Oud-president van de N.S. verweert zich in
memoires tegen critiek op zijn persoon en beleid
Trotse vader
(0 SHDDfl
„Kleine luchtvaart" kan in ons
land vleugels niet uitslaan
Het boekje- van Guido de Brés
Saat-twiia-
KUIPERS
DAM PO
Zwevende vloeren in
Haagse woningwetflats
Laatste officiële
daad van ir. Maris
Te veel belasting en
te weinig vliegvelden
Vierhonderd jaar
Nederlandse
Geloofsbelijdenis
Protest van
Benelux-raad tegen
kernbomproeven
m
PROF. GOUDRIAAN RAKELT HET VERLEDEN OP
verkouden
ZATERDAG 28 OKTOBER 1961
4
z
GOED UIT.... MET
H.ENGLEBERT N.V.
I
Tegen geluidshinder
Wat kost vliegen?
Talarius
ZIJLSTRAAT 97 HAARLEM
BRILLEN SPECIALIST
(Van onze reportageredacteur)
THANS HEEFT ÓÓK prof. dr. ir. J. Goudriaan zijn k(jk op de periode dat h(j
directeur van de n.v. Nederlandsche Spoorwegen was, en de verwikkelingen welke
daarmee samenhangen, te boek gesteld en laten uitgeven. Zjjn werk vond onder de
titel „Vriend en Vijand, Herinneringen aan de Nederlandsche Spoorwegen 1938-1948"
een plaats in de reeks kwadraatpockets van de Bezige Bjj. De auteur, die sinds 1949
in Zuid-Afrika woont en werkt, heeft met zijn boek een antwoord willen geven op de
critische passages welke prof. dr. A. J. C. Rüter in zijn studie over de spoorwegen
in oorlogstijd („Rijden en Staken", een in 1960 verschenen monografie van het Rijks
instituut voor Oorlogsdocumentatie) aan zijn persoon en zjjn optreden heeft gewijd. In
mindere mate geldt dat tevens voor het door F. P. A. Landskroon geschreven gedenk
boek van de Nederlandse Vereniging van Spoor- en Tramwegpersoneel.
HET WERK VAN prof. Goudriaan is
echter veel meer geworden dan een ver
weer tegen een hem onwelgevallige ge
schiedschrijving. Daarvoor was het door
hem behandelde tijdvak te bewogen en is
de schrijver zelf een te briljante figuur.
Maar toch heeft hij, wellicht zonder het
te willen, de nadruk gelegd op de wijze
waarop volgens hem de weerstanden tegen
zijn persoon zich binnen en ten dele ook
buiten de spoorwegen hebben ontwikkeld
en tot zijn vertrek als president-directeur
hebben geleid. Prof. Rüter heeft, ondanks
zijn bedenkingen tegen de persoon van
prof. Goudriaan, reeds vastgesteld dat de
manier waarop het conflict is uitgevoch
ten „moeilijk elegant kan worden ge
noemd". Het kwam er immers op neer,
dat een door Seyss-Inquart ontslagen func
tionaris, die bovendien tot twee keer toe
tot een totaal van twee jaar door de Duit
sers in gijzeling werd gehouden, niet defi
nitief op de post terugkeerde waar hij voor
de oorlog recht op had. Geheel afgezien
van de vraag of dat tenslotte toch niet de
beste en in de praktijk zelfs de enige op
lossing was, dient men er begrip voor te
hebben, dat deze gang van zaken voor de
betrokkene uitermate teleurstellend en
pijnlijk is geweest.
PROF. GOUDRIAAN HEEFT zijn me
moires in zes hoofdstukken en een nabe
trachting ingedeeld volgens de fazen van
zijn relaties tot de Nederlandse Spoorwe
gen. Maar hij beperkt zich bepaald niet
tot dat aspect. Daar waar er maar even
aanleiding toe is, geeft de auteur beschou
wingen ten beste over economie, politiek,
militaire strategie, internationaal recht en
de werkwijze van het Rijksinstituut voor
Oorlogsdokumentatie. Iemand met zo'n
brede belangstelling loopt natuurlijk de
kans de plank mis te slaan. Dat is met
name het geval waar hij stelt dat laatst
genoemde instelling zich vrijwel uitslui
tend bezighoudt met de „geschiedenis en
microgeschiedenis van het verzet" en dat
een samenvattend beeld van de oorlog in
Nederland en Oost-Azië ontbreekt. Prof.
