Oud-president van de N.S. verweert zich in memoires tegen critiek op zijn persoon en beleid Trotse vader (0 SHDDfl „Kleine luchtvaart" kan in ons land vleugels niet uitslaan Het boekje- van Guido de Brés Saat-twiia- KUIPERS DAM PO Zwevende vloeren in Haagse woningwetflats Laatste officiële daad van ir. Maris Te veel belasting en te weinig vliegvelden Vierhonderd jaar Nederlandse Geloofsbelijdenis Protest van Benelux-raad tegen kernbomproeven m PROF. GOUDRIAAN RAKELT HET VERLEDEN OP verkouden ZATERDAG 28 OKTOBER 1961 4 z GOED UIT.... MET H.ENGLEBERT N.V. I Tegen geluidshinder Wat kost vliegen? Talarius ZIJLSTRAAT 97 HAARLEM BRILLEN SPECIALIST (Van onze reportageredacteur) THANS HEEFT ÓÓK prof. dr. ir. J. Goudriaan zijn k(jk op de periode dat h(j directeur van de n.v. Nederlandsche Spoorwegen was, en de verwikkelingen welke daarmee samenhangen, te boek gesteld en laten uitgeven. Zjjn werk vond onder de titel „Vriend en Vijand, Herinneringen aan de Nederlandsche Spoorwegen 1938-1948" een plaats in de reeks kwadraatpockets van de Bezige Bjj. De auteur, die sinds 1949 in Zuid-Afrika woont en werkt, heeft met zijn boek een antwoord willen geven op de critische passages welke prof. dr. A. J. C. Rüter in zijn studie over de spoorwegen in oorlogstijd („Rijden en Staken", een in 1960 verschenen monografie van het Rijks instituut voor Oorlogsdocumentatie) aan zijn persoon en zjjn optreden heeft gewijd. In mindere mate geldt dat tevens voor het door F. P. A. Landskroon geschreven gedenk boek van de Nederlandse Vereniging van Spoor- en Tramwegpersoneel. HET WERK VAN prof. Goudriaan is echter veel meer geworden dan een ver weer tegen een hem onwelgevallige ge schiedschrijving. Daarvoor was het door hem behandelde tijdvak te bewogen en is de schrijver zelf een te briljante figuur. Maar toch heeft hij, wellicht zonder het te willen, de nadruk gelegd op de wijze waarop volgens hem de weerstanden tegen zijn persoon zich binnen en ten dele ook buiten de spoorwegen hebben ontwikkeld en tot zijn vertrek als president-directeur hebben geleid. Prof. Rüter heeft, ondanks zijn bedenkingen tegen de persoon van prof. Goudriaan, reeds vastgesteld dat de manier waarop het conflict is uitgevoch ten „moeilijk elegant kan worden ge noemd". Het kwam er immers op neer, dat een door Seyss-Inquart ontslagen func tionaris, die bovendien tot twee keer toe tot een totaal van twee jaar door de Duit sers in gijzeling werd gehouden, niet defi nitief op de post terugkeerde waar hij voor de oorlog recht op had. Geheel afgezien van de vraag of dat tenslotte toch niet de beste en in de praktijk zelfs de enige op lossing was, dient men er begrip voor te hebben, dat deze gang van zaken voor de betrokkene uitermate teleurstellend en pijnlijk is geweest. PROF. GOUDRIAAN HEEFT zijn me moires in zes hoofdstukken en een nabe trachting ingedeeld volgens de fazen van zijn relaties tot de Nederlandse Spoorwe gen. Maar hij beperkt zich bepaald niet tot dat aspect. Daar waar er maar even aanleiding toe is, geeft de auteur beschou wingen ten beste over economie, politiek, militaire strategie, internationaal recht en de werkwijze van het Rijksinstituut voor Oorlogsdokumentatie. Iemand met zo'n brede belangstelling loopt natuurlijk de kans de plank mis te slaan. Dat is met name het geval waar hij stelt dat laatst genoemde instelling zich vrijwel uitslui tend bezighoudt met de „geschiedenis en microgeschiedenis van het verzet" en dat een samenvattend beeld van de oorlog in Nederland en Oost-Azië ontbreekt. Prof. Goudriaan ziet blijkbaar over het hoofd, dat de