Covent Garden, onder nieuwe directie, opende
het seizoen met Gluck's Jphigénie en Tauride"
„LA DAMNATION DE FAUST"
ZE
C
Tbr
GENTSE MEZZOSOPRAAN RITA CARR
DROEG DE GEHELE VOORSTELLING
z"lks blefk- t Wr S3-» ssMtrssyrs zsz
N
w~n£c 'TV'0""'dic iiadtwillen "A"vï.o?S't?£
va" "u*T,oyens cf-P" °,ok df»
ZATERDAG 4 NOVEMBER 1961
PAGINA TWEE
1
door het koor Katholiek Haarlem en Zang en Vriendschap
DE COVENT GARDEN OPERA is met de benoeming van Georg Solti tot
„musical director" een nieuwe fase ingegaan in zijn thans meer dan honderdjarig
bestaan. Op Karl Rankl, die de moeilijke periode van na de oorlog te bewerken
kreeg, volgde aanvankelijk de in ons muziekleven welbekende Rafael Kubelik.
Maar Kubelik, van het concertleven omschakelend naar de opera, waaraan hij
ook zijn jeugdjaren had gewijd, kon op de plaats, door een Beecham eens zo
glorieus bezet, niet recht acclimatiseren. Van de vele plannen, die hem naar
Londen vergezelden, blijven slechts een paar uitvoeringen van Tsjechische
m7rH?£R L0NDEN *s ,het intussen van HOREN WIJ THANS andermaal deze
minstens even groot belang, dat Solti niet Inhiaénie en a
meer gelooft in de repertoire-opera met "Ip™°énle °n Taunde dan toont het
het vaste ensemble en meer heil ziet in het werK ons Gluck op het toppunt van zijn
opera's, benevens een glorieuze „Les Troyens" van Berlioz, in de herinnering
achter. Solti's benoeming biedt nu althans het voordeel, dat zijn ervaring aansluit
op vijf Münchense operajaren, gevolgd door een decennium, waarin hij aan
de Frankfortse opera leiding gaf. Zelf zegt de temperamentvolle nieuwe direc
teur, die Hongaar is van geboorte, dat hij te München teveel door het repertoire-
werk werd gehinderd, wat zijn ontwikkeling belemmerde; een evolutie, welke
zich blijkens „Frankfort" voornamelijk in de richting Mozart, Strauss en vooral
Wagner heeft bewogen.
meesterschap; op de niet gelukkige „Echo
et Narcisse na, tevens de afsluiting van
zijn loopbaan. De historische feiten zijn
bekend. Sedert „Alceste" met het fameu
ze voorwoord, waarin Gluck breekt met
alle artificiële uitweidingen van Italiaan
se herkomst, ornamentiek ten behoeve
van een zangkunst en zangersijdelheden,
hij
stajgiione systeem van de Italianen. Zijn
Duitse praktijk deed hem namelijk de na
delen en bij tijd en wijle zelfs de on
houdbaarheid ondervinden van het eerste
stelsel, dank zij eer aanhoudend „va et
vient" van gasten, dat het eigen, op zijn
beurt minstens even reislustige, ensemble
telkens weer doorbrak. Voor de andere
ongelijkheid denkt hij in Londen juist het
goede klimaat te treffen, omdat de bevol
king onwillekeurig er no.g graag met het die slechts zich zelf zoeken en waarin
oude „Season" rekening houdt. Praktisch
komt het daar ook nog zo ongeveer op
neer, gezien de grote jaarlijkse toumee's,
die de instelling door het land moet onder
nemen en gelet ook o,_ de haast aangeboren
vóórliefde voor het ballet, die waakt dat
er tegen twee opera-avonden ongeveer vijf
balletvoorstellingen gaan. Ook dit seizoen
al zal men, gelijk bij voorbeeld aan de
Scala, een opera, waarvoor meestal een of
meer speciale gasten zijn geëngageerd,
eerst ten faveure van zijn abonné's uit
spelen, alvorens aan de volgende première
te beginnen; al overlappen daarbij natuur
lijk wel eens twee series voorstellingen
elkaar. Zo speelt men na de openingsvoor-
drie jaar later, met hun goeddeels reeds
geslaagde binding van „Opera Seria" en
„Opéra héroique". Doch dan zet Sphi-
génie en Tauride" de kroon op het werk:
de-open-nieuwe-stijl, die in wezen aan
sluit bij de opzet der oude Florentijnen.
