Het kerstfeest der eenzame boerengezinnen in Australië Een kerstverhaai van deze tijd SIGNALEN „Von Herzen möge es zu Herzen gehen 1 Fietspedaal-radio het enige contact tussen 260 boerderijen in een gebied van meer dan een miljoen vierkante mijlen ZATERDAG 23 DECEMBER 1961 Erbij Marjan van Beek -cooocoooocoooooooooooooooooseoooaaoooooooooocooooTO^ (Van onze correspondent) HET KERSTFEEST in het noorden van Australië wordt gevierd onder een verzengende zon, van Kaap York, het uiterste noordelijke puntje van het York Schiereiland tot de rand van de Simpson Woestijn in het zuiden, waar het Noordelijk Territorium en de staten Queensland en Zuid-Australië elkaar ontmoeten. De eenzame tropische kust van York Schiereiland wordt omspoeld door de wateren van de Koraalzee in het oosten en van de Golf van Carpentaria in het westen. Daar ligt Kaap Keerweer en daar stroomt de Batavia Rivier. Daar ligt ook het plaatsje Coen. De namen herinneren aan onze oud-vaderlandse ontdekkings reizigers. Hier ligt het gebied, waar Willem Jansz in 1606 de kust van het Onbekende Zuidland zag opdoemen. Hier ligt, aan de verlaten kust, het pas ontdekte bauxietgebied, waar bij Weipa een bronzen plaat in een granietrots geplaatst een inscriptie draagt, die herinnert aan deze historische gebeurtenis: „Hier ongeveer, in het begin van het jaar onzes Heren 1606, zag het Hollandse schip Duyfken (Jan Lodewykcsz, onder koopman, O.I.C., Willem Jansz., schipper) de Australische kust. Als een herinnering aan hen, die daar toen voeren, werd deze herdenkingsplaat in 1957 geplaatst". De boeren zitten aan hun fietspedaal-radio. uitvinding van Alfred Traeger, hun middel tot contact met de buren, honderd en meer mijl verder. Gedurende een paar uur wordt .op 25 december de aether vrijgemaakt van telegrammen en oproepen voor de Vliegende Dokter, van weervoorspellingen en radio-schoollessen, van bedrijfsbood- schappen. In plaats daarvan klinkt een vrolijke stem. Er wordt gezongen en men hoort het klinken van glazen. Het centrum van dit uitgebreide netwerk van radio-,zend- en ontvangtoestellen over een miljoen vierkante mijl, is de Dienst van de Vliegende Dokter, met als radiobasis het plaatsje Cloncurry, meer dan 400 kilometer van de dichtstbijzijnde kust gelegen. Cloncurry is het centrale station der pedaal-radio's op 260 boer derijen in dit noordelijke gedeelte van Australië. Het aether-oppervlak beslaat een straal van 650 kilometer. In heel Australië zijn zeven der gelijke aethergebieden voor de eenzamen in het binnenland, veestations met duizenden stuks vee verspreid over honderdduizenden hectaren, met slechts hier en daar een blank gezicht. Twee jaar geleden begon dit radio-kerstfeest voor de eenzamen met een uitzending van kerstliederen door een plaatselijk zangkoor. De zang kwam niet altijd goed door, maar als je driehonderd mijl verder weg in de wildernis zit te luisteren, neem je het niet zo nauw, vooral niet als het zweet langs je gezicht loopt. Op elk der afgelegen veestations is het beeld hetzelfde: een man en een vrouw en hun kinderen bij de pedaal-radio in de smoorhete schemer, zich de vliegen, die door een hoekje of een gaatje van het vliegengaas hebben weten binnen te komen, van het Op de veranda van de „homestead" groepen inboorlingen samen om óók een woord op te vangen. gezicht vegende. Zij spannen zich in te luisteren naar de stemmen en het gelach, dat door de krakende radio