Covent Garden, onder nieuwe directie, opende het seizoen met Gluck's Jphigénie en Tauride" „LA DAMNATION DE FAUST" ZE C Tbr GENTSE MEZZOSOPRAAN RITA CARR DROEG DE GEHELE VOORSTELLING z"lks blefk- t Wr S3-» ssMtrssyrs zsz N w~n£c 'TV'0""'dic iiadtwillen "A"vï.o?S't?£ va" "u*T,oyens cf-P" °,ok df» ZATERDAG 4 NOVEMBER 1961 PAGINA TWEE 1 door het koor Katholiek Haarlem en Zang en Vriendschap DE COVENT GARDEN OPERA is met de benoeming van Georg Solti tot „musical director" een nieuwe fase ingegaan in zijn thans meer dan honderdjarig bestaan. Op Karl Rankl, die de moeilijke periode van na de oorlog te bewerken kreeg, volgde aanvankelijk de in ons muziekleven welbekende Rafael Kubelik. Maar Kubelik, van het concertleven omschakelend naar de opera, waaraan hij ook zijn jeugdjaren had gewijd, kon op de plaats, door een Beecham eens zo glorieus bezet, niet recht acclimatiseren. Van de vele plannen, die hem naar Londen vergezelden, blijven slechts een paar uitvoeringen van Tsjechische m7rH?£R L0NDEN *s ,het intussen van HOREN WIJ THANS andermaal deze minstens even groot belang, dat Solti niet Inhiaénie en a meer gelooft in de repertoire-opera met "Ip™°énle °n Taunde dan toont het het vaste ensemble en meer heil ziet in het werK ons Gluck op het toppunt van zijn opera's, benevens een glorieuze „Les Troyens" van Berlioz, in de herinnering achter. Solti's benoeming biedt nu althans het voordeel, dat zijn ervaring aansluit op vijf Münchense operajaren, gevolgd door een decennium, waarin hij aan de Frankfortse opera leiding gaf. Zelf zegt de temperamentvolle nieuwe direc teur, die Hongaar is van geboorte, dat hij te München teveel door het repertoire- werk werd gehinderd, wat zijn ontwikkeling belemmerde; een evolutie, welke zich blijkens „Frankfort" voornamelijk in de richting Mozart, Strauss en vooral Wagner heeft bewogen. meesterschap; op de niet gelukkige „Echo et Narcisse na, tevens de afsluiting van zijn loopbaan. De historische feiten zijn bekend. Sedert „Alceste" met het fameu ze voorwoord, waarin Gluck breekt met alle artificiële uitweidingen van Italiaan se herkomst, ornamentiek ten behoeve van een zangkunst en zangersijdelheden, hij stajgiione systeem van de Italianen. Zijn Duitse praktijk deed hem namelijk de na delen en bij tijd en wijle zelfs de on houdbaarheid ondervinden van het eerste stelsel, dank zij eer aanhoudend „va et vient" van gasten, dat het eigen, op zijn beurt minstens even reislustige, ensemble telkens weer doorbrak. Voor de andere ongelijkheid denkt hij in Londen juist het goede klimaat te treffen, omdat de bevol king onwillekeurig er no.g graag met het die slechts zich zelf zoeken en waarin oude „Season" rekening houdt. Praktisch komt het daar ook nog zo ongeveer op neer, gezien de grote jaarlijkse toumee's, die de instelling door het land moet onder nemen en gelet ook o,_ de haast aangeboren vóórliefde voor het ballet, die waakt dat er tegen twee opera-avonden ongeveer vijf balletvoorstellingen gaan. Ook dit seizoen al zal men, gelijk bij voorbeeld aan de Scala, een opera, waarvoor meestal een of meer speciale gasten zijn geëngageerd, eerst ten faveure van zijn abonné's uit spelen, alvorens aan de volgende première te beginnen; al overlappen daarbij natuur lijk wel eens twee series voorstellingen elkaar. Zo speelt men na de openingsvoor- drie jaar later, met hun goeddeels reeds geslaagde binding van „Opera Seria" en „Opéra héroique". Doch dan zet Sphi- génie en Tauride" de kroon op het werk: de-open-nieuwe-stijl, die in wezen aan sluit bij de opzet der oude Florentijnen. GAAN WIJ NOG eens de oorzaken na die geleid hebben tot Gluck's helaas tijdelijk succes met deze laatste „Iphi- geme". dan zijn deze velerlei. Reeds libret to-schrijver Calzabigi, de man tot wie in een vroeger stadium Gluck's reformaties Piccinni rustig nog enkele jaren op