Vroegere pleegmoeder verwacht de terugkeer
van binnenkort meerderjarige Anneke Beekman
Twaalf jaar geleden verdween
Joods weesmeisje met haar
verzorgster, die nog 6 maanden
gevangenisstraf tegoed heeft
Nieuw bestuur van „Theater"
Wekelijks toegevoegd aan alle edities van
en ÏJmuider Courant
«rt»
Kisten, kratten, balpoten en andere een expositie van moderne kunst in
meubilaire restanten vormden de Miinchen te aanschouwen is. De titel
grondstoffen voor dit abstracte hout- van het „kunstwerk", dat voor 38.000
plastiek van de Amerikaanse kunste- gulden verzekerd is, luidt „Royal
nares Louise Nevelson, dat thans op Tide V".
0000000000000000cxxxx!00000000000000000000cx3000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000c_
staat aan de toeziende voogdes van Anne
ke Beekman, mejuffrouw S. B. van der
Sluis, en een uit Indonesië gerepatrieerd
familielid, een hooggeplaatst officier van
het Nederlandse leger. Na uitvoerige be
sprekingen komen alle betrokkenen tot de
volgende oplossing: de voogdijvereniging
zal het meisje in het gezin van een der
familieleden, een liberaal-Joods milieu,
plaatsen. Mejuffrouw Beekman het
meisje is dan immers al zeventien jaar
geworden! zal in haar persoonlijke
godsdienstige overtuiging volkomen vrij
worden gelaten en de dames Van Moorst
zullen met haar een regelmatig en nor
maal contact kunnen onderhouden. Voorts
zullen de familieleden een verzoek om gra
tie voor de dames Van Moorst ondersteu
nen.
Dit regelingsvoorstel is van rooms-katho-
lieke zijde aan de dames Van Moorst be
kend gemaakt, maar die hebben het, zelfs
na herhaalde aandrang, steeds van ie
hand gewezen. Deze stand van zaken wordt
bekend wanneer het K.V.P.-kamerlid, mr.
Roolvink bij de achttiende verjaardag van
mej. Beekman in 1958 vragen aan de mi
nister van Justitie stelt, waarin wordt ge
suggereerd dat het meisje genoodzaakt :s
zich schuil te houden, omdat haar vrij
heid van godsdienst niét zou zijn gewaar
borgd! Minister Struycken antwoordt dat
die vrees, gezien de toezeggingen van de
DEZE TRIESTE GESCHIEDENIS,
waarin uiteindelijk twee grote verliezers
zijn, begint op 26 mei 1943. Nog onder
de indruk van een Duitse razzia, die in
Amsterdam-Zuid honderden slachtoffers
maakt, besluiten de negenentwintigjarige
vertegenwoordiger Elias Beekman, zoon
van een employé van de Nederlands-
Israelitische hoofdsynagoge, en zijn
vrouw Sara Beekman-Fonteyn hun doch
tertje Anneke te laten onderduiken, om
dat de gelegenheid daartoe zich plotse
ling voordoet. Juist op tijd, want drie
weken later worden zij zelf bij een raz
zia gegrepen. Op 9 juli 1943 vindt het
echtpaar Beekman-F onteyn de dood in
de gaskamers van het Duitse vernieti
gingskamp bij het Poolse plaatsje Sobi-
bor. Anneke slaapt die dag rustig in haar
bedje bij de vijf gezusters Van Moorst,
die aan de Johan Geradtsweg in Hilver
sum wonen. Ze heeft het er goed, ze
wordt er vertroeteld en verwend, vooral
door tante Gé, tegen wie ze „mam" zegt.
Haar ouders hadden wat dat betreft
werkelijk geen beter onderduikadres
kunnen wensen. Alleen: aan één door
De nog steeds voortvluchtige verzorgster
van Anneke Beekman, mejuffrouw
Elisabeth van Moorst.
hun uitgesproken verlangen wordt niet
voldaan: Anneke krijgt geen orthodox-
Joodse opvoeding. De dames Van
Moorst zijn rooms-katholiek en wanneer
na de bevrijding een familielid van An
neke opduikt, moet Anneke, die op een
rooms-katholieke kleuterschool gaat,
laten horen „hoe mooi ze al bidt". Bij
een van die bezoeken van de schaarse
verwanten die Anneke gebleven zijn,
geven de gezusters Van Moorst duidelijk
te kennen dat ze de plaatsing van An
neke in een Joods milieu zoveel mogelijk
zullen tegenwerken.
