Het kerstfeest der eenzame
boerengezinnen in Australië
Een kerstverhaai
van deze tijd
SIGNALEN
„Von Herzen möge es
zu Herzen gehen
1
Fietspedaal-radio het enige
contact tussen 260 boerderijen
in een gebied van meer dan
een miljoen vierkante mijlen
ZATERDAG 23 DECEMBER 1961
Erbij
Marjan van Beek
-cooocoooocoooooooooooooooooseoooaaoooooooooocooooTO^
(Van onze correspondent)
HET KERSTFEEST in het noorden van Australië wordt gevierd onder
een verzengende zon, van Kaap York, het uiterste noordelijke puntje
van het York Schiereiland tot de rand van de Simpson Woestijn in het
zuiden, waar het Noordelijk Territorium en de staten Queensland en
Zuid-Australië elkaar ontmoeten. De eenzame tropische kust van York
Schiereiland wordt omspoeld door de wateren van de Koraalzee in het
oosten en van de Golf van Carpentaria in het westen. Daar ligt Kaap
Keerweer en daar stroomt de Batavia Rivier. Daar ligt ook het plaatsje
Coen. De namen herinneren aan onze oud-vaderlandse ontdekkings
reizigers. Hier ligt het gebied, waar Willem Jansz in 1606 de kust van
het Onbekende Zuidland zag opdoemen. Hier ligt, aan de verlaten kust,
het pas ontdekte bauxietgebied, waar bij Weipa een bronzen plaat in
een granietrots geplaatst een inscriptie draagt, die herinnert aan deze
historische gebeurtenis: „Hier ongeveer, in het begin van het jaar onzes
Heren 1606, zag het Hollandse schip Duyfken (Jan Lodewykcsz, onder
koopman, O.I.C., Willem Jansz., schipper) de Australische kust. Als een
herinnering aan hen, die daar toen voeren, werd deze herdenkingsplaat
in 1957 geplaatst". De boeren zitten aan hun fietspedaal-radio. uitvinding
van Alfred Traeger, hun middel tot contact met de buren, honderd en
meer mijl verder. Gedurende een paar uur wordt .op 25 december de
aether vrijgemaakt van telegrammen en oproepen voor de Vliegende
Dokter, van weervoorspellingen en radio-schoollessen, van bedrijfsbood-
schappen. In plaats daarvan klinkt een vrolijke stem. Er wordt gezongen
en men hoort het klinken van glazen. Het centrum van dit uitgebreide
netwerk van radio-,zend- en ontvangtoestellen over een miljoen vierkante
mijl, is de Dienst van de Vliegende Dokter, met als radiobasis het
plaatsje Cloncurry, meer dan 400 kilometer van de dichtstbijzijnde kust
gelegen. Cloncurry is het centrale station der pedaal-radio's op 260 boer
derijen in dit noordelijke gedeelte van Australië. Het aether-oppervlak
beslaat een straal van 650 kilometer. In heel Australië zijn zeven der
gelijke aethergebieden voor de eenzamen in het binnenland, veestations
met duizenden stuks vee verspreid over honderdduizenden hectaren,
met slechts hier en daar een blank gezicht. Twee jaar geleden begon dit
radio-kerstfeest voor de eenzamen met een uitzending van kerstliederen
door een plaatselijk zangkoor. De zang kwam niet altijd goed door, maar
als je driehonderd mijl verder weg in de wildernis zit te luisteren, neem
je het niet zo nauw, vooral niet als het zweet langs je gezicht loopt. Op
elk der afgelegen veestations is het beeld hetzelfde: een man en een
vrouw en hun kinderen bij de pedaal-radio in de smoorhete schemer,
zich de vliegen, die door een hoekje of een gaatje van het vliegengaas
hebben weten binnen te komen, van het
Op de veranda van de „homestead" groepen inboorlingen samen om óók een woord op te vangen.
gezicht vegende. Zij spannen zich in te
luisteren naar de stemmen en het gelach,
dat door de krakende radio doorkomt. Zij
horen iemand roepen „Vrolijk kerstfeest".
