Polle,
Pelli en
Pïnöo
GOEDE TWEEDEHANDS-KLEDING VINDT
GRETIG KOPERS IN AFRIKA EN AZIE
DE DODENLIJST VAN
ADRIAN MESSENGER
PRIEGELTJES GROTE REIS
MEESTER-OPHEFFER
PANDA EN DE
Ons vervolgverhaal
Omvangrijke handel in
„afdankertjes" heeft
centrum in Nederland
11
PHILIP MACDONALD
Oorspronkelijke titel:
The list of Adrian Messenger
PREEK PER TELEFOON
IN PARIJS
DINSDAG 19 SEPTEMBER 1961
33. „Alsjeblieft!", zegt Polle, „een stapel pannekoeken voor wie daar zin in
hebben! We hebben er ieder wel zeven", denk ik! Opeens staat daar weer
de onverzadigbare slokop, die, naar ze dachten op net strand zat te een-
en-twintigen met de kleintjes. „Lekker!", zegt hij. „Neem er gerust een
paar", zegt Polle gul. Maar dat kon hij wel laten, want of de slokop is
te gulzig, of hij kan niet tellen; maar wèg zijn de pannekoeken!
y.
107-108 De Kakoewoebimi waren zó on
der de indruk van Priegeltjes avontuur,
dat ze hem met algemene stemmen tot
opperhoofd uitriepen. En Priegeltje vond
dat prachtig.
Ziezo, zei professor Wiedemors tevre
den. Dat is dan allemaal weer in orde; wij
hebben ons doel bereikt en we kunnen Prie
geltje rustig bij zijn eigen volkje achter
laten. We gaan dan maar terug!
En dat was het einde van Priegeltjes
grote avontuur en verre reis. De professor
en zijn metgezel namen hartelijk afscheid
van Priegeltje en z'n stamgenootjes en
keerden door het oerwoud terug naar hun
eigen wereld.
Ongeveer vijftig minuten later belde
hij terug, vijftig minuten waarin An
thony driemaal onderweg was ge
weest naar zijn garage om zijn auto
te pakken en zich driemaal had be
heerst. Het leek onmogelijk, maar de
mist werd nog steeds dichter, zodat
het onwaarschijnlijk leek dat hij zelfs
maar het huis zou kunnen vinden, laat
staan daar iets uitrichten...
Toen de telefoon ging was hij in
de vestibule, zojuist in huis terugge
keerd van zijn laatste verkennings
tocht. Hij nam de hoorn op en hoor
de Pikes stem, waarvan de toon hem
niet beviel.
Hij zei: „Met Gethryn..." en wacht
te.
Pike zei langzaam: „Het gaat over
mejuffrouw LaDoll, mijnheer. Het
spijt me u te moeten meedelen dat
ze een ongeluk heeft gehad. In Ful-
ham Road, maar vijftig meter van
haar huis vandaan, ongeveer een
half uur geleden...
Anthony zei: „Hemel!" en toen:
„Is ze nog in leven?"
„Nee mijnheer. Ze moet meteen
dood geweest zijn." Pikes stem kwam
nog langzamer door. „Ze moet vlak
voor een bus van het trottoir gegle
den zijn. De chauffeur had niets in
de gaten tot hij ergens overheen
reed
„Goed," zei Anthony ernstig. „Dat
is het dan."
En vervolgens :„Heb je je wel eens
een moordenaar gevoeld?... Geen
prettig gevoel, Pike. Helemaal niet
prettig..."
Hij legde de hoorn op de haak.
HOOFDSTUK 7
Als Anthony naderhand aan deze
zaak terugdacht, had hij altijd het ge
voel dat de moord op Gwendolynne
LaDoll, die hij nooit ophield zichzelf
te verwijten, het eerste keerpunt had
gemarkeerd.
Die ochtend scheen het hele tem
po van de zaak zich te wijzigen. Was
het tot nu toe een opeenvolging van
langzaam voorbijgaande dagen ge
weest, die elk een klein beetje ken
nis opleverden, het werd nu een ver
warde en ongeregelde opeenvolging
van steriele pauzes en verre van ste
riele gebeurtenissen, welke gebeur
tenissen (hoewel verband houdend
met het vage kader van de zaak) vol
ledig los van elkaar schenen te staan
Tot de laatste, die onverwachts
bleek de ontbrekende katalysator te
zijn. En die, zoals Anthony later zei:
„een merkwaardig half-licht over de
hele zaak wierp".
