1 Rendez-vous met het verleden HET LUIE KABOUTERTJE Met de Ohmaneter op zoek naar gouden praalgraven Opgravingen met behulp van electrische instrumenten PANDA EN DE DIENOMAAT Pol le DOOR CLEMENS LAAR I 13 Ons vervolgverhaal DINSDAG 19 DECEMBER 1961 50. „Ik wil er bij zijn als het balkon wordt vastgemaakt, ik ben de glijpartij van gisteren nog niet vergeten!", zegt Pingo. „Ik vind de ramen ook mooi, Polle, maar hoe wil je op dit eiland aan glas komen!" „Daar zorg ik voor, Polle, wanneer ik niet eet, ben ik in mijn vrije tijd zogezegd glazenmaker", zegt Slokop. y-v.i ■- j V Ï&?P f - -<■ I IJSVISSEN IN CANADA: een wreed bedrijf 3) In de ogen van dr. Gunthermann las zij een onverbiddelijke eis. Deze man hield van duidelijkheid en nauwkeu righeid. Er was hier in dit huis geen plaats voor zinledige praatjes, ook niet voor goedkope gestes en wel al lerminst voor het verspillen van tijd en gevoelens. Plotseling wist zij, wat zij zeggen moest. „Ik kom Jurgen Godeysen de nala tenschap van zijp vader brengen", verklaarde zij eenvoudig. Dr. Gunthermann snoof verachte lijk; hij scheen teleurgesteld te zijn. „Geld? Voor mijn part veel geld?.. Ik geloof niet dat hij daar iets aan heeft. Geld is iets, dat men verdie nen kan. Geld zou hij zelf wel weer kunnen krijgen." „Nee, geen geld", fluisterde Nikoli- ne Pratt. „Kaspar Godeysen is arm gestorven. Hij was immmers een vluchteling. Wij hebben lang naar hem en zijn zoon gezocht. Tenslotte heb ik hem ontdekt in een dorpje op de hei. Maar toen ik daar kwam, had den ze hem juist begraven." Na een korte aarzeling voegde zij er vast aan toe; „Het klinkt misschien gek, maar ik weet, dat hij niet onge lukkig was, en dat hij zichzelf ook niet armzalig vond of als een door het nood lot getroffene beschouwde. Iedereen wist mij te vertellen, dat hij altijd op gewekt en openhartig was. Hij is heel stilletjes ertussen uitgegaan ofeen zweem van een glimlach lichtte in haar ogen op, „misschien kan ik be ter zeggen: weggereden. Hij heeft im- mers tot het laatste ogenblik in het za del gezeten." Zij snikte. „Hij heeft een jong paard gedresseerd en zei, dat hij dat voor zijn zoon deed. Hij wist be slist, dat zijn zoon nog leefde. Op ze kere dag zou die terugkeren en dan Gunthermann had een hekel aan tranen. Hij vond ze de goedkoopste uitdrukkingsvorm van menselijk ge voel, maar de vochtige ogen van deze jonge vrouw, die zo'n bescheiden, koe le en zelfstandige indruk maakte, ont roerden hem. „En toen?" „Verder niets. Kaspar Godeysen heeft gezegd, dat hij tegen die tijd zelf dan wel zou zijn weggereden. Ja, zo drukte hij zich uit; maar zijn zoon zou een vriend nodig hebben. En een betere dan een goed paard was er maar zelden, vond hij. Een dergelij ke erfenis was meer waard dan een miljoen in baar geld.." „Dat schijnt een rare snuiter geweest te zijn, die Kaspar Godeysen. Nikoline keek hem met fonkelende ogen aan: „Noemt u een goed en een echt mens, iemand met een gevoelig hart, een rare snuiter, dokter Gun thermann?" De dokter glimlachte; „Ja. Mis schien. Al was het alleen maar, om dat zo iets ongelooflijk zeldzaam is." „Kaspar Godeysen was een groot man, omdat hij een goed mens was. Een andere vorm van grootheid is er niet, en zo iemand mag men niet een rare snuiter noemen. En met dat paard had hij volkomen gelijk. Het is misschien erg genoeg, maar het is zo, en alleen iemand met een grove in borst kan dat niet begrijpen." Gunthermann glimlachte nog steeds maar achter de toegeeflijkheid van dat lachje werd nu een waakzame be langstelling zichtbaar en, wat meer is, een wrevelig getoonde bewondering. De zuster maakte van dat ogenblik gebruik, om zijn armen in het jasje te steken en het kledingstuk met een flinke ruk op te trekken. Verstrooid glipte dr. Gunthermann erin: „En nu komt u ons dus dat paard bren gen? Hoe heet het? Want we moeten het immers behoorlijk