u de eenvoudige kerk van de Broeder
gemeente, of eigenlijk spreekt men hier
niet van een kerk, maar van een kerk-
zaal, een vergaderplaats, een intimiteit
der gemeente, want vergeten wij niet dat
het nooit de bedoeling van Von Zinzendorf
(waarover later meer) is geweest een kerk
te bouwen of te stichten, zijn ideaal was
de gelovigen tot de grote arbeidsgemeen
schap voor de Heer te verzamelen: „Een
posthuis des Heren", een naam met diepe
zin.
Laten wij er meteen bijvoegen dat de
Broedergemeente geen sekte is, maar een
geordende kerkgemeenschap in oecume
nisch verband.
Kerkgang
DE HOOFDINGANG van de kerk is
altijd gesloten, aan de beide zijkanten zijn
ook deuren en door de rechterdeur gaan
de broeders ter kerke, door de linkerdeur
de zusters en zo zitten ze daar ook in de
banken.
De zaal is imponerend door haar witte
eenvoud banken, orgelfront, gordijnen
alles is wit. Alleen de tafel waarachter
de predikant staat (geen preekstoel) is
bedekt met een groen kleed, maar bij fees
telijke gelegenheden is dit ook wit.
Gezicht op het Broederplein.
De zusters van de zaaldienst in de kleding,
waarin tijdens het liefdemaal gediend
wordt.
Ook het archief is daar ondergebracht.
Rechts van de kerk is de pastorie, links
een L.O.- en muziekschool.
In de hoek van het plein is het zuster
huis en hier is ook de centrale keuken,
waaruit de zieken of oude Broeders en
Zusters, die niet in staat zijn hun eigen
kostje te koken, hun maaltijden kunnen
betrekken.
De Godsakker
ENIGE TREDEN afdalende staat men
opeens in een bijna middeleeuwse hof
met een rustieke brug die naar het kerk
hof of zoals men hier zegt de „Gods
akker" leidt en daar liggen de Broeders
en Zusters die reeds zijn voorgegaan, onder
uniform liggende vierkante stenen zonder
enige versiering, met het hoofd naar het
Westen, ziende naar het Oosten, de op
standing ten eeuwigen leven verwach
tende.
In elk graf ligt slechts één broeder of
zuster, de graven worden dus nooit open
gemaakt.
Op de stenen vindt men de namen van
Broeders en Zusters uit alle landen:
Canada, Pakistan, Zuid-Afrika, Frankrijk,
Duitsland, Engeland enz. enz. en natuur
lijk van de vele Nederlanders uit alle
provinciën. Allen één!
Rouw kent men niet, natuurlijk wel het
Daarna worden de namen gelezen van
degene die in het afgelopen jaar zijn ge
storven en in dezelfde volgorde gaat men
terug.
NAAST HET Zusterhuis ligt het grote
meisjespensionaat voor alle nationaliteiten
een sprekend voorbeeld van wereld
éénheid!
Naast het pensionaat is het „Huis der
Weduwen" en.dan staan wij weer op
de grote allee die naar het slot v.oert en
zo nu en dan passeert één van de auto's
van de Broedergemeente, waarmede de
mensen uitgaan die door het gehele land
lezingen houden en die de zendelingen
brengen naar vliegveld of haven.
HET BEZIT van de Broedergemeente
bestaat uit de twee pleinen, begraafplaats,
tuin achter het broederhuis, verder aan
grenzende landerijen 15 ha. Naast het
slot, richting Driebergen, worden thans 5
nieuwe scholen gebouwd. Deels nieuwe
onderwijsinrichtingen, zoals een jongens
mulo, deels grotere gebouwen voor de
sterk groeiende scholen.
In de tweede wereldoorlog trachtte de
N.S.B. kapitaal en bezit te roven, onder
voorwendsel dat het Duits bezit was. In
Duitsland is vrijwel alle eigendom, vooral
de scholen en internaten, onteigend, voor
zover dit achter het ijzeren gordijn lag. De
verbinding met de overzeese terreinen
(Suriname b.v.) en van de terreinen onder
ling heeft de Broedergemeente in Ame
rika tijdens de oorlog gered en verzorgd.
