„LANGS HET SCHRIKDRAAD" SIGNALEN WIE DIT LEEST IS LIEF ""k ™"en'«r r? wsvs A. L. Schneiders: Litteraire Kanttekeningen NOG OUDER KERK IN OUDERKERK? De strijd tussen estheten en barbaren -De wereld waarin wij leven- ZATERDAG 4 NOVEMBER 1961 Erbij zo'n lawaaiding als op de Amsterdamse r PAGINA I) K I K Wandeling langs de Parijse kunstzalen Mjgsgm. seuminterieur ware museumstukken te koop zijn: een winterse De Stael, een mooie Poliakoff, een kleine Klee, een Sou- tine en het nieuwste werk van O. Debré een broer van de minister en een forse abstract-expressionist. t We zijn nu wel aan een maaltijd toe en die gaan we in stijl gebruiken in het keu rige Chinese restaurant Rose de Chine, "35 rue d'Anglais niet duurder dan in Ne derland. Aldus gesterkt, slaan we de rue de la Boëtie in. Bij Marcel Bernheim ex poseren de drie Vercellis echte olieverven op linnen waar we aan voorbij kunnen lo pen. Denise Renée blijft trouw aan de kou de abstracten, die trouw blijven aan de trant van „De Stijl". Ze heeft nieuwe plas tieken van Arp in huis, die aan vergrote Zweedse Silversieraden doen denken. Bij een kruispunt slaan we de rue de Miromesnil in, waar we veel kunstzalen passeren en misschien de kans op een gro te ontdekking laten schieten in onze haast, op de boulevard Haussmann te komen op het punt, waar ook de rue de Messine uitkomt. Fels, op de boulevard, is een klei ne galerie met grote namen in kleine for maten: Corneille, Alechinsky, Dubuffet, Wols, Bissière, Miró, Matta, Sam Francis, een heel museum voor de huiskamer. Rive Droite heeft in Parijs de alleenvertegen woordiging van Appel, maar hier is er ook een te koop. SYMPATHIEK is de sfeer in de Galerie Creuze, Salie Messine, waar juist een ex- positie is van de 45-jarige Joegoslaaf Pri- twee mannen in stofjassen met een ENORM IS DE EXPOSITIERUIMTE Deze bloempjes bloeiden onder het penseel ca- Dat is een ontmoeting die de wande- grote Chagall. Op de grond staan een Van van de Galerie Charpentier, vroeger ken- van de 66-jarige Spanjaard Vivancos, die ling wel waard is. Hij speelt in zijn schil- Dongen, een Rounault en andere stukken, nelijk een theater. Hier zijn we weer oij {n de collectie-Picasso vertegenwoordigd is. derijen en gouaches met elementen uit een die het huis prestige geven. Zij moeten tij- de tegenpartij. Ter gelegenheid van de door de techniek beheerste wereld die hij delijk plaats maken voor de expositie van Biënnale is er een grote tentoonstelling ongelukken als vijftiger met schilderen be- dichterlijk beleefbaar maakt als een om- Donati. Deze 35-jarige Florentijn maakt zonder wilde jongens. „Het zoeken naar gon geving, waarin de mens thuis kan zijn als schilderijen van tekeningen op linnen. De nieuwigheden -s een ouderdomsverschijn- pe expositie van de Catalaan Viusa bij 'n de natuur- De vormen ontstaan uit een terpentine niet sparend, laat hij er kleur- seI"> betoogt de catalogus. „Het gaat om Ror volmar is op de lichtmasten geannon- geyoelig lijnenschrift in een abstracte tjes op vervloeien die lonken naar de klant. waarheid en schoonheid.' De naam van de ceerc] jjy in een sierende pate ruimte van grote, hoekige kleurvlakken, Er zit al iets van hem in de collectie van meeste exposanten is ons minder ver- piaatjes van schilderijen met veel lome genuanceerd met het mes. Men ziet er