kunnentoespre- ken, als wij een hoekje van de garage of een aparte kamer met bed en bad ervoor gereedmaken?" Met de helderziendheid, die alleen vrouwen en kinderen bezitten, be greep Nikoline, dat de ingewikkelde grappenmakerij van Gunthermann eerlijke ontroering moest verbergen; mogelijk was hij zelfs diep aangegre pen. „Het paard," zei zij zachtjes en deed geen moeite meer om haar tra nen tegen te houden, „het paard is een jonge merrie en heet Nikoline. Dat i wil zeggen., eigenlijk „Nicoline" zo- I als de Engelsen het schrijven. Ik heb i het niet meegebracht en het staat bij ons thuis.." zij keek op „en wacht op Jurgen Godeysen Maar ik I heb iets anders meegebracht." I Zij keek om zich heen, alsof zij iets zocht. De zuster van de administra- tie begreep haar en zei: „In de voor- I kamer hebt u een pakje laten liggen. I Zal ik.." Maar Nikoline Pratt had zich al naar buiten gehaast. De af- delingszuster maakte van de gelegen- heid gebruik, zachtjes te vragen: „Verwacht u werkelijk iets van., dit f meisje, dokter?" jj Gunthermann staarde naar de das, die de andere zuster hem hoopvol in de hand gedrukt had. Hij gaf niet direct antwoord, maar toen ineens hief hij met een plotse beweging zijn hoofd op: „Ik verwacht veel, mis- i schien wel alles," zei hij langzaam en peinzend. „Het geval Godeysen is j feitelijk heel eenvoudig. Hij kan, ja, zal genezen, als hij dat wil. Maar hij j heeft geen wil om te leven, omdat het bestaan hem niet interesseert. Er is j niets, dat hem bindt. Hij heeft geen bezit, in welke vorm ook, en evenmin een verwachting. Hij is wrakhout op de grote rivier van het niets. Maar j dat meisje.Zij zou wel eens het an- ker kunnen zijn, dat hem aan het le- j ven bindt. Je kunt hier geen weten- j schappelijke verklaring van geven, j Het is geen weten, maar alleen intuï- j tie. En bovendien geloof ik niet aan j het toeval j Dat was een ongehoorde verklaring van de geneesheer-directeur dr. Gun- thermann. De twee zusters keken el- j kaar volkomen in de war aan. De af- delingszuster probeerde in de nuchte- j re zakelijkheid te vluchten: ,,'t Is tijd voor het middagbezoek." „Wordt een kwartier uitgesteld. Waarschuw overal. En u," viel hij te- j gen de zuster van de administratie uit, „noteert u, wat de inspecteur op het hart heeft. Rapport vanavond om i acht uur. Opgemarcheerd!" Nikoline Pratt was stilletjes in de j kamer teruggekeerd. Ineens waren zij beiden nu alleen, maar onzicht- j baar voegde zich een derde bij hen. Het meisje overhandigde de man een klein stapeltje linnen schriften. „Dit heb ik meegebracht voor Jur gen Godeysen." „Wat is dat? Aantekeningen? Een dagboek van zijn vader?" „Ik weet het niet. Het klinkt, want ik heb er onwillekeurig eens een blik ingewor pen, het klinkt als een brief, maar het kan ook een soort dagboek zijn." „Eens kijken," Gunthermann deed het eerste schrift open. „Het is waar schijnlijk niet discreet, maar tenslotte kan er een mensenleven van afhangen. Ik moet weten of de hand, die wordt uitgestoken om te helpen, wel een ge schikte hand is." Hij bemerkte het onuitgesproken protest van Nikoline. „Begrijp me niet verkeerd, kind lief", zei hij toen onverwacht gevoe lig. „Want als ik zeg: „Geschikt", dan bedoel ik, of die hajid geschikt is voor de man, die aan onze zorg is toe vertrouwd. Het gebeurt zo dikwijls, dat een hand, die steun wil verlenen, iemand die wankelt juist voorgoed te gen de grond slaat." Nikoline Pratt schudde het hoofd. Even zag het er naar uit, alsof zij woedend met een voet op de vloer zou stampen: „Niet de hand van Kaspar Godey sen." „We zullen zien." Gunthermann ging met het schrift bij het venster staan. Hij sloeg het op een willekeurige plaats open en begon te lezen. Buiten trok de nevel op; een bleek gouden licht streek als een glimlach over de wilgen voor het huis. Met een beklemd gevoel staarde Ni koline in de