DE DODENLIJST VAN ADRIAN MESSENGER Bankroetier Pincoffs wees Rotterdam de weg naar een dynamische toekomst PUZZEL NUMMER 5 X z z yp g Hl X XfL PANDA EN DE MEESTER-OPHEFFER Het öelhelm van de vuurtoren ^Hoe is het ontstaan?^ stf AOSRAM Polle OPLICHTER OF IDEALIST Antieke meubelen houden waarde Ows vervolgverhaal ZATERDAG 30 SEPTEMBER 1961 11 PHILIP MACDONALD Oorspronkelijke titel: The list of Adrian Messenger Handelsman-politicus mm. m, Pê# H j 'S De catastrofe De vlucht Dit woord: RAASKALLEN 2C U 96 BM 93 49 39 89 94 29 73" 95 90 lil lampen 43. „Als we zo doorwerken, hebben we het huisje gauw genoeg klaar", zegt Polle vrolijk, „ik vind, dat we reuze goede metselaars zijn!' Als ze boven komen, is echter het muurtje spoorloos verdwenen! „Wat is hier gebeurd!", roept Pingo verontwaardigd. Alleen de slokop staat er, met een onnozel gezicht. „Heb jij gezien, wie ons muurtje heeft afgebroken?", vraagt Polle. Am« IIAMDAlni i\ 49) Raoul stond voor een laaiend hout vuur, hij zag er groter uit dan ooit. Hij zei tegen Anthony: „Ik hoop dat ik juist gehandeld heb. Toen ik van de dood van de markies hoorde, heb ik niet gewacht tot je opbelde, maar ik heb mevrouw Messenger meteen laten weten dat ik in de buurt was. En daarop zijn we overeengekomen dat ik de familie in mijn auto terug zou rijden naar huis.." Jocelyn onderbrak hem. Ze zei te gen Anthony: „Ik heb tante Mildred maar overreed omdat we dan vlug ger zouden zijn". Ze aarzelde. „Maar ze is verschrikkelijk schrander. Ik ben bang dat ze verdenking begint te koesteren". „Ze zal het toch een maal moeten weten", Anthony's stem klonk bedrukt. „Als jij degene bent die het haar vertelt, verzwijg dan niet dat ik onmiddelijk verantwoor delijk ben". Hij keek naar Raoul. „Ik zou beter op jouw woorden hebben moeten letten, Saint-Denis". Jocelyn zei snel: „Maar dat kun jij je toch niet verwijten, Anthony. Dat moet je echt niet doen! Niet na dat je vanochtend nog opgebeld hebt en de verzekering hebt gekregen dat oom Rory veilig in bed was". Anthony gaf haar een korte en niet erg geslaagde glimlach. „Je bent erg vriendelijk, maar ik geloof niet dat het zo eenvoudig is". Hij schudde zijn hoofd. „Maar vertel me eens iets, is de markies vanochtend openlijk de deur uitgegaan?" „Nee". Jocelyn sprak heel nadrukke lijk. „Het was een van zijn school jongensachtige komplotten, die arme lieveling! Alleen zijn knecht wist er van, en Straker in de stal. Ze voelen zich heel schuldig, maar dat zouden ze echt niet moeten doen. Als oom Rory zo'n bui had, kon niemand hem tegenhouden". Terwijl ze sprak bestudeerde ze An thony's gezicht, en nu kwam ze naar hem toe, legde een hand op zijn arm en duwde hem in een stoel Ze zei: „Ga even rustig zitten, terwijl ik iets te drinken haal", en liep naar de an dere kant van de kamer. Raoul zei plotseling van de haard vandaan: „Neem me niet kwalijk als ik ook wat in het midden breng. Maar er is iets dat ik me afvraag. Over de entourage in huis". Hij keek naar Jo celyn die Anthony een glas bracht. „Er zijn hier veel bedienden, zowel binnens- als buitenshuis. Is daar mis schien een nieuweling bij?" „Nee, ze zijn hier allemaal al ja ren". Jocelyn keek naar Anthony ter wijl ze antwoordde. „Alleen Straker niet, die is pas een paar weken gele den begonnen. Maar hij is van het dorp zelf afkomstig en we kennen hem allemaal" „Nee, daarover hoef je je geen zor gen te maken". Anthony