DE DODENLIJST VAN
ADRIAN MESSENGER
Bankroetier Pincoffs wees Rotterdam
de weg naar een dynamische toekomst
PUZZEL NUMMER 5
X
z
z
yp
g
Hl
X
XfL
PANDA EN DE MEESTER-OPHEFFER
Het öelhelm van de vuurtoren
^Hoe is het ontstaan?^
stf
AOSRAM
Polle
OPLICHTER OF IDEALIST
Antieke meubelen houden waarde
Ows vervolgverhaal
ZATERDAG 30 SEPTEMBER 1961
11
PHILIP MACDONALD
Oorspronkelijke titel:
The list of Adrian Messenger
Handelsman-politicus
mm. m,
Pê#
H j 'S
De catastrofe
De vlucht
Dit woord:
RAASKALLEN
2C
U
96
BM
93
49
39
89
94
29
73"
95
90
lil
lampen
43. „Als we zo doorwerken, hebben we het huisje gauw genoeg klaar",
zegt Polle vrolijk, „ik vind, dat we reuze goede metselaars zijn!' Als ze
boven komen, is echter het muurtje spoorloos verdwenen! „Wat is hier
gebeurd!", roept Pingo verontwaardigd. Alleen de slokop staat er, met
een onnozel gezicht. „Heb jij gezien, wie ons muurtje heeft afgebroken?",
vraagt Polle.
Am« IIAMDAlni
i\
49)
Raoul stond voor een laaiend hout
vuur, hij zag er groter uit dan ooit.
Hij zei tegen Anthony: „Ik hoop dat
ik juist gehandeld heb. Toen ik van
de dood van de markies hoorde, heb
ik niet gewacht tot je opbelde, maar
ik heb mevrouw Messenger meteen
laten weten dat ik in de buurt was.
En daarop zijn we overeengekomen
dat ik de familie in mijn auto terug
zou rijden naar huis.."
Jocelyn onderbrak hem. Ze zei te
gen Anthony: „Ik heb tante Mildred
maar overreed omdat we dan vlug
ger zouden zijn". Ze aarzelde. „Maar
ze is verschrikkelijk schrander. Ik
ben bang dat ze verdenking begint
te koesteren". „Ze zal het toch een
maal moeten weten", Anthony's stem
klonk bedrukt. „Als jij degene bent
die het haar vertelt, verzwijg dan
niet dat ik onmiddelijk verantwoor
delijk ben". Hij keek naar Raoul. „Ik
zou beter op jouw woorden hebben
moeten letten, Saint-Denis".
Jocelyn zei snel: „Maar dat kun
jij je toch niet verwijten, Anthony.
Dat moet je echt niet doen! Niet na
dat je vanochtend nog opgebeld hebt
en de verzekering hebt gekregen dat
oom Rory veilig in bed was".
Anthony gaf haar een korte en niet
erg geslaagde glimlach. „Je bent erg
vriendelijk, maar ik geloof niet dat
het zo eenvoudig is". Hij schudde zijn
hoofd. „Maar vertel me eens iets,
is de markies vanochtend openlijk
de deur uitgegaan?"
„Nee". Jocelyn sprak heel nadrukke
lijk. „Het was een van zijn school
jongensachtige komplotten, die arme
lieveling! Alleen zijn knecht wist er
van, en Straker in de stal. Ze voelen
zich heel schuldig, maar dat zouden
ze echt niet moeten doen. Als oom
Rory zo'n bui had, kon niemand hem
tegenhouden".
Terwijl ze sprak bestudeerde ze An
thony's gezicht, en nu kwam ze naar
hem toe, legde een hand op zijn arm
en duwde hem in een stoel Ze zei:
„Ga even rustig zitten, terwijl ik iets
te drinken haal", en liep naar de an
dere kant van de kamer.
Raoul zei plotseling van de haard
vandaan: „Neem me niet kwalijk als
ik ook wat in het midden breng. Maar
er is iets dat ik me afvraag. Over de
entourage in huis". Hij keek naar Jo
celyn die Anthony een glas bracht.
„Er zijn hier veel bedienden, zowel
binnens- als buitenshuis. Is daar mis
schien een nieuweling bij?"