massa goudbruine bla deren en probeerde zich voor te stel len, hoe de man om wie het ging er zou uitzien. Ergens in een der ontelba re kamers van dit huis vol lijden, lag hij, en morgen zou zijn lot beslist worden. Deze man, die daar bij het raam stond, had het gezegd en wat hij niet wilde vertellen, dat vermoed de zij. Het was mogelijk, dat zij, Ni koline Pratt, een werktuig der Voor zienigheid zou zijn. Misschien kreeg de eenzame en verloren mens, die Jur gen Godeysen was, door en uit haar de kracht terug om te leven. Het moest zo zijn. Nog nooit had zij deze Jurgen Go deysen gezien, maar zij wist plotse ling, dat er niets belangrijks in haar leven was dan dit ene. Onbewust bad zij: God, laat het toch gebeuren.." Ineens hoorde zij de stem van Gun thermann. Zij klonk vreemd omdat Gunthermann heel zachtjes en bijna toonloos voorlas: het is onmoge lijk, beste jongen, dat je je onzegbaar arm voorkomt, want als je nog een vuist voor de teugels hebt, twee be nen om een paardelijf te voelen en ogen, waarmee je mooie vrouwen kunt zien en je hulde brengen, dan ben je rijk." (Wordt vervolgd) ïllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllinilllllllllllllllllllllllHllllllllllllliilllllllllllllllllllllllHIIIIIIIUIIIIIIIIIinillllllllllllllllllllllllllIllllllllllllllll 5657. Eén van de kabouters bleef bij Swoppie's deur staan en keek hem spot tend aan. Ja, dat heb je er nou van, als je 's morgens te laat je bed uit komt! zei hij. Als je vanmorgen op tijd was ge weest, had je met ons mee kunnen gaan en ook plezier maken! Maarwat is er dan gebeurd? vroeg Swop pie bedremmeld. Toen vertelde de kabouter hem van de uitnodiging van de Rivierkabouters en het leuke feest, dat ze daar de hele dag had den gehad. Swoppie keek lelijk op z'n neus, toen hij weer in z'n kamer zat EEN HEEL VREEMDE MANIER van vissen houdt men er in het stadje Sainte Anne de la Pérade, in de Canadese provincie Quebec, op na. Een vis techniek die bijzonder onsportief is in onze ogen, en waar o.a. ook vanwege de Canadese dierenbescherming al herhaalde malen tegen geprotesteerd is. Zonder succes evenwel, want ten eerste betreft het hier een folkloristisch gebruik (dat over het algemeen men denke aan Staphorst! bijzonder moeilijk is uit te roeien) en in de tweede plaats verdient het stadje iedere winter grof geld aan de talloze „sportvissers" die van heinde en ver naar dit verlaten oord komen om er mèt de locale bevolking de „ijsvisserij" te bedrijven. HET WREDE VERMAAK begint als de Sainte Anne-rivier solide dichtgevroren is, dus zo omstreeks déze tijd van het jaar. Dan komt de hongerige zeevis en vooral de kleine kabeljauw in grote scholen de rivier opzwemmen. Zodra de bevolking de invasie der „tommycod" bespeurt, zo als de piepjonge kabeljauwtjes hier heten, geraakt iedereen in opwinding. Kleine houten optrekjes worden bij honderden naar de bevroren rivier getrokken en op de ijsvlakte geplaatst, die er al gauw uit ziet als een winters zomerhuisjeskamp. De huurprijs van zo'n vishuisje beloopt van 20 tot 40 gulden per nacht (want de vis bijt het gretigst in de nachtelijke uren). Geen gering bedrag, maar daar voor biedt zo'n huisje dan ook alle denk bare comfort: een kacheltje, elektrisch licht, een radiotoestel en de laatste jaren zelfs een t.v.-apparaat. Alvorens de visser zo'n hutje betrekt wordt er eerst een fikse bijt gehakt in de ijsvloer van zijn hengelhuisje. De ijslaag meer dan zéstig centimëtêr dik, dus dat kost ook weer een paar dojlars..