officiële beschrijving der militaire gebeurtenissen is voorbehouden aan de sectie Krijgsgeschiedenis van de Generale Staf en dat de directeur van het Rijksin stituut reeds geruime tijd werkt aan een samenvattende geschiedenis van het Ko ninkrijk tijdens de oorlog. Het is slechts een detail, maar prof. Goudriaan lokt der gelijke correcties uit door zijn hebbelijk heid om zelfs op met het blote oog niet meer waarneembare slakken zout* te leg gen, zoals onder meer uit zijn polemiek met prof. Rüter herhaaldelijk blijkt. DOOR HET GROTE PUBLIEK in het algemeen en door het spoorwegpersoneel Advertentie Heeft gezin. Vraagt veiligheid op de weg. Vrouw let op kleur en lijn. Vindt in SKODA: een degelijke wagen, comfort voor vijf personen, prettige kruissnelheid op ioo, top op 125 km per uur. Gunstig verbruik: I op 13 in de praktijk. Eigen stijl: sportieve bouw, keus uit tien kleuren. Tip voor hem (en haar) die SKODA willen zien morgen bij Uw dealer een wagen voor proefrit gereed. compleet met verwar ming, rolhoes, slaapban ken, enz. f 5250.- uitstekende onderdelen- voorziening meer dan 60 dealers in Nederland Theresiastraat 145, Den Haag Tel. 070-723903* DEALER: VERBEEK, Bloemendaal Bloemend, weg 5, tel. 52301 in het bijzonder, werd prof. Goudriaan vooral verweten dat hij in de oorlogsda gen uitsluitend ten behoeve van zijn gezin en een paar medewerkers een extra trein heeft laten rijden van Den Haag naar Hil versum en weer terug. Dit zette vooral kwaad bloed omdat het een uitgemaakte zaak was dat de Utrechtse spoorwegamb tenaren die in de meidagen van 1940 in Den Haag dienst moesten doen hun gezinnen niet mochten meenemen. Prof. Goudriaan heeft dat niet „ver boden", zoals prof. Rüter heeft geschre ven. Hij heeft echter wel in de personeels- raad een vurig betoog gehouden waarin deze militaire beslissing werd ondersteund: soldaten moeten óók hun vrouw en kin deren achterlaten en zo voort. Deze toe spraak citeert prof. Goudriaan, in tegen stelling tot een paar andere, echter niet. Hij legt er de nadruk op, dat hij „vrij heid van handelen" had gekregen om zo mogelijk naar Engeland uit te wijken, dat de trein startklaar stond en dat het hoofd van de sectie Spoorwegdienst van de Gene rale Staf bereid was deze ter beschikking te stellen. Dat is, zoals wij hebben geve rifieerd, inderdaad juist. Aan het Haagse Staatsspoorstation stond een dieseltrein waarmee Duitse krijgsgevangenen waren aangevoerd en die weer terug moest naar Utrecht. Het is niet juist dat die trein voorrang heeft gehad boven andere, want er was in de nacht van 13 op 14 mei vrij wel geen spoorwegverkeer. Maar het is natuurlijk óók zo, dat het verweer van de toenmalige president-directeur „dat iedereen vrij was om zijn gezin te ver plaatsen" niet opgaat daar dit slechts in uit zonderingsgevallen praktisch uitvoerbaar was. Alleen de president-directeur van de N.S., in die dagen bovendien als reser vemajoor ingedeeld bij de sectie Spoorweg dienst, had gelegenheid een trein te char teren. Met name de secretaris-generaal van Waterstaat, mr. D. G. W. Spitzen, heeft hem deze bij uitstek psychologische fout ernstig kwalijk genomen en tijdens de gehele verdere ontwikkeling komt ,,de ge schiedenis met deze trein" steeds weer terug als een kardinale beleidsfout. Prof. Goudriaan stelt zich blijkbaar op het De Gaulle „die zijn gezin eveneens voor uitstuurde" noia .i-sysiJjscifaanü'/a f? opoe '-1,-n-fT -•** v PROF. GOUDRIAAN had Nederland van stelling tot stelling willen verdedigen met een Nederlands Duinkerken als hoog tepunt en tijdens de bezetting een rechtlij