MET DIE OORLOGSVERKLARING
breekt de eerste faze van een verbeten
strijd om het bezit van lichaam en ziel
van het kind aan. dat de draagwijdte van
de beslissingen, welke over haar hoofd
heen worden genomen, nauwelijks kan be
seffen. Er wordt geprocedeerd en de da
mes Van Moorst triomferen in eerste in
stantie: de Amsterdamse rechtbank kent
hun de voogdij toe, vooral omdat een ver
plaatsing met het oog op de gevoelige
aard van het kind, de rechters niet raad
zaam voorkwam. Toch moest met name
tante Gé een ernstige terechtwijzing door
de rechters incasseren. Allereerst omdat
ze het kind al acht maanden had laten
„onderduiken" en vervolgens omdat ze het
in een processie had laten meelopen.
In beroep werd de familie van Anneke
Beekman echter in het gelijk gesteld en
de Commissie Oorlogspleegkinderen tot
voogdes benoemd, hetgeen op 26 februari
1949 doör de Hoge Raad werd bekrach
tigd. De voornaamste overweging was
daarbij dat het Joodse meisje moest wor
den opgevoed in een Joods milieu, nu een
Joods gezin was gevonden van ongeveer
dezelfde maatschappelijke positie en de
zelfde godsdienstige instelling ais de over
leden ouders van het meisje.
OP DE MORGEN, waarop de Hoge
Raad arrest wees, gingen drie recher
cheurs van de Hilversumse politie naar
het pension „De Maretak" aan de Juliana-
laan, dat de gezusters van Moorst na de
bevrijding hadden geopend. Zij kwamen
onverrichterzake terug: Anneke was er
niet. Eerst heette het, dat Anneke met
vakantie was; later beweerden de gezus
ters Van Moorst dat het kind gevlucht
was. Op 12 maart 1949 werden Johanna
Geertruida, Elisabeth en Geertruide Ma
ria van Moorst in arrest gesteld. Nog geen
drie weken later herkregen zij door een
beschikking van het Amsterdamse ge
rechtshof hun vrijheid. Anneke Beekman
was weg en bleef weg. De daarop volgen
de jaren gingen heen met eindeloze brief
wisselingen en bemiddelingspogingen tus
sen de Joodse voogdijvereniging „Le-Ez-
rath Ha-Jeled", die na de opheffing van
de Commissie Oorlogspleegkinderen als
voogdes werd aangewezen, en de dames
Van Moorst zonder dat enig resultaat werd
bereikt: de zusters weigerden halsstarrig
elke schikking en het kind kwam niet bo
ven water.
WANNEER omstreeks 1953 de soortge
lijke z.aak Finaly in Frankrijk ook in Ne
derland bekend wordt besluiten de Joodse
autoriteiten, die er steeds de voorkeur aan
hadden gegeven de kwestie niet in de open
baarheid te brengen, door middel van de
pers de Nederlandse publieke opinie te
alarmeren. Toen bleek trouwens, dat het
geval Anneke Beekman niet het enige was
wa.arin een rechterlijke voogdij-toewij
zing niet kon worden gerealiseerd omdat
het kind verdwenen was.
Een inwoonster van Heerlen, mejuffrouw
Margriet van Hoogdalen, weigerde name
lijk eveneens een tijdens de oorlog bij
haar ondergebracht driejarig meisje, Re
becca Meljado, aan de voogdij vereniging
af te staan. De opperrabbijn J. Tal wendt
zich telegrafisch tot de Koningin, de mi
nisterraad en de aartsbisschop-coadjutor,
mgr. dr. B. J. Alfrink te Utrecht. In die
telegrammen wijst de opperrabbijn erop,
dat in Frankrijk de twee verdwenen jon
gens Finaly terecht zijn gekomen door de
krachtige houding die met name de kar
dinaal van Lyon ep de bisschop van Gre
noble hebben aangenomen. De aartsbis
schop-coadjutor volstaat echter met de
verklaring dat de dames Van Moorst is
meegedeeld dat zij aan hun katholieke le
vensovertuiging niet de plicht tot achter
houden van het meisje behoeven te ont
lenen. Verder gaat mgr. Alfrink niet. In
een andere brief blijkt de aartsbisschop
coadjutor de zienswijze van deken H. A.