Goudriaan ziet blijkbaar over het hoofd,
dat de officiële beschrijving der militaire
gebeurtenissen is voorbehouden aan de
sectie Krijgsgeschiedenis van de Generale
Staf en dat de directeur van het Rijksin
stituut reeds geruime tijd werkt aan een
samenvattende geschiedenis van het Ko
ninkrijk tijdens de oorlog. Het is slechts
een detail, maar prof. Goudriaan lokt der
gelijke correcties uit door zijn hebbelijk
heid om zelfs op met het blote oog niet
meer waarneembare slakken zout* te leg
gen, zoals onder meer uit zijn polemiek
met prof. Rüter herhaaldelijk blijkt.
DOOR HET GROTE PUBLIEK in het
algemeen en door het spoorwegpersoneel
Advertentie
Heeft gezin.
Vraagt veiligheid
op de weg. Vrouw let
op kleur en lijn.
Vindt in SKODA:
een degelijke wagen,
comfort voor vijf
personen, prettige
kruissnelheid op ioo,
top op 125 km per uur.
Gunstig verbruik:
I op 13 in de praktijk.
Eigen stijl: sportieve
bouw, keus uit
tien kleuren.
Tip voor hem (en haar)
die SKODA willen zien
morgen bij Uw dealer
een wagen voor
proefrit gereed.
compleet met verwar
ming, rolhoes, slaapban
ken, enz. f 5250.-
uitstekende onderdelen-
voorziening meer dan
60 dealers in Nederland
Theresiastraat 145, Den Haag
Tel. 070-723903*
DEALER:
VERBEEK, Bloemendaal
Bloemend, weg 5, tel. 52301
in het bijzonder, werd prof. Goudriaan
vooral verweten dat hij in de oorlogsda
gen uitsluitend ten behoeve van zijn gezin
en een paar medewerkers een extra trein
heeft laten rijden van Den Haag naar Hil
versum en weer terug. Dit zette vooral
kwaad bloed omdat het een uitgemaakte
zaak was dat de Utrechtse spoorwegamb
tenaren die in de meidagen van 1940 in
Den Haag dienst moesten doen hun
gezinnen niet mochten meenemen.
Prof. Goudriaan heeft dat niet „ver
boden", zoals prof. Rüter heeft geschre
ven. Hij heeft echter wel in de personeels-
raad een vurig betoog gehouden waarin
deze militaire beslissing werd ondersteund:
soldaten moeten óók hun vrouw en kin
deren achterlaten en zo voort. Deze toe
spraak citeert prof. Goudriaan, in tegen
stelling tot een paar andere, echter niet.
Hij legt er de nadruk op, dat hij „vrij
heid van handelen" had gekregen om zo
mogelijk naar Engeland uit te wijken, dat
de trein startklaar stond en dat het hoofd
van de sectie Spoorwegdienst van de Gene
rale Staf bereid was deze ter beschikking
te stellen. Dat is, zoals wij hebben geve
rifieerd, inderdaad juist. Aan het Haagse
Staatsspoorstation stond een dieseltrein
waarmee Duitse krijgsgevangenen waren
aangevoerd en die weer terug moest naar
Utrecht. Het is niet juist dat die trein
voorrang heeft gehad boven andere, want
er was in de nacht van 13 op 14 mei vrij
wel geen spoorwegverkeer. Maar het is
natuurlijk óók zo, dat het verweer van
de toenmalige president-directeur „dat
iedereen vrij was om zijn gezin te ver
plaatsen" niet opgaat daar dit slechts in uit
zonderingsgevallen praktisch uitvoerbaar
was. Alleen de president-directeur van de
N.S., in die dagen bovendien als reser
vemajoor ingedeeld bij de sectie Spoorweg
dienst, had gelegenheid een trein te char
teren. Met name de secretaris-generaal
van Waterstaat, mr. D. G. W. Spitzen,
heeft hem deze bij uitstek psychologische
fout ernstig kwalijk genomen en tijdens de
gehele verdere ontwikkeling komt ,,de ge
schiedenis met deze trein" steeds weer
terug als een kardinale beleidsfout. Prof.