een uitvoering liet wachten: dan laat zich bij zulke gunstige voortekenen alleen nog maar^goeds voor een werk voorspellen. WIJ WETEN NU, dat die voorspellingen na een aanvankelijk succes op langere termijn bezien toch niet geheel in ver vulling zijn gegaan. Wóarvoor, naar het ons toelijkt, met name de inhoud aan sprakelijk is te stellen. Want eenheid van tekst en muziek, met een dramatiek, die tot in de functies van koor en ballet con sequent gevolgd diep insnijdt in de han deling, staat hier buiten iedere discussie. De laatste scène van Gluck's „Iphigénie en Tauride" in Covent Garden, met Rita Garr als Iphigénie. doorgetrokken naar Isolde en Brünnhilde. Onder Solti's directie zong zij reeds de „Amneris" voor de grammofoon. In Lon den droegen haar prachtig geschoolde stem en haar doorleefde voordracht de gehele voorstelling. Zodat gelijk het bij een goede opera betaamt deze „Iphigénie en Tauride" minder vanwege Gluck's prin cipes, dan wel om haar in de herinnering zal blijven. M. van Dqorninck zich uitspreekt voor een muziek enkel en alleen om der wille van het kunstwerk en van zijn dichterlijke inhoud: Sedert die „Alceste' zijn dan inmiddels twaalf jaar verlopen. Een periode, die hem voorgoed stelling, die hieronder wordt besproken, nu scheidt van secco recitatieven en da capo aria s. Al weten wij, dat in zijn werken, ontstaan sedert zijn verhuizing naar Parijs, de uiteenlopende stijlelementen, reeds een „Fidelio" onder Horenstein. Op het eind van de maand dan weer gevolgd door een primeur voor Engeland: „Die schweigsame Frau" van Strauss met Ru- dolf Kempe aan de lessenaar. En voor de eerstkomende tijd sluiten vervolgens een „revival" aan van „Piqué Dame" van Tsjaikofsky onder een dirigent van het Moskouse Bolsjoi Theater, alsmede een door Klemperer gedirigeerde èn geregis seerde „Zauberflöte". Waaruit de lezer in de muziek-dramatiek zijn terug te bren gen, weet al vroeg Franse invloeden te ver werken. Geen wonder dat, zodra librettist Guillard zich met deze „Iphigénie" zet tot een bewerking van de Euripides-tragedie, de componist hem met raad en daad/ter zijde staat, wat alleen maar de eenheid van het werk ten goede komt. Denken wij voorts aan het feit, dat deze zelfde stof al vóór Gluck's première door het werk van een Italiaanse voorganger bij het publiek verklaring aangaande de tegenspoed van dit werk met deze schildering van een louter onheil-ademend milieu alleen niet af. Het voert echter te ver hier in te gaan op stromingen en reacties, die aan deze Zomede de noblesse, waarvan deze lamen- !aa\ste 'TPhigénie" herhaaldelijk voor to" aria's - merkwaardiger wfjze' alle op °f langer tqd de weg tot het opera een na in majeurtoonaarden gezet van versperden Een oorzaak is er, die begin tot einde zijn doortrokken. Doch ^ij i"tussen refds hebben aangestipt - de nergens laat bij Gluck de tragedie dieper van de rol van Iphigeneia zelf sporen na. Een voor een worden deze zielen f ^reng, °"s meteen weer terug tot me, als winnaar van de zo hardnekkig na- gepijnigd en door het noodlot achtervolgd. Lo"d®pse Premiere. Waar gestreefde staatsprijs de Parijzenaars ont- t— - wij naast de figuur Solti ook kennis maak- haalde, de spuigaten uit. Maar men be ten met Rita Garr, een mezzo-sopraan, die greep niet wat er aan originele schoon- het. blijkens haar Iphigénie, waard is heid schuilde onder deze vreemde geluids- haar opera-gangen op de voet te volgen, expansies. Bij het operapubliek had hij het Deze geboren Gentse, wier weg na haar direct al verkorven. Daar musiceerde hij Antwerpse debuut in '49 aanvankelijk via helemaal over de hoofden van de op ver- Straatsburg leidde naar Parijs, is thans op strooiing beluste menigte heen. Het moet de middag-hoogte van haar kunnen. Min- voor Berlioz een hard gelag geweest zijn der in de Franse hoofdstad, waar ze slechts zulks te