(Van onze Scandinavische medewerker)
Tal van schrijvers van detectiveverha
len hebben de laatste jaren in Scandina
vië de aandacht op zich gevestigd en er
zijn romans verschenen die alom belang
stelling hebben gevonden. In Noorwegen
is dat een tiental jaren geleden eigenlijk
begonnen met André Bjerke, een jeugdig
auteur die onder het pseudoniem Bernard
Borge een paar griezelverhalen schreef,
welke zich afspeelden onder jeugd van de
Noorse hoofdstad. Behalve goede ontspan
ning gaven zij ook een tijdbeeld, terwijl
het aan de vereiste raadselachtigheid en
spanning allerminst ontbrak. Een kinder
arts van naam volgde in het spoor van
Bjerke en een paar jaar geleden openbaar
de zich een nieuw talent voor deze lectuur
in de gedaante van een nog vrije jonge
vrouw, de echtgenote van een van Oslo's
vooraanstaande zakenlieden uit scheep
vaartkringen, te weten mevrouw Gerd Ny-
quist, wier roman „De maan boven Mun-
keby" met 25.000 kronen f 13.000) werd
bekroond door een damesblad.
HET VOLGENDE door haar behandel
de onderwerp was een volkomen misdaad
verhaal, „De overledene wenst geen bloe
men" geheten. De hoofdpersoon was een
leraar, vriend van het slachtoffer, die on
afhankelijk van de recherche de moorde
naar trachtte op te sporen en, aangezien
de kranten over hem hadden geschreven,
niet vermijden kon, in een vijfde klas over
het geval te spreken en zelfs suggesties
van de leerlingen van zijn school te vol
gen: een inderdaad geheel nieuwe figuur
in deze schrijverij. Bovendien werd het
verhaal met verve gebracht en al bleef
het motief misschien wat gezocht, de span
ning werd tot het einde bewaard. De ver
kochte oplaag bedroeg dit voorjaar 12.000!
Dadelijk daarop werd de kiel gelegd voor
een.volgende thriller.
Wij hebben mevrouw Nyquist in haar
weelderige woning, hoog boven de stad Os
lo gelegen en omringd door een welver
zorgde bloementuin, opgezicht. Zij is een
sportieve, charmante moeder van drie kin
deren, wie men het evenmin als haar Deen
se collega Else Faber („De strijdkreet van
Siva", in vertaling verschenen bij uitge
verij Sijthoff) aanziet, dat zij zulke intri-
ques onder haar blonde lokken kan uit
broeden.
MEVROUW NYQUIST heeft kennelijk
een zakelijke aard en het succes stijgt
haar niet naar het hoofd. Zij is daarbij
als zovele intellectuele Noren sterk inter
nationaal georiënteerd in haar denken.
Oslo is als milieu voor haar boeken een
kleine stad, als milieu voor haar leven
een dierbare stad. de stad waar haar man
werkt en haar kinderen schoolgaan. Een
van haar zoons was overigens ook al eens
aan het andere einde van de wereld, op
het Paaseiland, vertelt ze niet zonder
trots. Hetgeen voor kinderen wier vader
een leidende functie in scheepvaartkringen
heeft overigens niet zo wonderlijk is.
Ofschoon ik niet gekomen ben voor
een interview, stel ik onwillekeurig toch
een paar vragen:
„Weet u van tevoren al hoe de geschie
denis zal verlopen eer u begint te schrij
ven?"
„Men moet zijn personages eerst leren
kennen. Dan ontdekt men de normen voor
hun optreden en volgt het verhaal logisch
uit de beperkte mogelijkheden, die iedere
figuur heeft meegekregen. Neen, van te
voren weet ik het niet".
„Waarom een detective-verhaal?"
..Ik heb ze altijd graag gelezen en ge
leidelijk rijpte de gedachte of de droom,
om zelf eens zulk een roman te schrijven
en nu ligt zij daar gedrukt en wel".
Mevrouw Nyquist wil overigens liever
over het weer praten en over het weer
van dit voorjaar en van vorig jaar. Ze
weet nog precies hoe het toen was heeft
kennelijk veel plezier van haar mooie
tuin vandaar de bloemen in de titel?