De stem komt van een veestation, dat een
koninkrijk op zichzelf is. Zij komt van
honderden mijlen ver, van het zuiden, het
noorden, het oosten of het westen. De
luisteraars horen een piccaninny (een jonge
inboorlinge) van Momington Eiland in de
Golf van Carpentaria een liedje zingen.
OP DE VERANDA van de „homestead"
(hoofdgebouw van de boerderij) groepen
abo's (inboorlingen) samen om óók een
woord op te vangen. Van Albion Downs en
Hamilton Downs, van Essex Downs en
Augusta Downs, Miranda Downs, Barley
Downs en Marion Downs, en hoe de vee-
stations verder mogen heten, komen de
stemmen binnen. „Hallo, Albion Downs,
XYZ roept u. OverDe meeste man
nen, die op de boerderij werken, komen te
paard, per auto, vrachtauto of jeep, met
Kerstmis naar de homestead, 's Avonds
roepen zij hun buren op over de pedaal
radio, praten over de radio, luisteren naar
eikaars feest. Als het afgelopen is gaan ze
de maaltijd voorbereiden voor de volgende
dag, een speenvarkentje of een plum-pud-
ding. Zelfs in de hitte en in de eenzaam
heid houden ze vast aan de gebruiken in
de stad. Het is hier meestal over de hon
derd graden Fahrenheit, soms 109 of 110.
EéN VAN DIE BOEREN vertelt me: „Ik
zit tweehonderd kilometer van mijn buren
vandaan. De rivieren zijn om deze tijd
meestal buiten him oevers getreden. Het
water stroomt over grote uitgestrektheden.
Het is een enorme watervlakte. Al het lage
land is bedekt door de vloed. Wij wonen
meestal drie maanden hier geïsoleerd van
de buitenwereld. Daarom is het kerstfeest
voor ons het hoogtepunt in ons bestaan,
want dan is iedereen in de lucht".
„Iedereen" voelt zich met Kerstmis ge
lukkig. Soms, als de boerderij een vlieg
veld heeft, en zij hebben er bijna allemaal
één om de Vliegende Dokter te kunnen
ontvangen in tijden van nood soms komt
een buurman met zijn eigen vliegtuigje
even overwippen met Kerstmis. Hij woont
misschien vierhonderd mijl verder. Maar
als er een bezoeker komt, is er meteen een
„party". „Dan slepen we de piano onder
de bomen op het erf en dan houden we een
„barbecue", zo vertelde iemand.
(Een barbecue is een vleesmaaltijd in de
openlucht, waar het vlees wordt gebraden
of geroosterd op open vuren).
Op de eenzaam gelegen „homesteads"
buigen zich op Kerstmis de hoofden over
de radio, trappelen rappe voeten het
fietspedaal, dat de kleine dynamo in be
weging houdt voor opwekking van de no
dige stroom voor het radio zend- en ont
vangapparaat. Grage vingers grijpen naar
de microfoon: „Gelukkig kerstfeest.
Over
SKöooccooMeceooeooa^MoocaMcooaMtxoMoocooosoocaxmscceooooaooMoooo^
DEZE LAATSTE aantijging, evenwel,
werd met grote stelligheid van de hand
gewezen. Zoiets moest ik niet denken.
Het kwam herhaaldelijk voor, dat de
kraamverpleegsters hun werk op zolders, in
schuren of omgebouwde stallen moesten
verrichten. Hier stak in de huidige tijd
niets ongewoons in. Ik wist toch zelf wel,
hoe het tegenwoordig met de woonvoor
ziening was gesteld? Nee, de kraamver
pleegsters waren, wat dit betreft, wel iets
gewend! Er klonk zowel trots als ver
moeidheid door in de beschaafde stem, die
zijn, heeft ze niet kunnen bespreken in de ik had opgeroepen. Ik had nu wel graag
kliniek. Nu is er geen plaats meer; ze weer willen ophangen, maar de stem noop-
Stokkend, onbeholpen probeerde zij on
der woorden te brengen waar haar ziel
zo vol van was. Ik luisterde naar haar
schore, half gefluisterde uitroepen en ik
keek naar de glanzende ogen in dat rode,
ruwe gezicht. Ik begreep het niet. Ik be
greep er niets van!