Goudriaan stelt zich blijkbaar op het
De Gaulle „die zijn gezin eveneens voor
uitstuurde" noia .i-sysiJjscifaanü'/a
f? opoe '-1,-n-fT -•** v
PROF. GOUDRIAAN had Nederland
van stelling tot stelling willen verdedigen
met een Nederlands Duinkerken als hoog
tepunt en tijdens de bezetting een rechtlij
nige, onwankelbare, principiële anti-Duitse
houding willen aannemen. Voorzover men
dat niet rechtstreeks in zijn memoires kan
lezen, kan men dat vinden in de stukken
welke hij bij het Rijksinstituut voor Oor
logsdocumentatie heeft gedeponeerd en die
wij hebben geraadpleegd, omdat de schrij
ver er bij herhaling naar verwijst. Daar
uit blijkt echter ook, dat prof. Goudriaan
zijn personeel voor de consequenties van
zo'n ferm beleid wilde laten opdraaien.
Zo wilde hij de machinisten instructies ge
ven dat ze moesten weigeren Duitse muni-
tietreinen te rijden. Zowel prof. Gou-
driaan's collega, ir. W. Hupkes in 1940
als de voorzitter van de Zuiveringsraad in
1945 voor wie deze verklaring werd afge
legd, had daarop maar één antwoord:
,Dan had u zelf moeten aftreden". Het
is jammer dat daar waar prof. Goudriaan's
persoonlijke beleid in het geding is dit
beeld van kracht niet ongerept is geble
ven. De affaire over het verlof geven voor
de begrafenis van de WA-man Peter Ton
wordt door hem als een formele interpre
tatiekwestie afgedaan, maar hij moet toe
geven dat de rechtbank, die zijn klacht
tegen de oud-hoofdingenieur Ch. Driessen
behandelde, juist voor dit punt uit diens
brochure waarvoor overigens een ver
oordelend vonnis volgde het bewijs ge
leverd achtte.
MET EEN AFSTAND van zoveel jaar
moet het eigenlijk worden betreurd dat
prof. Goudriaan zijn aangeboren plezier
om zijn opinies gedrukt of beluisterd te
weten niet heeft kunnen onderdrukken. Bij
alle critiek op zijn persoon en zijn karak
ter en uit zijn boek valt zowel zijn nei
ging tot pathos als tot oppositie af te lei
den mag men zijn grote verdiensten
voor het spoorwegbedrijf niet uit het oog
verliezen. De administratie heeft hij in
grijpend gemoderniseerd en dat volkomen
terecht; hij heeft de spoorwegen een goe
de publiciteit bezorgd zijn vijanden zeg
gen: zichzelf ook en hij heeft de weder
opbouw van het spoorwegbedrijf in de be
vrijde zuidelijke provincies bekwaam en
voortvarend geleid, zij het dat hij ook daar
met zijn medewerkers in botsing kwam.
Aan beide fazen wijdt hij belangwekken
de bladzijden, die in wezen meer boeien
dan de eindeloze correspondenties, nota
wisselingen en besprekingen welke zijn
strijd om rechtsherstel begeleiden. Minis
ter ir. Th. P. Tromp heeft op 16 mei 1945
dat rechtsherstel formeel bewerkstelligd
door de benoeming tot president-directeur
te bekrachtigen. Dat ging echter gepaard
met het verzoek ontslag te nemen: de
breuk met de andere leden van de direc
tie, vele hoofdambtenaren en de perso-
neelsraad was volkomen.
OOK HET VERZET van het personeel
tegen zijn terugkeer schrijft prof. Gou
driaan aan intriges toe. Hij herinnert uit
sluitend aan de vriendelijke passages over
de verhouding tot de directie in de jaar
verslagen van de personeelsraad, over de
Een jeugdig portret van prof Goudriaan.
hartelijke woorden van vakbondsbestuur
ders bij tal van gelegenheden en aan het
„manshoge bloemstuk" dat hij bij zijn te
rugkeer uit Buchenwald van de personeels
raad ontving. De critiek welke er toch ook
was en die haar oorzaak eerder vond
in z'n gewoonte om langer te spreken
dan te luisteren, dan in de dikwijls bruusk
aangekondigde reorganisaties is hem
blijkbaar nog steeds geheel ontgaan! De
felle oppositie, welke hij ontmoette, schuift
hij zijn collega, dr. ir. W. Hupkes in de
schoenen. Zelfs minister Tromp, die prof.
