Vroegere pleegmoeder verwacht de terugkeer van binnenkort meerderjarige Anneke Beekman Twaalf jaar geleden verdween Joods weesmeisje met haar verzorgster, die nog 6 maanden gevangenisstraf tegoed heeft Nieuw bestuur van „Theater" Wekelijks toegevoegd aan alle edities van en ÏJmuider Courant «rt» Kisten, kratten, balpoten en andere een expositie van moderne kunst in meubilaire restanten vormden de Miinchen te aanschouwen is. De titel grondstoffen voor dit abstracte hout- van het „kunstwerk", dat voor 38.000 plastiek van de Amerikaanse kunste- gulden verzekerd is, luidt „Royal nares Louise Nevelson, dat thans op Tide V". 0000000000000000cxxxx!00000000000000000000cx3000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000c_ staat aan de toeziende voogdes van Anne ke Beekman, mejuffrouw S. B. van der Sluis, en een uit Indonesië gerepatrieerd familielid, een hooggeplaatst officier van het Nederlandse leger. Na uitvoerige be sprekingen komen alle betrokkenen tot de volgende oplossing: de voogdijvereniging zal het meisje in het gezin van een der familieleden, een liberaal-Joods milieu, plaatsen. Mejuffrouw Beekman het meisje is dan immers al zeventien jaar geworden! zal in haar persoonlijke godsdienstige overtuiging volkomen vrij worden gelaten en de dames Van Moorst zullen met haar een regelmatig en nor maal contact kunnen onderhouden. Voorts zullen de familieleden een verzoek om gra tie voor de dames Van Moorst ondersteu nen. Dit regelingsvoorstel is van rooms-katho- lieke zijde aan de dames Van Moorst be kend gemaakt, maar die hebben het, zelfs na herhaalde aandrang, steeds van ie hand gewezen. Deze stand van zaken wordt bekend wanneer het K.V.P.-kamerlid, mr. Roolvink bij de achttiende verjaardag van mej. Beekman in 1958 vragen aan de mi nister van Justitie stelt, waarin wordt ge suggereerd dat het meisje genoodzaakt :s zich schuil te houden, omdat haar vrij heid van godsdienst niét zou zijn gewaar borgd! Minister Struycken antwoordt dat die vrees, gezien de toezeggingen van de DEZE TRIESTE GESCHIEDENIS, waarin uiteindelijk twee grote verliezers zijn, begint op 26 mei 1943. Nog onder de indruk van een Duitse razzia, die in Amsterdam-Zuid honderden slachtoffers maakt, besluiten de negenentwintigjarige vertegenwoordiger Elias Beekman, zoon van een employé van de Nederlands- Israelitische hoofdsynagoge, en zijn vrouw Sara Beekman-Fonteyn hun doch tertje Anneke te laten onderduiken, om dat de gelegenheid daartoe zich plotse ling voordoet. Juist op tijd, want drie weken later worden zij zelf bij een raz zia gegrepen. Op 9 juli 1943 vindt het echtpaar Beekman-F onteyn de dood in de gaskamers van het Duitse vernieti gingskamp bij het Poolse plaatsje Sobi- bor. Anneke slaapt die dag rustig in haar bedje bij de vijf gezusters Van Moorst, die aan de Johan Geradtsweg in Hilver sum wonen. Ze heeft het er goed, ze wordt er vertroeteld en verwend, vooral door tante Gé, tegen wie ze „mam" zegt. Haar ouders hadden wat dat betreft werkelijk geen beter onderduikadres kunnen wensen. Alleen: aan één door De nog steeds voortvluchtige verzorgster van Anneke Beekman, mejuffrouw Elisabeth van Moorst. hun uitgesproken verlangen wordt niet voldaan: Anneke krijgt geen orthodox- Joodse opvoeding. De dames Van Moorst zijn rooms-katholiek en wanneer na de bevrijding een familielid van An neke opduikt, moet Anneke, die op een rooms-katholieke kleuterschool gaat, laten horen „hoe mooi ze al bidt". Bij een van die bezoeken van de schaarse verwanten die Anneke gebleven zijn, geven de gezusters Van Moorst duidelijk te kennen dat ze de plaatsing van An neke in een Joods