nige, onwankelbare, principiële anti-Duitse houding willen aannemen. Voorzover men dat niet rechtstreeks in zijn memoires kan lezen, kan men dat vinden in de stukken welke hij bij het Rijksinstituut voor Oor logsdocumentatie heeft gedeponeerd en die wij hebben geraadpleegd, omdat de schrij ver er bij herhaling naar verwijst. Daar uit blijkt echter ook, dat prof. Goudriaan zijn personeel voor de consequenties van zo'n ferm beleid wilde laten opdraaien. Zo wilde hij de machinisten instructies ge ven dat ze moesten weigeren Duitse muni- tietreinen te rijden. Zowel prof. Gou- driaan's collega, ir. W. Hupkes in 1940 als de voorzitter van de Zuiveringsraad in 1945 voor wie deze verklaring werd afge legd, had daarop maar één antwoord: ,Dan had u zelf moeten aftreden". Het is jammer dat daar waar prof. Goudriaan's persoonlijke beleid in het geding is dit beeld van kracht niet ongerept is geble ven. De affaire over het verlof geven voor de begrafenis van de WA-man Peter Ton wordt door hem als een formele interpre tatiekwestie afgedaan, maar hij moet toe geven dat de rechtbank, die zijn klacht tegen de oud-hoofdingenieur Ch. Driessen behandelde, juist voor dit punt uit diens brochure waarvoor overigens een ver oordelend vonnis volgde het bewijs ge leverd achtte. MET EEN AFSTAND van zoveel jaar moet het eigenlijk worden betreurd dat prof. Goudriaan zijn aangeboren plezier om zijn opinies gedrukt of beluisterd te weten niet heeft kunnen onderdrukken. Bij alle critiek op zijn persoon en zijn karak ter en uit zijn boek valt zowel zijn nei ging tot pathos als tot oppositie af te lei den mag men zijn grote verdiensten voor het spoorwegbedrijf niet uit het oog verliezen. De administratie heeft hij in grijpend gemoderniseerd en dat volkomen terecht; hij heeft de spoorwegen een goe de publiciteit bezorgd zijn vijanden zeg gen: zichzelf ook en hij heeft de weder opbouw van het spoorwegbedrijf in de be vrijde zuidelijke provincies bekwaam en voortvarend geleid, zij het dat hij ook daar met zijn medewerkers in botsing kwam. Aan beide fazen wijdt hij belangwekken de bladzijden, die in wezen meer boeien dan de eindeloze correspondenties, nota wisselingen en besprekingen welke zijn strijd om rechtsherstel begeleiden. Minis ter ir. Th. P. Tromp heeft op 16 mei 1945 dat rechtsherstel formeel bewerkstelligd door de benoeming tot president-directeur te bekrachtigen. Dat ging echter gepaard met het verzoek ontslag te nemen: de breuk met de andere leden van de direc tie, vele hoofdambtenaren en de perso- neelsraad was volkomen. OOK HET VERZET van het personeel tegen zijn terugkeer schrijft prof. Gou driaan aan intriges toe. Hij herinnert uit sluitend aan de vriendelijke passages over de verhouding tot de directie in de jaar verslagen van de personeelsraad, over de Een jeugdig portret van prof Goudriaan. hartelijke woorden van vakbondsbestuur ders bij tal van gelegenheden en aan het „manshoge bloemstuk" dat hij bij zijn te rugkeer uit Buchenwald van de personeels raad ontving. De critiek welke er toch ook was en die haar oorzaak eerder vond in z'n gewoonte om langer te spreken dan te luisteren, dan in de dikwijls bruusk aangekondigde reorganisaties is hem blijkbaar nog steeds geheel ontgaan! De felle oppositie, welke hij ontmoette, schuift hij zijn collega, dr. ir. W. Hupkes in de schoenen. Zelfs minister Tromp, die prof. Goudriaan goed gezind was, heeft die ver onderstelling verontwaardigd van de hand gewezen. De opmerking dat „de Duitsers Hupkes boven mij verkozen" zal prof. Goudriaan ongetwijfeld door velen kwalijk worden genomen. DE