„LANGS HET SCHRIKDRAAD"
SIGNALEN
WIE DIT LEEST IS LIEF
""k ™"en'«r r? wsvs
A. L. Schneiders:
Litteraire
Kanttekeningen
NOG OUDER KERK IN OUDERKERK?
De strijd tussen estheten en barbaren
-De wereld waarin wij leven-
ZATERDAG 4 NOVEMBER 1961
Erbij
zo'n lawaaiding als op de Amsterdamse r
PAGINA I) K I K
Wandeling langs de Parijse kunstzalen
Mjgsgm.
seuminterieur ware museumstukken te
koop zijn: een winterse De Stael, een
mooie Poliakoff, een kleine Klee, een Sou-
tine en het nieuwste werk van O. Debré
een broer van de minister en een forse
abstract-expressionist.
t
We zijn nu wel aan een maaltijd toe en
die gaan we in stijl gebruiken in het keu
rige Chinese restaurant Rose de Chine, "35
rue d'Anglais niet duurder dan in Ne
derland. Aldus gesterkt, slaan we de rue
de la Boëtie in. Bij Marcel Bernheim ex
poseren de drie Vercellis echte olieverven
op linnen waar we aan voorbij kunnen lo
pen. Denise Renée blijft trouw aan de kou
de abstracten, die trouw blijven aan de
trant van „De Stijl". Ze heeft nieuwe plas
tieken van Arp in huis, die aan vergrote
Zweedse Silversieraden doen denken.
Bij een kruispunt slaan we de rue de
Miromesnil in, waar we veel kunstzalen
passeren en misschien de kans op een gro
te ontdekking laten schieten in onze haast,
op de boulevard Haussmann te komen op
het punt, waar ook de rue de Messine
uitkomt. Fels, op de boulevard, is een klei
ne galerie met grote namen in kleine for
maten: Corneille, Alechinsky, Dubuffet,
Wols, Bissière, Miró, Matta, Sam Francis,
een heel museum voor de huiskamer. Rive
Droite heeft in Parijs de alleenvertegen
woordiging van Appel, maar hier is er ook
een te koop.
SYMPATHIEK is de sfeer in de Galerie
Creuze, Salie Messine, waar juist een ex-
positie is van de 45-jarige Joegoslaaf Pri-
twee mannen in stofjassen met een ENORM IS DE EXPOSITIERUIMTE Deze bloempjes bloeiden onder het penseel ca- Dat is een ontmoeting die de wande-
grote Chagall. Op de grond staan een Van van de Galerie Charpentier, vroeger ken- van de 66-jarige Spanjaard Vivancos, die ling wel waard is. Hij speelt in zijn schil-
Dongen, een Rounault en andere stukken, nelijk een theater. Hier zijn we weer oij {n de collectie-Picasso vertegenwoordigd is. derijen en gouaches met elementen uit een
die het huis prestige geven. Zij moeten tij- de tegenpartij. Ter gelegenheid van de door de techniek beheerste wereld die hij
delijk plaats maken voor de expositie van Biënnale is er een grote tentoonstelling ongelukken als vijftiger met schilderen be- dichterlijk beleefbaar maakt als een om-
Donati. Deze 35-jarige Florentijn maakt zonder wilde jongens. „Het zoeken naar gon geving, waarin de mens thuis kan zijn als
schilderijen van tekeningen op linnen. De nieuwigheden -s een ouderdomsverschijn- pe expositie van de Catalaan Viusa bij 'n de natuur- De vormen ontstaan uit een
terpentine niet sparend, laat hij er kleur- seI"> betoogt de catalogus. „Het gaat om Ror volmar is op de lichtmasten geannon- geyoelig lijnenschrift in een abstracte
tjes op vervloeien die lonken naar de klant. waarheid en schoonheid.' De naam van de ceerc] jjy in een sierende pate ruimte van grote, hoekige kleurvlakken,
Er zit al iets van hem in de collectie van meeste exposanten is ons minder ver- piaatjes van schilderijen met veel lome genuanceerd met het mes. Men ziet er da-
Peggy Guggenheim en dat is een brevet, dan het wlrr.k' 0 wordt ook alom vrouwtjes en veel vreedzame duifjes. Bij deI'ik de begaafde graficus in.