milieu zoveel mogelijk zullen tegenwerken. MET DIE OORLOGSVERKLARING breekt de eerste faze van een verbeten strijd om het bezit van lichaam en ziel van het kind aan. dat de draagwijdte van de beslissingen, welke over haar hoofd heen worden genomen, nauwelijks kan be seffen. Er wordt geprocedeerd en de da mes Van Moorst triomferen in eerste in stantie: de Amsterdamse rechtbank kent hun de voogdij toe, vooral omdat een ver plaatsing met het oog op de gevoelige aard van het kind, de rechters niet raad zaam voorkwam. Toch moest met name tante Gé een ernstige terechtwijzing door de rechters incasseren. Allereerst omdat ze het kind al acht maanden had laten „onderduiken" en vervolgens omdat ze het in een processie had laten meelopen. In beroep werd de familie van Anneke Beekman echter in het gelijk gesteld en de Commissie Oorlogspleegkinderen tot voogdes benoemd, hetgeen op 26 februari 1949 doör de Hoge Raad werd bekrach tigd. De voornaamste overweging was daarbij dat het Joodse meisje moest wor den opgevoed in een Joods milieu, nu een Joods gezin was gevonden van ongeveer dezelfde maatschappelijke positie en de zelfde godsdienstige instelling ais de over leden ouders van het meisje. OP DE MORGEN, waarop de Hoge Raad arrest wees, gingen drie recher cheurs van de Hilversumse politie naar het pension „De Maretak" aan de Juliana- laan, dat de gezusters van Moorst na de bevrijding hadden geopend. Zij kwamen onverrichterzake terug: Anneke was er niet. Eerst heette het, dat Anneke met vakantie was; later beweerden de gezus ters Van Moorst dat het kind gevlucht was. Op 12 maart 1949 werden Johanna Geertruida, Elisabeth en Geertruide Ma ria van Moorst in arrest gesteld. Nog geen drie weken later herkregen zij door een beschikking van het Amsterdamse ge rechtshof hun vrijheid. Anneke Beekman was weg en bleef weg. De daarop volgen de jaren gingen heen met eindeloze brief wisselingen en bemiddelingspogingen tus sen de Joodse voogdijvereniging „Le-Ez- rath Ha-Jeled", die na de opheffing van de Commissie Oorlogspleegkinderen als voogdes werd aangewezen, en de dames Van Moorst zonder dat enig resultaat werd bereikt: de zusters weigerden halsstarrig elke schikking en het kind kwam niet bo ven water. WANNEER omstreeks 1953 de soortge lijke z.aak Finaly in Frankrijk ook in Ne derland bekend wordt besluiten de Joodse autoriteiten, die er steeds de voorkeur aan hadden gegeven de kwestie niet in de open baarheid te brengen, door middel van de pers de Nederlandse publieke opinie te alarmeren. Toen bleek trouwens, dat het geval Anneke Beekman niet het enige was wa.arin een rechterlijke voogdij-toewij zing niet kon worden gerealiseerd omdat het kind verdwenen was. Een inwoonster van Heerlen, mejuffrouw Margriet van Hoogdalen, weigerde name lijk eveneens een tijdens de oorlog bij haar ondergebracht driejarig meisje, Re becca Meljado, aan de voogdij vereniging af te staan. De opperrabbijn J. Tal wendt zich telegrafisch tot de Koningin, de mi nisterraad en de aartsbisschop-coadjutor, mgr. dr. B. J. Alfrink te Utrecht. In die telegrammen wijst de opperrabbijn erop, dat in Frankrijk de twee verdwenen jon gens Finaly terecht zijn gekomen door de krachtige houding die met name de kar dinaal van Lyon ep de bisschop van Gre noble hebben aangenomen. De aartsbis schop-coadjutor volstaat echter met de verklaring dat de dames Van Moorst is meegedeeld dat zij aan hun katholieke le vensovertuiging niet de plicht tot achter houden van het meisje behoeven te ont lenen. Verder gaat mgr. Alfrink niet. In een andere brief blijkt de aartsbisschop coadjutor de zienswijze van deken