TIJD HEEFT BLIJKENS de publi- katie van „Vriend en Vijand" niet alle wonden geheeld, noch heeft de emigratie naar Zuid-Afrika voldoende afstand ge schapen om de dingen en vooral het eigen aandeel daarin in hun betrekkelijkheid te zien. Dat is mede te betreuren omdat zo veel personen, die door prof. Goudriaan worden aan- of bijgevallen (het eerste komt aanzienlijk meer voor) niet meer in leven zijn en zich dus niet tegen zijn ziens wijze kunnen verzetten.of deze kunnen be vestigen. Dat laatste is niet zonder belang. Zoals prof. Goudriaan zelf ergens citeert: het komt er minder op aan dat je gelijk hebt dan wel dat je gelijk krijgt. (Van onze Haagse redacteur) Den Haag heeft een belangrijke slag ge wonnen in de strijd tegen de geluidshinder in moderne flatwoningen. Alle nieuwe wo ningwetwoningen zullen voortaan zo wor den gebouwd, dat de bewoners geen last meer van elkaar hebben. Dat wordt be reikt door het aanbrengen van „zwevende" vloeren, die zogenaamde contactgeluiden tot het uiterste zullen beperken. De huren zullen stijgen met slechts 20 tot 30 cent per week. Het eerste complex dat wordt voorzien van deze bij duurdere woningen reeds lang bekende zwevende vloeren is een flatgebouw aan de Loevesteinlaan, waar voor nu de eerste paal is geslagen. Advertentie Ir. A. G. Maris heeft gisteren zijn laat ste officiële daad als directeur-generaal van Rijkswaterstaat verricht: de officiële opening van de nieuwe provinciale weg over de dam in het Veerse Gat. Vele auto riteiten woonden deze plechtigheid bij, evenals schoolkinderen die met bussen wa ren aangevoerd uit het eilandengebied, de voormalige eilanden Noord-Beveland, Zuid-Beveland en Walcheren. Op de weg komt drie keer een gemeen teaanduiding te staan: borden van de ge meenten Vrouwenpolder, Veere en Wisse- kerke. Ir. Maris noemde Zeeland een parel in de kroon van Nederland. „Deze parel krijgt thans een nieuwe zetting". Hij voor spelde een grote toekomst voor het recrea tiegebied in Zeeland. De burgemeester van Wissekerke, de heer J. van Halst, sprak namens de drie gemeentebesturen zijn ongerustheid uit over het uitblijven van aansluitende we gen op de wegen over de dammen. De zogenoemde kleine luchtvaart ont wikkelt zich in Nederland veel minder snel dan in andere landen. De belangstelling voor een privé-vliegeropleiding neemt in ons land snel toe, maar wil er van een werkelijke groei van de kleine luchtvaart en zakenluchtvaart sprake zijn, dan zal er eerst iets moeten worden gedaan aan de hoge belastingen en het gebrek aan vlieg velden. Aldus heeft mr. W. J. Blaisse, voorzitter van de afdeling motorvliegen van de Koninklijke Nederlandse Vereni ging voor Luchtvaart tijdens, een persbij eenkomst op luchthaven Rotterdam ver klaard. De term „kleine luchtvaart" slaat alleen op de afmetingen van de toestellen. Niet op het aantal vliegtuigen of het aantal ge vlogen uren. De cijfers van de Nationale Luchtvaart- school tonen duidelijk de toenemende lust tot vliegen aan. In 1957 behaalden 299 per sonen het vliegbewijs-A en in 1960 niet minder dan 447. In opleiding zijn thans nog 293 personen. De animo is dus groeien de, maar terwijl men in Amerika al se rieus gaat denken aan kleine straalvlieg tuigen voor „general aviation" kan de zaak in Nederland slechts moeilijk op gang komen. Mr. Blaisse noemde als oorzaak aller eerst de hoge kosten, eer een vliegtuig on der Nederlandse registratie eigendom van een Nederlander wordt. Op den duur zal Joojaiaqsiu idamavor i v - Voor de orthodoxe protestanten in Nederland valt er op 2 november van dit jaar een bijzondere gebeurtenis