nam een grote slok uit zijn glas. „Verplaats jezelf in de rol van onze man, Saint- Denis, dan zul je begrijpen waarom. Hij baant zich al moordend een weg naar de top van de familie, en als er dus een huishouden is waarbij hij voor het ogenblik uit de buurt moet blijven is het dit. Hoe.goed hij zich ook zou weten te vermommen, hier zou hij zich niet durven vertonen!" Raoul staarde voor zich uit en glim lachte. „Ja", zei hij, „je hebt stellig gelijk. Ik geloof dat mijn hoofd me in de steek laat". Hij keek naar Joce lyn. „Er zijn teveel problemen in, misschien.." Jocelyn scheen op de een of ande re manier de blik niet te zien. Ze keek op haar horloge en scheen ge schrokken. „Ik moet naar boven, naar tante Mildred", zei ze tegen Antho ny. „Ik ben zo terug. Als er iets is dat jullie nodig hebben, bel dan. En er is een huistelefoon in de hal". Ze liep snel naar de deur en was verdwe nen. Beide mannen keken haar na en Raoul zei treurig: „Zie je? Ik ben nog steeds niet uit de puree". Anthony dronk zijn glas leeg „Ik wil altijd nog met je ruilen", zei hij en staarde in het vuur. Raoul keek hem begrijpend aan. „Als je nog steeds denkt dat je ver antwoordelijk bent voor de dood van markies Gleneyre ben je gek! Niet alleen ben je vanochtend door de te lefoon voorgelogen, maar er nog iets anders mogelijk. Namelijk dat dit echt een ongeluk is geweest. Een bij zonder grote meevaller voor een slecht man. Een coincidence par excellen ce!" „Als ik de woorden van twee grote geallieerden mag combineren", zei Anthony, „merde du taureau voor jou mijn vriend!" Hij stond op. „Dit is moord, evenals alle andere". Hij zette zijn lege glas neer. „Maar in tegenstelling tot de andere keren zijn we nu misschien op tijd om te bewij zen dat het moord was". Hij liep naar de pleur. De vijftiende burggraaf Saltmarche nam de bocht om het huis in volle vaart, dook in de rododendronbosjes naast de oprit en hield de voordeur van het huis met strakke blik in het oog. De regen sloeg neer op hem en zijn sombere omgeving en ijskoude straaltjes liepen tussen zijn kraag in zijn nek toen hij zich verschool. De voordeur ging open en een man kwam naar buiten, zijn omtrek even afgetekend tegen het licht van bin nen. Hij sloot de deur en rende de tre den af en over het grint naar de stal len, zijn hoofd gebukt voor de regen, zijn handen diep in de zakken van zijn overjas. De jonge Saltmarche verzamelde moed en kwam te voorschijn uit het struikgewas, daarbij tegen de man aanbotsend. „Neemt u mij niet kwalijk, mijn heer", zei hij, „maar bent u Antho ny Gethryn?" Anthony keek naar op de kleine druipende figuur. „Inderdaad", zei hij. Hij stak zijn hand uit. „Jij moet Salt marche zijn", zei hij en voelde zich enorm nieuwsgierig. Zijn vingers werden gegrepen in de druk van een kleine, vochtige, maar stevige hand. De jongen zei: „Ik., ik hoop dat u mij niet brutaal zult vin den. mijnheer, maar gaat u naar de stallen?" Anthony zei: „Inderdaad", en wacht te. De jongen zei: „Wilde u met Stra ker praten, mijnheer? Over..over Padbury?" „Padbury?" Anthony begreep hem niet. „Het paard waarop mijn grootva der reed toentoen De jonge stem trilde verdacht. „Oja", zei Anthony snel. „Je hebt alweer gelijk. Waarom wil je dat we ten?" De jongen zei: „Omdat Straker hier nog niet lang is. Hij kent Padbury nog niet zo goed. Niet zo goed als de oude Hawkins vroeger, en ook niet zo