„Nee, ze zijn hier allemaal al ja
ren". Jocelyn keek naar Anthony ter
wijl ze antwoordde. „Alleen Straker
niet, die is pas een paar weken gele
den begonnen. Maar hij is van het
dorp zelf afkomstig en we kennen hem
allemaal"
„Nee, daarover hoef je je geen zor
gen te maken". Anthony nam een
grote slok uit zijn glas. „Verplaats
jezelf in de rol van onze man, Saint-
Denis, dan zul je begrijpen waarom.
Hij baant zich al moordend een weg
naar de top van de familie, en als er
dus een huishouden is waarbij hij voor
het ogenblik uit de buurt moet blijven
is het dit. Hoe.goed hij zich ook zou
weten te vermommen, hier zou hij
zich niet durven vertonen!"
Raoul staarde voor zich uit en glim
lachte. „Ja", zei hij, „je hebt stellig
gelijk. Ik geloof dat mijn hoofd me in
de steek laat". Hij keek naar Joce
lyn. „Er zijn teveel problemen in,
misschien.."
Jocelyn scheen op de een of ande
re manier de blik niet te zien. Ze
keek op haar horloge en scheen ge
schrokken. „Ik moet naar boven, naar
tante Mildred", zei ze tegen Antho
ny. „Ik ben zo terug. Als er iets is
dat jullie nodig hebben, bel dan. En
er is een huistelefoon in de hal". Ze
liep snel naar de deur en was verdwe
nen.
Beide mannen keken haar na en
Raoul zei treurig: „Zie je? Ik ben
nog steeds niet uit de puree".
Anthony dronk zijn glas leeg „Ik
wil altijd nog met je ruilen", zei hij
en staarde in het vuur.
Raoul keek hem begrijpend aan.
„Als je nog steeds denkt dat je ver
antwoordelijk bent voor de dood van
markies Gleneyre ben je gek! Niet
alleen ben je vanochtend door de te
lefoon voorgelogen, maar er nog iets
anders mogelijk. Namelijk dat dit
echt een ongeluk is geweest. Een bij
zonder grote meevaller voor een slecht
man. Een coincidence par excellen
ce!"
„Als ik de woorden van twee grote
geallieerden mag combineren", zei
Anthony, „merde du taureau voor
jou mijn vriend!" Hij stond op. „Dit
is moord, evenals alle andere". Hij
zette zijn lege glas neer. „Maar in
tegenstelling tot de andere keren zijn
we nu misschien op tijd om te bewij
zen dat het moord was".
Hij liep naar de pleur.
De vijftiende burggraaf Saltmarche
nam de bocht om het huis in volle
vaart, dook in de rododendronbosjes
naast de oprit en hield de voordeur
van het huis met strakke blik in het
oog. De regen sloeg neer op hem en
zijn sombere omgeving en ijskoude
straaltjes liepen tussen zijn kraag
in zijn nek toen hij zich verschool.
De voordeur ging open en een man
kwam naar buiten, zijn omtrek even
afgetekend tegen het licht van bin
nen. Hij sloot de deur en rende de tre
den af en over het grint naar de stal
len, zijn hoofd gebukt voor de regen,
zijn handen diep in de zakken van
zijn overjas.
De jonge Saltmarche verzamelde
moed en kwam te voorschijn uit het
struikgewas, daarbij tegen de man
aanbotsend.
„Neemt u mij niet kwalijk, mijn
heer", zei hij, „maar bent u Antho
ny Gethryn?"
Anthony keek naar op de kleine
druipende figuur. „Inderdaad", zei hij.
Hij stak zijn hand uit. „Jij moet Salt
marche zijn", zei hij en voelde zich
enorm nieuwsgierig.
Zijn vingers werden gegrepen in
de druk van een kleine, vochtige, maar
stevige hand. De jongen zei: „Ik.,
ik hoop dat u mij niet brutaal zult vin
den. mijnheer, maar gaat u naar de
stallen?"
Anthony zei: „Inderdaad", en wacht
te.
De jongen zei: „Wilde u met Stra
ker praten, mijnheer?
Over..over Padbury?"
„Padbury?" Anthony begreep hem
niet.
„Het paard waarop mijn grootva
der reed toentoen
De jonge stem trilde verdacht.
„Oja", zei Anthony snel. „Je hebt
alweer gelijk. Waarom wil je dat we
ten?"