H. A. Frank van Hilversum te delen, die ge zegd had „dat het bekend is dat in het algemeen burgerlijke vonnissen de katho lieken binden, maar dat het hem niet de taak leek van de katholieke geestelijkheid deze regel in concrete gevallen van toe passing te verklaren om daarmee de uit voering van burgerlijke vonnissen te be vorderen". Dat was in juli 1953. In die tijd nam de Haagse advocaat mr. I. E. Hes de behartiging van de belangen van de familie van Anneke Beekman op zich. Een van zijn eerste stappen was de offi cier van Justitie te Amsterdam te ver zoeken tot verdere vervolging over te Anneke Beekman als kleuter. gaan wegens het onttrekken van het kind aan het over haar gestelde gezag. DE DAAROP DOOR de rijksrecherche ontwikkelde activiteit leidde ertoe dat op 13 maart 1954 althans één van de twee verdwenen Joodse wezen werd gevonden in een klooster bij Valmer in Noord-Bel- gië. Het was Betty Meljado, die al drie keer dwor of namens mejuffrouw Van Hoog dalen was ontvoerd. Voor de betrokken rechercheurs kon dat resultaat de teleur stelling, welke zij de dag tevoren hadden ondervonden, nauwelijks vergoeden. Op vrijdag 12 maart immers hadden de re chercheurs De Graaf en Polder zich in gezelschap van de Belgische procureur des konings (officier van Justitie) uit Luik zich bij de kloosterschool „De Hei lige Maagd der Armen" te Banneux in de Ardennen vervoegd. Zij vermoedden daar de aanwezigheid van Anneke Beekman en haar verzorgster, mejuffrouw Elisabeth van Moorst. De procureur belette de beide Nederlandse opsporingsambtenaren de moeder-overste, die gezegd had de gezoch- ten te gaan halen, te volgen. Geruime tijd later kwam de moeder overste terug met de mededeling dat de vrouw en het kind tot haar spijt ontvlucht waren. Inderdaad troffen de rechercheurs het bedje van het kind in een tuinhuisje nog warm aan en ook de kousen en schoe nen waren inderhaast achtergelaten. Ove rigens zal die ontdekking voor het epis copaat eveneens pijnlijk zijn geweest. De aartsbisschop-coadjutor had immers op 13 juli 1953 in een brief aan de opper rabbijn Tal geschreven: „Niemand is ge baat met de bewering of suggestie, dat het kind met behulp van priesters tegen haar wil in een klooster zou zijn opge sloten. Buiten de dames, die de verzor ging van het kind op zich hadden geno men en degenen, die het thans verzorgen, schijnt niemand te weten waar het kind is en hoe het daar gekomen is. Ook ons is dit onbekend. Dergelijke beweringen kun nen alleen maar stemming maken en het juiste zicht op de zaak belemmeren". DE POLITIE IS, wat Anneke Beekman betreft, het spoor in België voorgoed bijs ter geraakt. De medewerking van haar Belgische collega's, met name in het Luik se, is volgens een door een der betrokken rechercheurs voor de rechtbank afgelegde verklaring niet erg doeltreffend geweest. De 66-.iarige moeder-overste van het kloos ter waar Betty Meljado werd gevonden, staat tezamen met haar 71-jarige ambtge note van een klooster in Bussum, een ge wezen pater en twee der gezusters Van Moors, waarvan de inmiddels met de Hil versumse makelaar en taxateur J. J. M. Langedijk gehuwde Geertruida Maria als de vroegere pleegmoeder de belangrijkste is, in oktober 1955 voor de Amsterdamse rechtbank terecht. De derde zuster, Elisa beth, is uiteraard voortvluchtig. De offi cier, mr. J. F. Hartsuiker, neemt geen blad voor zijn mond: „De vroegere pleeg moeder had leiding van de kerk mogen verwachten, maar ze heeft die niet ge kregen. Van geestelijke en kerkelijke zijde is aan mevrouw Langedijk zelfs daadwer kelijke steun verleend. Niet alleen perso nen, maar ook functionarissen