Een paar huizen verder is de van de lin- m Nederland geschilderd. Alleen Pierre Maguy staat een groot bord metnamen We eindigen de dag bladerend in de ver-
keroever verhuisde Galerie Stiébel met Lesieur springt er uit, met grote vormen buiten, als het menu van een goedkoop leidelijke prentenmappen van de firma
dikke bloemstillevens van Lorjou, de schil- Lfmes vat Bort Brianchtn^De'snover Hl6r Schaft de pot vde gloten va" Maeght Vde SeRue de Téhéran E™
der dm bij de Biennale een pamflet laat Brianchon, Desnoyer de moderne kunst, maar er blijkt van hen grote ets van Miró kost 500 nieuwe fran-
uitdelen tegen de abstracte kunst. Schil- en Anare Marcnano. Naïvisten" ^,el,nlg 'm Nlr te zi'in en dan nog aIleen ken' een litho van chaSaU rond 1000, een
deryen van Lurgat verklaren waarom hij is een helei afdeling_van Naïvisten ^lein goed. Wel staat er goudglimmend Giacometti 250. Een „Holland"-blad van
in de tapijten is gegaan. Desnoyer houdt |Lbardsn van 1iet succes van koperwerk van Arp en de met hem verwis- Bazaine „doet" niet meer dan 100 franken
de figuratieve vaan met meer ere omhoog ^eraP">£«' enJfselbare Chauvin, over wie pas een plaat- en affiches van beroemde kunstenaars zijn
en er hangt een zeer mooie gekleurde te- s*e onaer n^n was naar men weet ne werk van 40 nieuwe franken is uitgeko- voor enkele tienties te koon ook sesis
kening van Utrillo. Stiébel spreekt op zijn ..douanier" Rousseau, die Picasso onder men. s oorenj5.e.le "entjes te Koop, ook gesig
.*'0' I'
AFWISSELENDER DAN „Parijs bij nacht" is een wandeling langs de kunst
zalen. Champagne is niet verplicht bij deze vermakelijkheden en soms te geef.
Wel is het een tochtje, waarvoor in de hotels geen busplaatsen worden verkocht.
Daarom is een kleine handleiding de lezer misschien welkom. Er is geen be
ginnen aan, u mee te nemen naar alle kunsthandels. Men zegt dat het er meer
dan driehonderd zijn. We hebben het niet nageteld. Voor véle ingewijden telt
alleen de linker Seine-oever mee, waar genieën exposeren die even onbekend
zijn als Picasso zestig jaar geleden. Maar wij zijn voor ons genoegen uit. We
bepalen ons dus tot enkele zaken in het achtste arrondissement, de wijk waar
ook prinsessen en ex-keizerinnen graag winkelen.
OP HET ROND POINT weerstaan wij knaapje van Iris aangedaan. We buigen
de Champs-Elysées en kiezen de Avenue ons over een plat glazen kistje vol lom-
Matignon. Het atelier van die naam eta- pen. „Een werk van Arman. Die is niet
leert ceramiek. In deze straat zijn onder meer bij ons." Het klinkt of Arman er
meer Bernheim Jeune, Coard en A. Weill met de kas vandoor is. Maar hij wordt nu
gevestigd. Weill heeft kleine werken in vertegenwoordigd door de overburen van
huis van Aicardi, een 38-jarige Parijse „Rive Droite". Daar staat zijn meester-
gladschilder van magische kilten. In zijn werk: een glazen kist vol lichaamsdelen
geboortejaar was zulk werk nogal actueel, van celluloid poppen. „De moord op de
Bijna onuitputtelijk is de rue Du Fau- onnozele kinderen" is de titel,
bourg St. Honoré. Bij Drouant sjouwen
zijn kopers had. Picasso was volgens de
catalogus ook de eerste afnemer van Mi- VAN EEN HEEL ANDERE allure is het
guel Vivancos, een arbeider die na twaalf huis Knoedler, waar in een verfijnd mu-
neerde. Wij behoeven dus niet met lege
handen naar ons hotel te gaan.