De jongen zei: „Omdat Straker hier
nog niet lang is. Hij kent Padbury
nog niet zo goed. Niet zo goed als de
oude Hawkins vroeger, en ook niet
zo goed als ik". Hij' aarzelde en slik
te, mijnheer, maar Padbury heeft
nog nooit een voet verkeerd gezet.
Het was utigesloten dat hij op hol zou
slaan, of opzij springen of zelfs maar
uitglijden. Mijn..mijn grootvader zei
altijd dat als iedereen in de regering
maar half zoveel verstand had als
Padbury, Engeland nog steeds een
eerste-klas-mogendheid zou zijn. En
hij zei dat als er ooit een atoombom
achter Padbury zou vallen het enige
wat hij zou doen was zijn ogen slui
ten om de flits niet te zien en er dan
vandoor gaan naar de dichtstbijzijn
de schuilplaats zodat hij ik bedoel
grootvader zich zou kunnen ver
schuilen.
Toen hij zover gekomen was scheen
de jonge Saltmarche zich te realiseren
dat hij meer zei dan nodig was en dat
hij veel te vlug praatte ook. Hij haal
de diep adem, bracht zichzelf onder
controle en probeerde het nog eens.
Hij zei: „Ik geloof niet dat Padbury
uit zichzelf iets gedaan heeft, ik ge
loof dat er iets of iemand is geweest,
die hem heeft doen vallen..Ik geloof
niet dat ik het erg goed uitleg.."
Anthony zei: „Toch wel, Padbury
was dus een soort verzekering voor
veiligheid. Met hem was je extra vei
lig-"
De jonge Saltmarche slaakte een
zucht van opluchting. „Ja, zo was het
precies!"
„Heb je dit ook nog aan iemand an
ders verteld?"
„Nee meneer. Het leek me beter
van niet. Niet nadat ik Jocelyn ik
bedoel mevrouw Messenger door
de telefoon met Scotland Yard had
horen praten.." Het gezicht van de
jonge lord kleurde met een zware
blos. „En toenen toen dacht ik dat
het misschien beter was als ik u eer
der sprak dan Straker.."
(Wordt vervolgd)
ftT
18-19 Dolf en Ben keken geboeid naar alle
kanten. Het strand, de duinen en de zee
konden ze van hier uit veel ruimer zien
dan op de begane grond. Onder hen lag
het plaatsje Zeeduin, verderop zagen ze
andere dorpen en ook de stad, die een
heel eind van Zeeduin af lag.
Opeens boog Dolf zich naar voren en
wees men z'n vinger naar een eenzame
wandelaar in het duin.
Kijk daar gaat die vreemde man
weer! zei hij.
Ja, zei Ben. Dat is-ie. Wat zou die
toch zoeken hier in de buurt? Elk ogen
blik zie je 'm lopen!
De vreemdeling was duidelijk te zien
uit de hoogte; ze konden hem met het
oog volgen op z'n weg door het duin.
Vijftig jaar geleden, eind september 1911, stierf op hoge leeftijd in Amerika
een man die in het begin van zijn loopbaan te Rotterdam buitensporig is be
wierookt en verafgood, doch na zijn val van alle kanten is verguisd en met smaad
overladen: Lodewijk Pincoffs. De man van wie men later zei dat hij de Maasstad
tot grootheid had gebracht: „een idealist die, toen hij door het noodlot werd
vervolgd, zijn toevlucht nam tot onregelmatigheden, ten einde zijn plannen in
het belang van Rotterdam te doen slagen". De man die, met wat meer veine,
in de geschiedenis van Rotterdam als de grote weldoener zou zijn opgetekend.
In 1800 vestigde zich in Rotterdam een
uit West-Pruisen afkomstige immigrant,
Pincofffs geheten. Hij richtte 'n loterij kan
toor en een manufacturenzaak op en
schijnt met deze zaken succes te hebben
gehad, want reeds in 1839 woonde hij in
een deftig herenhuis aan de Zuidblaak en
hield er drie dienstboden op na. Zijn zoon
Lodewijk kreeg een goede opvoeding en
ging geruime tijd „in de leer" bij grote
handelszaken te Londen en te Antwerpen.
In 1849 vestigde hij zich te Rotterdam,
waar hij een handelszaak „in Afrikaanse
waren" begon.