^ gebeurd dan monteert de vissêr iijn werpmolens een hengel komt er niet aan te pas op een plank langs de bin nenwand van zijn huisje, recht boven de bijt en laat vervólgens zijn lijnen, geaasd met varkenslever in het gat zakken. Van dat ogenblik af is het hard werken ge blazen. want de „tommyood" is bijzonder gulzig. Ervaren ijsvissers bestaan het, in één zitting dus tussen zonsondergang en zonsopgang, tot twaalfhonderd visjes uit hun bijt te halen. Dat betekent, dat ze er iedere minuut anderhalf tot twee vangen. MAAR WAT voor armetierige visjes zijn het! Een stoere Hollandse zeehengelaar zou er zijn neus voor ophalen, want het gros is niet groter dan een fikse haring. Wat is daar nu voor plezier of voor eer aan te behalen! Wel, de liefhebbers zeg gen, dat de tommycod de lekkerste vis op aarde is. Volgens hen overtreft hij in smaak zelfs de beekforel. Misschien is dit ietwat overdreven, maar in elk geval hoeft men niet met zijn vangst verlegen te zitten. De opkopers in Sainte Anne beta len er grif 1,50 per kilo ruw gewicht voor en naar men zegt verdienen die er zeker honderd percent op. Een ervaren ijsvis- ser kan dan ook met een beetje geluk ruimschoots uit zijn kosten komen. Als hij tenminste de feestelijke kabeljauwmaaltij den, rijkelijk besproeid met whiskey en an der geestrijk vocht, die in Sainte Anne iedere visnacht besluiten, mijdt. EEN VREEMDE sport, een schandalige strooppartij in feite, die zowel met het oog op de visstand als uit overwegingen van menselijke moraal verboden diende te zijn. Maar zover is het in Sainte Anne de la Pérade nog lang niet, daar zullen de „sportvisserijbedrijven" en de neringdoen- Foto links: Deze jongedames vis sen gedrieën in één ijshuisje. Mocht de vangst tegenvallen, dan hebben ze altijd nog een kansje in de strijd om de titel van „Miss Tommycod" (Juffrouw Kabeljauw) die op het visfestijn volgt. Zodra het ijs houdt, rijden de bewoners van Sainte Anne hun vishuisjes op de rivier. (Foto hierboven) de middenstand wel voor zorgen, die in dit kwalijke bedrijf een ware goudmijn ge vonden hebben. DE GOUDEN PRAALGRAVEN van Lydië het land van de legendarische koning Croesus, die volgens de overlevering ,,de rijkste man van alle tijden" geweest is zullen misschien volgend jaar kunnen worden bloot gelegd met behulp van nieuwe geofysische technieken. In Amerika legt men momenteel de laatste hand aan een aantal instrumen ten om de elektrische weerstand in de grond te meten. Het gebruik van deze instrumenten zal het de archeologen wellicht gemakkelijker maken te bepalen waar en hoe diep zij moeten graven om door te dringen in de tunnels, die naar de ongerepte grafkamers van Croesus leiden zonder de heuvels die daarboven liggen, geheel te moeten afgraven. DE TOEPASSING van deze techniek zal de gezamenlijke expeditie van de Amerikaanse Harvard- en Cornell univer siteiten die reeds vier jaar lang in Sar dis (Turkije) opgravingen verricht, mis schien tijd en geld besparen. De groep, die thans nabij het centrum van het oude Lydië werkzaam is, bestaat uit dertig deskundigen en ongeveer 200 arbeiders. Zij wordt geleid door de professoren George M. A. Hanfmann van de Harvard en A. Detweiler van de Cornell-universiteit. In de zomer van 1960 heeft de geofy sicus dr. David Greenewalt van het Mas sachusetts Technologisch Instituut te Cambridge (Massachusetts) reeds een aan tal proeven genomen met zeer gevoelige weerstandsmeters om vast te stellen of het gebruik hiervan de archeologen kan helpen bij het vinden van begraven voor werpen. Eerder waren in Italië en Midden- Amerika al proeven met dergelijke in strumenten genomen. Dr. Greenewalt stelde vast dat de elek trische weerstand van een bodemstuk gro ter is, indien voorwerpen die daar zijn MASTEN TOONDE» 37. De agent Bolslag hield niet van lange metten, en dus bracht hij al spoedig Jolliepop en Panda het bureel binnen, waar de dienstdoende brigadier Sipkes met een enkele blik vaststelde dat er een goede slag geslagen was. Bolslag sprak op de beheerste toon van iemand die zijn plicht heeft gedaan: „Ik rapporteer een gekke geleerde als arrestant, met een losse getuige." Bij de aldus omschrevenen viel die opmerking in slechte aar de. „Men is gegriefd, gekwetst en diep beledigd!" riep