doorkomt. Zij horen iemand roepen „Vrolijk kerstfeest". De stem komt van een veestation, dat een koninkrijk op zichzelf is. Zij komt van honderden mijlen ver, van het zuiden, het noorden, het oosten of het westen. De luisteraars horen een piccaninny (een jonge inboorlinge) van Momington Eiland in de Golf van Carpentaria een liedje zingen. OP DE VERANDA van de „homestead" (hoofdgebouw van de boerderij) groepen abo's (inboorlingen) samen om óók een woord op te vangen. Van Albion Downs en Hamilton Downs, van Essex Downs en Augusta Downs, Miranda Downs, Barley Downs en Marion Downs, en hoe de vee- stations verder mogen heten, komen de stemmen binnen. „Hallo, Albion Downs, XYZ roept u. OverDe meeste man nen, die op de boerderij werken, komen te paard, per auto, vrachtauto of jeep, met Kerstmis naar de homestead, 's Avonds roepen zij hun buren op over de pedaal radio, praten over de radio, luisteren naar eikaars feest. Als het afgelopen is gaan ze de maaltijd voorbereiden voor de volgende dag, een speenvarkentje of een plum-pud- ding. Zelfs in de hitte en in de eenzaam heid houden ze vast aan de gebruiken in de stad. Het is hier meestal over de hon derd graden Fahrenheit, soms 109 of 110. EéN VAN DIE BOEREN vertelt me: „Ik zit tweehonderd kilometer van mijn buren vandaan. De rivieren zijn om deze tijd meestal buiten him oevers getreden. Het water stroomt over grote uitgestrektheden. Het is een enorme watervlakte. Al het lage land is bedekt door de vloed. Wij wonen meestal drie maanden hier geïsoleerd van de buitenwereld. Daarom is het kerstfeest voor ons het hoogtepunt in ons bestaan, want dan is iedereen in de lucht". „Iedereen" voelt zich met Kerstmis ge lukkig. Soms, als de boerderij een vlieg veld heeft, en zij hebben er bijna allemaal één om de Vliegende Dokter te kunnen ontvangen in tijden van nood soms komt een buurman met zijn eigen vliegtuigje even overwippen met Kerstmis. Hij woont misschien vierhonderd mijl verder. Maar als er een bezoeker komt, is er meteen een „party". „Dan slepen we de piano onder de bomen op het erf en dan houden we een „barbecue", zo vertelde iemand. (Een barbecue is een vleesmaaltijd in de openlucht, waar het vlees wordt gebraden of geroosterd op open vuren). Op de eenzaam gelegen „homesteads" buigen zich op Kerstmis de hoofden over de radio, trappelen rappe voeten het fietspedaal, dat de kleine dynamo in be weging houdt voor opwekking van de no dige stroom voor het radio zend- en ont vangapparaat. Grage vingers grijpen naar de microfoon: „Gelukkig kerstfeest. Over SKöooccooMeceooeooa^MoocaMcooaMtxoMoocooosoocaxmscceooooaooMoooo^ DEZE LAATSTE aantijging, evenwel, werd met grote stelligheid van de hand gewezen. Zoiets moest ik niet denken. Het kwam herhaaldelijk voor, dat de kraamverpleegsters hun werk op zolders, in schuren of omgebouwde stallen moesten verrichten. Hier stak in de huidige tijd niets ongewoons in. Ik wist toch zelf wel, hoe het tegenwoordig met de woonvoor ziening was gesteld? Nee, de kraamver pleegsters waren, wat dit betreft, wel iets gewend! Er klonk zowel trots als ver moeidheid door in de beschaafde stem, die zijn, heeft ze niet kunnen bespreken in de ik had opgeroepen. Ik had nu wel graag kliniek. Nu is er geen plaats meer; ze weer willen ophangen, maar de stem noop- Stokkend, onbeholpen probeerde zij on der woorden te brengen waar haar ziel zo vol van was. Ik luisterde naar haar schore, half gefluisterde