In 1857 dreef de firma op bescheiden
schaal een handel aan de mond van de
Kongo. Deze zaak, die met een groot ka
pitaal werkte, ontwikkelde zich gedurende
de tien jaren van haar bestaan tot een
voor die dagen zeer belangrijke onderne
ming.
Lodewijk Pincoffs werd allengs een groot
man in de havenstad aan de Maas. Een
jaar na de oprichting van de Rotterdam-
sche Bank in 1863 werd hij commissaris
van deze instelling. Bij de oprichting van
de Nederlandsch-Amerikaansche Stoom
vaartmaatschappij in 1873 werd Pincoffs
ook daar commissaris.
Ter gelegenheid van het zilveren rege
ringsjubileum van Koning Willem II in
1874 overhandigde de vorst persoonlijk aan
Pincoffs, als voorzitter van het feestcomi
té, het commandeurskruis van de Eiken
kroon-orde. Op velerlei cultureel en phi-
lantropisch gebied verleende Pincoffs zijn
medewerking. Groot was ook zijn politie
ke invloed in Rotterdam. De toen zeer po
pulaire Rotterdamse burgemeester Van
U
tij Wl W f i
H Jssx-^^vJ if'
■r.. Si-
Een pittig pakje van Peggy Page, de
Londense modeontwerpster die deze
week haar herfstcollectie getoond
heeft. Het is een sportieve deux-
pièces in een vrolijk ruitdessin, dat
echter met zijn korte mouwtjes al
leen geschikt lijkt voor zonnige na
jaarsdagen. De rok van het wollen
pakje is geheel gevoerd.
Vollenhoven was gewoon, 's morgens op
weg naar het stadhuis eerst even voor een
kopje koffie aan te lopen bij Pincoffs, die
daardoor invloed kon uitoefenen op aller
lei belangrijke gemeentelijke aangelegen
heden.
Nadat Pincoffs' belangstelling was ge
wekt voor de plannen die zijn vriend mr.
M. Mees had ten aanzien van de stadsuit
breiding in de richting van Feijenoord,
spande hij zich er onmiddellijk voor en het
duurde niet lang of hij had de leiding in
handen en richtte de op grote schaal op
gezette Rotterdamsche Handelsvereeni
ging op.
In handelskringen binnen en buiten Rot
terdam begon men echter toch te twijfe
len aan de soliditeit van Pincoffs' zaken
en met name van diens „Afrikaanse" af
faires. De commissarissen drongen erop
aan, de zaken in te krimpen, maar de di
rectie wist hen met een kluitje in het riet
te sturen. Grote zorg baarde de commis
sarissen het enorme bedrag dat aan kre
dietbrieven in omloop was. In augustus
1877 werd het kapitaal uitgebreid en bo
vendien wist men prins Hendrik der Ne
derlanden over te halen, het erevoorzitter
schap der maatschappij te aanvaarden.
Een circulaire, verspreid om deelneming
in het vergrote aandelenkapitaal te stimu
leren was door de Prins zelf ondertekend
In weerwil van dit alles echter stond de
maatschappij er slecht voor.
En op 10 mei 1879 kwam de catastro
phe. Na de vergadering van de Rotter
damsche Handelsvereeniging op 10 mei
1879 verklaarde Pincoffs dat het kapitaal
der A.H.V. „verloren" was en dat dit ge
camoufleerd was door valse boekingen en
balansen. Vier dagen later, in de middag
van de 14de mei, poetste Pincoffs de plaat,
wetend dat zijn arrestatie voor de deur
stond. Met zijn gezin vertrok hij in een
huurrijtuig naar het station, juist toen de
trein naar België zou vertrekken kwamen
de Pincoffs hef perron ophollen. De sta
tionschef hield de trein even op voor de
grote zakenman en Eerste Kamerlid,
groette hem eerbiedig.en Pincoffs was
verdwenen.
De krach had voor velen in de stad aan
de Maas onaangename gevolgen. In zijn
val sleepte Pincoffs vele ondernemingen
mee. Rotterdam had ineens zijn commer
cieel vertrouwen verloren.
Tal van brochures en krantenartikelen,
caricaturen en spotliederen die naar aan
leiding van het gebeurde verschenen, be
wezen hoezeer Pincoffs' daden het volk in
brede lagen in beroering hadden gebracht.