Uif haar woorden had ik kunnen opma
ken, dat haar neefe geboren was. In de
kerstnacht! Dit laatste herhaalde zij steeds
weer op zachte, eerbiedige toon. Ze scheen
er een bijzondere waarde aan te hechten.
Waarom, was mij niet duidelijk, want wel
beschouwd is kerstnacht toch een nacht
WAAROM DIT VERHAAL eigenlijk
kerstverhaal heet, begrijp ik zelf niet goed.
Toegegeven, het beschrijft een reeks van
gebeurtenissen, waarvan de ontknoping met
Kerstmis plaats vond. En er is ook spra
ke van een geboorte. Maar daar houdt dan
ook alles mee op. Het heeft niets van die
dromerige, gevoelvolle sfeer, waarin kerst
verhalen zich doorgaans afspelen. Het heeft
niets ontroerends. Integendeel, het onder
werp is zelfs ietwat belachelijk en, zoals
ik u al zei, ben ik er zelf een beetje ver
baasd over, dat deze vreemde geschiedenis
vanonder mijn pen te voorschijn springt.
Oordeelt u zelf maar! Het begin is al zo
alledaags, dat ik er u haast niet mee aan
boord durf te komen.
Mijn werkster, moet u weten, had een
zitten vol!"
BEKOMMERD LEEGDE ze haar emmer
in de gootsteen. Haar probleem kwam mij
absurd voor. Maar ze ging er volkomen in
op en verzuimde zelfs haar emmer op
nieuw te vullen, zodat ik de kraan voor
haar open moest draaien om haar tot de
werkelijkheid terug te brengen. Het denk-
te mij tot luisteren. Terwijl de stem door- als alle andere! Waarom zouden er in
praatte over vijfdaagse werkweek, de lage
lonen en het daarmee samenhangende ver
loop onder de kraamzusters, bedacht ik
met schrik wat ik mijn werkster zou moe
ten zeggen.
Geen kraamhulp voor haar schoonzuster!
Het mens zou wel weer gaan piekeren!
kerstnacht geen kinderen geboren worden?
Kinderen worden er immers altijd gebo
ren! Ze worden geboren in de stilte, die
we ter herdenking van onze doden be
trachten. Ze worden geboren tijdens het
rumoer van het carnaval. Ze worden ge
boren op straat, terwijl de moeders nog
onderweg zijn. Ze worden geboren in ge-
beeld, dat mijn werkster haar werklust Mijn verwachtingen werden inderdaad be- vangenissen en kampen. Kinderen worden
liet beïnvloeden door de wanverhouding ^waarheid, want mijn werkster begon zich
tussen de vruchtbaarheid van onze stads
bevolking en de ontoereikende capaciteit
der kraamklinieken, deed mij mijn geduld
haast verliezen.
Ik haastte mij haar te verzekeren, dat ze
zich druk maakte om niets. Ja, om haar
gerust te stellen wilde ik wel even een
kraamverzorgster bespreken bij een van de
kruisverenigingen. Dan kon haar schoon-
,ex™ .uueL Uzuster lekker thuisbiijven en dan kon ze
nnntt .'ntprw ln^mnnripn 'maar omdat zich fi-in laten verwennen. Heus, alles zou
nooit interessant gevonden, maar omdat htig in orde komen! Ik was zelf haast
mijn werkster graag praat en omdat ik t
heb opgemerkt, dat ze onder het praten
extra hard met het werk opschiet, infor
meer ik zo nu en dan naar zijn welzijn.