Deze periode hij duurde veertien
dagen verscheen in zijn ordelijke
geheugen als een serie losstaande ge
beurtenissen; waarbij gebeurtenissen
waarin hijzelf betrokken was, maar
ook andere waaraan hij niet deelnam,
maar die later deel van zijn kennis
of verbeelding werden.
Hij noemde ze altijd in gedachten
de „De-keer-datjes..."
De keer dat gedurende een bespre
king op Scotland Yard Anthony Ruth-
ven Gethryn in de rede werd geval
len door Egbert Lucas, die zei:
„Wacht even, Gethryn, we moeten
de dingen aanvaarden zoals ze zijn.
Ik voel met je mee, maar we moeten
de zaak op de voorgeschreven wijze
aanpakken..."
„Wel heb ik ooit!" Nu was het An
thony's beurt om de ander in de rede
te vallen. „Hoe bloediger de zaak, hoe
erger de ambtenarij. Ik probeerde
alleen maar wat van dat waardevolle
artikel tijd te sparen. Mag ik nu niet
aannemen dat jouw mensen alles heb
ben gedaan wat ze moeten doen en
beginnen aan de dingen, die ik wer
kelijk wil hebben? Bijvoorbeeld het
resultaat van het onderzoek van de
flat van Messenger?"
„Dat heeft niets opgeleverd, mijn
heer Pike sprak snel voor Lucas zijn
mond open kon doen. „Geen vinger
afdrukken. Geen sporen van inbraak"
hij glimlachte „behalve die van
uzelf. En ook de Dienstverrichting le
verde niets op."
„Zoals verwacht." Anthony haalde
zijn schouders op. „Maar ik had nog
hoop." Hij stond op. „Nu dan ga ik
maar. Ik zal jullie niet langer ophou
den. Er valt stellig nog heel wat over
bodig werk te doen."
Lucas gromde en bracht een hand
naar zijn hoofd. Maar Pike zei:
„Wacht u even, mijnheer, er is nog
iets. Over die juffrouw Ladoll..."
„Getuigen?" Anthony kwam snel te
rug van de deur.
Pike schudde zijn hoofd. „Ik ben
bang dat daar geen kans op is... Maar
er is een rapport binnengekomen dat
er iemand in haar flat is geweest na
haar dood. Iemand die overal ge
snuffeld heeft, zonder dat er overigens
tekenen zijn dat er iets is meegeno
men. Als er al iets is meegenomen."
Anthony verwerkte dit. „Heel zorg
vuldig, mijnheer Smith Brown-Jones,"
zei hij. „Hij vergeet ook niets! Wij
wisten dat er niet nog een doorslag
van het boek van Messenger was,
maar hij moest dat nagaan..."
De keer dat er een nieuwe gast aan
kwam in het Gleneyre Arms Hotel in
Deyming, die het gastenboek tekende
met een grote haal, na zich ingeschre
ven te hebben als: „D. Bronson-Van-
couver D.C."
Daarna nam mijnheer Bronson zijn
hoed af, zodat zijn kale schedel zicht
baar werd, en keek met kennelijk ple
zier naar de lambrizering in de hal.
„Bijzonder mooi!" zei mijnheer
Bronson. „Echt het kenmerk van de
oude wereld."
Robert Twombley, de hotelbeheer
der, glimlachte tegen zijn nieuwe be
zoeker. „Ik ben blij dat u toch nog
hebt kunnen komen, mijnheer Bron
son."
„Ik ook... ik ook!" Mijnheer Bron
son was erg joviaal. „Ik hoop dat
ik u geen moeilijkheden bezorgd heb.
Het was vervelend dat ik mijn reser
vering zo moest afzeggen..."
„Helemaal niet, mijnheer." Twom
bley schudde zijn hoofd. „En nu u
eenmaal hier bent, hoop ik dat u een
poosje blijft ook."
„Minstens een week," zei mijnheer
Bronson. „Hopelijk langer." Hij keek
nogmaas met waarderende belang
stelling om zich heen.
Nogmaals glimlachte Twombley.
Hij was kennelijk evenzeer met mijn
heer Bronson ingenomen als mijnheer
Bronson met zijn omgeving. „Ik vraag
me af," zei Twombley, of u van plan
bent meteen naar uw kamer te gaan.