Goudriaan goed gezind was, heeft die ver
onderstelling verontwaardigd van de hand
gewezen. De opmerking dat „de Duitsers
Hupkes boven mij verkozen" zal prof.
Goudriaan ongetwijfeld door velen kwalijk
worden genomen.
DE TIJD HEEFT BLIJKENS de publi-
katie van „Vriend en Vijand" niet alle
wonden geheeld, noch heeft de emigratie
naar Zuid-Afrika voldoende afstand ge
schapen om de dingen en vooral het eigen
aandeel daarin in hun betrekkelijkheid te
zien. Dat is mede te betreuren omdat zo
veel personen, die door prof. Goudriaan
worden aan- of bijgevallen (het eerste
komt aanzienlijk meer voor) niet meer in
leven zijn en zich dus niet tegen zijn ziens
wijze kunnen verzetten.of deze kunnen be
vestigen. Dat laatste is niet zonder belang.
Zoals prof. Goudriaan zelf ergens citeert:
het komt er minder op aan dat je gelijk
hebt dan wel dat je gelijk krijgt.
(Van onze Haagse redacteur)
Den Haag heeft een belangrijke slag ge
wonnen in de strijd tegen de geluidshinder
in moderne flatwoningen. Alle nieuwe wo
ningwetwoningen zullen voortaan zo wor
den gebouwd, dat de bewoners geen last
meer van elkaar hebben. Dat wordt be
reikt door het aanbrengen van „zwevende"
vloeren, die zogenaamde contactgeluiden
tot het uiterste zullen beperken. De huren
zullen stijgen met slechts 20 tot 30 cent
per week.
Het eerste complex dat wordt voorzien
van deze bij duurdere woningen reeds
lang bekende zwevende vloeren is een
flatgebouw aan de Loevesteinlaan, waar
voor nu de eerste paal is geslagen.
Advertentie
Ir. A. G. Maris heeft gisteren zijn laat
ste officiële daad als directeur-generaal
van Rijkswaterstaat verricht: de officiële
opening van de nieuwe provinciale weg
over de dam in het Veerse Gat. Vele auto
riteiten woonden deze plechtigheid bij,
evenals schoolkinderen die met bussen wa
ren aangevoerd uit het eilandengebied, de
voormalige eilanden Noord-Beveland,
Zuid-Beveland en Walcheren.
Op de weg komt drie keer een gemeen
teaanduiding te staan: borden van de ge
meenten Vrouwenpolder, Veere en Wisse-
kerke.
Ir. Maris noemde Zeeland een parel in
de kroon van Nederland. „Deze parel
krijgt thans een nieuwe zetting". Hij voor
spelde een grote toekomst voor het recrea
tiegebied in Zeeland.
De burgemeester van Wissekerke, de
heer J. van Halst, sprak namens de drie
gemeentebesturen zijn ongerustheid uit
over het uitblijven van aansluitende we
gen op de wegen over de dammen.
De zogenoemde kleine luchtvaart ont
wikkelt zich in Nederland veel minder snel
dan in andere landen. De belangstelling
voor een privé-vliegeropleiding neemt in
ons land snel toe, maar wil er van een
werkelijke groei van de kleine luchtvaart
en zakenluchtvaart sprake zijn, dan zal er
eerst iets moeten worden gedaan aan de
hoge belastingen en het gebrek aan vlieg
velden. Aldus heeft mr. W. J. Blaisse,
voorzitter van de afdeling motorvliegen
van de Koninklijke Nederlandse Vereni
ging voor Luchtvaart tijdens, een persbij
eenkomst op luchthaven Rotterdam ver
klaard.
De term „kleine luchtvaart" slaat alleen
op de afmetingen van de toestellen. Niet
op het aantal vliegtuigen of het aantal ge
vlogen uren.
De cijfers van de Nationale Luchtvaart-
school tonen duidelijk de toenemende lust
tot vliegen aan. In 1957 behaalden 299 per
sonen het vliegbewijs-A en in 1960 niet
minder dan 447. In opleiding zijn thans
nog 293 personen. De animo is dus groeien
de, maar terwijl men in Amerika al se
rieus gaat denken aan kleine straalvlieg
tuigen voor „general aviation" kan de
zaak in Nederland slechts moeilijk op gang
komen.