ervaren, terwijl hij toch over- Iphigeneia, vastgebonden door een tiran, wier droombeelden alleen al angstige voor gevoelens zijn over de slagen, aan haar familie toegebracht; Orestes, door de Fu riën achtervolgd, en aangeklaagd door zijn geweten voor een gepleegde moedermoord; Pylades, in tweestrijd en bezorgd om de trouwe vriend, wiens zelfmoordplannen hem niet verborgen blijven. En wel ver schijnt ook hier een dea ex machina even hetzij Frans of Italiaans, bij momenten bekendheid had. En daarnaast aan de hulp, vóór het slot, doch na de herkenning van Iphigeneia en Orestes, komt het niet tot secundaire rollen te vervullen kreeg, dan een werkelijke bevrijding. Deze godin daarna bij de Festivals van Bayreuth en tuigd was, dat alles wat hij componeerde, zelfs zijn kerkmuziek (Requiem, Te Deum) theatraal geconcipieerd was. nog wel zijn aan te wijzen: In de Franse versies van „Orfeo" en „Alceste", in „Iphi génie en Aulide" (1774) en de „Armide" van die Gluck door Marie Antoinette reeds zeker van de steun van het Franse Hof ondervond van de Parijse Opera, waar men een gelijknamige opera van zijn grote rivaal Diana ontheft slechts Orestes van de vloek, die pp hem rust en gelast de Grieken haar geroofde beeld weer naar Mykene terug te brengen. NATUURLIJK IS MEN er voor s terecht kan concluderen, dat men „Musi- dirigeren Bordeaux werden haar gaven hogelijk ge waardeerd. De laatste jaren wijzen haar rollen in de richting van de dramatische sopraan en het zou ons dan ook allerminst verwonderen, indien de lijn via Alceste en zijn de beide Iphigeneia's nog eens zou worden (terwijl het Weense koor de Roméo-parti- tuur instudeert) gaat hij ook een concert Gelukkig vond hij in het buitenland rui mer begrip voor zijn streven en men zag hem, als dirigent van eigen werk, zege tochten maken naar de muzikale hoofdste den van Europa. In februari 1846 is hij in Wenen, maar tussen twee concerten in cal director" van een dergelijk instituut kan zijn, zonder dat dit nog wil zeggen, dat deze functionaris regelmatig ook zelf de dirigeerstaf zwaait. HET EDINBURGH FESTIVAL kreeg in de nazomer de Covent Garden Opera te gast en men anticipeerde bij die gelegen heid reeds met Gluck's „Iphigénie en Tau ride" op het komende seizoen. Zodat de op voering als feestelijke opening, tevens in luiding van de nieuwe Solti-era, wel iets van zijn glans had ingeboet. Aan deze Fes tival-bestemming was het vermoedelijk ook te danken, dat men het werk in de oorspronkelijke Franse taal kreeg voor gezet. Voor Covent Garden, een streepje aan de balk, die straks dan ook ijlings met „The Silent Woman" en „The Queen of Spa des" revanche zal gaan nemen! Dat ons land overigens niet het enige is met hiaten in zijn operaleven, kwam onder andere met deze „Iphigénie" aan het licht, waarvan na de première in 1779 te Parijs slechts driemaal in 1796, 1842 en 1860 een opvoering in Engeland had plaats gehad. Gezien in verhouding tot het enorme aan tal „Orfeo's" van deze componist, bepaald niet te veel voor een dergelijk meester werk en iets, wat zeker niet slechts voor rekening komt van de tamelijk moeilijke bezetting van de hoofdrol. Csö/ „Concert de Sylphes" spotprent van Cham (Charivari, 23 juli 1247). DE VOOR DONDERDAG aanstaande aangekondigde uitvoering van Berlioz' dramatische legende „La Damnation de Faust door „Koor Katholiek Haarlemin combinatie met de „Koninklijke Liedertafel Zang en Vriendschap" en medewerking van solisten en van het Noordhollands Phil- harmonisch Orkest het geheel onder leiding van Albert de Klerk is een voor de hand liggende aanleiding om een der markante muzikale genieën van de vorige eeuw weer eens in het licht der belangstelling te zetten. Of dit nu, haast een eeuw na zijn dood, nog wel nodig is? Eigenlijk niet; immers de briljante ouvertures van Berlioz, zijn Symphonie hantastique, zijn