Zo kreeg ik dus een half jaar geleden te
horen, dat hij terug zou komen. Wegens
de heersende werkloosheid, zei mijn werk
ster en terwijl ik erop toezag, dat ze niet
al te veel was gebruikte bij het vloerwrij-
ven, deed ze een verontwaardigd verhaal
over het ontslag van haar broer en de be
ontroerd door dit vertoon van medeleven
met mensen, wier lot mij nauwelijks iets
kon schelen. Maar het beoogde doel had
ik bereikt, want mijn werkster tilde de
volle emmer als een veertje uit de goot
steen om zichtbaar opgelucht weer aan de
slag te gaan.
zorgen te maken. Ze vermagerde zicht
baar en ik moest het aanzien, dat ze haar
werk steeds meer verwaarloosde. Deze
toestand zou op den duur voor mij on
houdbaar geworden zijn, ware het niet, dat
het probleem, dat aan de zwaarmoedigheid
van mijn werkster ten grondslag lag,
gedoemd was om geheel vanzelf en op vol
komen natuurlijke wijze tot een oplossing
te komen. Ik wachtte dus op de geboorte
van het kind. Er zat niets anders op. Het
was duidelijk, dat tot dat tijdstip mijn
ramen niet vlekkeloos, de treden van mijn
stoep niet geheel helder zouden zijn.
Ik heb me erin weten te schikken, hoe
wel het moeilijk voor me was. Ik ben nu
eenmaal gewend om niets door de vingers
te zien en zelfs de kleinste kleinigheid
wordt door mij nog opgemerkt.
er nog altijd geboren! Zelfs in een wereld,
die dreigt te vergaan zullen er nog kin
deren geboren worden.
GEDACHTEN ALS DEZE speelden een
ogenblik door mijn hoofd. Maar ik wachtte
mij er wel voor er uiting aan te geven,
daar mijn werkster nu eenmaal niet in een
stemming verkeerde, waarin ik haar met
enige kans op succes de relativiteit der
verstreken gebeurtenissen onder het oog
kon brengen. Zij zag de geboorte van haar
neefje in een heel bijzonder licht. Ze ge
loofde in een zekere samenhang tussen
deze geboorte in de kerstnacht en haar
broer, die timmerman was en van verre
kwam en het feit, dat er niemand was ge
weest om de kraamvrouw bij de geboorte
terzijde te staan.
TOCH DRONG HET NIET dadelijk tot
mij door waarom mijn werkster op twee
de kerstdag zo plotseling voor mij stond, maakte er pas schoorvoetend gewag van
Ik had toch geen afspraak met haar ge- toen ik er haar herhaaldelijk naar gevraagd
Toch had ik dit niet moeten zeggen. Ik
had niet moeten opbellen, want je moet
i, „uee„m,»l niet inlaten me, „ken waa, -""„Sta SS& had
moesten laten welgevallen. -'e me}s m.ee te maken hebt Voor je het m verdienenV Ik besi0ot de kans met
b lm b betrokken! Of be-de handen aan grjjpen en ik zwaaide
t Is toch wat!" zei ik toen het verhaal m^al^lapg n"; dit ik een de deur dus wiid voor haar open met de
als ook de vloer waren afgemaakt „en wat
voor beroep heeft hij dan wel? Wilt u het
gangetje ook nog even meenemen, ja?"
Gewillig gaf ze aan mijn verzoek gehoor
en hierbij kwam ik tevens te weten, dat
haar broer timmerman was.
Omstreeks half september werd ik op
nieuw aan zijn bestaan herinnerd, toen
mijn werkster vertelde, dat haar schoon
zuster een kind verwachtte.
verzekering, dat ze als geroepen kwam.