Of zullen we eerst een glas sherry
drinken?"
„Dat tweede voorstel is bijzonder
goed." Mijnheer Bronson wreef zijn
handen over elkaar. „Daar houd ik u
aan. Graag."
Boven de deur hing een schilderij:
het portret van een opvallende jon
geman in een rood jagerspak. Mijn
heer Bronsons oog viel erop, en hij
stopte om het te bestuderen. „Wie is
dit?" vroeg hij. „Die jongemen ziet
er prima uit."
„Dat, mijnheer," zei Twombley,
kennelijk ingenomen met de vraag,
„is een jeugdportret van de tegen
woordige markies van Gleneyre... Een
edel mens, mijnheer Bronson En een
goed landheer. Ik wilde dat er zo
meer over waren."
„O, is dat lord Gleneyre?" Mijnheer
Bronson toonde belangstelling, „ik
heb over hem gehoord. Een groot
sportman, is het niet?"
Hij volgde Twombley naar de bar,
waarbij hij zijn bril afnam om in de
hoek van zijn rechteroog te wrijven,
waar een klein spiertje was begonnen
te trillen...
De keer dat Raoul Saint-Denis aan
belde bij Whistiers Walk nummer vijf.
Hij werd opengedaan door Sheila,
die alle sporen van haar draak-zijn
deed verdwijnen achter een brede
glimlach toen ze zag wie gebeld had.
Ze zei: .Goeden morgen, mijn
heer." Raoul beantwoordde haar
glimlach en nam zijn hoed af.
„Ook goeden morgen Kunt u me ook
vertellen of u nog iets van mevrouw
Messenger gehoord hebt!? Weet u
wanneer ze terugkomt?"
„Nee mijnheer." Sheila schudde
haar hoofd. „Nee, ik heb niets van
haar gehoord. Ze is woensdag weg
gegaan en sindsdien heb ik geen be
richt gehad."
Raoul aarzelde. „Ik zou u erg dank
baar zijn," zei hij tenslotte, „als u
me kon zeggen waarheen ik een brief
kan sturen."
rwordt vervolgd)
Best mogelijk dat de negerjongen, die de Nederlandse t.v.-kijkers vorige week
op hun beeldbuis zagen, gekleed was in een oud colbertje van rar. Williams uit
Colorado Springs in Amerika. Zijn vrouw zal gezegd hebben: Pete, zou je dat
oude jasje niet aan de „Institutions" geven? Je draagt het toch nooit meer
Goed, dat colbertje van meneer Williams gaat naar een liefdadigheidsinstelling,
die gedragen kleding verzamelt voor arme lieden. Soms echter komt zo'n jasje
niet bij de arme lieden in de V.S. terecht, maar bij „Midwest-Clothing" in
Detroit, Michigan, een enorm bedrijf dat alle overgebleven oude kleding van
de liefdadigheidsinstellingen opkoopt en naar gebieden met een lage levens
standaard exporteert. En er is een goede kans dat mr. Williams' jasje op weg
naar Kongo in Amsterdam strandt. Want daar staat op een industrieterrein bij
de Amstel de Nederlandse zusteronderneming van het bedrijf in Detroit, Mid-
west-Kleding n.v. aan welks hoofd twee ervaren zakenlieden staan, de heer
Bob Samson, die twee maal per jaar Afrika en het Nabije Oosten afreist, op zoek
naar afzetgebieden voor gedragen kleding, en de heer Ralphe Katz, die de
produktie en de administratie van dit merkwaardige bedrijf in de gaten houdt.
Neem me niet kwalijk, ik spreek zoveel
Frans en Engels dat mijn Nederlands
soms wat vreemd aandoet. Kom eens
langs, hesiteert niet, zegt de heer Samson
door de telefoon.
In zijn kantoor op het industrieterrein,
door ramen gescheiden van een enorme
hal vol balen gedragen kleding, theekisten
vol schoenen, stapels hoeden, regelt hij de
in- en verkoop en het transport van dit
artikel.