goed als ik". Hij' aarzelde en slik te, mijnheer, maar Padbury heeft nog nooit een voet verkeerd gezet. Het was utigesloten dat hij op hol zou slaan, of opzij springen of zelfs maar uitglijden. Mijn..mijn grootvader zei altijd dat als iedereen in de regering maar half zoveel verstand had als Padbury, Engeland nog steeds een eerste-klas-mogendheid zou zijn. En hij zei dat als er ooit een atoombom achter Padbury zou vallen het enige wat hij zou doen was zijn ogen slui ten om de flits niet te zien en er dan vandoor gaan naar de dichtstbijzijn de schuilplaats zodat hij ik bedoel grootvader zich zou kunnen ver schuilen. Toen hij zover gekomen was scheen de jonge Saltmarche zich te realiseren dat hij meer zei dan nodig was en dat hij veel te vlug praatte ook. Hij haal de diep adem, bracht zichzelf onder controle en probeerde het nog eens. Hij zei: „Ik geloof niet dat Padbury uit zichzelf iets gedaan heeft, ik ge loof dat er iets of iemand is geweest, die hem heeft doen vallen..Ik geloof niet dat ik het erg goed uitleg.." Anthony zei: „Toch wel, Padbury was dus een soort verzekering voor veiligheid. Met hem was je extra vei lig-" De jonge Saltmarche slaakte een zucht van opluchting. „Ja, zo was het precies!" „Heb je dit ook nog aan iemand an ders verteld?" „Nee meneer. Het leek me beter van niet. Niet nadat ik Jocelyn ik bedoel mevrouw Messenger door de telefoon met Scotland Yard had horen praten.." Het gezicht van de jonge lord kleurde met een zware blos. „En toenen toen dacht ik dat het misschien beter was als ik u eer der sprak dan Straker.." (Wordt vervolgd) ftT 18-19 Dolf en Ben keken geboeid naar alle kanten. Het strand, de duinen en de zee konden ze van hier uit veel ruimer zien dan op de begane grond. Onder hen lag het plaatsje Zeeduin, verderop zagen ze andere dorpen en ook de stad, die een heel eind van Zeeduin af lag. Opeens boog Dolf zich naar voren en wees men z'n vinger naar een eenzame wandelaar in het duin. Kijk daar gaat die vreemde man weer! zei hij. Ja, zei Ben. Dat is-ie. Wat zou die toch zoeken hier in de buurt? Elk ogen blik zie je 'm lopen! De vreemdeling was duidelijk te zien uit de hoogte; ze konden hem met het oog volgen op z'n weg door het duin. Vijftig jaar geleden, eind september 1911, stierf op hoge leeftijd in Amerika een man die in het begin van zijn loopbaan te Rotterdam buitensporig is be wierookt en verafgood, doch na zijn val van alle kanten is verguisd en met smaad overladen: Lodewijk Pincoffs. De man van wie men later zei dat hij de Maasstad tot grootheid had gebracht: „een idealist die, toen hij door het noodlot werd vervolgd, zijn toevlucht nam tot onregelmatigheden, ten einde zijn plannen in het belang van Rotterdam te doen slagen". De man die, met wat meer veine, in de geschiedenis van Rotterdam als de grote weldoener zou zijn opgetekend. In 1800 vestigde zich in Rotterdam een uit West-Pruisen afkomstige immigrant, Pincofffs geheten. Hij richtte 'n loterij kan toor en een manufacturenzaak op en schijnt met deze zaken succes te hebben gehad, want reeds in 1839 woonde hij in een deftig herenhuis aan de Zuidblaak en hield er drie dienstboden op na. Zijn zoon Lodewijk kreeg een goede opvoeding en ging geruime tijd „in de leer" bij grote handelszaken te Londen en te Antwerpen. In 1849 vestigde hij zich te Rotterdam, waar hij een handelszaak „in Afrikaanse waren" begon. In 1857 dreef de