te herdenken, die vier eeuwen geleden heeft plaats gehad. Op de morgen na melijk van de tweede november 1561 opende een bediende de poort van het kasteel in Doornik en daar trof hij een over de muur geworpen pakje aan, bestemd voor Floris de Montigny, bevelhebber van het kasteel. Deze Floris had van de landvoogdes, Margaretha van Parma, de opdracht gekregen maatregelen te treffen in verband met ongeregeldheden die zich in Doornik hadden voorgedaan en waarvan de „aanhangers van de nieu we leer", de protestanten, als de hoofdschuldigen werden aangezien. In dit pakje bevond zich in de eer ste plaats een brief waarmee de af zender probeerde aan te tonen, dat de hervormden ten onrechte voor rust verstoorders werden gehouden. Om te bewijzen dat de volgelingen der re formatoren waarlijk geen staatsgevaar lijke revolutionairen waren, was bij deze brief een boekje gevoegd waarin de geloofsovertuiging van deze christe nen stond geformuleerd. Naderhand hebben de synoden van de wordende hervormde (gereformeer de) kerken dit boekje, dat dus oor spronkelijk geen andere bedoeling had dan om als verweerschrift dienst te doen ten einde de koning ervan te overtuigen dat hij de protestanten als loyale onderdanen mocht beschouwen, zó belangrijk geacht, dat het gepro moveerd werd tot een van de belij denisgeschriften. Als zodanig is dit geschrift later bekend georden als de Nederlandse Geloofsbelijdenis, uit het Frans in het Nederlands vertaald als „Bekentenisse of Belijdenisse des gheloofs int gemeyn ende eendrachtelicken vanden gheloo- vigen, die in de Nederlanden overal verstroyt zijn ende na de suyverheyt des Heylighen Evangeliums ons Hee- ren Jesus Christus begheeren te le ven". De schrijver, zowel van de brief als van het boekje, bleek naderhand te zijn Guido (of Guy) de Brés (of de Bray) predikant in Doornik en te gelijk voorganger van de „gemeenten onder het kruis" in Rijssel en Valen ciennes, „minister van Gods Woord in de Nederlanden". Deze de Brés, die in verband met zijn geloofsovertuiging vele jaren van zijn leven als vluchteling heeft door gebracht en voortdurend moest uitwij ken, is tenslotte op vijfenveertig jari ge leeftijd als martelaar van de her vorming terechtgesteld in Valenciennes. Hij is daar door ophanging om het leven gebracht en de geschiedschrij vers weten te vertellen, dat hij, toen hij de ladder beklom, hel verzamelde volk nog eenmaal vermaande om toch vooral aan de overheden gehoorzaam te zijn. Daarmee wilde hij overtui gend bewijzen, dat hij tot aan het laatste ogenblik toe een trouw onder daan van de koning wenste te blij ven. In het Frans 1 De Nederlandse Geloofsbelijdenis van Guido de Brés is oorspronkelijk in het Frans geschreven naar het model van de Franse Geloofsbelijdenis, die op een synode in Parijs was aanvaard als de gemeenschappelijke geloofsuit- drukking van de Hugenoten. Daarover heeft Calvijn zelf eerst zijn keurend oog laten gaan. Wat de inhoud van dit (typisch calvinistische) belijdenisgeschrift be treft, deze is verdeeld in 37 artikelen waarin onder meer de volgende op vattingen zijn neergelegd, verdedigd en toegelicht. De Bijbel is door God geïnspireerd. De Vader, de Zoon en de Heilige Geest vormen samen de drieënige God. Jezus Christus is God en mens in één persoon. De mens is een gevallen mens, maar hij wordt rechtvaardig door het ge loof in Christus. Er is één algemene christelijke kerk waarvan men zich niet mag afschei den. Er is een eeuwige verkiezing van God. De kerk houdt Christus voor het enige Hoofd en wordt geregeerd door ambtsdragers. De overheid moet de hand