Harold-Symphonie, zijn Roméo et Juliette behoren nog steeds tot het ijzeren repertoire van alle grote orkesten der wereld; het zijn raspaarden die iedere dirigent, om voor vol te kunnen worden aangerekend, met succes moet bereden hebben. Hetzelfde geldt - mutatis mutandis in Boedapest. Een Weense ken nis doet hem de melodie aan de hand van de Rakoczy-mars, de als vaderland se hymne erkende Zigeunerwij ze van de Hongaren. Berlioz bewerkt ze op eclatante wijze voor groot orkest; en met deze „Marche- Hongroise", die nu als 't ware tot een nationaal epos is uitgegroeid, brengt hij de geestdrift van het Boedapester pu bliek op het kookpunt. INTUSSEN WAS HIJ op het idee geko men de Acht Scènes uit Faust uit zijn jeugd uit te breiden tot wat uiteindelijk „La Damnation" geworden is, dus tot een soort opera in concertvorm. Tijdens zijn reizen werkte hij ep voortdurend aan, dicht T o o - te en componeerde overgangspassages, die „La Uamnation de Faust Neen, de positie van Berlioz op ket verband tussen de bestaande delen tot r,e muziekmarkt staat stevig. Zelfs verrassende ontdekkingen stand uTT;i 11 - Zulk? blefk' tof" tijdens geheel in partituur te brengen. De succes- in de sector van de grote koorverenigingen, en dan vooral „La Damnation de Faust". Neen, de positie van Berlioz op de muziekmarkt staat stevig. Zelfs verrassende ontdekkingen stand moesten brengen. Hij kon met een net jongste Holland-Festival de opvoering door de Neder- rijke „Marche Hongroise" moest er met- landse Opera van zijn „Benvenuto Cellini een groot succes een maar in, hoe weinig de Faust van werd, wat te meer opvallend was daar deze opera als een Goethe er dan ook aanleiding toe gaf.^ïet waarvan alleen de herinnering levend bleef in twee briljante ten gaan. Hoe het te combineren zou zijn, ouvertures die moeiteloos de concertzalen veroverd hebben. daar zou hij wel wat op vinden. En ziehier: Zo is het ook niet onmogelijk te achten dat, honderd jaar Faust wordt doodgewoon in het eerste groots opgezette opera nog eens ruime erkenning zal vinden voorbijtrekkende legerschaar onder het en misschien meer nog kan dit het geval zijn met de ko- spelen van de briljante Rakoezy-marche. mische opera „Beatrice et Benedict", hoewel deze in het Vervol8ens ,aat Berlin* Fanct theaterbedrijf zowat geen sporen nagelaten heeft. Het affiche dat G. Fraipont voor „La Dam nation de Faust" in 1878 vervaardigde. MB HET IS OPVALLEND dat, hoewel Ber lioz' natuurlijke geaardheid in al zijn wer ken het theatrale element op de voorgrond stelt, het juist zijn opera's zijn, die de meeste weerstand bij het publiek onder vonden. Men kan echter zonder overdrij- ongebVeidelde fantasie en zin voor het gro teske en zenuwschokkende had in „La jeune France" een behoorlijk aantal kop stukken uiteraard vrienden en kennis sen van de muzikale Hector op het ge bied der muziek zou hij de fakkeldrager ving betogen, dat alles wat hij componeer- worden van deze rumoerige tijdgeest die vnrvan, level}dipe a,ctie en ahe klassicisme uitbande. Wanneer hij geen een met sentimenten geladen theatrale genie geweest was, zou dit buiten kijf een voorstelling van bepaalde suggesties, mislukking geworden zijn waarvan hijzelf de hoofdpersoon is. De mu- Maar hij was een genie, en met zijn ziek van Berlioz, het is Berlioz zelf. Hij bijzondere muzikale intelligentie vond hij is de centrale figuur (naast het lijdend uit zichzelf, datgene wat, naar de aard van voorwerp der „idee fixe") in de „Sympho- zijn wezen nodig was om een kunst in 't me Fantastique en in „Lélio"; hij is Ro- leven te roepen die geen voorgaande had meo, hij is Harold, hij is Benvenuto, hij en die, alleen reeds om haar enorme klank- is baust. Een wezenlijk verschil tussen verscheidenheid en de vaste welbewuste zijn concert- en zijn operamuziek is er hand waarmee deze bereikt werd, een om- eigenlijk