GAAN WIJ NOG eens de oorzaken na
die geleid hebben tot Gluck's helaas
tijdelijk succes met deze laatste „Iphi-
geme". dan zijn deze velerlei. Reeds libret
to-schrijver Calzabigi, de man tot wie in
een vroeger stadium Gluck's reformaties
Piccinni rustig nog enkele jaren op een
uitvoering liet wachten: dan laat zich
bij zulke gunstige voortekenen alleen
nog maar^goeds voor een werk voorspellen.
WIJ WETEN NU, dat die voorspellingen
na een aanvankelijk succes op langere
termijn bezien toch niet geheel in ver
vulling zijn gegaan. Wóarvoor, naar het
ons toelijkt, met name de inhoud aan
sprakelijk is te stellen. Want eenheid van
tekst en muziek, met een dramatiek, die
tot in de functies van koor en ballet con
sequent gevolgd diep insnijdt in de han
deling, staat hier buiten iedere discussie.
De laatste scène van Gluck's „Iphigénie en
Tauride" in Covent Garden, met Rita Garr
als Iphigénie.
doorgetrokken naar Isolde en Brünnhilde.
Onder Solti's directie zong zij reeds de
„Amneris" voor de grammofoon. In Lon
den droegen haar prachtig geschoolde stem
en haar doorleefde voordracht de gehele
voorstelling. Zodat gelijk het bij een
goede opera betaamt deze „Iphigénie en
Tauride" minder vanwege Gluck's prin
cipes, dan wel om haar in de herinnering
zal blijven.
M. van Dqorninck
zich uitspreekt voor een muziek enkel en
alleen om der wille van het kunstwerk
en van zijn dichterlijke inhoud: Sedert die
„Alceste' zijn dan inmiddels twaalf jaar
verlopen. Een periode, die hem voorgoed
stelling, die hieronder wordt besproken, nu scheidt van secco recitatieven en da capo
aria s. Al weten wij, dat in zijn werken,
ontstaan sedert zijn verhuizing naar
Parijs, de uiteenlopende stijlelementen,
reeds een „Fidelio" onder Horenstein. Op
het eind van de maand dan weer gevolgd
door een primeur voor Engeland: „Die
schweigsame Frau" van Strauss met Ru-
dolf Kempe aan de lessenaar. En voor de
eerstkomende tijd sluiten vervolgens een
„revival" aan van „Piqué Dame" van
Tsjaikofsky onder een dirigent van het
Moskouse Bolsjoi Theater, alsmede een
door Klemperer gedirigeerde èn geregis
seerde „Zauberflöte". Waaruit de lezer
in de muziek-dramatiek zijn terug te bren
gen, weet al vroeg Franse invloeden te ver
werken. Geen wonder dat, zodra librettist
Guillard zich met deze „Iphigénie" zet tot
een bewerking van de Euripides-tragedie,
de componist hem met raad en daad/ter
zijde staat, wat alleen maar de eenheid
van het werk ten goede komt. Denken wij
voorts aan het feit, dat deze zelfde stof al
vóór Gluck's première door het werk van
een Italiaanse voorganger bij het publiek
verklaring aangaande de tegenspoed van
dit werk met deze schildering van een
louter onheil-ademend milieu alleen niet
af. Het voert echter te ver hier in te gaan
op stromingen en reacties, die aan deze
Zomede de noblesse, waarvan deze lamen- !aa\ste 'TPhigénie" herhaaldelijk voor
to" aria's - merkwaardiger wfjze' alle op °f langer tqd de weg tot het opera
een na in majeurtoonaarden gezet van versperden Een oorzaak is er, die
begin tot einde zijn doortrokken. Doch ^ij i"tussen refds hebben aangestipt - de