firma op bescheiden schaal een handel aan de mond van de Kongo. Deze zaak, die met een groot ka pitaal werkte, ontwikkelde zich gedurende de tien jaren van haar bestaan tot een voor die dagen zeer belangrijke onderne ming. Lodewijk Pincoffs werd allengs een groot man in de havenstad aan de Maas. Een jaar na de oprichting van de Rotterdam- sche Bank in 1863 werd hij commissaris van deze instelling. Bij de oprichting van de Nederlandsch-Amerikaansche Stoom vaartmaatschappij in 1873 werd Pincoffs ook daar commissaris. Ter gelegenheid van het zilveren rege ringsjubileum van Koning Willem II in 1874 overhandigde de vorst persoonlijk aan Pincoffs, als voorzitter van het feestcomi té, het commandeurskruis van de Eiken kroon-orde. Op velerlei cultureel en phi- lantropisch gebied verleende Pincoffs zijn medewerking. Groot was ook zijn politie ke invloed in Rotterdam. De toen zeer po pulaire Rotterdamse burgemeester Van U tij Wl W f i H Jssx-^^vJ if' ■r.. Si- Een pittig pakje van Peggy Page, de Londense modeontwerpster die deze week haar herfstcollectie getoond heeft. Het is een sportieve deux- pièces in een vrolijk ruitdessin, dat echter met zijn korte mouwtjes al leen geschikt lijkt voor zonnige na jaarsdagen. De rok van het wollen pakje is geheel gevoerd. Vollenhoven was gewoon, 's morgens op weg naar het stadhuis eerst even voor een kopje koffie aan te lopen bij Pincoffs, die daardoor invloed kon uitoefenen op aller lei belangrijke gemeentelijke aangelegen heden. Nadat Pincoffs' belangstelling was ge wekt voor de plannen die zijn vriend mr. M. Mees had ten aanzien van de stadsuit breiding in de richting van Feijenoord, spande hij zich er onmiddellijk voor en het duurde niet lang of hij had de leiding in handen en richtte de op grote schaal op gezette Rotterdamsche Handelsvereeni ging op. In handelskringen binnen en buiten Rot terdam begon men echter toch te twijfe len aan de soliditeit van Pincoffs' zaken en met name van diens „Afrikaanse" af faires. De commissarissen drongen erop aan, de zaken in te krimpen, maar de di rectie wist hen met een kluitje in het riet te sturen. Grote zorg baarde de commis sarissen het enorme bedrag dat aan kre dietbrieven in omloop was. In augustus 1877 werd het kapitaal uitgebreid en bo vendien wist men prins Hendrik der Ne derlanden over te halen, het erevoorzitter schap der maatschappij te aanvaarden. Een circulaire, verspreid om deelneming in het vergrote aandelenkapitaal te stimu leren was door de Prins zelf ondertekend In weerwil van dit alles echter stond de maatschappij er slecht voor. En op 10 mei 1879 kwam de catastro phe. Na de vergadering van de Rotter damsche Handelsvereeniging op 10 mei 1879 verklaarde Pincoffs dat het kapitaal der A.H.V. „verloren" was en dat dit ge camoufleerd was door valse boekingen en balansen. Vier dagen later, in de middag van de 14de mei, poetste Pincoffs de plaat, wetend dat zijn arrestatie voor de deur stond. Met zijn gezin vertrok hij in een huurrijtuig naar het station, juist toen de trein naar België zou vertrekken kwamen de Pincoffs hef perron ophollen. De sta tionschef hield de trein even op voor de grote zakenman en Eerste Kamerlid, groette hem eerbiedig.en Pincoffs was verdwenen. De krach had voor velen in de stad aan de Maas onaangename gevolgen. In zijn val sleepte Pincoffs vele ondernemingen mee. Rotterdam had ineens zijn commer cieel vertrouwen