Het leek wel of ze op deze ontvangst
gerekend had, want ze liep langs me heen
zonder een spoor van verlegenheid. Tot te'trekken en bukte ze zich gewillig
w.,.M TTk,v»Kr,mvk rf ntmninn hinm hoor lie
tegen beter weten in. Ik zei,
kraamzuster wilde bespreken voor half
december. Een beschaafde stem deed zich
horen en verzekerde mij op spijtige toon,
dat er het eerste half jaar geen zusters
meer beschikbaar waren. Het was jam
mer,-maar er was niets aan te doen. Even
tueel zou ik het nog bij een van de andere
kruisverenigingen kunnen proberen. Op
zo'n antwoord was ik niet voorbereid. Ik
voelde mij haast persoonlijk beledigd en
vroeg dadelijk op hoge toon of het jaren- waren. Haar gezicht was vlekkerig en het. önbew°eglifkhëid"
n i pnio vnnr haar'" zei ik want lange lidmaatschap van een kruisvereni- was duidelijk, dat ze gehuild had. Nu be-
dit verhand nu~n- ging dan slechts een wassen neus was! En gon ze ook te praten. Ze sprak tegen mij
maal te zegg^l M^ar ik had me vergist, wantrouwend voegde ik er aan toe of men en tegelijkertijd op een eigenaardige ma
maal te zeggen. Maar ik naa g hie]_ mjsschien geen buip wdde bieden, niet over mij heen. „Hij is geboren! Het
„Ze zitten op een zolder" zei mijn zuster omdat de bevalling op een zolder zou was in de kerstnacht! Zomaar, zonder
droef „en omdat ze pas uit Australië terug plaats vinden. hulp!"
mijn verbazing, evenwel, hield ze haar jas
aan en ik zag haar naar mij kijken op zo'n
vreemde manier, dat ik mij onbehaaglijk
begon te voelen
Nu zag ik ook. dat haar wangen nat
MET ANDERE WOORDEN, bloemrij
ker dan ik het hier weergeef, nodigt
uw kunstredacteur mij uit, een artikel
te schrijven over zelfgekozen tekstre
gels. Het is niet gemakkelijk, want er
zijn nu eenmaal zo verbijsterend veel
tekstregels, en daaronder zijn er ook
nog zo angstwekkend veel, waarover
men zou kunnen schrijven. Vraag ik mij
af, welke mij in mijn leven als hoogste
wijsheid hebben getroffen, dan denk ik
aan het boek, dat niet voor niets het
Boek der Boeken wordt genoemd. Maar
er staat in de redactionele uitnodiging
niets over de geest, die uit de gekozen
regels zou moeten spreken. Ik ben dus
vrij, en kan evengoed gaan mediteren
over een gezegde van Albert Schweit
zer als over een van Nikita Kroesjtsjev,
Vincent van Gogh of Franciscus van
Assisië. Aan één beginsel moet ik ech
ter, zo gevoel ik het, vasthouden: wat
ik kies, moet mij zó bijgebleven zijn,
dat ik geen boek over spreekwoorden en
gezegden behoef open te slaan, om nu
eens „iets bijzonders te vinden."
EN DAN DENK IK nu aan een door
het leven geteisterd man, doof en zie
kelijk, met als enig huisgenoot een jon
ge neef, de zoon van zijn overleden
broer, een man die ondanks alle goede
bedoelingen in het leven, in voortdurend
processen was gewikkeld. Deze vroeg
oudgeworden mens voltooide in het voor
jaar van het jaar 1823 een zijner uitzon-
derlijkste meesterwerken, zijn Missa
Solemnis. V heeft het al begrepen, de
ze man was Ludwig van Beethoven.
Bij de voltooiing van het werk was hij
S3 jaar. In zijn brieven uit die jaren
vindt men louter uitingen over dage
lijkse zorgen en bekommernissen, een
enkele maal afgewisseld door wat grim
mige humor en ironie, maar nooit raakt
hij aan problemen van zijn kunst, nooit
spreekt hij over wat in hem, aarde-
verachter en hemelbestormer, omgaat
„wenn der Geist zu ihm spricht", om
een woord van hemzelf te gebruiken. Na
de voltooiing staan de brieven meer
malen vol over de Missa, maar zij
gaan dan voornamelijk over de vraag,
op welke wijze de partituur het best
rendabel kan worden gemaakt. Hij over
weegt, het werk aan der bekende en
vertrouwde uitgevers te verkopen, maar
de onderhandelingen blijven zonder re
sultaat. Daarna vat hij het plan op, de
Missa bij inschrijving aan vorsten en
vermogende kunstbeschermers tegen 50
dukaten per gekopieerd exemplaar aan
te bieden. En dan volgen de brieven
aan de Koningen van Frankrijk, Zwe
den, de tsaar van Rusland, en enige
Duitse vorsten, waarbij de componist
hoopt op aller vorstelijke belangstel
ling. Een tiental van hen gaat op het
aanbod in.