nergens laat bij Gluck de tragedie dieper van de rol van Iphigeneia zelf
sporen na. Een voor een worden deze zielen f ^reng, °"s meteen weer terug tot me, als winnaar van de zo hardnekkig na-
gepijnigd en door het noodlot achtervolgd. Lo"d®pse Premiere. Waar gestreefde staatsprijs de Parijzenaars ont-
t— - wij naast de figuur Solti ook kennis maak- haalde, de spuigaten uit. Maar men be
ten met Rita Garr, een mezzo-sopraan, die greep niet wat er aan originele schoon-
het. blijkens haar Iphigénie, waard is heid schuilde onder deze vreemde geluids-
haar opera-gangen op de voet te volgen, expansies. Bij het operapubliek had hij het
Deze geboren Gentse, wier weg na haar direct al verkorven. Daar musiceerde hij
Antwerpse debuut in '49 aanvankelijk via helemaal over de hoofden van de op ver-
Straatsburg leidde naar Parijs, is thans op strooiing beluste menigte heen. Het moet
de middag-hoogte van haar kunnen. Min- voor Berlioz een hard gelag geweest zijn
der in de Franse hoofdstad, waar ze slechts zulks te ervaren, terwijl hij toch over-
Iphigeneia, vastgebonden door een tiran,
wier droombeelden alleen al angstige voor
gevoelens zijn over de slagen, aan haar
familie toegebracht; Orestes, door de Fu
riën achtervolgd, en aangeklaagd door zijn
geweten voor een gepleegde moedermoord;
Pylades, in tweestrijd en bezorgd om de
trouwe vriend, wiens zelfmoordplannen
hem niet verborgen blijven. En wel ver
schijnt ook hier een dea ex machina even
hetzij Frans of Italiaans, bij momenten bekendheid had. En daarnaast aan de hulp,
vóór het slot, doch na de herkenning van
Iphigeneia en Orestes, komt het niet tot secundaire rollen te vervullen kreeg, dan
een werkelijke bevrijding. Deze godin daarna bij de Festivals van Bayreuth en
tuigd was, dat alles wat hij componeerde,
zelfs zijn kerkmuziek (Requiem, Te Deum)
theatraal geconcipieerd was.
nog wel zijn aan te wijzen: In de Franse
versies van „Orfeo" en „Alceste", in „Iphi
génie en Aulide" (1774) en de „Armide" van
die Gluck door Marie Antoinette reeds
zeker van de steun van het Franse Hof
ondervond van de Parijse Opera, waar men
een gelijknamige opera van zijn grote rivaal
Diana ontheft slechts Orestes van de vloek,
die pp hem rust en gelast de Grieken haar
geroofde beeld weer naar Mykene terug te
brengen.
NATUURLIJK IS MEN er
voor
s
terecht kan concluderen, dat men „Musi- dirigeren
Bordeaux werden haar gaven hogelijk ge
waardeerd. De laatste jaren wijzen haar
rollen in de richting van de dramatische
sopraan en het zou ons dan ook allerminst
verwonderen, indien de lijn via Alceste en
zijn de beide Iphigeneia's nog eens zou worden (terwijl het Weense koor de Roméo-parti-
tuur instudeert) gaat hij ook een concert
Gelukkig vond hij in het buitenland rui
mer begrip voor zijn streven en men zag
hem, als dirigent van eigen werk, zege
tochten maken naar de muzikale hoofdste
den van Europa. In februari 1846 is hij
in Wenen, maar tussen twee concerten in
cal director" van een dergelijk instituut kan
zijn, zonder dat dit nog wil zeggen, dat
deze functionaris regelmatig ook zelf de
dirigeerstaf zwaait.