Frank van Hilversum te delen, die ge
zegd had „dat het bekend is dat in het
algemeen burgerlijke vonnissen de katho
lieken binden, maar dat het hem niet de
taak leek van de katholieke geestelijkheid
deze regel in concrete gevallen van toe
passing te verklaren om daarmee de uit
voering van burgerlijke vonnissen te be
vorderen". Dat was in juli 1953. In die
tijd nam de Haagse advocaat mr. I. E.
Hes de behartiging van de belangen van
de familie van Anneke Beekman op zich.
Een van zijn eerste stappen was de offi
cier van Justitie te Amsterdam te ver
zoeken tot verdere vervolging over te
Anneke Beekman als kleuter.
gaan wegens het onttrekken van het kind
aan het over haar gestelde gezag.
DE DAAROP DOOR de rijksrecherche
ontwikkelde activiteit leidde ertoe dat op
13 maart 1954 althans één van de twee
verdwenen Joodse wezen werd gevonden
in een klooster bij Valmer in Noord-Bel-
gië. Het was Betty Meljado, die al drie
keer dwor of namens mejuffrouw Van Hoog
dalen was ontvoerd. Voor de betrokken
rechercheurs kon dat resultaat de teleur
stelling, welke zij de dag tevoren hadden
ondervonden, nauwelijks vergoeden. Op
vrijdag 12 maart immers hadden de re
chercheurs De Graaf en Polder zich in
gezelschap van de Belgische procureur
des konings (officier van Justitie) uit
Luik zich bij de kloosterschool „De Hei
lige Maagd der Armen" te Banneux in de
Ardennen vervoegd. Zij vermoedden daar
de aanwezigheid van Anneke Beekman en
haar verzorgster, mejuffrouw Elisabeth
van Moorst. De procureur belette de beide
Nederlandse opsporingsambtenaren de
moeder-overste, die gezegd had de gezoch-
ten te gaan halen, te volgen.
Geruime tijd later kwam de moeder
overste terug met de mededeling dat de
vrouw en het kind tot haar spijt ontvlucht
waren. Inderdaad troffen de rechercheurs
het bedje van het kind in een tuinhuisje
nog warm aan en ook de kousen en schoe
nen waren inderhaast achtergelaten. Ove
rigens zal die ontdekking voor het epis
copaat eveneens pijnlijk zijn geweest. De
aartsbisschop-coadjutor had immers op
13 juli 1953 in een brief aan de opper
rabbijn Tal geschreven: „Niemand is ge
baat met de bewering of suggestie, dat
het kind met behulp van priesters tegen
haar wil in een klooster zou zijn opge
sloten. Buiten de dames, die de verzor
ging van het kind op zich hadden geno
men en degenen, die het thans verzorgen,
schijnt niemand te weten waar het kind
is en hoe het daar gekomen is. Ook ons
is dit onbekend. Dergelijke beweringen kun
nen alleen maar stemming maken en het
juiste zicht op de zaak belemmeren".
DE POLITIE IS, wat Anneke Beekman
betreft, het spoor in België voorgoed bijs
ter geraakt. De medewerking van haar
Belgische collega's, met name in het Luik
se, is volgens een door een der betrokken
rechercheurs voor de rechtbank afgelegde
verklaring niet erg doeltreffend geweest.
De 66-.iarige moeder-overste van het kloos
ter waar Betty Meljado werd gevonden,
staat tezamen met haar 71-jarige ambtge
note van een klooster in Bussum, een ge
wezen pater en twee der gezusters Van
Moors, waarvan de inmiddels met de Hil
versumse makelaar en taxateur J. J. M.