Tachtig procent van de handel komt uit
de V.S., de grootste gedragen kledingex-
porteur ter wereld. De Amerikanen zijn
door hun hoge levensstandaard in staat,
zeer spoedig kleding af te schaffen. „We
merken wel iets van seizoeninvloeden:
Een tot in het voorjaar voortdurende win
ter kan de aanvoer belemmeren". In grote
trekken komt de gang van zaken in deze
merkwaardige handel, die een uitkomst
voor gebieden met een lage levensstan
daard is, neer op het laag houden van de
transportkosten. Het kopen en verkopen
van een gedragen kledingstuk is vaak
een kwestie van kwartjes. De transport
kosten van een partij die uit de V.S. of
Canada naar Europa komt, zijn dan ook
soms hoger dan de waarde van de goede
ren zelf. De winst wordt blijkbaar voor een
groot deel bepaald door het drukken van
de transportkosten.
duurzamere projecten dan gedragen kle
ding is een van de oorzaken van het aan
deel van Nederland in deze handel.
Toch, zo zegt de heer Samson, moeten we
al enigszins concurreren met rechtstreek
se handel. Die concurrentie uit zich onder
meer in het gebruik van een soort plastic
bij de verpakking van legerkledingover-
schotten. Kaki is nog altijd bij de gekleur
de volkeren zeer in trek.
Er is wel iets te merken van mode in
deze handel. Toen het in de V.S. gewoonte
werd, felgekleurde, van mooie juffrouwen
voorziene, stropdassen en sjaals te dra
gen, volgde na enkele jaren ook uit Afrika
een overstelpende vraag naar dit artikel.
De bewoners van de Afrikaanse oostkust
zijn dol op spierwitte overhemden, in
Noord-Afrika wil men bonte shirts.
Smokings favoriet
In een artikel schreef Time onlangs, dat
de oorspronkelijke bevolking van Afrikaan
se en Aziatische landen zich een westerse
kledingcultuur wil verwerven. Het voor
beeld van de missionarissen, de zendelin
gen en Europese bezoekers wordt nage
volgd. De Europees geklede neger aan
Afrika's Oostkust noemt zijn in lendendoek
geklede landgenoot zelfs „Mtoe Hivi Hive",
hetgeen betekent wilde man.
Merkwaardig is, dat onder vrouwen in
deze regenarme kuststrook de tweedehands
regenmantel zeer populair is: ze dragen
hem over het naakte lichaam. In Centraal-
Afrika zijn diverse volken waarvan de
mannen niets liever dragen dan dames
mantels. De oorzaak is eenvoudig: de he
renjassen zijn voor deze pygmeeën te
grcot. In Oeganda worden veel smokings
verkocht voor bedragen van vijf tot tien
gulden. Ze worden gedragen bij bruiloften
en begrafenissen.
Het feit, dat in de hele beschaafde we-
Een hoekje van de enorme hal, waar
de kleding gesorteerd, gebundeld en
voor verzending gereedgemaakt wordt.
reld door allerlei instellingen en vereni
gingen gedragen kleding wordt verzameld
en geschonken aan onderontwikkelde lan
den, doet de zakenman niets. Voor velen
in Afrika en Azie is dit de eerste gelegen
heid een begeerd jasje of een broek te
krijgen. Het is de eerste stap op weg naar
kledingcultuur. De volgende is het kopen
van tweedehandskle,ding. Op de laatste
plaats komt de nieuwe confectie. Het ge
ringe inkomen per hoofd van de bevolking
maakt het echter vrijwel onmogelijk, op
grote schaal nieuwe kleding te verkopen.
Toch zijn er al landen waar voor gedragen
kleding invoerbeperkingen gelden. De oor
zaak kan liggen in bescherming van de
eigen industrie, maar ook in niet zo voor
de hand liggende bezwaren. Zo stopte Irak
eens de import van surpluskleding van het
Amerikaanse leger, omdat de portiers en
nachtwakers niet meer van de militairen
te onderscheiden waren.
Een andere moeilijkheid was vlak na de
oorlog in Ghana: iemand heeft daar eens
rondverteld, dat de kleding afkomstig was
van gesneuvelde Amerikaanse militairen:
de naam voor tweedehandskleding daar
„Broni Wawoe" is blijven hangen. Dit be
tekent letterlijk „witte man is dood". Veel
angst voor het dragen van deze kleding is
er echter niet. „Broni Wawoe" is integen
deel zeer in trek bij de Ghanezen!
(Van onze correspondent)
PARIJS Wanneer men op zijn Parijse
telefoon de letters B.A.T. en vervolgens
0750 draait, dan krijgt men voor de 37
oude franken die de verbinding kost, een
preek van drie minuten te horen Het is
de onafhankelijke Doopsgezinde gemeente
die deze noviteit van „preken per tele
foon" drie weken geleden gelanceerd
heeft en de belangstelling is zo groot dat
de Franse P.T.T. er nog drie andere te
lefoonlijnen voor heeft moeten inleggen.