HET EDINBURGH FESTIVAL kreeg in
de nazomer de Covent Garden Opera te
gast en men anticipeerde bij die gelegen
heid reeds met Gluck's „Iphigénie en Tau
ride" op het komende seizoen. Zodat de op
voering als feestelijke opening, tevens in
luiding van de nieuwe Solti-era, wel iets
van zijn glans had ingeboet. Aan deze Fes
tival-bestemming was het vermoedelijk
ook te danken, dat men het werk in de
oorspronkelijke Franse taal kreeg voor
gezet. Voor Covent Garden, een streepje
aan de balk, die straks dan ook ijlings met
„The Silent Woman" en „The Queen of Spa
des" revanche zal gaan nemen! Dat ons
land overigens niet het enige is met hiaten
in zijn operaleven, kwam onder andere met
deze „Iphigénie" aan het licht, waarvan
na de première in 1779 te Parijs slechts
driemaal in 1796, 1842 en 1860 een
opvoering in Engeland had plaats gehad.
Gezien in verhouding tot het enorme aan
tal „Orfeo's" van deze componist, bepaald
niet te veel voor een dergelijk meester
werk en iets, wat zeker niet slechts voor
rekening komt van de tamelijk moeilijke
bezetting van de hoofdrol.
Csö/
„Concert de Sylphes" spotprent van Cham
(Charivari, 23 juli 1247).
DE VOOR DONDERDAG aanstaande aangekondigde
uitvoering van Berlioz' dramatische legende „La Damnation
de Faust door „Koor Katholiek Haarlemin combinatie
met de „Koninklijke Liedertafel Zang en Vriendschap" en
medewerking van solisten en van het Noordhollands Phil-
harmonisch Orkest het geheel onder leiding van Albert
de Klerk is een voor de hand liggende aanleiding om een
der markante muzikale genieën van de vorige eeuw weer
eens in het licht der belangstelling te zetten. Of dit nu, haast
een eeuw na zijn dood, nog wel nodig is? Eigenlijk niet;
immers de briljante ouvertures van Berlioz, zijn Symphonie
hantastique, zijn Harold-Symphonie, zijn Roméo et Juliette
behoren nog steeds tot het ijzeren repertoire van alle grote
orkesten der wereld; het zijn raspaarden die iedere dirigent,
om voor vol te kunnen worden aangerekend, met succes
moet bereden hebben. Hetzelfde geldt - mutatis mutandis
in Boedapest. Een Weense ken
nis doet hem de melodie aan de hand
van de Rakoczy-mars, de als vaderland
se hymne erkende Zigeunerwij ze van de
Hongaren. Berlioz bewerkt ze op eclatante
wijze voor groot orkest; en met deze
„Marche- Hongroise", die nu als 't ware tot
een nationaal epos is uitgegroeid, brengt
hij de geestdrift van het Boedapester pu
bliek op het kookpunt.
INTUSSEN WAS HIJ op het idee geko
men de Acht Scènes uit Faust uit zijn
jeugd uit te breiden tot wat uiteindelijk
„La Damnation" geworden is, dus tot een
soort opera in concertvorm. Tijdens zijn
reizen werkte hij ep voortdurend aan, dicht
T o o - te en componeerde overgangspassages, die
„La Uamnation de Faust Neen, de positie van Berlioz op ket verband tussen de bestaande delen tot
r,e muziekmarkt staat stevig. Zelfs verrassende ontdekkingen stand uTT;i 11 -
Zulk? blefk' tof" tijdens geheel in partituur te brengen. De succes-
in de sector van de grote koorverenigingen, en dan vooral
„La Damnation de Faust". Neen, de positie van Berlioz op
de muziekmarkt staat stevig. Zelfs verrassende ontdekkingen stand moesten brengen. Hij kon met een
net jongste Holland-Festival de opvoering door de Neder- rijke „Marche Hongroise" moest er met-
landse Opera van zijn „Benvenuto Cellini een groot succes een maar in, hoe weinig de Faust van
werd, wat te meer opvallend was daar deze opera als een Goethe er dan ook aanleiding toe gaf.^ïet
waarvan alleen de herinnering levend bleef in twee briljante ten gaan. Hoe het te combineren zou zijn,
ouvertures die moeiteloos de concertzalen veroverd hebben. daar zou hij wel wat op vinden. En ziehier:
Zo is het ook niet onmogelijk te achten dat, honderd jaar Faust wordt doodgewoon in het eerste
groots opgezette opera nog eens ruime erkenning zal vinden voorbijtrekkende legerschaar onder het
en misschien meer nog kan dit het geval zijn met de ko- spelen van de briljante Rakoezy-marche.