houden aan de heilige kerkedienst en wij moeten aan de wettige overheid ge hoorzamen. Deze Geloofsbelijdenis heeft in de hervormde en de diverse gerefor meerde kerken in ons land een plaats gekregen als een van de Drie Formu lieren van Enigheid naast de beide andere belijdenisgeschriften: de Heidel- bergse Catechismus en de zogenaamde Dordtse Leerregels. In deze kerken wordt dan ook de naam van Guido de Brés nog steeds met ere genoemd en roept zijn „Confession de Foy" van vierhonderd jaar geleden in deze dagen opnieuw belangstelling op. Dit laatste is voor de genoemde kerken geen overbodige luxe aangezien de interesse voor en de kennis van de Nederlandse Geloofsbelijdenis ook onder het orthodoxe kerkvolk, dat dit belijdenisgeschrift nooit uit zijn kerk orden heeft willen verwijderen, in on ze moderne tijd gering is. Het verweerschrift van Guido de Brés is, om overigens begrijpelijke re denen, nooit zo „populair" geworden als het nog altijd veel gebruikte leer boek „De Heidelbergse Catechismus". Dat desondanks, ook in de nieuwe kerkorde van de Nederlandse Hervorm de Kerk (1951) de Nederlandse Ge loofsbelijdenis uitdrukkelijk wordt ver meld, is er een bewijs van dat men zich nog steeds wenst te oriënteren aan de formuleringen van het geloof, zoals deze vier eeuwen geleden aan de orde werden gesteld. Ds. D. ter Steege het voor vliegtuigen, binnen E.E.G.-ver- band geleverd, wat beter worden, maar nu komt er op de prijs van een vliegtuig, dat respectievelijk van binnen en van bui ten de E.E.G. wordt geleverd, 30 en 36 percent extra. In de toekomst zal dat 22 en 40 percent worden. Vergelijk daarmee Engeland met 17,5 percent, Duitsland met 5 percent en Frank rijk, dat weliswaar hoge invoerrechten heeft, maar daartegenover een eigen in dustrie bezit, die beschermd moet worden. De staat betaalt in dat laatste land 40 percent van de kostprijs van een Frans vliegtuig voor erkende aeroclubs, plus een restitutie op de brandstofaccijns. De K.N.V. v L. heeft reeds eerder, in februari 1960, de minister van Financiën verzocht de fiscale lasten te verlichten bij voor beeld door verlaging van het huidige weel- detarief van 18 percent maar het is er nog niet van gekomen. Tien vliegvelden Voor de tweede wereldoorlog konden privévliegers onbeperkt gebruik maken van tien vliegvelden in Nederland, nu zijn het er weer tien, als Hoeven en Haamste de gereed zijn, hoewel niet allemaal meer voor „onbeperkt" gebruik. Op Schiphol bij voorbeeld is tweezijdig radiocontact ver eist. De K.N.V. v. L. ziet grote mogelijkhe den van „airstrips", zoals Zwitserland er De kosten voor het behalen van een vliegbewijs-a komen gemiddeld op 1700,Bij de nationale luchtvaart- school kan men als gebrevetteerde toe stellen huren, waarvan de Piper Cub met 45,per vlieguur, alles inbe grepen, het goedkoopste is. Steun uit fondsen als het Anthonie Fokkerfonds en het Plesmanfonds wordt voor jonge vliegers in opleiding vrijwel niet meer verleend. Gemiddeld zal men na 12 les uren solo mogen vliegen en 18 uur meer brengt het vliegbewijs-a, als men slaagt tenminste. 