D. W.
Een karakteristiek werk van
Arman, die Iris Clert ontrouw werd. Hij
exposeert ook op de Biennale.
verhuiskaartje afkeer van de barbaren uit
en dat slaat duidelijk op de buren.
DE BUNDEL VERHALEN Langs het IRONISEREND, sarcastisch soms, con-
schrikdraad", die A L. Schneiders bij stateert hij, signaleert hij, confronteert
Querido s Uitgeversmaatschappij deed hij het simplistische zwart-wit-patroon
verschijnen, wordt niet voorafgegaan door van de radicale zelfverzekerdheid met de
een motto. Maar als Schneiders er een werkelijkheid, en hij doet dat niet beto-
had gekozen zou het, dunkt me, zoiets gend, niet belerend, niet beschrijvend,
zijn geweest als: de mensen hebben re- maar .met een geheime, zijn proza eigen
den om de mensen te vrezen. Schrik- zijnde kracht der suggestie. Wat' verteld
draad is geen term die ontleend is aan kan worden telt niet bij hem. Het gaat
het alom brallend oorlogsjargon dat sinds in zijn verhalen steeds om. hetgeen er
kort beneden de vijftig megaton trotyl nèt niet staat, om het „uitgespaarde", het
een ganzebordgrapje is geworden, maar nauwelijks aangeduide, het op de ach-
Pierre aan de vreedzame agrarische zone, waar tergrond blijvende. Deze kunst van het
grazende koeien binnen een arcadische verzwijgende zessen is wpn schriifnrocé—
omheining hun best doen om ons te dé, geef ?ruc-wefk dat d? geroutineerde
doen geloven dat er geen vuiltje aan de taaiillusionisten meer doet schijnen dan
lucht is, hetgeen we natuurlijk als ze zijn, ze is authentiek: zeer per-
uit de droom geholpen lezer van Dr. O. soonlijk dus, eerlijk, overtuigend, en als
M. de Vaals beschouwing in De Groene zodanig van een overrompelende indruk-
Amsterdammer van 28 oktober j.l. graag wekkendheid. Het zegt wat, dat een le
en grif aannemen. Hoe dan ook, het zer, die een stortvloed van oorlogslitte-
schrikdraad van A. L. Schneiders, waar ratuur heeft verzwolgen, bij de lectuur
deze debutant-in-boekvorm (hij publiceer- van dit sobere schrikdraadproza die
DAT ZIJN NAMELIJK de „nieuwe rea
listen" van de Galerie „Rive Droite" wier
kabaal tot op straat doordringt. Er staat
expositie „Bewogen beweging" Ga in de eerder m periodieken) m twintig vreemd-beklemmende mengeling van op-
V.S. olievaten versieren" luidt de'commen- verhalen rakelings langs gaat, standigheid, ontzetting, vrees, deernis,
taar, die de Rotterdamse Anna de Vries s}aat onder hoo9spanning. Wie het na- walging en mede-verantwoordelijkheid en
in het gastenboek schreef Als een bezoe- dat wü ze99en: wie Schneiders mede-schuld in zich voelt opborrelen, die
ker met een druk op de knop de helse ma- met emge ontvankelijkheid voor het- deze verdwaasde, redeloze wereld van
chine in werking stelt wordt schielijk de geen er met doodeenvoudige, geladen het ogenblik in hem wakker roept bij el-
deur van het kantoortje achter do zaal <*e- taal mee9edeeld kan worden, voelt de schok ke nieuwe manifestatie van dit even zin
sloten. De dealer kan het blijkbaar zelf ~~..de sc!}ok _der_ herkenning, zou de loze als gruwelijk-reële spel met de men
niet meer verdragen. Yves Klein, die vroe
ger geheel blauwe vlakken schilderde,
heeft hier een „monochroom" in blad
goud. „Wie kan dat kopen? Een rijke
schurk" schreef een Fransman in het
A. L. Schneiders
spitsvondige H. A. Gomperts zeggen, selijke waardigheid, waarin we met het 'en "u^ de lucht zou men zeggen dat
de schok van het onheil dat was en is gelijk van een Don Quicbote als ridder hanSt de rook van die vulkanen als een
en zijn zal zolang de mensen meer moe- van de onvervaarde (en niet van de gyauwe nevel, die soms even optrekt om
ten vrezen voor de mensen dan voor „droevige") figuur willen blijven geloven, uitzicht te geven op een jeugdherinnering.