niet. De als wereldlijk oratorium wenteling in de muziekwereld heeft kun- bedoelde „Damnation de Faust" is een nen tot stand brengen. aaneenschakeling van operascènes en werd als zodanig de laatste jaren dan ook veel- NA VIER VERGEEFSE pogingen om de vuldig xn het buitenland als opera opge- officiële erkenning van het muzikale vak- voerd, terwijl men zijn als opera bedoelde manschap te verwerven, behaalde Berlioz werken links liet liggenDeze discrepantie in 1830 de Prix de Rome. Maar onder de is alleen verklaarbaar uit het feit, dat het uitgebreide compositie-bagage waarop hij operapubliek in dit geval van adaptatie de zich op dit moment beroemen kon, behoor- rol van het zuiver muzikale element wilde den toen reeds de geweldige Symphonie aanvaarden, welke miskende. men m zijn opera's Fantastique, overbekend met incluis de overspannen liefdesgeschiedenis die er de aanleiding toe geweest was. Bovendien waren in 1829 van hem en voor eigen rekening in druk verschenen „Huit Scè nes de Faust", die hij vijftien jaar later v-«5C>s Berlioz in 1845, litho van Prinzhofer. laat Berlioz Faust verhuizen naar zijn studeervertrek ergens in Noord- Duitsland, dus daar waar Goethe zijn tra gedie laat beginnen met de vertwijfelde Faust, die naar de gifbeker grijpt, maar tot inkeer komt als hij de Paashymne van een gelovige menigte hoort. Maar het was Berlioz' bedoeling niet Goethe's visie op het drama slaafs te volgen. Hij wilde in zijn werk slechts te pas brengen wat zijn eigen temperament het best aangemeten was, dus wat hem de gunstigste kansen bood om muziek te maken zoals hij alleen dat kon. Uiteraard zijn dat de diabolisch- sarcastische tirades en haar uiterste con trasten in verinnigde sfeer; en verder het onvoldane en steeds zoekend strevende ka rakter van de hoofdfiguur, waarin hij zich zelf herkende; en ten slotte, naast de evo catie van spookfiguren en vergeestelijkte wezens, de rake tekening van de volks massa's in actie' dansende landlieden, ru moerige en kwebbelende buren, soldaten en studenten. Hij neemt van Goethe wat hij gebruiken kan, maar zulks altijd op zijn eigen manier, met interjecties en toe voegingen; en aan het eind gaat hij vol komen zijn eigen gang. Waar Goethe kans ziet op verzoening en verlossing van zijn held, stopt Berlioz zijn Faust maar direct in de hel; dit duivels effect wilde de com ponist zich niet laten ontgaan. Het schonk hem meteen het grootst denkbare contrast der hemelvaart van Margarethe, waarmee hij het werk besluit. PERCY SCHOLES schreef eens: de mu zikale wereld heeft van tijd tot tijd een aardbeving nodig. De negentiende eeuw WaenerF üT^rs^e ^rhnk waf zou aanwenden in een werk van grote aan- origineel als zij is tot in het bizarre toe, instrumentaal geen jp__ leg' de Ogende dramatique van solisten, is het werk van een man vol talent. Indien v?rs}aPPm9 kent, steeds beeldend voeren, waarover de conservatieve criti cus Fétis schreef: „Deze Faust-muziek, HET RESULTAAT van deze, naar eigen natuur gerichte werkwijze is een muziek die vocaal en instrumentaal geen ogenblik en colo- w v v v w 'v wv lu I# V \A* Iv 1/ \J Ij L (X tC itl'. X I (Utv IV i. de heer Berlioz de wilde koorts die hem raak is en melodisch zowel als de tweede; maar deze laatste werkte op koren en nrkect t a nnmn-,+,„„ door ddTnk7UdWaInefseoreTnis?t?eteTellter Nerval's Fran®e vertaling van Goethe's steeds' belaagtZeZweinig z7l^eten\èbe- r*misch de ^wenste spanning onderhoudt. ,.n, li."Tuil -GL. TlT en Faust I verscheen in 1828. Zij wekte, om L®"tjAndeliikvd?orzicLt' £at,^e felle natuur- de duivelarijen van het gegeven kracht van het genie Berlioz in mindere om zijn mate eigen was. Maar de eruptie van deze gronden, een geweldige beroering in het muzikale vulkaan was er te geweldiger kamp dër geëxalteerde jonge Franse ro- °m. Van een geregelde opleiding tot com- mantici en het was dus geen wonder dat denhal volede Mi "het gesprok.