uitroepen en ik keek naar de glanzende ogen in dat rode, ruwe gezicht. Ik begreep het niet. Ik be greep er niets van! Uif haar woorden had ik kunnen opma ken, dat haar neefe geboren was. In de kerstnacht! Dit laatste herhaalde zij steeds weer op zachte, eerbiedige toon. Ze scheen er een bijzondere waarde aan te hechten. Waarom, was mij niet duidelijk, want wel beschouwd is kerstnacht toch een nacht WAAROM DIT VERHAAL eigenlijk kerstverhaal heet, begrijp ik zelf niet goed. Toegegeven, het beschrijft een reeks van gebeurtenissen, waarvan de ontknoping met Kerstmis plaats vond. En er is ook spra ke van een geboorte. Maar daar houdt dan ook alles mee op. Het heeft niets van die dromerige, gevoelvolle sfeer, waarin kerst verhalen zich doorgaans afspelen. Het heeft niets ontroerends. Integendeel, het onder werp is zelfs ietwat belachelijk en, zoals ik u al zei, ben ik er zelf een beetje ver baasd over, dat deze vreemde geschiedenis vanonder mijn pen te voorschijn springt. Oordeelt u zelf maar! Het begin is al zo alledaags, dat ik er u haast niet mee aan boord durf te komen. Mijn werkster, moet u weten, had een zitten vol!" BEKOMMERD LEEGDE ze haar emmer in de gootsteen. Haar probleem kwam mij absurd voor. Maar ze ging er volkomen in op en verzuimde zelfs haar emmer op nieuw te vullen, zodat ik de kraan voor haar open moest draaien om haar tot de werkelijkheid terug te brengen. Het denk- te mij tot luisteren. Terwijl de stem door- als alle andere! Waarom zouden er in praatte over vijfdaagse werkweek, de lage lonen en het daarmee samenhangende ver loop onder de kraamzusters, bedacht ik met schrik wat ik mijn werkster zou moe ten zeggen. Geen kraamhulp voor haar schoonzuster! Het mens zou wel weer gaan piekeren! kerstnacht geen kinderen geboren worden? Kinderen worden er immers altijd gebo ren! Ze worden geboren in de stilte, die we ter herdenking van onze doden be trachten. Ze worden geboren tijdens het rumoer van het carnaval. Ze worden ge boren op straat, terwijl de moeders nog onderweg zijn. Ze worden geboren in ge- beeld, dat mijn werkster haar werklust Mijn verwachtingen werden inderdaad be- vangenissen en kampen. Kinderen worden liet beïnvloeden door de wanverhouding ^waarheid, want mijn werkster begon zich tussen de vruchtbaarheid van onze stads bevolking en de ontoereikende capaciteit der kraamklinieken, deed mij mijn geduld haast verliezen. Ik haastte mij haar te verzekeren, dat ze zich druk maakte om niets. Ja, om haar gerust te stellen wilde ik wel even een kraamverzorgster bespreken bij een van de kruisverenigingen. Dan kon haar schoon- ,ex™ .uueL Uzuster lekker thuisbiijven en dan kon ze nnntt .'ntprw ln^mnnripn 'maar omdat zich fi-in laten verwennen. Heus, alles zou nooit interessant gevonden, maar omdat htig in orde komen! Ik was zelf haast mijn werkster graag praat en omdat ik t heb opgemerkt, dat ze onder het praten extra hard met het werk opschiet, infor meer ik zo nu en dan naar zijn welzijn. Zo kreeg ik dus een half jaar geleden te horen, dat hij terug zou komen. Wegens de heersende werkloosheid, zei mijn werk ster en terwijl ik erop toezag, dat ze niet al te veel was gebruikte bij het vloerwrij- ven, deed ze een verontwaardigd verhaal over het ontslag van haar broer en de be ontroerd door dit vertoon van medeleven met mensen, wier lot mij nauwelijks iets kon schelen. Maar het beoogde doel had ik bereikt, want mijn werkster tilde