da- Peggy Guggenheim en dat is een brevet, dan het wlrr.k' 0 wordt ook alom vrouwtjes en veel vreedzame duifjes. Bij deI'ik de begaafde graficus in. Een paar huizen verder is de van de lin- m Nederland geschilderd. Alleen Pierre Maguy staat een groot bord metnamen We eindigen de dag bladerend in de ver- keroever verhuisde Galerie Stiébel met Lesieur springt er uit, met grote vormen buiten, als het menu van een goedkoop leidelijke prentenmappen van de firma dikke bloemstillevens van Lorjou, de schil- Lfmes vat Bort Brianchtn^De'snover Hl6r Schaft de pot vde gloten va" Maeght Vde SeRue de Téhéran E™ der dm bij de Biennale een pamflet laat Brianchon, Desnoyer de moderne kunst, maar er blijkt van hen grote ets van Miró kost 500 nieuwe fran- uitdelen tegen de abstracte kunst. Schil- en Anare Marcnano. Naïvisten" ^,el,nlg 'm Nlr te zi'in en dan nog aIleen ken' een litho van chaSaU rond 1000, een deryen van Lurgat verklaren waarom hij is een helei afdeling_van Naïvisten ^lein goed. Wel staat er goudglimmend Giacometti 250. Een „Holland"-blad van in de tapijten is gegaan. Desnoyer houdt |Lbardsn van 1iet succes van koperwerk van Arp en de met hem verwis- Bazaine „doet" niet meer dan 100 franken de figuratieve vaan met meer ere omhoog ^eraP">£«' enJfselbare Chauvin, over wie pas een plaat- en affiches van beroemde kunstenaars zijn en er hangt een zeer mooie gekleurde te- s*e onaer n^n was naar men weet ne werk van 40 nieuwe franken is uitgeko- voor enkele tienties te koon ook sesis kening van Utrillo. Stiébel spreekt op zijn ..douanier" Rousseau, die Picasso onder men. s oorenj5.e.le "entjes te Koop, ook gesig .*'0' I' AFWISSELENDER DAN „Parijs bij nacht" is een wandeling langs de kunst zalen. Champagne is niet verplicht bij deze vermakelijkheden en soms te geef. Wel is het een tochtje, waarvoor in de hotels geen busplaatsen worden verkocht. Daarom is een kleine handleiding de lezer misschien welkom. Er is geen be ginnen aan, u mee te nemen naar alle kunsthandels. Men zegt dat het er meer dan driehonderd zijn. We hebben het niet nageteld. Voor véle ingewijden telt alleen de linker Seine-oever mee, waar genieën exposeren die even onbekend zijn als Picasso zestig jaar geleden. Maar wij zijn voor ons genoegen uit. We bepalen ons dus tot enkele zaken in het achtste arrondissement, de wijk waar ook prinsessen en ex-keizerinnen graag winkelen. OP HET ROND POINT weerstaan wij knaapje van Iris aangedaan. We buigen de Champs-Elysées en kiezen de Avenue ons over een plat glazen kistje vol lom- Matignon. Het atelier van die naam eta- pen. „Een werk van Arman. Die is niet leert ceramiek. In deze straat zijn onder meer bij ons." Het klinkt of Arman er meer Bernheim Jeune, Coard en A. Weill met de kas vandoor is. Maar hij wordt nu gevestigd. Weill heeft kleine werken in vertegenwoordigd door de overburen van huis van Aicardi, een 38-jarige Parijse „Rive Droite". Daar staat zijn meester- gladschilder van magische kilten. In zijn werk: een glazen kist vol lichaamsdelen geboortejaar was zulk werk nogal actueel, van celluloid poppen. „De moord op de Bijna onuitputtelijk is de rue Du Fau- onnozele kinderen" is de titel, bourg St. Honoré. Bij Drouant sjouwen zijn kopers had. Picasso was volgens de catalogus ook de eerste afnemer van Mi- VAN EEN HEEL ANDERE allure is het