zijn bij de ze zaak betrokken geweest. De gevonden brieven wijzen er duidelijk op, dat mon seigneur (bedoeld wordt de bisschop van Luik) van alles op de hoogte was en zijn medewerking in alle opzichten heeft ver- zich voorstelt toch met haar te voeren? Het tweede grote slachtoffer in deze affaire is vrouwe Justitia. Alle aandrang in het par lement, alle commentaren in de pers ten spijt, kan men slechts constateren dat het niet mogelijk is gebleken een in hoogste instantie gewezen rechterlijk vonnis ook inderdaad verwezenlijkt te krijgen. „DE ZAAK IS", zo schreef de Nieuwe Rotterdamse Courant destijds, „dat men mag verwachten dat in een geordende en door recht beheerste staat niet zo maar kin deren worden zoek gemaakt. Kinderen be horen bij hen aan wie ze door de wet of door de rechters zijn toevertrouwd". Zo wel in de Kamers als in de pers is meer dan eens betwijfeld of de Justitie wel krachtig genoeg de rechtshandhaving op dit punt verzekerde. Op het parket van de procureur-generaal te Amsterdam gaf men ons toe, dat de zaak-Anneke Beek man een slapende zaak was geworden ,al onderzocht men natuurlijk wel elke nieu we informatie wanneer die de Justitie be reikte". Van een mogelijke alarmering der grensposten wegens de te verwachten terug keer van mejuffrouw E. van Moorst was nog niets bekend. Een gesprek met een der in 1954 bij het onderzoek betrokken re chercheurs die al lang een andere func tie heeft werd ons door een van zijn superieuren verhinderd onder het motief „dat het zo'n hachelijke zaak was en dat men er destijds ook al zo'n last mee had gehad". De vroegere pleegmoeder van Anneke Beekman, mevrouw Geertruida Maria Langedijk-Van Moorst. Joodse voogdijvereniging, ongegrond :s, maar dat hij geen kans ziet dat duidelijk te maken. Mr. Hes stelt het nog wat scher per: juist door dat (gedwongen) schuil houden is er geen sprake van een vrije godsdienstige keuze, want er bestaat niet eens een mogelijkheid om te kunnen kie zen. DAARMEE ZIJN WE teruggekeerd bij de hoofdpersoon van dit treurige naspel van de door de Duitsers bedreven volken- moord, bij het meisje dat jaren geleden als Anneke Beekman in de publiciteit kwam, als Josee Zanioli in den vreemde verborgen werd gehouden en nu op het punt staat als mejuffrouw A. H. Beekman terug te keren, tenzij men de slechte smaak heeft haar, gelijk filmvedetten en sportsterren, familiair met de voornaam aan te duiden. Want in de publiciteit komt ze. Mevrouw Langedijk heeft het ons al aangekondigd: „Laat Anneke straks haar verhaal zelf maar vertellen. Natuurlijk komt ze terug, ze heeft immers altijd zo'n heimwee naar ons gehad!" DE DAMES VAN MOORST zijn natuur lijk eveneens slachtoffers. Hun in de be zettingstijd gebleken gezindheid en hun zorgzaamheid voor het meisje in die jaren verdienen slechts lof en van Joodse zijde wil men daarop dan ook niets afdingen. Hun gehechtheid aan het hen tijdelijk toe vertrouwde kind siert hen is slechts be grijpelijk. Maar, zoals een aantal doopsge zinden in een brief aan de aartsbisschop- coadjutor van Utrecht heeft uiteengezet: „Zij hebben geen besef gehad van de ze delijke verplichting van dit kind tegenover haar vermoorde ouders en allerminst in zicht in de positie waarin onze Joodse me deburgers zijn komen te verkeren". En ook De Volkskrant was van oordeel dat, zodra de rechtbank een beslissing heeft geno men, hieraan streng de hand moet wor den gehouden „meer dan aan ail te veel liefde van een pleegmoeder, meer dan aan zieltjeswinnerij". Hetzelfde blad schreef ook dat „de harmonische opvoe ding niet wordt gediend met fanatieke ont voeringen en even fanatieke