Mr. Blaisse noemde als oorzaak aller
eerst de hoge kosten, eer een vliegtuig on
der Nederlandse registratie eigendom van
een Nederlander wordt. Op den duur zal
Joojaiaqsiu
idamavor i v -
Voor de orthodoxe protestanten in
Nederland valt er op 2 november van
dit jaar een bijzondere gebeurtenis te
herdenken, die vier eeuwen geleden
heeft plaats gehad. Op de morgen na
melijk van de tweede november 1561
opende een bediende de poort van het
kasteel in Doornik en daar trof hij
een over de muur geworpen pakje
aan, bestemd voor Floris de Montigny,
bevelhebber van het kasteel.
Deze Floris had van de landvoogdes,
Margaretha van Parma, de opdracht
gekregen maatregelen te treffen in
verband met ongeregeldheden die zich
in Doornik hadden voorgedaan en
waarvan de „aanhangers van de nieu
we leer", de protestanten, als de
hoofdschuldigen werden aangezien.
In dit pakje bevond zich in de eer
ste plaats een brief waarmee de af
zender probeerde aan te tonen, dat
de hervormden ten onrechte voor rust
verstoorders werden gehouden. Om te
bewijzen dat de volgelingen der re
formatoren waarlijk geen staatsgevaar
lijke revolutionairen waren, was bij
deze brief een boekje gevoegd waarin
de geloofsovertuiging van deze christe
nen stond geformuleerd.
Naderhand hebben de synoden van
de wordende hervormde (gereformeer
de) kerken dit boekje, dat dus oor
spronkelijk geen andere bedoeling had
dan om als verweerschrift dienst te
doen ten einde de koning ervan te
overtuigen dat hij de protestanten als
loyale onderdanen mocht beschouwen,
zó belangrijk geacht, dat het gepro
moveerd werd tot een van de belij
denisgeschriften.
Als zodanig is dit geschrift later
bekend georden als de Nederlandse
Geloofsbelijdenis, uit het Frans in het
Nederlands vertaald als „Bekentenisse
of Belijdenisse des gheloofs int gemeyn
ende eendrachtelicken vanden gheloo-
vigen, die in de Nederlanden overal
verstroyt zijn ende na de suyverheyt
des Heylighen Evangeliums ons Hee-
ren Jesus Christus begheeren te le
ven".
De schrijver, zowel van de brief
als van het boekje, bleek naderhand
te zijn Guido (of Guy) de Brés (of
de Bray) predikant in Doornik en te
gelijk voorganger van de „gemeenten
onder het kruis" in Rijssel en Valen
ciennes, „minister van Gods Woord in
de Nederlanden".
Deze de Brés, die in verband met
zijn geloofsovertuiging vele jaren van
zijn leven als vluchteling heeft door
gebracht en voortdurend moest uitwij
ken, is tenslotte op vijfenveertig jari
ge leeftijd als martelaar van de her
vorming terechtgesteld in Valenciennes.
Hij is daar door ophanging om het
leven gebracht en de geschiedschrij
vers weten te vertellen, dat hij, toen
hij de ladder beklom, hel verzamelde
volk nog eenmaal vermaande om toch
vooral aan de overheden gehoorzaam
te zijn. Daarmee wilde hij overtui
gend bewijzen, dat hij tot aan het
laatste ogenblik toe een trouw onder
daan van de koning wenste te blij
ven.
In het Frans
1
De Nederlandse Geloofsbelijdenis van
Guido de Brés is oorspronkelijk in het
Frans geschreven naar het model van
de Franse Geloofsbelijdenis, die op
een synode in Parijs was aanvaard
als de gemeenschappelijke geloofsuit-
drukking van de Hugenoten. Daarover
heeft Calvijn zelf eerst zijn keurend
oog laten gaan.
Wat de inhoud van dit (typisch
calvinistische) belijdenisgeschrift be
treft, deze is verdeeld in 37 artikelen
waarin onder meer de volgende op
vattingen zijn neergelegd, verdedigd en
toegelicht.
De Bijbel is door God geïnspireerd.
De Vader, de Zoon en de Heilige
Geest vormen samen de drieënige God.
Jezus Christus is God en mens in
één persoon.
De mens is een gevallen mens, maar
hij wordt rechtvaardig door het ge
loof in Christus.
Er is één algemene christelijke kerk
waarvan men zich niet mag afschei
den.
Er is een eeuwige verkiezing van
God.
De kerk houdt Christus voor het
enige Hoofd en wordt geregeerd door
ambtsdragers.