guel Vivancos, een arbeider die na twaalf huis Knoedler, waar in een verfijnd mu- neerde. Wij behoeven dus niet met lege handen naar ons hotel te gaan. D. W. Een karakteristiek werk van Arman, die Iris Clert ontrouw werd. Hij exposeert ook op de Biennale. verhuiskaartje afkeer van de barbaren uit en dat slaat duidelijk op de buren. DE BUNDEL VERHALEN Langs het IRONISEREND, sarcastisch soms, con- schrikdraad", die A L. Schneiders bij stateert hij, signaleert hij, confronteert Querido s Uitgeversmaatschappij deed hij het simplistische zwart-wit-patroon verschijnen, wordt niet voorafgegaan door van de radicale zelfverzekerdheid met de een motto. Maar als Schneiders er een werkelijkheid, en hij doet dat niet beto- had gekozen zou het, dunkt me, zoiets gend, niet belerend, niet beschrijvend, zijn geweest als: de mensen hebben re- maar .met een geheime, zijn proza eigen den om de mensen te vrezen. Schrik- zijnde kracht der suggestie. Wat' verteld draad is geen term die ontleend is aan kan worden telt niet bij hem. Het gaat het alom brallend oorlogsjargon dat sinds in zijn verhalen steeds om. hetgeen er kort beneden de vijftig megaton trotyl nèt niet staat, om het „uitgespaarde", het een ganzebordgrapje is geworden, maar nauwelijks aangeduide, het op de ach- Pierre aan de vreedzame agrarische zone, waar tergrond blijvende. Deze kunst van het grazende koeien binnen een arcadische verzwijgende zessen is wpn schriifnrocé— omheining hun best doen om ons te dé, geef ?ruc-wefk dat d? geroutineerde doen geloven dat er geen vuiltje aan de taaiillusionisten meer doet schijnen dan lucht is, hetgeen we natuurlijk als ze zijn, ze is authentiek: zeer per- uit de droom geholpen lezer van Dr. O. soonlijk dus, eerlijk, overtuigend, en als M. de Vaals beschouwing in De Groene zodanig van een overrompelende indruk- Amsterdammer van 28 oktober j.l. graag wekkendheid. Het zegt wat, dat een le en grif aannemen. Hoe dan ook, het zer, die een stortvloed van oorlogslitte- schrikdraad van A. L. Schneiders, waar ratuur heeft verzwolgen, bij de lectuur deze debutant-in-boekvorm (hij publiceer- van dit sobere schrikdraadproza die DAT ZIJN NAMELIJK de „nieuwe rea listen" van de Galerie „Rive Droite" wier kabaal tot op straat doordringt. Er staat expositie „Bewogen beweging" Ga in de eerder m periodieken) m twintig vreemd-beklemmende mengeling van op- V.S. olievaten versieren" luidt de'commen- verhalen rakelings langs gaat, standigheid, ontzetting, vrees, deernis, taar, die de Rotterdamse Anna de Vries s}aat onder hoo9spanning. Wie het na- walging en mede-verantwoordelijkheid en in het gastenboek schreef Als een bezoe- dat wü ze99en: wie Schneiders mede-schuld in zich voelt opborrelen, die ker met een druk op de knop de helse ma- met emge ontvankelijkheid voor het- deze verdwaasde, redeloze wereld van chine in werking stelt wordt schielijk de geen er met doodeenvoudige, geladen het ogenblik in hem wakker roept bij el- deur van het kantoortje achter do zaal <*e- taal mee9edeeld kan worden, voelt de schok ke nieuwe manifestatie van dit even zin sloten. De dealer kan het blijkbaar zelf ~~..de sc!