STAAT IN BEETHOVENS brieven
weinig over zijn innerlijke gesteldheid,
aan zijn dagboeken vertrouwt hij daar
van meer toe. „God, God, mijn toe
vlucht, mijn rots, Gij kent mijn inner
lijk! O, luister, steeds Onzegbare, hoor
mij Uw ongelukkige, ongelukkigste
aller stervelingen!" Uitingen van zelfbe
klag als deze, uit de tijd, dat hij aan
zijn Missa begon, tekenen zelfs als men
de droevige levensomstandigheden van
de componist in aanmerking neemt,
meer zijn tot in felle uitersten gespan
nen zieleleven, dan de ongetwijfeld
trieste werkelijkheid.
MAAR ALS HIJ na de voltooiing zijn
grootse werk zijn Missa Solemnis met
schroom en trots tegelijk in de hand
neemt en beziet, dan vallen op dat ogen
blik alle bekommernissen weg, en dan
hoopt hij vurig, dat dit kind van zijn
geest de weg naar alle ontvankelijke
mensenharten moge vinden. Ten gelei
de geeft hij het een motto mee, en hij
schrijft bovenaan in de orkestpartituur
deze paar woorden: „Von Herzen
möge es zu Herzen gehen." En dat is
de tekstregel, die ik koos, omdat er zo
veel in ligt besloten, zoveel in is sa
mengevat. Hier is hij de andere, de
Beethoven die met de kort daarna vol
tooide Negende Symphonie opnieuw de
harten in gloed zal zetten door zijn
droom van een broederschap der gehe
le mensheid. „Von Herzen", het is de
enige toelichting die hij de MissarSolem-
nis op haar levensreis meegeeft. Maar
zij bezegelt zijn levenswerk, dat al im
mer uit de rijkdom van zijn hart was
geboren. Altijd had het gemoedsleven de
essentie van zijn kunst uitgemaakt. Het
leven had hem niet gespaard, de Muze
was hem evenmin altijd liefdevol tege-
moetgetreden, al zijn geestelijke krach
ten had hij in de worseling naar de
schoonheid bitter nodig gehad. Maar ver
saagd had hij nooit, daarvoor behoedde
Willem Christiaan Nicolaas Andriessen werd
27 oktober 1887 te Haarlem geboren. Hij ont-
ving zijn eerste muziekonderwijs van zijn
vader en studeerde vervolgens tot 1906 aan
het Conservatorium in Amsterdam onder Jean
B. de Pauw (piano) en Bernard Zweers (com
positie). Twee jaar later, in 1908, behaalde
hij de Prijs van Uitnemendheid voor piano.
Van 1910 tot 1918 was hij leraar aan het Kon.