Langedijk gehuwde Geertruida Maria als
de vroegere pleegmoeder de belangrijkste
is, in oktober 1955 voor de Amsterdamse
rechtbank terecht. De derde zuster, Elisa
beth, is uiteraard voortvluchtig. De offi
cier, mr. J. F. Hartsuiker, neemt geen
blad voor zijn mond: „De vroegere pleeg
moeder had leiding van de kerk mogen
verwachten, maar ze heeft die niet ge
kregen. Van geestelijke en kerkelijke zijde
is aan mevrouw Langedijk zelfs daadwer
kelijke steun verleend. Niet alleen perso
nen, maar ook functionarissen zijn bij de
ze zaak betrokken geweest. De gevonden
brieven wijzen er duidelijk op, dat mon
seigneur (bedoeld wordt de bisschop van
Luik) van alles op de hoogte was en zijn
medewerking in alle opzichten heeft ver-
zich voorstelt toch met haar te voeren? Het
tweede grote slachtoffer in deze affaire is
vrouwe Justitia. Alle aandrang in het par
lement, alle commentaren in de pers ten
spijt, kan men slechts constateren dat het
niet mogelijk is gebleken een in hoogste
instantie gewezen rechterlijk vonnis ook
inderdaad verwezenlijkt te krijgen.
„DE ZAAK IS", zo schreef de Nieuwe
Rotterdamse Courant destijds, „dat men
mag verwachten dat in een geordende en
door recht beheerste staat niet zo maar kin
deren worden zoek gemaakt. Kinderen be
horen bij hen aan wie ze door de wet of
door de rechters zijn toevertrouwd". Zo
wel in de Kamers als in de pers is meer
dan eens betwijfeld of de Justitie wel
krachtig genoeg de rechtshandhaving op
dit punt verzekerde. Op het parket van
de procureur-generaal te Amsterdam gaf
men ons toe, dat de zaak-Anneke Beek
man een slapende zaak was geworden ,al
onderzocht men natuurlijk wel elke nieu
we informatie wanneer die de Justitie be
reikte". Van een mogelijke alarmering der
grensposten wegens de te verwachten terug
keer van mejuffrouw E. van Moorst was
nog niets bekend. Een gesprek met een
der in 1954 bij het onderzoek betrokken re
chercheurs die al lang een andere func
tie heeft werd ons door een van zijn
superieuren verhinderd onder het motief
„dat het zo'n hachelijke zaak was en dat
men er destijds ook al zo'n last mee had
gehad".
De vroegere pleegmoeder van Anneke
Beekman, mevrouw Geertruida Maria
Langedijk-Van Moorst.
Joodse voogdijvereniging, ongegrond :s,
maar dat hij geen kans ziet dat duidelijk
te maken. Mr. Hes stelt het nog wat scher
per: juist door dat (gedwongen) schuil
houden is er geen sprake van een vrije
godsdienstige keuze, want er bestaat niet
eens een mogelijkheid om te kunnen kie
zen.
DAARMEE ZIJN WE teruggekeerd bij
de hoofdpersoon van dit treurige naspel
van de door de Duitsers bedreven volken-
moord, bij het meisje dat jaren geleden
als Anneke Beekman in de publiciteit
kwam, als Josee Zanioli in den vreemde
verborgen werd gehouden en nu op het
punt staat als mejuffrouw A. H. Beekman
terug te keren, tenzij men de slechte
smaak heeft haar, gelijk filmvedetten en
sportsterren, familiair met de voornaam
aan te duiden. Want in de publiciteit komt
ze. Mevrouw Langedijk heeft het ons al
aangekondigd: „Laat Anneke straks haar
verhaal zelf maar vertellen. Natuurlijk
komt ze terug, ze heeft immers altijd zo'n
heimwee naar ons gehad!"
DE DAMES VAN MOORST zijn natuur
lijk eveneens slachtoffers. Hun in de be
zettingstijd gebleken gezindheid en hun
zorgzaamheid voor het meisje in die jaren
verdienen slechts lof en van Joodse zijde
wil men daarop dan ook niets afdingen.
Hun gehechtheid aan het hen tijdelijk toe
vertrouwde kind siert hen is slechts be
grijpelijk. Maar, zoals een aantal doopsge
zinden in een brief aan de aartsbisschop-
coadjutor van Utrecht heeft uiteengezet:
„Zij hebben geen besef gehad van de ze
delijke verplichting van dit kind tegenover
haar vermoorde ouders en allerminst in
zicht in de positie waarin onze Joodse me
deburgers zijn komen te verkeren". En ook
De Volkskrant was van oordeel dat, zodra
de rechtbank een beslissing heeft geno
men, hieraan streng de hand moet wor
den gehouden „meer dan aan ail te veel
liefde van een pleegmoeder, meer dan
aan zieltjeswinnerij". Hetzelfde blad
schreef ook dat „de harmonische opvoe
ding niet wordt gediend met fanatieke ont
voeringen en even fanatieke onderduik-
partijen".