}ok _der_ herkenning, zou de loze als gruwelijk-reële spel met de men niet meer verdragen. Yves Klein, die vroe ger geheel blauwe vlakken schilderde, heeft hier een „monochroom" in blad goud. „Wie kan dat kopen? Een rijke schurk" schreef een Fransman in het A. L. Schneiders spitsvondige H. A. Gomperts zeggen, selijke waardigheid, waarin we met het 'en "u^ de lucht zou men zeggen dat de schok van het onheil dat was en is gelijk van een Don Quicbote als ridder hanSt de rook van die vulkanen als een en zijn zal zolang de mensen meer moe- van de onvervaarde (en niet van de gyauwe nevel, die soms even optrekt om ten vrezen voor de mensen dan voor „droevige") figuur willen blijven geloven, uitzicht te geven op een jeugdherinnering. de beesten. Schneiders ontleent als men- Maar ook déze is zelden zonder de scha- boek. Een professor noteerde in een zorg- se^k geëngageerd schrijver zijn „stof" ZINLOOSHEID: één voorbeeld uit het duw van noodlottige gebeurtenissen, die vuldig handschrift dat hii toch blii was aan de were^d waarin we leven, aan de verhaal „De Kanonnen", dat ik broksge- zich in het onuitgesprokene, niet-neerge- van dit alles te kunnen kennisnemen Dat z°9enaamde actuele wereld van grote en wijs citeer om de contrasten, waarvan men wat gul is geweest met voetbalvel- alles omvat ook een blok schroot van d= kle^ne en koude en geheime en verle- Schneiders zich als expressiemiddel be- den": voorts: pantoffelparade langs de beeldhouwer César. „Compression de voi- d?n e-n .deleden en toekomstige oorlogen, dient, des te scherper te doen uitkomen: Kurfürstendamm „onverwoestbaar tures" heet dat werk. schijnt de burgerij overal te zijn" en dan het nachtleven. Oost: Agitprop, een mager grauw mannetje met partijspeldje, uitvarend tegen een toerist die een prop boterhammenpapier heeft weggegooid. En dan tot slot: „onder-het station Friedrich- strasse wachtte als een laatste groet uit - - - 'eT' We voerden oorloe en daarom zaten we de°orl°S een overvalwagen van de Volks- enorm doek met een vage, schurftige fi- tellingen wordt een maal één mens do- boven ot) een heuvel Het was warm en Pollzel' Dezelfde zware, doorvoede mannen guur er op. „Sterk", zegt de jongen met delijk door een politionele kogel getrof- stTais eef vaLf iemiddag in een zomers hetzelfde 8roen"' eerbied in zijn stem. „Het is van GoluP, de f®n> maar eenmaal een is het noemen meester van de école monstre". Met trots die sinds het noodlotsjaar 1914 een ket tingreactie van catastrofes hebben ontke- Aan de overkant ontvangt ons een fluwe- tendHii beschrijft, al was hij noodge- len jongeman met romantische ogen in de dwongen betrokken bij de politionele ac- kunstzaal van Iris Clert. Op de binnen- tie .jn het zeer-voormalige Nederland plaats, vóór haar gemoderniseerde, glazen tndi'é, geen oorlog en laat in zijn verha- pui, knippert een netecht verkeerslicht. !en 2e'/s nauwelijks een schot vallen. Wij knipperen met de ogen voor een Nauwelijks, zeg ik: in één van zijn ver niet waard, het zij dan dat er, zoals ^en uit de sawah gehaald 7e hadden EEN ANDER VERHAAL, ander schrik- wijst hij op enkele onbewerkte doekjes op hler een 0at m het geweten is gescho- verteld dat 7e thuis ham-der, i„ een draad: Tsjechische grens, Grenzpolizei aan vijfhoekige ramen. „Fontana". Dat is de Maar de oorlog is overal: als her- kfrnpong die onder ons lag en die we dèZe ?jde' een d00r de verrekiiker waar- Italiaan die in zijn linnen snijdt. Hier zijn mnenng, als dreiging, als ervaring, als t ar hd"„,-atg Al a® neembare patrouille in bruinachtige Rus- het allemaal kleine, éénjaaps Fontana's. beduchtheid, vlakbij, veraf, in ons, om h m s tegenovffons Jraasden wat kar S1Sfe hemden aan de andere kant - „er De historische, eerste echtgenoot van de ons- Schneiders laat zich niet in met de- hoUwen RH het dfrdn f valt mets anders te doen dan elkaar te Amerikaanse miljonaire Peggy Guggen- vnagogische ethiek: hij is een skepticus. 