de beesten. Schneiders ontleent als men- Maar ook déze is zelden zonder de scha-
boek. Een professor noteerde in een zorg- se^k geëngageerd schrijver zijn „stof" ZINLOOSHEID: één voorbeeld uit het duw van noodlottige gebeurtenissen, die
vuldig handschrift dat hii toch blii was aan de were^d waarin we leven, aan de verhaal „De Kanonnen", dat ik broksge- zich in het onuitgesprokene, niet-neerge-
van dit alles te kunnen kennisnemen Dat z°9enaamde actuele wereld van grote en wijs citeer om de contrasten, waarvan men wat gul is geweest met voetbalvel-
alles omvat ook een blok schroot van d= kle^ne en koude en geheime en verle- Schneiders zich als expressiemiddel be- den": voorts: pantoffelparade langs de
beeldhouwer César. „Compression de voi- d?n e-n .deleden en toekomstige oorlogen, dient, des te scherper te doen uitkomen: Kurfürstendamm „onverwoestbaar
tures" heet dat werk.
schijnt de burgerij overal te zijn" en
dan het nachtleven. Oost: Agitprop, een
mager grauw mannetje met partijspeldje,
uitvarend tegen een toerist die een prop
boterhammenpapier heeft weggegooid. En
dan tot slot: „onder-het station Friedrich-
strasse wachtte als een laatste groet uit
- - - 'eT' We voerden oorloe en daarom zaten we de°orl°S een overvalwagen van de Volks-
enorm doek met een vage, schurftige fi- tellingen wordt een maal één mens do- boven ot) een heuvel Het was warm en Pollzel' Dezelfde zware, doorvoede mannen
guur er op. „Sterk", zegt de jongen met delijk door een politionele kogel getrof- stTais eef vaLf iemiddag in een zomers hetzelfde 8roen"'
eerbied in zijn stem. „Het is van GoluP, de f®n> maar eenmaal een is het noemen
meester van de école monstre". Met trots
die sinds het noodlotsjaar 1914 een ket
tingreactie van catastrofes hebben ontke-
Aan de overkant ontvangt ons een fluwe- tendHii beschrijft, al was hij noodge-
len jongeman met romantische ogen in de dwongen betrokken bij de politionele ac-
kunstzaal van Iris Clert. Op de binnen- tie .jn het zeer-voormalige Nederland
plaats, vóór haar gemoderniseerde, glazen tndi'é, geen oorlog en laat in zijn verha-
pui, knippert een netecht verkeerslicht. !en 2e'/s nauwelijks een schot vallen.