36 heeft, en in de velden die in de eerste plaats voor bedrijven werden aangelegd. Een machtige handicap voor de kleine luchtvaart is de tegenzin van bestuurders van grote vliegtuigen tegen het toelaten van „visible flight rules" voor de kleine luchtvaart, die men ook graag tot „in strument flight rules" gedwongen zou zien. Dat zou betekenen, dat men als privévlie- ger naast het vliegbewijs-A ook aanteke ning voor blindvliegen zou moeten halen, wat velen te zwaar is. In november zullen de rijksluchtvaart dienst en de K.N.V. v. L. besprekingen voeren over de vliegvelden, waarbij ook de kwestie van de „airstrips" ter sprake zal komen. Met de Dienst Zuiderzeewer ken is contact opgenomen om nu reeds gronden te bestemmen voor „airstrips". Voor de egalisatie van het laatste gedeel te van vliegveld Hoeven stelden het Natio nale Luchtvaartfonds en het Fokkerfonds 6000 ter beschikking en men verwacht dit veld volgend jaar te kunnen openstel len. Over Haamstede kon men niet zo opti mistisch zijn. Hier moet eerst de bestaan de baan verwijderd worden, eer de Rijks luchtvaartdienst er over wil praten. Bij deze dienst is men ook minder geporteerd voor vliegvelden met één baan. Wil Ne derland uit het buitenland beter via het luchtruim bereikbaar zijn, dan zal er aan de vliegveldkwestie iets gedaan moeten worden. Als ooit in E.E.G.-verband de tol grenzen zullen worden opgeheven, zal het privé-luchtverkeer sterk toenemen. „De kleine luchtvaart moet zich kunnen ont wikkelen naast de grote verkeerslucht- vaart, zoals het wegverkeer is gegroeid naast de spoorwegen," aldus mr. Blaisse. SLAAF „Ik behoor tot één der vele geluk kigen" juicht Leo Riemens in De Tele graaf, maar w i e zijn gelukkige eigenaar is vertelt Leo niet. SLIM Over een nieuwe winkel weet Haarlems Dagblad mede te delen: „de uitstalkasten hebben de vorm aangenomen die tegenwoordig als modern geldt". Oók slim van die uitstalkasten! PIRE J. J. Jiskoot schrijft in El s e v i e r s Weekblad een ingezonden stuk, eindigend met de kreet „C'est pi re qu'une faute, c'est un crime!" Maar zo'n citaat is pire qu'un crime, c'est une faute! PEIN In De Telegraaf „pijnst" Willem Geersen over de paarden sport. Zo iets te lezen doet m'n hart pein. SLECHTS De Alkmaarse Courant daar entegen deelt iets afschuwelijks mede: „in procenten van het aantal sterf gevallen wordt in Nederland slechts 4°/t van de overlevenden gecremeerd". „Slechts" is niet slecht... Advertentie In de vergadering van de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad die in de vergaderzaal van de Tweede Kamer in Den Haag werd gehouden, is een aanbe veling inzake de proefneming met atoom bommen met algemene stemmen aan vaard. De tekst van deze resolutie luidt als volgt: Beneluxraad acht het zijn plicht uiting te geven aan de grote bezorgdheid van de vreedzame bevolkingen van de Benelux raad tekent met kracht en eensgezind heid protest aan tegen deze proefneming en met atoombommen. Hij verwacht van de drie regeringen dat zij gemeenschap pelijk en met alle kracht elke actie ter voorkoming van verdere onploffingen zul len steunen". De Nederlandse minister van Buiten landse Zaken, mr. J. Luns, verklaarde, dat deze aanbeveling de Beneluxregerin- gen uit het hart gegrepen is. Zij beschou wen deze resolutie als steun voor het be leid op dit punt. De raad behandelde voorts onder presi dium van mr. F. J. van Thiel het vijfde gezamenlijk verslag van de regeringen over de culturele toenadering der dire landen. Twaalf Amsterdamse baby's hebben vrijdag een bedrag van tweehonderd gulden op hun spaarbankboekje bij de spaarbank voor de stad Amsterdam bijgeschreven gekregen. Deze vrien delijke geste vond plaats naar aan leiding van een gift van een bejaarde Nederlander van de Verenigde Staten. Voorwaarde was, dat de ouders spaar den en dat de kinderen ook al over een spaarbankboekje beschikken. Op de foto zien we elf van de geluk kigen; de twaalfde werd wegens ver blijf in het buitenland vertegenwoor digd door oma, mevrouw F. Abrahams-Wijgh.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1961 | | pagina 4