1,„rhn,I„,pn „„tmfLn- f Af fixeren". Volgende „close-up": diplomaten- heim is vertegenwoordigd met plastiek- Evenmin neemt hij zijn toevlucht tot stffwolk en to^ die' waff Jfrokken f cocktail, „niemand praat niet", iedereen jes in Ensor-kleuren. Het zijn poppetjes aangenaam-sprekende esthetiek: hij is Pr wat wA W fm do tnll ZW1Jgt m auizend taIen: „spreikt u maar van hout, schelpen en scherven. „Hij was ^en schoonschrijver. Zijn kunst is die f f ?mgen °m d® tkU1fNederlands. Ik moet leren. Wai moeten ons dertig jaar geleden al zo ver" zegt het van de distantie: hoe verder op een af- .6r w®er °P beëriiPen"- Of dit: binnenkomst van de stand hoe scherper hij ziet, zichzelf, ii 2? ,®n naar buls ëaani ze zeiden Duitse bezettingstroepen „de gruwelijke Schilderij van de Joegoslaaf Prica. de anderen, de wereld. „Tabeh Toean bommengooier, onzichtbaar naar ons loe- En dat is dan nog maar een fragment rend uit zijn gillende machine, zat nu in- van de zinloosheid die oorlog heet (Eras- eens een meter van ons af op een motor mus wist daar al het nodige over te zeg- fiets: Paris, schone Madel was?" om gen), waarmee deze vertellingen, schet- de Weihrauch. En hier is de slotpassus sen, herinneringen, impressies, ons over- van enkele eeuwen koloniale geschiede- vallen. Oorlog: de mens-in-uniform is een nis,,: avondpartij „hij struikelde bijna ander mens - en ik denk aan een zin uit over een groepje inlanders die in het don- Alfred Polgars „Standpunkte", een zin uit ker gehurkt voor het terras zaten te kijken een „notitie", die hij „Die Uniform" be- naar al die blanken die daar dansten in titelde en overal van kracht is waar men een kring van licht en gelach. Men deed uniform moet leven: de mens, zegt Pol- iets met een grammofoon. Het ding kras- MET DE DICHTER MICHEL van der Plas liep ik over de Boulevard van Knokke. Links lag het Casino waar de zittingen van de Biennale van de Poë zie gehouden werden, honderden dich ters van tientallen landen verenigden er zich, nu ja, waarvoor? Links lag een rij badhokjes, netjes in het gelid, het was de dag voor slui ting. Zei Michel van der Plas: „Het mooi ste dat ik in lang gehoord heb is iets wat geschreven stond op een schutting in een Nederlands badplaatsje. Er stond: Wie dit leest is lief. Hij had het niet zelf zien staan, zei hij. De dichteres Harriet Laurey had het gezien en het hem verteld. WIE DIT LEEST IS LIEF. Op een schutting. Ongetwijfeld is dit voor een mens een van de meest fascinerende zinnen die hij kan tegenkomen. Zeker op een schutting. Speciaal op schuttin gen pleegt men geen uitlatingen aan te treffen die de ziel verheffen. Inte gendeel, niet zelden bezorgt een schut tingwoord de kinderziel een gevoelige schok. Neen, schuttingen en muren plegen nu niet bepaald plekken te zijn, waarop men zielsverheffende zinsneden aan treft. Ik kan er over oordelen, want ik heb maandenlang met meer