verloren. Tal van brochures en krantenartikelen, caricaturen en spotliederen die naar aan leiding van het gebeurde verschenen, be wezen hoezeer Pincoffs' daden het volk in brede lagen in beroering hadden gebracht. Door de Hoge Raad werd een strafvervol ging ingesteld tegen Pincoffs wegens vals heid in geschrifte en bedrieglijke bank breuk. De beklaagde werd tenslotte bij verstek tot acht jaar veroordeeld. Het bleef en blijft een raadsel hoe een man als Pincoffs geheel Rotterdam door zijn persoonlijkheid wist te biologeren. De po litieke tegenstanders van de liberalen wier vertegenwoordiger hij was, namen de ge legenheid te baat om de slag die de li beralen trof, uit te buiten. Van België vertrok Pincoffs per schip naar Liverpool. Een poging om hem in Engeland te arresteren faalde. Voor zich zelf, zijn vrouw en zijn drie zoons kocht hij onder zijn eigen naam drie passage biljetten aan het kantoor van de White Star Line. Detectives die, naar men be weert, omgekocht waren, hadden hem op Engelse bodem nog kunnen arresteren, maar de vogel was gevlogen voordat zij handelend konden optreden. Pincoffs ging naar Amerika, met welk land Nederland geen uitleveringsverdrag had, zodat hij ongehinderd kon ontsnappen. Op 28 september 1911 blies Pincoffs op hoge leeftijd in zijn nieuwe vaderland zijn laatste adem uit. Na zijn val bezochten verscheidene Rot terdammers hem in New York, zijn ver eerders correspondeerden met hem, zelfs boden zij hem zijn wandelstok die bij de verkoping van zijn boedel onder de hamer was gekomen, als geschenk aan en zon den hem geregeld op zijn verjaardag een gelukwens, vergezeld van vele naamkaart jes van andere Rotterdammers. Zelfs was er sprake van het oprichten van een standbeeld voor deze „grote" man Dat is er natuurlijk nooit van gekomen maar ongetwijfeld is het Pincoffs verdien ste geweest, dat hij als een der eersten Rotterdam de weg heeft gewezen naar een nieuwe en dynamische toekomst: die van een internationale haven- en handels stad, waar men de zaken grootscheeps moet aanpakken om „bij" te blijven. 'Advertentie Secretaires, Chiffonnières, Stoelen, Ronde tafels, ook uitschuifbaar, alles van Mahonie hout, ook klein meubelen, Canapé's. Voor restaureren en inkoop antieke meubelen Tel. 12223, Groot Heiligland 64, A. MUDDE. Gasthuisvest 45. Raaskallen is gevormd uit de stam van het werkwoord razen, waar aan het werkwoord kallen is toege voegd. In de betekenis: onzin praten, euteren komt raaskallen sinds het be gin van de 17e eeuw voor. De eigenlijke betekenis van het werk woord razen is: ongerichte bewegin gen maken onder het voortbrengen van niets betekenende geluiden, dus: arm zwaaiend schreeuwen. Later kon razen worden gezegd van Roeland, van de zee en van water dat tegen de kook aan is. Kallen betekende vroeger gewoon: spreken. Men zeide: kallen als Brug man en ook: 't is te mal om van te kal len voor: 't is de moeite niet waard er over te spfeken. Later betekende kallen vooral: babbelen, kletsen. Die beteke nis heeft het woord in de samenstelling raaskallen behouden. 