Wij knipperen met de ogen voor een Nauwelijks, zeg ik: in één van zijn ver
niet waard, het zij dan dat er, zoals ^en uit de sawah gehaald 7e hadden EEN ANDER VERHAAL, ander schrik-
wijst hij op enkele onbewerkte doekjes op hler een 0at m het geweten is gescho- verteld dat 7e thuis ham-der, i„ een draad: Tsjechische grens, Grenzpolizei aan
vijfhoekige ramen. „Fontana". Dat is de Maar de oorlog is overal: als her- kfrnpong die onder ons lag en die we dèZe ?jde' een d00r de verrekiiker waar-
Italiaan die in zijn linnen snijdt. Hier zijn mnenng, als dreiging, als ervaring, als t ar hd"„,-atg Al a® neembare patrouille in bruinachtige Rus-
het allemaal kleine, éénjaaps Fontana's. beduchtheid, vlakbij, veraf, in ons, om h m s tegenovffons Jraasden wat kar S1Sfe hemden aan de andere kant - „er
De historische, eerste echtgenoot van de ons- Schneiders laat zich niet in met de- hoUwen RH het dfrdn f valt mets anders te doen dan elkaar te
Amerikaanse miljonaire Peggy Guggen- vnagogische ethiek: hij is een skepticus. 1,„rhn,I„,pn „„tmfLn- f Af fixeren". Volgende „close-up": diplomaten-
heim is vertegenwoordigd met plastiek- Evenmin neemt hij zijn toevlucht tot stffwolk en to^ die' waff Jfrokken f cocktail, „niemand praat niet", iedereen
jes in Ensor-kleuren. Het zijn poppetjes aangenaam-sprekende esthetiek: hij is Pr wat wA W fm do tnll ZW1Jgt m auizend taIen: „spreikt u maar
van hout, schelpen en scherven. „Hij was ^en schoonschrijver. Zijn kunst is die f f ?mgen °m d® tkU1fNederlands. Ik moet leren. Wai moeten ons
dertig jaar geleden al zo ver" zegt het van de distantie: hoe verder op een af- .6r w®er °P beëriiPen"- Of dit: binnenkomst van de
stand hoe scherper hij ziet, zichzelf, ii 2? ,®n naar buls ëaani ze zeiden Duitse bezettingstroepen „de gruwelijke
Schilderij van de Joegoslaaf Prica.
de anderen, de wereld.
„Tabeh Toean bommengooier, onzichtbaar naar ons loe-
En dat is dan nog maar een fragment rend uit zijn gillende machine, zat nu in-
van de zinloosheid die oorlog heet (Eras- eens een meter van ons af op een motor
mus wist daar al het nodige over te zeg- fiets: Paris, schone Madel was?" om
gen), waarmee deze vertellingen, schet- de Weihrauch. En hier is de slotpassus
sen, herinneringen, impressies, ons over- van enkele eeuwen koloniale geschiede-
vallen. Oorlog: de mens-in-uniform is een nis,,: avondpartij „hij struikelde bijna
ander mens - en ik denk aan een zin uit over een groepje inlanders die in het don-
Alfred Polgars „Standpunkte", een zin uit ker gehurkt voor het terras zaten te kijken
een „notitie", die hij „Die Uniform" be- naar al die blanken die daar dansten in
titelde en overal van kracht is waar men een kring van licht en gelach. Men deed
uniform moet leven: de mens, zegt Pol- iets met een grammofoon. Het ding kras-
MET DE DICHTER MICHEL van
der Plas liep ik over de Boulevard van
Knokke. Links lag het Casino waar de
zittingen van de Biennale van de Poë
zie gehouden werden, honderden dich
ters van tientallen landen verenigden
er zich, nu ja, waarvoor?
Links lag een rij badhokjes, netjes
in het gelid, het was de dag voor slui
ting.
Zei Michel van der Plas: „Het mooi
ste dat ik in lang gehoord heb is iets
wat geschreven stond op een schutting
in een Nederlands badplaatsje. Er
stond: Wie dit leest is lief. Hij had het
niet zelf zien staan, zei hij. De dichteres
Harriet Laurey had het gezien en het
hem verteld.
WIE DIT LEEST IS LIEF. Op een
schutting. Ongetwijfeld is dit voor een
mens een van de meest fascinerende
zinnen die hij kan tegenkomen. Zeker
op een schutting. Speciaal op schuttin
gen pleegt men geen uitlatingen aan
te treffen die de ziel verheffen. Inte
gendeel, niet zelden bezorgt een schut
tingwoord de kinderziel een gevoelige
schok.
Neen, schuttingen en muren plegen
nu niet bepaald plekken te zijn, waarop
men zielsverheffende zinsneden aan
treft. Ik kan er over oordelen, want ik
heb maandenlang met meer dan gewo
ne interesse opschriften op schuttingen
en muren onderzocht en ontcijferd
Dat was in Pompeji, de stad die op de
24ste augustus van het jaar 79 Onzes
Heren door een verschrikkelijke uitbar
sting van de Vesuvius voor vele eeuwen
onder as en puimsteen bedolven werd.