Door de Hoge Raad werd een strafvervol
ging ingesteld tegen Pincoffs wegens vals
heid in geschrifte en bedrieglijke bank
breuk. De beklaagde werd tenslotte bij
verstek tot acht jaar veroordeeld. Het
bleef en blijft een raadsel hoe een man
als Pincoffs geheel Rotterdam door zijn
persoonlijkheid wist te biologeren. De po
litieke tegenstanders van de liberalen wier
vertegenwoordiger hij was, namen de ge
legenheid te baat om de slag die de li
beralen trof, uit te buiten.
Van België vertrok Pincoffs per schip
naar Liverpool. Een poging om hem in
Engeland te arresteren faalde. Voor zich
zelf, zijn vrouw en zijn drie zoons kocht
hij onder zijn eigen naam drie passage
biljetten aan het kantoor van de White
Star Line. Detectives die, naar men be
weert, omgekocht waren, hadden hem op
Engelse bodem nog kunnen arresteren,
maar de vogel was gevlogen voordat zij
handelend konden optreden. Pincoffs ging
naar Amerika, met welk land Nederland
geen uitleveringsverdrag had, zodat hij
ongehinderd kon ontsnappen.
Op 28 september 1911 blies Pincoffs op
hoge leeftijd in zijn nieuwe vaderland zijn
laatste adem uit.
Na zijn val bezochten verscheidene Rot
terdammers hem in New York, zijn ver
eerders correspondeerden met hem, zelfs
boden zij hem zijn wandelstok die bij de
verkoping van zijn boedel onder de hamer
was gekomen, als geschenk aan en zon
den hem geregeld op zijn verjaardag een
gelukwens, vergezeld van vele naamkaart
jes van andere Rotterdammers. Zelfs
was er sprake van het oprichten van een
standbeeld voor deze „grote" man
Dat is er natuurlijk nooit van gekomen
maar ongetwijfeld is het Pincoffs verdien
ste geweest, dat hij als een der eersten
Rotterdam de weg heeft gewezen naar
een nieuwe en dynamische toekomst: die
van een internationale haven- en handels
stad, waar men de zaken grootscheeps
moet aanpakken om „bij" te blijven.
'Advertentie
Secretaires, Chiffonnières, Stoelen, Ronde
tafels, ook uitschuifbaar, alles van Mahonie
hout, ook klein meubelen, Canapé's. Voor
restaureren en inkoop antieke meubelen
Tel. 12223, Groot Heiligland 64, A. MUDDE.
Gasthuisvest 45.
Raaskallen is gevormd uit de
stam van het werkwoord razen, waar
aan het werkwoord kallen is toege
voegd. In de betekenis: onzin praten,
euteren komt raaskallen sinds het be
gin van de 17e eeuw voor.
De eigenlijke betekenis van het werk
woord razen is: ongerichte bewegin
gen maken onder het voortbrengen van
niets betekenende geluiden, dus: arm
zwaaiend schreeuwen. Later kon razen
worden gezegd van Roeland, van de zee
en van water dat tegen de kook aan is.
Kallen betekende vroeger gewoon:
spreken. Men zeide: kallen als Brug
man en ook: 't is te mal om van te kal
len voor: 't is de moeite niet waard er
over te spfeken. Later betekende kallen
vooral: babbelen, kletsen. Die beteke
nis heeft het woord in de samenstelling
raaskallen behouden.
17
30
36
18
13
25
40
45
53
57
58
76
80
85
19
31
54
64
96
"20
26
37
46
59
81
32
41
77
38
47
71
33
42
27
21
16
22
10
34
65
87
37
66
28
55
72
82
43
67
78
73
83
J»
11
35
68
12
23
50
62
51
52
84
74
75
Door uit de omschrijving één letter te
verwijderen en de overgebleven letters on
derling te verwisselen kan telkens een
nieuw woord gevormd worden, dat in de
figuur ingevuld moet worden.