onderduik- partijen". Men kan zich inderdaad afvragen of, waar de Duitsers zes miljoen Joden ver moordden, het dan zo verschrikkelijk was dat Anneke Beekman rooms-katho liek werd. Daar gaat het echter niet om. De kern van de zaak is, dat de ouders van Anneke Beekman een Joods kind onder de hoede van hun medemensen aanbevalen opdat dit kind dan ook als Joods kind de oorlog zou overleven, waarna het zijn eigen plaats zou kunnen innemen in de zo zwaar geschonden Joodse gemeenschap. Men behoeft het de dames Van Moorst niet kwalijk te nemen dat ze voor dat aspect van het vraagstuk geen oog hebben gehad, wel dat ze tegen alle rechterlijke uitspraken in willens en wetens hun eigen zin heb ben doorgezet, tot schade van het kind dat ze zeiden lief te hebben in de aller eerste plaats J. H. Bartman In de op 16 november in Arnhem ge houden vergadering van het algemeen be stuur en subsidiënten van „Theater" zijn uit het dagelijks en algemeen bestuur ge treden de heren B. D. Breuning te Cate (voorzitter), M. van Veen (ondervoorzitter), drs. B. M. Sweers (penningmeester) en S. de Jong (lid van het dagelijks bestuur). Zij zullen echter met het nog zittende lid, de heer A. Bennis, in nauw overleg met het nieuwgevormde dagelijks bestuur en in samenwerking met de huidige directie zorg dragen voor de afwikkeling van de thans lopende werkzaamheden. Het nieuwe dagelijkse bestuur bestaat uit de heren ir. H. Vis (voorzitter), A. Ben nis (secretaris), mr. J. M. J. Cornelissen (penningmeester) en D. J. Bout (lid). He! vijfde bestuurslid zal door de provincie Overijsel worden aangewezen. OP 21 NOVEMBER viert mejuffrouw Anna Henriëtte Beekman haar 21ste verjaardag. Anna Henriëtte Beekman: een meisjesnaam als zoveel andere. Maar de draagster van deze naam is dezelfde die als Anneke Beekman jarenlang de publieke opinie heeft bezig gehouden. Anneke Beekman de Joodse oorlogs wees om wier voogdijschap en opvoeding een felle en onverkwikkelijke strijd, waarin geloofsijver en burgerlijk recht botsten, ontbrandde. Een conflict dat ein digde met de lijfelijke verdwijning van het tengere, donkere negenjarige meisje, waarvan het portret op de voorpagina van alle bladen stond. Door dia verdwij ning werd de uitvoering van de rechterlijke beslissing over de toekenning van het voogdijschap verhinderd. Op 21 november echter verliest die uitspraak haar rechtskracht. Mejuffrouw A. H. Beekman is dan meerderjarig; zij kan gaan en staan waar zij wil. Zij kan haar verjaardag vieren bij haar vroegere pleegmoeder, mevrouw Geertruida Maria Langedijk-Van Moorst, die tegenwoordig in Hou- them bij Valkenburg woont. Of ze kan naar het kantoor van de Joodse voogdij vereniging „Le-Ezrath Ha-Jeled" aan de Vermeerstraat te Amsterdam gaan, die als haar wettige voogd haar door een reeks erfenissen tot omstreeks een ton aangegroeide kapitaal beheert. Het bestuur van de vereniging bereidt reeds de wettelijk voorgeschreven rekening en verantwoording van dat beheer ten over staan van de kantonrechter voor. Mejuffrouw Beekman zal op 21 november ongehinderd de Nederlandse grens kunnen passeren. Voor haar eveneens ver dwenen verzorgster, de thans 63-jarige mejuffrouw Elisabeth van Moorst, zal dat minder eenvoudig zijn. Haar wacht immers nog de voltrekking van een op 19 juni 1956 in cassatie bevestigd vonnis van het Amsterdamse gerechtshof, waarbij zij bij verstek veroordeeld werd tot zes maanden gevangenisstraf wegens het onttrekken van een minderjarige aan het wettig gezag. Dat is een misdrijf waarop een maximumstraf van negen jaar staat met een verjaringstermijn van zestien jaar. leend". Tijdens de