De onderwerpen van de preken houden
meestal verband met actuele gebeurtenis
sen en de gramofoonplaten waarop zij zijn
opgenomen worden dan ook elke twee da
gen vernieuwd. De preken zijn in eenvou
dige bewoordingen gesteld.
51. Joris Goedbloed had zijn bankzaken voorspoedig
geregeld en keerde terug met een tasje, waarin zich
het geld voor Jonker Henri's twee chèques bevond
maar hij was niet zo snel of de beide decorbouwers wa
ren nog sneller geweest. Op de oorspronkele plaats, dus
die van de decorverhuurderij, was weer een heel nieuw
gebouw verrezen. „Ik ben voldaan; het is uitmuntend
vakwerk," zei Joris eenvoudig maar als hij gedacht
had dat hij zijn medewerkers met een loftuiting tevre
den kon stellen, had hij zich toch vergist. „Ik weet
hier om de hoek een licht-opwekkende drank te koop",
zei de heer Brauswasser namelijk, „en na al dit werk.
zou ik wel eens iets in klinkende munt willen zien om
die aan te schaffen." „Maar natuurlijk, mijn beste,"
antwoordde Joris gul, „de schrale dagen van het op-
heffingsbedrijf zijn voorbij! Ziehier Toen hij ach
teloos geld begon uit te reiken wilde Panda er wel
eens even een woordje tussen voegen, want die had
toch wel sterk de indruk dat het met al deze opheffe-
rij niet helemaal zuivere koffie was; maar het was on
mogelijk om aan het woord te komen. „Voordat ge u
met uw opheffende drank gaat bedwelmen," sprak Jo
ris namelijk, „wil ik nog graag even weten of ge me
deze keer wél van een wachtkamer voorzien hebt.
Nu, dat had Brauswasser. Het was het decor uit de
gevangenis-scène van „De Twee Wezen". „Ik had niets
anders meer," verklaarde hij, „en het is maar voor
een wachtkamer, moet u denkenMaar het scheen
Joris tegen te vallen.
De Parijzenaars zijn op dit novum voor
het eerst opmerkzaam gemaakt door dui
zenden vlugschriften die bij de trein- en
metro-stations werden verspreid. Per dag
worden er nu ongeveer duizend aanvra
gen gedaan en het schijnt dat vooral veel
kantoormensen op de bureaus behoefte ge
voelen aan een stichtelijk woord via de
telefoon. De organisatoren van het „Evan
gelie per telefoon" achten het experiment
ten volle geslaagd. Binnenkort zal het Pa
rijse voorbeeld daarom in verschillende
andere Franse steden, waaronder Straats
burg, gevolgd worden. De Franse volks
mond heeft overigens al een toepasselijke
bijnaam voor het nieuwtje gevonden
„sermonophone" (sermon: Frans voor
Een grote partij „gedragen goed", in balen verpakt, klaar voor de reis naar Afrika
Aziatische landen is van Europese her
komst. Vooral in Algerije, Tunesië en Ma
rokko koopt men graag degelijke Europe
se kleding, die beter bescherming geeft
tegen de koude, die daar in de winter
maanden zeer fel kan zijn. Waarom is de
grootste tweedehandskledinghandel juist
in Nederland gevestigd? De faciliteiten op
het gebied van de scheepvaart spelen hier
in een belangrijke rol. De heer Samson
weet zeer goed, dat het goedkoper is een
partij per schip van de V.S. naar Neder
land te zenden, dan over land van Los
Angeles naar New York. Bovendien zijn
de lonen in Nederland ongeveer een derde
van die in de V.S., zodat de verwerking
van de enorme balen gedragen textiel zo
als het sorteren en ontsmetten, in Neder
land veel voordeliger kan geschieden.
Dat veel regeringen van onderontwikkel
de landen zeer zuinig met hun dollars om
springen en deze valuta bestemmen voor
Vier miljoen kilo
Midwest-Kleding nv in Amsterdam ver
handelde, zo bleek uit een toelichting van
de heer Samson, in 1960 vier miljoen kilo
gedragen kleding met een omzet van zes
miljoen gulden. Twintig procent van de
totale export naar de Afrikaanse en Voor-
r