De overheid moet de hand houden
aan de heilige kerkedienst en wij
moeten aan de wettige overheid ge
hoorzamen.
Deze Geloofsbelijdenis heeft in de
hervormde en de diverse gerefor
meerde kerken in ons land een plaats
gekregen als een van de Drie Formu
lieren van Enigheid naast de beide
andere belijdenisgeschriften: de Heidel-
bergse Catechismus en de zogenaamde
Dordtse Leerregels. In deze kerken
wordt dan ook de naam van Guido
de Brés nog steeds met ere genoemd
en roept zijn „Confession de Foy"
van vierhonderd jaar geleden in deze
dagen opnieuw belangstelling op.
Dit laatste is voor de genoemde
kerken geen overbodige luxe aangezien
de interesse voor en de kennis van
de Nederlandse Geloofsbelijdenis ook
onder het orthodoxe kerkvolk, dat dit
belijdenisgeschrift nooit uit zijn kerk
orden heeft willen verwijderen, in on
ze moderne tijd gering is.
Het verweerschrift van Guido de
Brés is, om overigens begrijpelijke re
denen, nooit zo „populair" geworden
als het nog altijd veel gebruikte leer
boek „De Heidelbergse Catechismus".
Dat desondanks, ook in de nieuwe
kerkorde van de Nederlandse Hervorm
de Kerk (1951) de Nederlandse Ge
loofsbelijdenis uitdrukkelijk wordt ver
meld, is er een bewijs van dat men
zich nog steeds wenst te oriënteren
aan de formuleringen van het geloof,
zoals deze vier eeuwen geleden aan
de orde werden gesteld.
Ds. D. ter Steege
het voor vliegtuigen, binnen E.E.G.-ver-
band geleverd, wat beter worden, maar
nu komt er op de prijs van een vliegtuig,
dat respectievelijk van binnen en van bui
ten de E.E.G. wordt geleverd, 30 en 36
percent extra. In de toekomst zal dat 22
en 40 percent worden.
Vergelijk daarmee Engeland met 17,5
percent, Duitsland met 5 percent en Frank
rijk, dat weliswaar hoge invoerrechten
heeft, maar daartegenover een eigen in
dustrie bezit, die beschermd moet worden.
De staat betaalt in dat laatste land 40
percent van de kostprijs van een Frans
vliegtuig voor erkende aeroclubs, plus
een restitutie op de brandstofaccijns. De
K.N.V. v L. heeft reeds eerder, in februari
1960, de minister van Financiën verzocht
de fiscale lasten te verlichten bij voor
beeld door verlaging van het huidige weel-
detarief van 18 percent maar het is er
nog niet van gekomen.
Tien vliegvelden
Voor de tweede wereldoorlog konden
privévliegers onbeperkt gebruik maken
van tien vliegvelden in Nederland, nu zijn
het er weer tien, als Hoeven en Haamste
de gereed zijn, hoewel niet allemaal meer
voor „onbeperkt" gebruik. Op Schiphol bij
voorbeeld is tweezijdig radiocontact ver
eist.
De K.N.V. v. L. ziet grote mogelijkhe
den van „airstrips", zoals Zwitserland er
De kosten voor het behalen van een
vliegbewijs-a komen gemiddeld op
1700,Bij de nationale luchtvaart-
school kan men als gebrevetteerde toe
stellen huren, waarvan de Piper Cub
met 45,per vlieguur, alles inbe
grepen, het goedkoopste is. Steun uit
fondsen als het Anthonie Fokkerfonds
en het Plesmanfonds wordt voor jonge
vliegers in opleiding vrijwel niet meer
verleend. Gemiddeld zal men na 12 les
uren solo mogen vliegen en 18 uur meer
brengt het vliegbewijs-a, als men slaagt
tenminste.
36 heeft, en in de velden die in de eerste
plaats voor bedrijven werden aangelegd.
Een machtige handicap voor de kleine
luchtvaart is de tegenzin van bestuurders
van grote vliegtuigen tegen het toelaten
van „visible flight rules" voor de kleine
luchtvaart, die men ook graag tot „in
strument flight rules" gedwongen zou zien.
Dat zou betekenen, dat men als privévlie-
ger naast het vliegbewijs-A ook aanteke
ning voor blindvliegen zou moeten halen,
wat velen te zwaar is.