dan gewo ne interesse opschriften op schuttingen en muren onderzocht en ontcijferd Dat was in Pompeji, de stad die op de 24ste augustus van het jaar 79 Onzes Heren door een verschrikkelijke uitbar sting van de Vesuvius voor vele eeuwen onder as en puimsteen bedolven werd. Nu de stad weer gedeeltelijk aan het licht gebracht is (en nog steeds bij ge deelten aan het licht gebracht wordt) kan de nieuwsgierige bezoeker er zijn hart ophalen aan de inschriften op mu ren en deurposten. In antieke tijden waren muren van huis en tempel het eenvoudige en goedkope briefpapier van de gewone man: In die dagen krabbelde men zijn boodschappen aan derden op de muur. Die waren zelden zo vrien delijk als het roerende opschrift: Wie dit leest is lief. LUISTERT U MAAR. Op de muur van een wijnhuis. „De waard verkoopt ons bijna water en drinkt zelf zuivere wijn. Moge hij aan zijn daden ten gronde gaan". Op een andere muur: „Lucius heeft mij niet aan tafel genodigd, hij is een barbaar". Dan, op talloze muren, talloze varian ten van wat van oudsher op alle schut tingen voorkomt: „F.igulus i* ""verliefd op Idaia'\ „Romula loopt met Staphy- lus Men kan een dagboek van het hele dagelijkse leven op de muren van Pom peji vinden. Men leest er wie elkaar beminnen. En wie elkaar haten. Men leest er wie de Brigitte Bardot van de stad is zij heette Primigenia). En men leest er ook dat niet ieder een het een onverdeeld genoegen vond muren vol opschriften te zien. Zo schrijft iemand: „Als iemand hier iets op de muur schrijft, dat hij de ziekte krijge". Een ander schrijft: „Het is een wonder o muur, dat gij nog recht staat; gij die de onzin van zoveel schrijvers torst". En de meest sublieme maar ook meest inconsekwente Pompejaan krab belt op de muur: „Iedereen krabbelt hier iets; „Ik alleen krabbel hier niets". HET ZOU NOG NEGENTIEN eeu wen duren, om exact te zijn tot de zo mer van 1961 alvorens iemand op een m,uur in Zandvoort zou krabbelen: Wie dit leest is lief. Vraag: wie schreef dit? Daar zullen wij nooit achter komen. Tweede vraag: schreef hij of zij (mij dunkt eerder een zij) dit voor een be paald iemand, die het zou moeten le zen? Of, in een merkwaardige uiting van mensenmin, voor iedere toevallige passant die het toevallig lezen zou? Ook een vraag die niemand ooit zal kun nen beantwoorden. Wel ontlenen deze charmante schuttingwoorden hun fasci nerend karakter aan de veronderstel ling dat zij tot iedere willekeurige pas sant gericht 'zijn. Aan u. En mij. Die, door welke gril van het lot dan ook ge leid, langs die schutting in Zandvoort gelopen zouden zijn. WAAROM FASCINEREN die woorden zo? Omdat vrijwel alles, wat ons van daag onder ogen gehouden wordt, ons wel in de laatste plaats onder ogen ge houden wordt omdat men ons zo lief Lambertus Jacobus Johannus Aafjes werd 12 mei 1914 in Amsterdam geboren. Na zijn opleiding tot priester (te Uden, Heemstede èn Warmond) te hebben afgebroken studeerde hij archeologie in Leuven en Rome. Zijn be roemde ,Een voetreis naar Rome" (hij heeft inderdaad ook voor de oorlog een voetreis naar Rome gemaakt) schreef hij tijdens de hongerwinter in een Fries dorpje. Na de oor log keert hij terug in Amsterdam waar hij door Nijhoft tot „de jongste der meesters"-^ wordt uitgeroepen. In 1947 aanvaardt hij de functie van perschef van een Lunapark, waar