mische opera „Beatrice et Benedict", hoewel deze in het Vervol8ens ,aat Berlin* Fanct
theaterbedrijf zowat geen sporen nagelaten heeft.
Het affiche dat G. Fraipont voor „La Dam
nation de Faust" in 1878 vervaardigde.
MB
HET IS OPVALLEND dat, hoewel Ber
lioz' natuurlijke geaardheid in al zijn wer
ken het theatrale element op de voorgrond
stelt, het juist zijn opera's zijn, die de
meeste weerstand bij het publiek onder
vonden. Men kan echter zonder overdrij-
ongebVeidelde fantasie en zin voor het gro
teske en zenuwschokkende had in „La
jeune France" een behoorlijk aantal kop
stukken uiteraard vrienden en kennis
sen van de muzikale Hector op het ge
bied der muziek zou hij de fakkeldrager
ving betogen, dat alles wat hij componeer- worden van deze rumoerige tijdgeest die
vnrvan, level}dipe a,ctie en ahe klassicisme uitbande. Wanneer hij geen
een met sentimenten geladen theatrale genie geweest was, zou dit buiten kijf een
voorstelling van bepaalde suggesties, mislukking geworden zijn
waarvan hijzelf de hoofdpersoon is. De mu- Maar hij was een genie, en met zijn
ziek van Berlioz, het is Berlioz zelf. Hij bijzondere muzikale intelligentie vond hij
is de centrale figuur (naast het lijdend uit zichzelf, datgene wat, naar de aard van
voorwerp der „idee fixe") in de „Sympho- zijn wezen nodig was om een kunst in 't
me Fantastique en in „Lélio"; hij is Ro- leven te roepen die geen voorgaande had
meo, hij is Harold, hij is Benvenuto, hij en die, alleen reeds om haar enorme klank-
is baust. Een wezenlijk verschil tussen verscheidenheid en de vaste welbewuste
zijn concert- en zijn operamuziek is er hand waarmee deze bereikt werd, een om-
eigenlijk niet. De als wereldlijk oratorium wenteling in de muziekwereld heeft kun-
bedoelde „Damnation de Faust" is een nen tot stand brengen.
aaneenschakeling van operascènes en werd
als zodanig de laatste jaren dan ook veel- NA VIER VERGEEFSE pogingen om de
vuldig xn het buitenland als opera opge- officiële erkenning van het muzikale vak-
voerd, terwijl men zijn als opera bedoelde manschap te verwerven, behaalde Berlioz
werken links liet liggenDeze discrepantie in 1830 de Prix de Rome. Maar onder de
is alleen verklaarbaar uit het feit, dat het uitgebreide compositie-bagage waarop hij
operapubliek in dit geval van adaptatie de zich op dit moment beroemen kon, behoor-
rol van het zuiver muzikale element wilde den toen reeds de geweldige Symphonie
aanvaarden, welke
miskende.
men m zijn opera's
Fantastique, overbekend met incluis de
overspannen liefdesgeschiedenis die er de
aanleiding toe geweest was. Bovendien
waren in 1829 van hem en voor eigen
rekening in druk verschenen „Huit Scè
nes de Faust", die hij vijftien jaar later
v-«5C>s
Berlioz in 1845, litho van Prinzhofer.