Nu de stad weer gedeeltelijk aan het
licht gebracht is (en nog steeds bij ge
deelten aan het licht gebracht wordt)
kan de nieuwsgierige bezoeker er zijn
hart ophalen aan de inschriften op mu
ren en deurposten. In antieke tijden
waren muren van huis en tempel het
eenvoudige en goedkope briefpapier van
de gewone man: In die dagen krabbelde
men zijn boodschappen aan derden op
de muur. Die waren zelden zo vrien
delijk als het roerende opschrift: Wie
dit leest is lief.
LUISTERT U MAAR. Op de muur van
een wijnhuis. „De waard verkoopt ons
bijna water en drinkt zelf zuivere wijn.
Moge hij aan zijn daden ten gronde
gaan". Op een andere muur: „Lucius
heeft mij niet aan tafel genodigd, hij
is een barbaar".
Dan, op talloze muren, talloze varian
ten van wat van oudsher op alle schut
tingen voorkomt: „F.igulus i* ""verliefd
op Idaia'\ „Romula loopt met Staphy-
lus
Men kan een dagboek van het hele
dagelijkse leven op de muren van Pom
peji vinden. Men leest er wie elkaar
beminnen. En wie elkaar haten. Men
leest er wie de Brigitte Bardot van de
stad is zij heette Primigenia).
En men leest er ook dat niet ieder
een het een onverdeeld genoegen vond
muren vol opschriften te zien. Zo schrijft
iemand: „Als iemand hier iets op de
muur schrijft, dat hij de ziekte krijge".
Een ander schrijft: „Het is een wonder
o muur, dat gij nog recht staat; gij die
de onzin van zoveel schrijvers torst".
En de meest sublieme maar ook
meest inconsekwente Pompejaan krab
belt op de muur:
„Iedereen krabbelt hier iets;
„Ik alleen krabbel hier niets".
HET ZOU NOG NEGENTIEN eeu
wen duren, om exact te zijn tot de zo
mer van 1961 alvorens iemand op een
m,uur in Zandvoort zou krabbelen: Wie
dit leest is lief.
Vraag: wie schreef dit? Daar zullen
wij nooit achter komen.
Tweede vraag: schreef hij of zij (mij
dunkt eerder een zij) dit voor een be
paald iemand, die het zou moeten le
zen? Of, in een merkwaardige uiting
van mensenmin, voor iedere toevallige
passant die het toevallig lezen zou? Ook
een vraag die niemand ooit zal kun
nen beantwoorden. Wel ontlenen deze
charmante schuttingwoorden hun fasci
nerend karakter aan de veronderstel
ling dat zij tot iedere willekeurige pas
sant gericht 'zijn. Aan u. En mij. Die,
door welke gril van het lot dan ook ge
leid, langs die schutting in Zandvoort
gelopen zouden zijn.
WAAROM FASCINEREN die woorden
zo? Omdat vrijwel alles, wat ons van
daag onder ogen gehouden wordt, ons
wel in de laatste plaats onder ogen ge
houden wordt omdat men ons zo lief
Lambertus Jacobus Johannus Aafjes werd
12 mei 1914 in Amsterdam geboren. Na zijn
opleiding tot priester (te Uden, Heemstede èn
Warmond) te hebben afgebroken studeerde
hij archeologie in Leuven en Rome. Zijn be
roemde ,Een voetreis naar Rome" (hij heeft
inderdaad ook voor de oorlog een voetreis
naar Rome gemaakt) schreef hij tijdens de
hongerwinter in een Fries dorpje. Na de oor
log keert hij terug in Amsterdam waar hij
door Nijhoft tot „de jongste der meesters"-^
wordt uitgeroepen. In 1947 aanvaardt hij de
functie van perschef van een Lunapark, waar
mee hij naar Egypte reist. In Alexandrië
komt hij in conflict met zijn directie en gaat
naar Cairo waar hij als lid van een Neder
landse delegatie aan een interparlementaire
conferentie deelneemt en de koningsgraven
bij Luxor bezoekt. In Cairo begint hij zijn
bundel „Het Koningsgraf". Toen hij deze
bundel had voltooid vond men hem ijlende
in zijn hotelkamer. Hij bleef drie maanden in
het Victoria-hospitaal in Cairo. In 1948 begon
hij ten huize van Sjeik Ali Abdoe El Rassoel
in Gourma zijn „In den Beginne". Na zijn ver
blijf van 2'/- jaar in Egypte vestigde hij zich
in kasteel Hoensbroek, vanwaar hij diverse
grote reizen maakte in opdracht van dag- en
weekbladen, onder andere in het voetspoor
van Odysseus.