de bediende verontwaardigd. „Men is noch gek, noch geleerd! Men acht beide kwalificaties grievend, kwet send en beledigend en zal een vervolging instellen tegen de politie. U zult hier meer van horen!" De ordehandhavers wierpen elkaar een blik toe die duidelijker dan woorden zei, dat ze hem geestelijk zeer gestoord achtten; maar Panda, door hun onverzettelijk heid tot wanhoop gebracht, sprak ernstig: „Het is een misverstand! De échte geleerde is er vandoor, en Jol- liepop heeft niets gedaan die hoeft alleen maar zijn dromen en verlangens aan een machine doorgegeven, en die machine loopt nu vrij rond! Die moet u gauw gaan vangen, want die is gevaarlijk!" „Mijnheer hier heeft ook een tik te pakken," meende brigadier Sipkes. „Ik zeg dat het komt van teveel naar de teevee kijken." Nu dat weten wij wel beter! De machine doolde ongehinderd door de nacht, vervuld van sterke aandrif ten; en de sterkste daarvan was op dit moment hon ger. Zo kwam het, dat hij zijn machinale schreden naar een benzinepomp wendde. „Voer! Schaften!" gromde de Dienomaat in zichzelf. „Souper!" begraven, een andere samenstelling heb ben dan de aarde. Zo was het hem bij voorbeeld mogelijk, een stenen monument te vinden dat zich onder lagen aarde en zand bevond. Een uitgedroogde modderen natuurstenen bestaande muur van een oud gebouw viel echter met deze metho de niet te ontdekken, omdat deze muur ongeveer hetzelfde elektrische geleidings vermogen bezat als de aarde eromheen. Dr. Greenewalt constateerde eveneens dat de te onderzoeken bodem bijvoorkeur uit één grondsoort moet bestaan om goede resultaten te kunnen boeken. Indien de grond lagen grint of steen bevatte, werd door de instrumenten een „geluid" ge registreerd dat leek op bepaalde televisie- en FM-storingen. EEN FUNCTIONARIS van het Massa chusetts Institute of Technology verklaar de dat dr. Greenewalt de instrumenten thans hoopt te verbeteren om ze bruik baar te maken voor de archeologen, die in de komende zomer beginnen met de afgravingen van de grote grafheuvels on geveer acht kilometer benoorden Sardis. Deze grafheuvels zijn ongeveer 123 tot 152 meter hoog. Een aantal hunner is in de loop der eeuwen geplunderd. Vele zijn echter nog ongerept. Zij kunnen waarde volle gegevens opleveren imtrent de men sen, die in deze stad die bijna 3000 jaar lang het Parijs van de oude wereld was hebben gewoond. In de vorige zomer heeft de expeditie van Harvard en Cornell het graf bloot gelegd van een vrouw die ten tijde van koning Croesus' vader leefde, ongeveer 600 jaar voor Christus. De leden van de expedities vonden in het graf gouden ju welen, een zilveren beeldje en aarde werk. DIT JAAR werd een gehele straat door de expeditie blootgelegd. In deze straat die bijna 46 meter breed was! wa ren vroeger waarschijnlijk zakenpanden gevestigd. De straat had marmeren stoe pen en met mozaïekwerk versierde zui lenrij. In de straat werd ook een kop van een onbekende wijsgeer of heilige gevon den, die waarschijnlijk deel uitmaakte van een beeld in de zuilenreeks voordat deze door Perzische bezetters werd ver nietigd. Thans wordt gewerkt aan de opgraving van een groot Romeins turnlokaal en idem „termen" een badinrichting. De badgele genheid was versierd met kostelijke mo zaïeken. Het bad had een centraal ver warmingssysteem waarbij hete lucht on der de vloer en achter de muren circuleer de. Dr. Hanfmann verklaart, dat men van plan is, tot 1968 in Sardis opgravingen te doen. Tegen die tijd hoopt de groep over voldoende gegevens te beschikken om zich een algemene indruk van de stad te kunnen vormen en de grote ge schiedkundige tijdperken van haar op komst, bloei en ondergang te kunnen vast stellen. Verwacht wordt, dat men dan ook over gegevens zal beschikken aangaande de eerste landbouwkolonies in dit gebied.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1961 | | pagina 13