laat Berlioz Faust verhuizen
naar zijn studeervertrek ergens in Noord-
Duitsland, dus daar waar Goethe zijn tra
gedie laat beginnen met de vertwijfelde
Faust, die naar de gifbeker grijpt, maar
tot inkeer komt als hij de Paashymne van
een gelovige menigte hoort. Maar het was
Berlioz' bedoeling niet Goethe's visie op
het drama slaafs te volgen. Hij wilde in
zijn werk slechts te pas brengen wat zijn
eigen temperament het best aangemeten
was, dus wat hem de gunstigste kansen
bood om muziek te maken zoals hij alleen
dat kon. Uiteraard zijn dat de diabolisch-
sarcastische tirades en haar uiterste con
trasten in verinnigde sfeer; en verder het
onvoldane en steeds zoekend strevende ka
rakter van de hoofdfiguur, waarin hij zich
zelf herkende; en ten slotte, naast de evo
catie van spookfiguren en vergeestelijkte
wezens, de rake tekening van de volks
massa's in actie' dansende landlieden, ru
moerige en kwebbelende buren, soldaten
en studenten. Hij neemt van Goethe wat
hij gebruiken kan, maar zulks altijd op
zijn eigen manier, met interjecties en toe
voegingen; en aan het eind gaat hij vol
komen zijn eigen gang. Waar Goethe kans
ziet op verzoening en verlossing van zijn
held, stopt Berlioz zijn Faust maar direct
in de hel; dit duivels effect wilde de com
ponist zich niet laten ontgaan. Het schonk
hem meteen het grootst denkbare contrast
der hemelvaart van Margarethe, waarmee
hij het werk besluit.
PERCY SCHOLES schreef eens: de mu
zikale wereld heeft van tijd tot tijd een
aardbeving nodig. De negentiende eeuw
WaenerF üT^rs^e ^rhnk waf zou aanwenden in een werk van grote aan- origineel als zij is tot in het bizarre toe, instrumentaal geen
jp__ leg' de Ogende dramatique van solisten, is het werk van een man vol talent. Indien v?rs}aPPm9 kent, steeds beeldend
voeren, waarover de conservatieve criti
cus Fétis schreef: „Deze Faust-muziek,
HET RESULTAAT van deze, naar eigen
natuur gerichte werkwijze is een muziek
die vocaal en instrumentaal geen ogenblik
en colo-
w v v v w 'v wv lu I# V \A* Iv 1/ \J Ij L (X tC itl'. X I (Utv IV i.
de heer Berlioz de wilde koorts die hem raak is en melodisch zowel als
de tweede; maar deze laatste werkte op koren en nrkect t a nnmn-,+,„„
door ddTnk7UdWaInefseoreTnis?t?eteTellter Nerval's Fran®e vertaling van Goethe's steeds' belaagtZeZweinig z7l^eten\èbe- r*misch de ^wenste spanning onderhoudt.
,.n, li."Tuil -GL. TlT en Faust I verscheen in 1828. Zij wekte, om
L®"tjAndeliikvd?orzicLt' £at,^e felle natuur- de duivelarijen van het gegeven
kracht van het genie Berlioz in mindere om zijn
mate eigen was. Maar de eruptie van deze gronden, een geweldige beroering in het
muzikale vulkaan was er te geweldiger kamp dër geëxalteerde jonge Franse ro-
°m. Van een geregelde opleiding tot com- mantici en het was dus geen wonder dat
denhal volede Mi "het gesprok.®n wor" de bezeten Berlioz er me" ,du7velse han-
i f dan vrij onge- digheid" (het woord is van Wagner) er
}eJien, 'nbCt Par,ljse direct op afvloog en in een minimum van
wet.Ikfcy £jU.Ij u/VLVIl, l/fcf UK- t»t
dwingen, zullen wij geen ogenblik aarzelen 3 daarto.e van de uitvoerenden eist
alsmede hem de grootste successen te voorspellen." ls t,00r2e'cer nlet gering; het werk is een
om zijn wijsgerige en mystieke achter- Fn toen kort daarop hetzelfde Faust-frag- t°etf?teen_voor wie er zich aan waagt.