zitting blijkt ook, dat Anneke Beekman reeds op haar negende jaar Rooms-Katholiek is gedoopt, „omdat ze dat zelf zo graag wilde", zeiden de dames Van Moorst. Deze doop was overi gens in strijd met de voorschriften van het kanonieke recht. DE DAG DAT DE RECHTBANK het vonnis velt, waarbij mevrouw Langedijk tot acht maanden, mejuffrouw Elisabeth van Moorst bij verstek tot twaalf maan den, de ex-pater tot vier maanden en de moeder-overste van het Belgische klooster Valmeer tot zes maanden gevangenisstraf worden veroordeeld wegens kinderroof of 'medeplichtigheid aan kinderroof, brengt weer eens een van die toneelachtige ont wikkelingen waaraan deze historie zo rijk is. De Amsterdamse substituut-officier mr. W. K. baron van Dedem laat onmiddellijk na de uitspraak van de rechtbank aan alle politieposten een telex-bericht uitgaan, waarbij de aanhouding van mevrouw Lan gedijk wordt opgedragen omdat de recht bank haar onmiddellijke gevangenneming heeft bevolen. Dat telexbericht blijft op het politiebureau van Maastricht een dag liggen. Juist in Maastricht, waar het echt paar Langedijk-Van Moorst reeds geruime tijd verblijft en vanwaar het regelmatig per auto de Belgische grens overgaat. Die dag worden de blauwgrijze Volkswagen van de heer en de zwarte van mevrouw Langedijk daar voorlopig voor het laatst gezien PAS IN DE ZOMER van het volgende jaar wordt mevrouw Langedijk in het plaatsje Nonceveux in de Ardennen ge arresteerd. Het echtpaar wordt daar vaak gezien bij de Nederlandse pastoor J. M. Nijdam en het gerucht gaat dat de heer en mevrouw Langedijk in de buurt van Banneux een pension wille bouwen. Tot een uitlevering komt het intussen niet. Ze wordt uitgewezen en mag zelf de grens kiezen waarover ze wil verdwijnen. Wan neer mevrouw Langedijk zich pas een goed jaar later het is dan eind novem ber 1957 geworden toch in handen van de Nederlandse justitie bevindt, komt dat omdat ze zichzelf bij de politie in Maas tricht heeft gemeld voor het uitzitten van haar straf. Het is tot nu toe niet geheel duidelijk geworden waarom mevrouw Lan gedijk tot deze stap besloot. Er is gedacht aan financiële moeilijkheden. Uit de aan koop van de villa Guerzenich bij Valken burg zou men kunnen afleiden dat de sol vabiliteit van het echtpaar voldoende werd geschat. Waarschijnlijker is dat de in be roep tot drie maanden verminderde ge vangenisstraf, zolang die haar boven het höofd bleef hangen, een onevenredige be lemmering voor haar bewegingsvrijheid vormde. IN HET LAATST van 1956 kan men een kentering constateren in de houding van de aartsbisschop, die een onderhoud toe- Het huis aan de Tïlanusstraat te Amster dam, waar Anneke Beekman op 21 novem ber 1940 werd geboren. EN WELK VERHAAL zullen we te ho ren krijgen? Het begrijpelijke relaas van een ontwricht mensenkind, dat geen weet meer heeft van de moeder die haar het eerst heeft gekoesterd en van de va der die haar eerste speelkameraad was? Zal zij verbitterd zijn jegens de godsdiens tige gemeenschap waartoe ze door geboor te behoort en jegens de overheid van wier rechtsbescherming ze het ongewilde slacht offer werd? Onwillekeurig denkt men te rug aan die triest briefjes welke „De nieu we Limburger" steeds zo vlijtig afdrukte en aan haar briefjes waarop de bovenge noemde pogingen om tot een oplossing te komen mede strandden: „Ik wil niet te rugkomen zolang de Joden de voogdij over mij hebben" en „De Joden hebben haar al die tijd van huis gehouden". Zal ze be reid blijken tot het gesprek dat de Joodse voogdij vereniging „Le-Ezrath Ha-Jeled'

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1961 | | pagina 13