In november zullen de rijksluchtvaart
dienst en de K.N.V. v. L. besprekingen
voeren over de vliegvelden, waarbij ook
de kwestie van de „airstrips" ter sprake
zal komen. Met de Dienst Zuiderzeewer
ken is contact opgenomen om nu reeds
gronden te bestemmen voor „airstrips".
Voor de egalisatie van het laatste gedeel
te van vliegveld Hoeven stelden het Natio
nale Luchtvaartfonds en het Fokkerfonds
6000 ter beschikking en men verwacht
dit veld volgend jaar te kunnen openstel
len.
Over Haamstede kon men niet zo opti
mistisch zijn. Hier moet eerst de bestaan
de baan verwijderd worden, eer de Rijks
luchtvaartdienst er over wil praten. Bij
deze dienst is men ook minder geporteerd
voor vliegvelden met één baan. Wil Ne
derland uit het buitenland beter via het
luchtruim bereikbaar zijn, dan zal er aan
de vliegveldkwestie iets gedaan moeten
worden. Als ooit in E.E.G.-verband de tol
grenzen zullen worden opgeheven, zal het
privé-luchtverkeer sterk toenemen. „De
kleine luchtvaart moet zich kunnen ont
wikkelen naast de grote verkeerslucht-
vaart, zoals het wegverkeer is gegroeid
naast de spoorwegen," aldus mr. Blaisse.
SLAAF
„Ik behoor tot één der vele geluk
kigen"
juicht Leo Riemens in De Tele
graaf, maar w i e zijn gelukkige
eigenaar is vertelt Leo niet.
SLIM
Over een nieuwe winkel weet
Haarlems Dagblad mede te
delen:
„de uitstalkasten hebben de vorm
aangenomen die tegenwoordig als
modern geldt".
Oók slim van die uitstalkasten!
PIRE
J. J. Jiskoot schrijft in El s e v i e r s
Weekblad een ingezonden stuk,
eindigend met de kreet
„C'est pi re qu'une faute, c'est un
crime!"
Maar zo'n citaat is pire qu'un crime,
c'est une faute!
PEIN
In De Telegraaf
„pijnst"
Willem Geersen over de paarden
sport.
Zo iets te lezen doet m'n hart pein.
SLECHTS
De Alkmaarse Courant daar
entegen deelt iets afschuwelijks
mede:
„in procenten van het aantal sterf
gevallen wordt in Nederland
slechts 4°/t van de overlevenden
gecremeerd".
„Slechts" is niet slecht...
Advertentie
In de vergadering van de Raadgevende
Interparlementaire Beneluxraad die in de
vergaderzaal van de Tweede Kamer in
Den Haag werd gehouden, is een aanbe
veling inzake de proefneming met atoom
bommen met algemene stemmen aan
vaard. De tekst van deze resolutie luidt
als volgt:
Beneluxraad acht het zijn plicht uiting te
geven aan de grote bezorgdheid van de
vreedzame bevolkingen van de Benelux
raad tekent met kracht en eensgezind
heid protest aan tegen deze proefneming
en met atoombommen. Hij verwacht van
de drie regeringen dat zij gemeenschap
pelijk en met alle kracht elke actie ter
voorkoming van verdere onploffingen zul
len steunen".
De Nederlandse minister van Buiten
landse Zaken, mr. J. Luns, verklaarde,
dat deze aanbeveling de Beneluxregerin-
gen uit het hart gegrepen is. Zij beschou
wen deze resolutie als steun voor het be
leid op dit punt.
De raad behandelde voorts onder presi
dium van mr. F. J. van Thiel het vijfde
gezamenlijk verslag van de regeringen
over de culturele toenadering der dire
landen.
Twaalf Amsterdamse baby's hebben
vrijdag een bedrag van tweehonderd
gulden op hun spaarbankboekje bij de
spaarbank voor de stad Amsterdam
bijgeschreven gekregen. Deze vrien
delijke geste vond plaats naar aan
leiding van een gift van een bejaarde
Nederlander van de Verenigde Staten.
Voorwaarde was, dat de ouders spaar
den en dat de kinderen ook al over
een spaarbankboekje beschikken. Op
de foto zien we elf van de geluk
kigen; de twaalfde werd wegens ver
blijf in het buitenland vertegenwoor
digd door oma, mevrouw
F. Abrahams-Wijgh.