Maar ze is wel benieuwd hoe ik het vin
den zal, dit nieuwe boek. Ze schrijft aan
een keurig bureau. Heel anders als dé
Deense Else Faber, die het liefst op de
rand van haar hemelbed, dat eens aan de
beeldhouwer Thorwaldsen heeft toebe
hoord, zit te schrijven: een sigarillo in de
mond zoals vele Deensen die roken.
2e. Opvoeding zowel op de zendingster
reinen als in Zeist en overal elders.
3e. Verwezenlijken der Broederliefde
(toenadering der kerken).
In het middelpunt van dit alles staat de
persoon van Christus.
In Suriname heeft de gemeente drie
hospitalen, drie poliklinieken in het bos-
land, een modern jeugd- en wijkcentrum,
alsmede internaten in Paramanto, drie
kindertehuizen, eenenzestig scholen en
zestien kleuterscholen. Ze werken onder
Indianen. Bosnegers. Creolen, Hindostanen
Javanen en Chinezen.
Een leproserie is er bij Jeruzalem.
„DE GRENSPALEN van Gods Rijk"
schrijft ds. Legène (de predikant van de
Broedergemeente, voor enige maanden
van Zeist vertrokken, naar zijn nieuwe
standDlaats Amsterdam-Haarlem), „zijn
vooruitgeschoven tot de Bovensuriname-
rivier en stroomafwaarts langs de Maro-
wijne".
De kerkzaal tijdens ordinatie van enige
broeders tot presbyter door bisschop Vogt
uit Herrnhut.
was voor de Broeders daar op de duur
ondragelijk. Men duldde hen niet en voor
al de orthodoxe bevolking en ook de
Zuidhollandse Synode namen een afwe
rende houding aan; ze werden zelfs met
stenen en modder gegooid; vooral het be
zit van' een eigen begraafplaats zette
kwaad bloed.
Gelukig kwam er uitkomst!
In Zeist, toen nog een gehucht, stond
een oud slot, in 1660 gebouwd voor Graaf
Nassau Odijk, dat ais jachtslot en lustoord
was ingericht, met vijvers en Franse tui
nen, marmeren beelden enz.
De oprijlaan verloor zich in de prach
tige dennenbossen, waar nu de grote win
kelstraat is, de Slotlaan, met paleizen van
winkels en warenhuizen.
Dit slot, later geheel in verval geraakt,
werd „ontdekt" door Cornells Schellinger,
een rijke ijzerhandelaar uit Amsterdam,
die op zoek was naar een buitenplaats,
waar hij rustig kon wonen.
Op zijn reis kwam hij ook in IJsselstein.
Hij voelde zich dadelijk aangetrokken
door de Broeders hij was Mennoniet.
Toen hij Zeist ontdekte, meende hij twee
hartewensen te kunnen realiseren.
Ie. Door de aankoop van deze Heer
lijkheid, als „Heer van Zeist" een rustige
levensavond te kunnen aanvullen door de
kalme besognes van „Heer van Zeist".
2e. Hoopte hij aan de Broeders een
haven te kunnen aanbieden, waar zij in
volledige vrijheid volgens hun geloofsop
vattingen zouden kunnen leven onder zijn
patriarchale leiding. Het bleek echter vrij
spoedig, dat hij zich zelf overschat had
en na moeilijke onderhandelingen ging
tenslotte de „Heerlijkheid Zeist" over in
handen van de Broeders en vestigde Schel
linger zich in het prachtige middenge
bouw op het Broederplein, waar nu het
Zendingskantoor gevestigd is. Hij en zijn
vrouw liggen, volgens Broedergemeente-
wijze begraven midden tussen de Broeders
en Zusters
De Broeders richtten op hun terreinen
ook een „Gemeinlogis" op, om gasten te
herbergen. Dit is nu het hotel „Hermitage"
op de hoek van de Slotlaan, tegenover het
stadhuis.
De Deense schrijfster Else Faber.
IN ZWEDEN evenals in Noorwegen
is de detective-lectuur van een ingetogen
soort. Men zou er geen perversiteiten dul
den. Er zijn vele auteurs in Zw.ed.en, de
een beter of origineler dan de ander, maar
bijna steeds speelt de historie binnen het
eigen Zweedse milieu. Maria Lang, die
eerst de representante van dit genre was,
heeft collega's gekregen van wie er enige
hoog staan op de lijst van de meest ver
kochte boeken. Dit jaar bijvoorbeeld Jan
Ekström met „De dood is jarig". H. K.