Conservatorium in Den Haag, van 1918 tot
1924 hoofdleraar aan de Muziekschool van de
Mij. tot Bevordering der Toonkunst in Rot
terdam; in 1924 werd hij hoofdleraar aan het
Conservatorium in Amsterdam, waarvan hij
van 1936 tot 1953 directeur was. In 1953 werd
hij gepensioneerd. Willem Andriessen heeft
zowel als pianist, componist en pedagoog gro
te vermaardheid verworven. Als solist trad
hij op in binnen- en buitenland. Van zijn
composities noemen wij zijn Klavierconcert
(1908), muziek bij het openluchtspel .Willem
van Holland" (1911) - met het scherzo voor
orkest op het Vblksliedje „Hei, 't was in de
Mei" -, de Mis voor koor, solisten en orkest
(1916), liederen en klavierwerken. Als peda
goog weet hij op eenvoudige, zuivere, tot
ieders begrip sprekende wijze de liefde voor
de muziek te verdiepen, zoals onze lezers ook
uit zijn beschouwingen over muziek in onze
bladen hebben ervaren. Bij de viering van
het 75-jarig bestaan van het Amsterdams
Conservatorium werd namens de regering aan
het bestuur een door Mari Andriessen ver
vaardigde kop van zijn broer Willem over
gedragen. Willem Andriessen is officier in de
orde van Oranje-Nassau en ereburger van
Amsterdam. Het St. Anthonikoraal van
Brahms is zijn lievelingsstuk. Bij de huldiging
ter gelegenneid van zijn zeventigste verjaar
dag nam Willem Andriessen Beethovens uit
spraak „Von Herzen, möge es zu Herzen
gehen" als thema van een dankwoord waarin
hij zei: „Wat ik gedaan heb, heb ik van harte
gedaan, opdat het ook de harten raken zou".
hem de discipline, die hij zich in de
kunst wist op te leggen, het in klassici-
teit worstelend architectonische mees
terschap. En daarbij werd dit alles ge
schraagd door de uitzonderlijke vitali
teit, die de mens Beethoven wel niet
wist te beschermen tegen zijn twijfe
lingen en depressies, maar die hem een
veerkracht schonk, welke tot ongekende
verrukkingen zou voeren, en dit niet het
minst in deze laatste moeilijke levens
jaren. Daardoor konden nog na de Mis
sa de Negende Symphonie en de laat
ste vijf strijkkwartetten ontstaan.
IN 1827 HIELD HET hart van hem,
die dat hart als levenwekkende kracht
voor zijn kunst had beschouwd, voorgoed
op te kloppen. Maar duizenden tot in
onze tijd hebben zich gelaafd aan zijn
muziek, een muziek, zó groot, als nie
mand vóór hem had neergeschreven,
zó vol van de tragiek zijner menselijk
heid, als in de muziekhistorie nog nie
mand zijn hart had uitgestort.
Er zijn er velen, die de voelbare ver
menging van het menselijke met de mu
ziek, het sterke subjectivisme van Beet
hoven zien als schaduwen over de
schoonheid ervan. Dit is niet onbegrij
pelijk, want inderdaad was voor Beet
hoven de dichterlijke gedachte primair.
Ongetwijfeld vergde hij van de louter
muzikale schoonheid soms offers, terwïl-
le van wat de componist als mens be
zielde. Sprak niet Hans von Bülow al
over Beethoven's „geniale Hasslichkei-
ten"? Men moge Beethoven zien zoals
men meent, dat hij in het licht van on
ze tijd gezien moet worden, maar men
vergete evenmin, door de schaduwen
naar de hemel van zijn muziek op te
zien, een wisselend firmament, soms
door donkere wolken verhuld, maar
soms ook vol verwarmende gloed. Zijn
kunst heeft nog altijd een roeping, zij
herinnert ons eraan, dat het hart noch
als zender, noch als ontvanger kan ge
mist worden: „Von Herzen, möge es zu
Herzen gehen."
Weliswaar was er al gauw een dokter
bij gekomen, maar dit was een punt, waar
mijn werkster vluchtig aan voorbij ging. Ze
Toen achtte ik dan ook het ogenblik ge
komen om mijn beroep op haar diensten
nog eens te herhalen. Even scheen ze niet
te begrijpen wat ik van haar verlangde.
Ze bleef me een poos lang verwezen aan
staren, maar dan begon ze toch haar jas
HU*».
It*-*"
Tl*
lil
naar de vloer. De hele verdere dag had
haar gedrag iets onwezenlijks.
Dan weer lachte ze en mompelde ze
voor zich heen en dan weer verstarden
haar ijverige handen in een plotselinge
En al die tijd hielden haar ogen de weer
kaatsing van de onberispelijk gewreven
vloer gevangen.