mee hij naar Egypte reist. In Alexandrië komt hij in conflict met zijn directie en gaat naar Cairo waar hij als lid van een Neder landse delegatie aan een interparlementaire conferentie deelneemt en de koningsgraven bij Luxor bezoekt. In Cairo begint hij zijn bundel „Het Koningsgraf". Toen hij deze bundel had voltooid vond men hem ijlende in zijn hotelkamer. Hij bleef drie maanden in het Victoria-hospitaal in Cairo. In 1948 begon hij ten huize van Sjeik Ali Abdoe El Rassoel in Gourma zijn „In den Beginne". Na zijn ver blijf van 2'/- jaar in Egypte vestigde hij zich in kasteel Hoensbroek, vanwaar hij diverse grote reizen maakte in opdracht van dag- en weekbladen, onder andere in het voetspoor van Odysseus. Zijn voornaamste werken zijn „Het gevecht met de muze" (1940) „Zanduur van de dood" (1941), de novelle „Een laars vol rozen" (1942), het essay „Gerrit Achterberg, de dichter van de sarcophaag" (1943), „Peter Kersen-eter" Bertus Aafjes (1943), „Kleine catechismus der Poëzie" (1944), „Omne animal" (1944), ,.Elf sonnetten op Friesland" (1944), „In het Atrium der Vesta- linnen" (1945), „Boeren" (1945), ,Een Voet- reois naar Rome" (1946), „Maria Sibylla Me- rian" (1946), de novelle „Zeemeerminnen'' (1946), „Verzamelde gedichten" (1947), „Het Koningsgraf" (1948), „Egyptische brieven" (aan M. Vasalis geschreven - 1949), „De lyri sche Schoolmeester" (1949), „In dén Beginne" (1949), ,Drie essays over experimentele poë zie (waarmee hij het doelwit werd der jong ste dichtergeneratie); voorts reisbeschrijvin gen: „Arenlezer achter de maaiers" (1953), „Morgen bloeien de Abrikozen" (1954), „Log boek voor Dolle Dinsdag" (1957), Capriccio Italiano" (1958), „Goden en eilanden'1 (1959), „Dag van Gramschap in Pompeji" (1960); in „De blinde Harpenaar" publiceerde hij ver talingen uit Egypte (1955). Bertus Aafjes is - onbegrijpelijkerwijze in dit land van prijzenregens - sléchts zelden bekroond. In 1945 ontving hij de Rademacher Schorerprijs; in 1953 de vijfjaarlijkse Tollens- prijs, waarmee vijf jaar eerder de dichter Keuls was onderscheiden. Wèl werd zijn gro te dichterschap buitenslands erkend door een eervolle vermelding naast prijswinnaar Dylan Thomas (toen al overleden), bij de toeken ning van de Etna Taorminaprijs voor West- europese auteurs, in 1953. Aafjes is redacteur geweest van „Criterium" en „Ad Interim", was een der oprichters van „Klondyke". Hij woont in Hoensbroek. vindt en daaraan uiting wil geven. De berichtgeving in de kranten is loodzwaar en inktzwart geworden men bespaart ons niets, men bedelft ons, met haast sadistisch genoegen, on der de jobstijdingen. Romanschrijvers zouten ons in in de pekel van de meest walgelijke proble men, litteraire griezels doen van hun complexen kond in ettergele verzen, de gehele schrijvende wereld is heilig van plan ons niets van al het onheilige te besparen en zie daar wandelt een en gel van een kind lans een schutting en schrijft alleen maar: Wie dit leest is lief. ER IS IN DE gehele twintigste eeuw niets geschreven met minder substan tie. Er is ook niets subliemers geschre ven. In feite staat er letterlijk niets me degedeeld, waarvan ook maar een ster veling op aarde iets wijzer wordt. Maar wij zijn er, in deze eeuw, zo aan gewend geraakt dat woorden iden tiek zijn met onheil, jobstijdingen, com