Men kan zich inderdaad afvragen of,
waar de Duitsers zes miljoen Joden ver
moordden, het dan zo verschrikkelijk
was dat Anneke Beekman rooms-katho
liek werd. Daar gaat het echter niet om.
De kern van de zaak is, dat de ouders
van Anneke Beekman een Joods kind
onder de hoede van hun medemensen
aanbevalen opdat dit kind dan ook als
Joods kind de oorlog zou overleven,
waarna het zijn eigen plaats zou kunnen
innemen in de zo zwaar geschonden
Joodse gemeenschap. Men behoeft het
de dames Van Moorst niet kwalijk te
nemen dat ze voor dat aspect van het
vraagstuk geen oog hebben gehad, wel
dat ze tegen alle rechterlijke uitspraken
in willens en wetens hun eigen zin heb
ben doorgezet, tot schade van het kind
dat ze zeiden lief te hebben in de aller
eerste plaats
J. H. Bartman
In de op 16 november in Arnhem ge
houden vergadering van het algemeen be
stuur en subsidiënten van „Theater" zijn
uit het dagelijks en algemeen bestuur ge
treden de heren B. D. Breuning te Cate
(voorzitter), M. van Veen (ondervoorzitter),
drs. B. M. Sweers (penningmeester) en S.
de Jong (lid van het dagelijks bestuur). Zij
zullen echter met het nog zittende lid, de
heer A. Bennis, in nauw overleg met het
nieuwgevormde dagelijks bestuur en in
samenwerking met de huidige directie zorg
dragen voor de afwikkeling van de thans
lopende werkzaamheden.
Het nieuwe dagelijkse bestuur bestaat
uit de heren ir. H. Vis (voorzitter), A. Ben
nis (secretaris), mr. J. M. J. Cornelissen
(penningmeester) en D. J. Bout (lid). He!
vijfde bestuurslid zal door de provincie
Overijsel worden aangewezen.
OP 21 NOVEMBER viert mejuffrouw Anna Henriëtte Beekman haar 21ste
verjaardag. Anna Henriëtte Beekman: een meisjesnaam als zoveel andere. Maar
de draagster van deze naam is dezelfde die als Anneke Beekman jarenlang de
publieke opinie heeft bezig gehouden. Anneke Beekman de Joodse oorlogs
wees om wier voogdijschap en opvoeding een felle en onverkwikkelijke strijd,
waarin geloofsijver en burgerlijk recht botsten, ontbrandde. Een conflict dat ein
digde met de lijfelijke verdwijning van het tengere, donkere negenjarige meisje,
waarvan het portret op de voorpagina van alle bladen stond. Door dia verdwij
ning werd de uitvoering van de rechterlijke beslissing over de toekenning van
het voogdijschap verhinderd. Op 21 november echter verliest die uitspraak haar
rechtskracht. Mejuffrouw A. H. Beekman is dan meerderjarig; zij kan gaan en
staan waar zij wil. Zij kan haar verjaardag vieren bij haar vroegere pleegmoeder,
mevrouw Geertruida Maria Langedijk-Van Moorst, die tegenwoordig in Hou-
them bij Valkenburg woont. Of ze kan naar het kantoor van de Joodse voogdij
vereniging „Le-Ezrath Ha-Jeled" aan de Vermeerstraat te Amsterdam gaan, die
als haar wettige voogd haar door een reeks erfenissen tot omstreeks een ton
aangegroeide kapitaal beheert. Het bestuur van de vereniging bereidt reeds de
wettelijk voorgeschreven rekening en verantwoording van dat beheer ten over
staan van de kantonrechter voor. Mejuffrouw Beekman zal op 21 november
ongehinderd de Nederlandse grens kunnen passeren. Voor haar eveneens ver
dwenen verzorgster, de thans 63-jarige mejuffrouw Elisabeth van Moorst, zal
dat minder eenvoudig zijn. Haar wacht immers nog de voltrekking van een op
19 juni 1956 in cassatie bevestigd vonnis van het Amsterdamse gerechtshof,
waarbij zij bij verstek veroordeeld werd tot zes maanden gevangenisstraf wegens
het onttrekken van een minderjarige aan het wettig gezag. Dat is een misdrijf
waarop een maximumstraf van negen jaar staat met een verjaringstermijn van
zestien jaar.
leend". Tijdens de zitting blijkt ook, dat
Anneke Beekman reeds op haar negende
jaar Rooms-Katholiek is gedoopt, „omdat
ze dat zelf zo graag wilde", zeiden de
dames Van Moorst. Deze doop was overi
gens in strijd met de voorschriften van
het kanonieke recht.