17 30 36 18 13 25 40 45 53 57 58 76 80 85 19 31 54 64 96 "20 26 37 46 59 81 32 41 77 38 47 71 33 42 27 21 16 22 10 34 65 87 37 66 28 55 72 82 43 67 78 73 83 J» 11 35 68 12 23 50 62 51 52 84 74 75 Door uit de omschrijving één letter te verwijderen en de overgebleven letters on derling te verwisselen kan telkens een nieuw woord gevormd worden, dat in de figuur ingevuld moet worden. Horizontaal: 1 stander; 5 mare; 8 trei nen; 13 aria; 14 gerust; 16 asla; 17 les; 19 moreel; 21 kamrad; 23 som; 24 stal; 26 roet; 28 loom; 29 trui; 30 leder; 32 emi grant; 35 desem; 36 herder; 38 naaies; 39 belang; 40 gelei; 42 berm; 43 vleet; 44 rots; 46 donor; 48 tegel; 50 palm; 53 dak; 54 ra den; 55 fries; 56 ree; 57 klep; 59 knuit; 61 sloep; 62 stel; 63 sater; 65 trap; 67 polis; 69 bretel; 71 resumé; 73 vergen; 76 molen; 61. Terwijl Joris Goedbloed zo bekwaam zijn voor dracht hield, over het wezen van het Genoorschap tot Opheffing van Over ontwikkelde Zaken, kwijnde Panda in de kerker. We hoeven nauwelijks te zeggen, dat hem dit helemaal niet beviel. Hij wist, dat Deurwaarder Wrongelsma in de buurt was en weinig goeds in de zin had en bovendien vreesde hij, dat Joris nu te ver zou gaan. Hij twijfelde er niet langer aan, of al dit gedoe met die genootschappen was niet helemaal eer lijk en daar moest hij hoogst noodzakelijk iets aan doen. Hij wilde er uit maar dat valt niet mee als men in de boeien geslagen is. Intussen werden zijn ergste vermoedens reeds bewaarheid, want de dienders aan de poort begonnen luidruchtig toelating te eisen; onder het slaken van de kreet „Opendoen politie!" bewerkten zij de voordeur, zonder te onderzoeken of deze wel op slot was (dat was hij niet). Dit was een misbaar, dat ook duidelijk in het privé-kantoor doordrong, en Joris werd dan ook onaangenaam midden in een van zijn beste volzinnen onderbroken. „Wel verbaasd!" riep hij vit. „Wie kan dat nu toch zijn?,' Een onaangename lach ontsierde de trekken van de heer Nagelbeen. „Dat," zei hij, „zijn waarschijnlijk mijn vrienden die u zo graag wilde ontmoeten." 77 gisteren; 79 beest; 80 sire; 81 grol; 82 lies; 84 leng; 85 rek; 86 Merano; 88 damast; 90 pan; 91 goor; 92 matras; 94 goed; 96 apostel; 97 klit; 98 psalter. Verticaal: 1 kerspel; 2 dar; 3 maat; 4 trein; 5 lier; 6 ras; 7 duim; 9 maand; 10 krat; 11 set; 12 stengel; 14 krater; 15 hon ger; 18 dadel; 20 gors; 22 last; 23 Douwe; 25 Drente; 27 klein; 29 gareel; 31 geel; 33 draad; 34 meier; 35 satan; 37 herderin; 39 teerling; 41 Sloten; 43 pelvis; 44 part; 45 doek; 47 koor; 49 poes; 51 ader; 52 stem; 58 kansel; 60 veter; 61 gunst; 62 voelen; 64 nier; 66 fraai; 68 beul; 69 rooster; 70 priem; 71 matras; 72 mesten; 74 steen; 75 gedraal; 77 moes; 78 trip; 81 globe; 83 meest; 86 toer; 87 taan; 88 krap; 89 maag; 91 sop; 93 dia; 95 pot. Oplossingen inzenden vóór donderdag. Uitsluitend per briefkaart. OPLOSSING PUZZEL No. 4 Horizontaal: 2 schaars; 3 ut; 7 ons; 8 te; 10 pias; 11 Aïda; 13 gala; 14 hoe; 16 leis; 18 af; 19 raadsel; 22 re; 23 er; 24 Etna; 25 dief; 27 ra; 29 snel; 30 droog; 31 aria; 32 pa; 33 koel; 35 rest; 37 el; 38 ar; 40 present; 42 nu; 43 lens; 45 min; 46 roos; 48 iets; 49 zoon; 51 ara; om; 54 lijdelijk. Verticaal: 1 aanbod; 2 staart; 3 hoe; 4 as; 5 stille; 6 uil; 9 Ede; 10 paf; 12 air; 13 garnaal; 14 Haarlem; 15 esdoren; 17 se rieus; 20 ander; 21 eigen; 23 esp; 24 elk; 26 fat; 28 aal; 34 opstel; 36 strook; 39 rei; 41 sieren; 42 non; 44 neg; 47 oom; 51 ad; 52 al. PRIJSWINNAARS PUZZEL No. 4 7.50: C. v. Accooij, Visserseinde 24, Spaarndam. 5.J. B. Doevendans, El zenplein 13, Haarlem, 2.50: H. Hopster, Kon. Wilhelminakade 27 rd, IJmuiden. Advertentie p B B®1 6

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1961 | | pagina 11