ment nog eens uitgevoerd werd, was Fétis Berlioz ruïneerde zich met op eigen kosten
7 77/in. Tinrnnntin'yi" UiA
overrompeld; „Waarlijk," schreef hij, „ik
kan het niet beter uitdrukken dan met te
zeggen „que M. Berlioz a le diable au
corps!" „Wat een fantastische muziek! Wel
ke accenten uit een andere wereld! Effec-
Frrmeester'dTn 7nn7'777lantasiealToch IelTvijl dij,^eeds vervuld was van zijn ten die op duizenderlei wijzen gevarieerd
- - - J eigen fantasie. Toch „Fantastique' (die eveneens door de zijn, nu eens zeer gelukkig, dan afstotend,
rwj-\ j T- «"toouvjuc CvcllccilJs QUOr Uc
goed als zeker, dat Lesueur, de Faust-idee bevrucht werd) de grondslag maar
oud-kapelmeester van de Parijse Nötre- jegde. En wat hij toen
altijd nieuw en oorspronkelijk.
als corrector bij En toen moest de Symphonie Fantas-
zijn „Damnation", dat hij nu zijn rijkste
werk vond, aan de Parijsenaars te laten
horen. Maar ze kwamen niet luisteren. Het
spotblad „Charivari" kon er een aardige
karikatuur aan wijden, met als onder
schrift: „Het lied van de rat is onopge
merkt voorbij gegaan, vermits er geen kalt
in de zaal was."
Berlioz was aan dergelijke boutades ge-
wn7pp77r1nnn!Lllji^et:!fid„er VEm+ de een muzickuitgeverij verdiTnde,""beTte'edde tique nog kom'en, en aï de rest":'verrassing wo°? jeraakt en zijn reflex erop was: "„Je
willige componist-in-spe geweest is. Gebo- hij aan het laten drukken van de „Acht op verrassing! moet de stenen die men je toewerpt zuinig
ren in de buurt van Grenoble in 1803, werd
Hector Berlioz op achttienjarige leeftijd
naar Parijs gezonden om er medicijnen te
studeren. Maar zijn hartstochtelijke liefde
voor de muziek maakte dat daar niets van
terecht kwam en hij zich liever de groot
Scènes" om ze later weer op te kopen,
toen hij er een andere bestemming voor MAAR, BEHOUDENS een geringe
had. Zij behoren tot de meest frappante schaar aanhangers, was er in Parijs geen
delen van het grote werk: de volkskoren, publiek voor een dergelijk genie. De op-
het zesstemmig Sylphen-koor, het lied van geschroefde romantische koorts was er be
de rat, het lied van de vlo, de serenade trekkelijk gauw uitgewoed. Men vond de
bewaren; ze zijn het begin van het voet
stuk voor een standbeeld
Dat monument heeft hij in 1883 veer
tien jaar na zijn dood gekregen, mede
dankzij het succes dat „La Damnation de
Faust", vooreerst in Duitsland en Rusland
i j j. 1 v VA v- v lUj VaC Oüi Cliauc Uitgt VV UCu. 1V1CI1 V L/I lvj ut. t v. .bu/ubui vu>
ste ontberingen ffetroostte om zijn jeugd- van Mefisto, de sublieme aria van Mar- kunst van Berlioz excentriek en dwaas en en r ook in z^n vaderland en overal
dromen: naam te maken in het rijk der gareta: .,d>amour rardente flamme." -
toonkunst, in vervulling te doen gaan. De
litteraire en picturale romantiek van de
post-Napoleontische tijd een kunst van
HETZELFDE JAAR liet hij op een con
cert van eigen werken het Sylphenkoor uit-
werkelijk, het liep met zijn vrijmoedighe- m de beschaafde wereld genoten heeft. En
den, onder meer met het vervolg op de ^et z*et er ™et naar uit, dat de roem die
Symphonie Fantastique, tjet monodrama dit meesterwerk omgeeft, tanende is.
„Lelio", waarop hij na zijfi verblijf te Ro- Jos. de Klerk