DE DAG DAT DE RECHTBANK het
vonnis velt, waarbij mevrouw Langedijk
tot acht maanden, mejuffrouw Elisabeth
van Moorst bij verstek tot twaalf maan
den, de ex-pater tot vier maanden en de
moeder-overste van het Belgische klooster
Valmeer tot zes maanden gevangenisstraf
worden veroordeeld wegens kinderroof of
'medeplichtigheid aan kinderroof, brengt
weer eens een van die toneelachtige ont
wikkelingen waaraan deze historie zo rijk
is. De Amsterdamse substituut-officier mr.
W. K. baron van Dedem laat onmiddellijk
na de uitspraak van de rechtbank aan alle
politieposten een telex-bericht uitgaan,
waarbij de aanhouding van mevrouw Lan
gedijk wordt opgedragen omdat de recht
bank haar onmiddellijke gevangenneming
heeft bevolen. Dat telexbericht blijft op
het politiebureau van Maastricht een dag
liggen. Juist in Maastricht, waar het echt
paar Langedijk-Van Moorst reeds geruime
tijd verblijft en vanwaar het regelmatig
per auto de Belgische grens overgaat. Die
dag worden de blauwgrijze Volkswagen
van de heer en de zwarte van mevrouw
Langedijk daar voorlopig voor het laatst
gezien
PAS IN DE ZOMER van het volgende
jaar wordt mevrouw Langedijk in het
plaatsje Nonceveux in de Ardennen ge
arresteerd. Het echtpaar wordt daar vaak
gezien bij de Nederlandse pastoor J. M.
Nijdam en het gerucht gaat dat de heer
en mevrouw Langedijk in de buurt van
Banneux een pension wille bouwen. Tot
een uitlevering komt het intussen niet. Ze
wordt uitgewezen en mag zelf de grens
kiezen waarover ze wil verdwijnen. Wan
neer mevrouw Langedijk zich pas een
goed jaar later het is dan eind novem
ber 1957 geworden toch in handen van
de Nederlandse justitie bevindt, komt dat
omdat ze zichzelf bij de politie in Maas
tricht heeft gemeld voor het uitzitten van
haar straf. Het is tot nu toe niet geheel
duidelijk geworden waarom mevrouw Lan
gedijk tot deze stap besloot. Er is gedacht
aan financiële moeilijkheden. Uit de aan
koop van de villa Guerzenich bij Valken
burg zou men kunnen afleiden dat de sol
vabiliteit van het echtpaar voldoende werd
geschat. Waarschijnlijker is dat de in be
roep tot drie maanden verminderde ge
vangenisstraf, zolang die haar boven het
höofd bleef hangen, een onevenredige be
lemmering voor haar bewegingsvrijheid
vormde.
IN HET LAATST van 1956 kan men een
kentering constateren in de houding van
de aartsbisschop, die een onderhoud toe-
Het huis aan de Tïlanusstraat te Amster
dam, waar Anneke Beekman op 21 novem
ber 1940 werd geboren.
EN WELK VERHAAL zullen we te ho
ren krijgen? Het begrijpelijke relaas
van een ontwricht mensenkind, dat geen
weet meer heeft van de moeder die haar
het eerst heeft gekoesterd en van de va
der die haar eerste speelkameraad was?
Zal zij verbitterd zijn jegens de godsdiens
tige gemeenschap waartoe ze door geboor
te behoort en jegens de overheid van wier
rechtsbescherming ze het ongewilde slacht
offer werd? Onwillekeurig denkt men te
rug aan die triest briefjes welke „De nieu
we Limburger" steeds zo vlijtig afdrukte
en aan haar briefjes waarop de bovenge
noemde pogingen om tot een oplossing te
komen mede strandden: „Ik wil niet te
rugkomen zolang de Joden de voogdij over
mij hebben" en „De Joden hebben haar
al die tijd van huis gehouden". Zal ze be
reid blijken tot het gesprek dat de Joodse
voogdij vereniging „Le-Ezrath Ha-Jeled'