Zijn voornaamste werken zijn „Het gevecht
met de muze" (1940) „Zanduur van de dood"
(1941), de novelle „Een laars vol rozen" (1942),
het essay „Gerrit Achterberg, de dichter van
de sarcophaag" (1943), „Peter Kersen-eter"
Bertus Aafjes
(1943), „Kleine catechismus der Poëzie" (1944),
„Omne animal" (1944), ,.Elf sonnetten op
Friesland" (1944), „In het Atrium der Vesta-
linnen" (1945), „Boeren" (1945), ,Een Voet-
reois naar Rome" (1946), „Maria Sibylla Me-
rian" (1946), de novelle „Zeemeerminnen''
(1946), „Verzamelde gedichten" (1947), „Het
Koningsgraf" (1948), „Egyptische brieven"
(aan M. Vasalis geschreven - 1949), „De lyri
sche Schoolmeester" (1949), „In dén Beginne"
(1949), ,Drie essays over experimentele poë
zie (waarmee hij het doelwit werd der jong
ste dichtergeneratie); voorts reisbeschrijvin
gen: „Arenlezer achter de maaiers" (1953),
„Morgen bloeien de Abrikozen" (1954), „Log
boek voor Dolle Dinsdag" (1957), Capriccio
Italiano" (1958), „Goden en eilanden'1 (1959),
„Dag van Gramschap in Pompeji" (1960); in
„De blinde Harpenaar" publiceerde hij ver
talingen uit Egypte (1955).
Bertus Aafjes is - onbegrijpelijkerwijze in
dit land van prijzenregens - sléchts zelden
bekroond. In 1945 ontving hij de Rademacher
Schorerprijs; in 1953 de vijfjaarlijkse Tollens-
prijs, waarmee vijf jaar eerder de dichter
Keuls was onderscheiden. Wèl werd zijn gro
te dichterschap buitenslands erkend door een
eervolle vermelding naast prijswinnaar Dylan
Thomas (toen al overleden), bij de toeken
ning van de Etna Taorminaprijs voor West-
europese auteurs, in 1953.
Aafjes is redacteur geweest van „Criterium"
en „Ad Interim", was een der oprichters van
„Klondyke". Hij woont in Hoensbroek.
vindt en daaraan uiting wil geven.
De berichtgeving in de kranten is
loodzwaar en inktzwart geworden
men bespaart ons niets, men bedelft
ons, met haast sadistisch genoegen, on
der de jobstijdingen.
Romanschrijvers zouten ons in in de
pekel van de meest walgelijke proble
men, litteraire griezels doen van hun
complexen kond in ettergele verzen, de
gehele schrijvende wereld is heilig van
plan ons niets van al het onheilige te
besparen en zie daar wandelt een en
gel van een kind lans een schutting en
schrijft alleen maar: Wie dit leest is
lief.
ER IS IN DE gehele twintigste eeuw
niets geschreven met minder substan
tie. Er is ook niets subliemers geschre
ven.
In feite staat er letterlijk niets me
degedeeld, waarvan ook maar een ster
veling op aarde iets wijzer wordt.