®n wor" de bezeten Berlioz er me" ,du7velse han- i f dan vrij onge- digheid" (het woord is van Wagner) er }eJien, 'nbCt Par,ljse direct op afvloog en in een minimum van wet.Ikfcy £jU.Ij u/VLVIl, l/fcf UK- t»t dwingen, zullen wij geen ogenblik aarzelen 3 daarto.e van de uitvoerenden eist alsmede hem de grootste successen te voorspellen." ls t,00r2e'cer nlet gering; het werk is een om zijn wijsgerige en mystieke achter- Fn toen kort daarop hetzelfde Faust-frag- t°etf?teen_voor wie er zich aan waagt. ment nog eens uitgevoerd werd, was Fétis Berlioz ruïneerde zich met op eigen kosten 7 77/in. Tinrnnntin'yi" UiA overrompeld; „Waarlijk," schreef hij, „ik kan het niet beter uitdrukken dan met te zeggen „que M. Berlioz a le diable au corps!" „Wat een fantastische muziek! Wel ke accenten uit een andere wereld! Effec- Frrmeester'dTn 7nn7'777lantasiealToch IelTvijl dij,^eeds vervuld was van zijn ten die op duizenderlei wijzen gevarieerd - - - J eigen fantasie. Toch „Fantastique' (die eveneens door de zijn, nu eens zeer gelukkig, dan afstotend, rwj-\ j T- «"toouvjuc CvcllccilJs QUOr Uc goed als zeker, dat Lesueur, de Faust-idee bevrucht werd) de grondslag maar oud-kapelmeester van de Parijse Nötre- jegde. En wat hij toen altijd nieuw en oorspronkelijk. als corrector bij En toen moest de Symphonie Fantas- zijn „Damnation", dat hij nu zijn rijkste werk vond, aan de Parijsenaars te laten horen. Maar ze kwamen niet luisteren. Het spotblad „Charivari" kon er een aardige karikatuur aan wijden, met als onder schrift: „Het lied van de rat is onopge merkt voorbij gegaan, vermits er geen kalt in de zaal was." Berlioz was aan dergelijke boutades ge- wn7pp77r1nnn!Lllji^et:!fid„er VEm+ de een muzickuitgeverij verdiTnde,""beTte'edde tique nog kom'en, en aï de rest":'verrassing wo°? jeraakt en zijn reflex erop was: "„Je willige componist-in-spe geweest is. Gebo- hij aan het laten drukken van de „Acht op verrassing! moet de stenen die men je toewerpt zuinig ren in de buurt van Grenoble in 1803, werd Hector Berlioz op achttienjarige leeftijd naar Parijs gezonden om er medicijnen te studeren. Maar zijn hartstochtelijke liefde voor de muziek maakte dat daar niets van terecht kwam en hij zich liever de groot Scènes" om ze later weer op te kopen, toen hij er een andere bestemming voor MAAR, BEHOUDENS een geringe had. Zij behoren tot de meest frappante schaar aanhangers, was er in Parijs geen delen van het grote werk: de volkskoren, publiek voor een dergelijk genie. De op- het zesstemmig Sylphen-koor, het lied van geschroefde romantische koorts was er be de rat, het lied van de vlo, de serenade trekkelijk gauw uitgewoed. Men vond de bewaren; ze zijn het begin van het voet stuk voor een standbeeld Dat monument heeft hij in 1883 veer tien jaar na zijn dood gekregen, mede dankzij het succes dat „La Damnation de Faust", vooreerst in Duitsland en Rusland i j j. 1 v VA v- v lUj VaC Oüi Cliauc Uitgt VV UCu. 1V1CI1 V L/I lvj ut. t v. .bu/ubui vu> ste ontberingen ffetroostte om zijn jeugd- van Mefisto, de sublieme aria van Mar- kunst van Berlioz excentriek en dwaas en en r ook in z^n vaderland en overal dromen: naam te maken in het rijk der gareta: .,d>amour rardente flamme." - toonkunst, in vervulling te doen gaan. De litteraire en picturale romantiek van de post-Napoleontische tijd een kunst van HETZELFDE JAAR liet hij op een con cert van eigen werken het Sylphenkoor uit- werkelijk, het liep met zijn vrijmoedighe- m de beschaafde wereld genoten heeft. En den, onder meer met het vervolg op de ^et z*et er ™et naar uit, dat de roem die Symphonie Fantastique, tjet monodrama dit meesterwerk omgeeft, tanende is. „Lelio", waarop hij na zijfi verblijf te Ro- Jos. de Klerk

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1961 | | pagina 14