Rönblom („Een krans voor de schone" en
„De senator komt terug") weet behalve
spanning ook humor te hanteren. Zijn boe
ken zijn het meest Zweeds. Vooral het laat
ste rechtvaardigt de uitspraak hem „De
Simenon van Zweden" te noemen. Een
lang geleden geëmigreerde broer van de
vader uit het Zweedse gezin, inmiddels se
nator geworden, komt aldus het ver
haal in Zweden terug uit Amerika. Het
gezin van zijn broer zit op hem te wachten.
Enkelen gaan hem als hij met de bus
arriveert een eindje tegemoet om zijn
koffer te dragen. Hij bereikt echter het
huis niet maar wordt op klaarlichte dag
vermoord, overigens zonder dat iemand
het rnerkt. Het plan voor die moord blijkt
bij verschillende familieleden te hebben
geleefd. Voorwaar een gegeven dat er we
zen mag en dat door zijn psychologische
verfijning de auteur in de eerste gelederen
heeft gebracht, a! zal hij nimmer zövee!
schrijven als Simenon, want daarvoor mc
men in zuidelijker streken geboren zijn.
HOE ONTSTOND deze gemeenschap en
wat is het doel?
Door Boheemse (Moravische) Broeders
werd in de 2e helft van de 15e eeuw, uit
het Hussitisme (volgelingen van Joh.
Huss) een gemeente gesticht, die later ook
bekend stond als „Unitas Fratum" (Broe
dergemeente).
Eén van de eerste leiders was broeder
Gregar, onder wiens leiding de uittocht
uit Praag plaats vond.
Sedert 1467 stond aan het hoofd van de
Broeders een Bisschop, waarvan de eerste
door een Waldens werd gewijd.
Hun 20e en laatste Bisschop was de be
roemde Comenius, die in 1627 zijn vader
land moest verlaten en de laatste jaren
van zijn leven in Nederland doorbracht en
daar ook ligt begraven (in Naarden).
Het landgoed waarop de uit Bohemen
gevluchte exulanten zich mochten vesti
gen heette „Hennersdorf".
De ontstaande nederzetting kreeg de
naam „„Hernnhut" (In 's Herenhoede) en
hier kwamen de zwervende Moravische
broeders tot rust.
Graaf von Zinzendorf, aanvankelijk
jurist te Dresden, later Luthers theoloog,
werd uit Saksen verbannen, hij was wel
de profeet, die aan de zich vormende ge
meenschap de weg des Heren wees.
In 1737 werd hij tot bisschop gewijd.
Drieledige taak
DE BROEDERGEMEENTE der Hern
hutters heeft een drievoudige taak:
le. de verzorging van uitgebreide zen
dingsterreinen in Labrador, Alaska, Hon
duras, Nicaragua West-Indië, Suriname,
Zuid-Afrika (Oo^t en West), Tanganyika,
Unyamwesi, Tibet.
DE BROEDERGEMEENTE telt over de ge
hele wereld 245.000 leden en wel
Europa (vasteland) 18.000
Engeland 3.500
Verenigde Staten 47.000
Op de zendingsvelden 176.000
IN NEDERLAND BESTAAN twee ne
derzettingen: Haarlem/Amsterdam en Zeist
400 leden.
Indien de leden van Haarlem/Amster
dam dit wensen, kunnen ze in Zeist wor
den begraven.
Men wordt lid, door in een goed-
gemotiveerde brief, het lidmaatschap bij
de predikant aan te vragen.
De raad van oudsten beslist over op
name in een samenkomst.
VOOR DE UITZWERVENDE Broeders
naar de zendingsvelden, moest men een
„thuisfront" een veilige haven hebben,
waar ze konden uitrusten van hun lange
tochten en waar ze hun verslagen konden
uitbrengen.
Op voorstel van de Prinses-Douairière
Maria Louise, weduwe van Jan Willem
Friso, werd in 1737 een nederzetting der
Broeders gesticht in de, aan de Oranje's
behorende Baronie IJsselstein en deze
nederzetting kreeg de naam „Heerendijk"
(„Een Posthuis des Heren"), maar 't leven