Maar wij zijn er, in deze eeuw, zo
aan gewend geraakt dat woorden iden
tiek zijn met onheil, jobstijdingen, com
plexen, modder, viezigheid, dat het sim
pele feit dat dit met enkele woorden nu
eens niet het geval is, ons treft als
een bliksemstraal.
We zijn een ogenblik sprakeloos.
We kunnen het niet uitleggen, we
kunnen er niets aan toevoegen.
We kunnen alleen de lezer een ogen
blik verlegen aankijken, en zeggen:
WIE DIT LEEST IS LIEF.
Zie „Dag van Gramschap in Pompeji" door
Bertus Aafjes. Uitgeverij J. M. Meulenhoff.
enkel een middel is"
^EIDERS is te zeer een realist om met literatuur ook nog te veranderen zou
die herkenning ging een zekere geruststel- len van arbeidskrachten. De opgraving is wordt, dat het hier de oude Darochie-
ling uit, de suggestie, misschien dat het een voortzetting van onderzoekingen in kerk betreft, waar de eerste bewoners
zich dereeliike meestal door iPU7Pn ver "v-V~~Tj* 1952 bij gelegenheid van de restauratie van het vlek dat later tot de wereld-
bloemde v^aarhTden te ontveinzen. Hij "Mislh^nk^n'mtLa'tuTtrd^van voïm^nTnderdPpf Zij S,ad sterdam zou uitgroeien, ter ker-
^it„Zi^lf_nÜt„ ^ijlkli^eet_te.g°el h_°f Schneiders iets voorkomen; zo neen, dan gisch onderzoek naar de oudste^bewo-" dng^lLt^te^dde^ "tn^kerkhof,
het met de mens is gesteld: „we slapen", ligt dat niet aan ziin menseliike schrii nintr ir=n am.t n j oewo- ring ligt temidden van een kerkhof,
dichtte Goethe, „met zn allen op vulka- vfrskwaliteiten. Misschi^n is het woord Safdoor genoemd fnstituut 'AmSterda^ Waarln graven in eikenhouten boom-
non MW\ do tmnVinlon T.nn CnLlonl d nnm L oou, i l 1
nen". Om de verhalen van Schneiders heen nog een tegenkracht. Wie, die schrijft, zou
ingesteld, kisten, die uit een nog oudere periode
schrevene terugtrekken en schuilhouden dat niet tot het laatste,~allerlaa7sï<rogën- In 1952 waren funderingen geconstateerd da^difkerkw Jt* zijn+ aanwijzingen,
tuig gezien, bezaaid met open eroene vlak- C. J. E. Dimuxkig koot bleek te hebben. Thans tos
Op het terrein van de hervormde kerk ook het oostelijk gedeelte van de pri-
te Ouderkerk aan de Amstel is geduren- mitieve fundering der oudere kerk wor-
- de de afgelopen weken een opgraving dèn vervolgd. Deze bestond uit vier la-
gar, is een voortzetting van het uniform te en toen daverde er plotseling harde mu- verricht door het Instituut voor Prae- gen van dwars over elkaar on het veen
naar binnen, in het uniform verdwijnt de ziek uit Aduh, zuchtte een inlander. Het en protohistorie van de Gemeentelijke rustende stammen Naar kon worden
persoonlijkheid. En scherper, raker nog: feest was blijkbaar al goed op gang". En universiteit van Amsterdam, welke onder vastgesteld hebben zij een op de hoeken
„het uniform is een door de confectiefa- dit: de Vogezen, een monument, een kamp leiding stond van drs. H. H. van Rech- door beren gesteund recht gesloten koor
bnek vervaardigd geweten Het herinnert tegen entreeprijs te bezichtigen, het kamp teren Altena. De hoofdstedelijke dienst opgebouwd uit zeer grote bikstenen se
de geüniformeerde er voortdurend aan dat Natzweder „Dit was nu Kafka's „In einer der beplantingen verleende belangeloze drfgen van een naar alle waarschiinlifk-
hij op geen enkele wijze meer een doel, Strafkolonie uit het boek gekomen. Van medewerking door het beschikbaar stel- heid dertiende-eeuwse kerk. Verondersteld