plexen, modder, viezigheid, dat het sim pele feit dat dit met enkele woorden nu eens niet het geval is, ons treft als een bliksemstraal. We zijn een ogenblik sprakeloos. We kunnen het niet uitleggen, we kunnen er niets aan toevoegen. We kunnen alleen de lezer een ogen blik verlegen aankijken, en zeggen: WIE DIT LEEST IS LIEF. Zie „Dag van Gramschap in Pompeji" door Bertus Aafjes. Uitgeverij J. M. Meulenhoff. enkel een middel is" ^EIDERS is te zeer een realist om met literatuur ook nog te veranderen zou die herkenning ging een zekere geruststel- len van arbeidskrachten. De opgraving is wordt, dat het hier de oude Darochie- ling uit, de suggestie, misschien dat het een voortzetting van onderzoekingen in kerk betreft, waar de eerste bewoners zich dereeliike meestal door iPU7Pn ver "v-V~~Tj* 1952 bij gelegenheid van de restauratie van het vlek dat later tot de wereld- bloemde v^aarhTden te ontveinzen. Hij "Mislh^nk^n'mtLa'tuTtrd^van voïm^nTnderdPpf Zij S,ad sterdam zou uitgroeien, ter ker- ^it„Zi^lf_nÜt„ ^ijlkli^eet_te.g°el h_°f Schneiders iets voorkomen; zo neen, dan gisch onderzoek naar de oudste^bewo-" dng^lLt^te^dde^ "tn^kerkhof, het met de mens is gesteld: „we slapen", ligt dat niet aan ziin menseliike schrii nintr ir=n am.t n j oewo- ring ligt temidden van een kerkhof, dichtte Goethe, „met zn allen op vulka- vfrskwaliteiten. Misschi^n is het woord Safdoor genoemd fnstituut 'AmSterda^ Waarln graven in eikenhouten boom- non MW\ do tmnVinlon T.nn CnLlonl d nnm L oou, i l 1 nen". Om de verhalen van Schneiders heen nog een tegenkracht. Wie, die schrijft, zou ingesteld, kisten, die uit een nog oudere periode schrevene terugtrekken en schuilhouden dat niet tot het laatste,~allerlaa7sï<rogën- In 1952 waren funderingen geconstateerd da^difkerkw Jt* zijn+ aanwijzingen, tuig gezien, bezaaid met open eroene vlak- C. J. E. Dimuxkig koot bleek te hebben. Thans tos Op het terrein van de hervormde kerk ook het oostelijk gedeelte van de pri- te Ouderkerk aan de Amstel is geduren- mitieve fundering der oudere kerk wor- - de de afgelopen weken een opgraving dèn vervolgd. Deze bestond uit vier la- gar, is een voortzetting van het uniform te en toen daverde er plotseling harde mu- verricht door het Instituut voor Prae- gen van dwars over elkaar on het veen naar binnen, in het uniform verdwijnt de ziek uit Aduh, zuchtte een inlander. Het en protohistorie van de Gemeentelijke rustende stammen Naar kon worden persoonlijkheid. En scherper, raker nog: feest was blijkbaar al goed op gang". En universiteit van Amsterdam, welke onder vastgesteld hebben zij een op de hoeken „het uniform is een door de confectiefa- dit: de Vogezen, een monument, een kamp leiding stond van drs. H. H. van Rech- door beren gesteund recht gesloten koor bnek vervaardigd geweten Het herinnert tegen entreeprijs te bezichtigen, het kamp teren Altena. De hoofdstedelijke dienst opgebouwd uit zeer grote bikstenen se de geüniformeerde er voortdurend aan dat Natzweder „Dit was nu Kafka's „In einer der beplantingen verleende belangeloze drfgen van een naar alle waarschiinlifk- hij op geen enkele wijze meer een doel, Strafkolonie uit het boek gekomen. Van medewerking door het beschikbaar stel- heid dertiende-eeuwse kerk. Verondersteld

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1961 | | pagina 15