Horizontaal: 1 stander; 5 mare; 8 trei
nen; 13 aria; 14 gerust; 16 asla; 17 les; 19
moreel; 21 kamrad; 23 som; 24 stal; 26
roet; 28 loom; 29 trui; 30 leder; 32 emi
grant; 35 desem; 36 herder; 38 naaies; 39
belang; 40 gelei; 42 berm; 43 vleet; 44 rots;
46 donor; 48 tegel; 50 palm; 53 dak; 54 ra
den; 55 fries; 56 ree; 57 klep; 59 knuit; 61
sloep; 62 stel; 63 sater; 65 trap; 67 polis;
69 bretel; 71 resumé; 73 vergen; 76 molen;
61. Terwijl Joris Goedbloed zo bekwaam zijn voor
dracht hield, over het wezen van het Genoorschap tot
Opheffing van Over ontwikkelde Zaken, kwijnde Panda
in de kerker. We hoeven nauwelijks te zeggen, dat hem
dit helemaal niet beviel. Hij wist, dat Deurwaarder
Wrongelsma in de buurt was en weinig goeds in de zin
had en bovendien vreesde hij, dat Joris nu te ver
zou gaan. Hij twijfelde er niet langer aan, of al dit
gedoe met die genootschappen was niet helemaal eer
lijk en daar moest hij hoogst noodzakelijk iets aan doen.
Hij wilde er uit maar dat valt niet mee als men
in de boeien geslagen is. Intussen werden zijn ergste
vermoedens reeds bewaarheid, want de dienders aan de
poort begonnen luidruchtig toelating te eisen; onder het
slaken van de kreet „Opendoen politie!" bewerkten
zij de voordeur, zonder te onderzoeken of deze wel op
slot was (dat was hij niet). Dit was een misbaar, dat
ook duidelijk in het privé-kantoor doordrong, en Joris
werd dan ook onaangenaam midden in een van zijn
beste volzinnen onderbroken. „Wel verbaasd!" riep hij
vit. „Wie kan dat nu toch zijn?,' Een onaangename
lach ontsierde de trekken van de heer Nagelbeen.
„Dat," zei hij, „zijn waarschijnlijk mijn vrienden die
u zo graag wilde ontmoeten."
77 gisteren; 79 beest; 80 sire; 81 grol; 82
lies; 84 leng; 85 rek; 86 Merano; 88 damast;
90 pan; 91 goor; 92 matras; 94 goed; 96
apostel; 97 klit; 98 psalter.
Verticaal: 1 kerspel; 2 dar; 3 maat; 4
trein; 5 lier; 6 ras; 7 duim; 9 maand; 10
krat; 11 set; 12 stengel; 14 krater; 15 hon
ger; 18 dadel; 20 gors; 22 last; 23 Douwe;
25 Drente; 27 klein; 29 gareel; 31 geel; 33
draad; 34 meier; 35 satan; 37 herderin; 39
teerling; 41 Sloten; 43 pelvis; 44 part; 45
doek; 47 koor; 49 poes; 51 ader; 52 stem;
58 kansel; 60 veter; 61 gunst; 62 voelen;
64 nier; 66 fraai; 68 beul; 69 rooster; 70
priem; 71 matras; 72 mesten; 74 steen; 75
gedraal; 77 moes; 78 trip; 81 globe; 83
meest; 86 toer; 87 taan; 88 krap; 89 maag;
91 sop; 93 dia; 95 pot.
Oplossingen inzenden vóór donderdag.
Uitsluitend per briefkaart.
OPLOSSING PUZZEL No. 4
Horizontaal: 2 schaars; 3 ut; 7 ons; 8 te;
10 pias; 11 Aïda; 13 gala; 14 hoe; 16 leis;
18 af; 19 raadsel; 22 re; 23 er; 24 Etna; 25
dief; 27 ra; 29 snel; 30 droog; 31 aria; 32
pa; 33 koel; 35 rest; 37 el; 38 ar; 40 present;
42 nu; 43 lens; 45 min; 46 roos; 48 iets; 49
zoon; 51 ara; om; 54 lijdelijk.
Verticaal: 1 aanbod; 2 staart; 3 hoe; 4
as; 5 stille; 6 uil; 9 Ede; 10 paf; 12 air; 13
garnaal; 14 Haarlem; 15 esdoren; 17 se
rieus; 20 ander; 21 eigen; 23 esp; 24 elk; 26
fat; 28 aal; 34 opstel; 36 strook; 39 rei; 41
sieren; 42 non; 44 neg; 47 oom; 51 ad; 52 al.
PRIJSWINNAARS PUZZEL No. 4
7.50: C. v. Accooij, Visserseinde 24,
Spaarndam. 5.J. B. Doevendans, El
zenplein 13, Haarlem, 2.50: H. Hopster,
Kon. Wilhelminakade 27 rd, IJmuiden.
Advertentie
p B B®1 6