de volle emmer als een veertje uit de goot steen om zichtbaar opgelucht weer aan de slag te gaan. zorgen te maken. Ze vermagerde zicht baar en ik moest het aanzien, dat ze haar werk steeds meer verwaarloosde. Deze toestand zou op den duur voor mij on houdbaar geworden zijn, ware het niet, dat het probleem, dat aan de zwaarmoedigheid van mijn werkster ten grondslag lag, gedoemd was om geheel vanzelf en op vol komen natuurlijke wijze tot een oplossing te komen. Ik wachtte dus op de geboorte van het kind. Er zat niets anders op. Het was duidelijk, dat tot dat tijdstip mijn ramen niet vlekkeloos, de treden van mijn stoep niet geheel helder zouden zijn. Ik heb me erin weten te schikken, hoe wel het moeilijk voor me was. Ik ben nu eenmaal gewend om niets door de vingers te zien en zelfs de kleinste kleinigheid wordt door mij nog opgemerkt. er nog altijd geboren! Zelfs in een wereld, die dreigt te vergaan zullen er nog kin deren geboren worden. GEDACHTEN ALS DEZE speelden een ogenblik door mijn hoofd. Maar ik wachtte mij er wel voor er uiting aan te geven, daar mijn werkster nu eenmaal niet in een stemming verkeerde, waarin ik haar met enige kans op succes de relativiteit der verstreken gebeurtenissen onder het oog kon brengen. Zij zag de geboorte van haar neefje in een heel bijzonder licht. Ze ge loofde in een zekere samenhang tussen deze geboorte in de kerstnacht en haar broer, die timmerman was en van verre kwam en het feit, dat er niemand was ge weest om de kraamvrouw bij de geboorte terzijde te staan. TOCH DRONG HET NIET dadelijk tot mij door waarom mijn werkster op twee de kerstdag zo plotseling voor mij stond, maakte er pas schoorvoetend gewag van Ik had toch geen afspraak met haar ge- toen ik er haar herhaaldelijk naar gevraagd Toch had ik dit niet moeten zeggen. Ik had niet moeten opbellen, want je moet i, „uee„m,»l niet inlaten me, „ken waa, -""„Sta SS& had moesten laten welgevallen. -'e me}s m.ee te maken hebt Voor je het m verdienenV Ik besi0ot de kans met b lm b betrokken! Of be-de handen aan grjjpen en ik zwaaide t Is toch wat!" zei ik toen het verhaal m^al^lapg n"; dit ik een de deur dus wiid voor haar open met de als ook de vloer waren afgemaakt „en wat voor beroep heeft hij dan wel? Wilt u het gangetje ook nog even meenemen, ja?" Gewillig gaf ze aan mijn verzoek gehoor en hierbij kwam ik tevens te weten, dat haar broer timmerman was. Omstreeks half september werd ik op nieuw aan zijn bestaan herinnerd, toen mijn werkster vertelde, dat haar schoon zuster een kind verwachtte. verzekering, dat ze als geroepen kwam. Het leek wel of ze op deze ontvangst gerekend had, want ze liep langs me heen zonder een spoor van verlegenheid. Tot te'trekken en bukte ze zich gewillig w.,.M TTk,v»Kr,mvk rf ntmninn hinm hoor lie tegen beter weten in. Ik zei, kraamzuster wilde bespreken voor half december. Een beschaafde stem deed zich horen en verzekerde mij op spijtige toon, dat er het eerste half jaar geen zusters meer beschikbaar waren. Het was jam mer,-maar er was niets aan te doen. Even tueel zou ik het nog bij een van de andere kruisverenigingen kunnen proberen. Op zo'n antwoord was ik niet voorbereid. Ik voelde mij haast persoonlijk beledigd en vroeg dadelijk op hoge toon of het jaren- waren. Haar gezicht was vlekkerig en het. önbew°eglifkhëid" n i pnio vnnr haar'" zei ik want lange lidmaatschap van een kruisvereni- was duidelijk, dat ze gehuild had. Nu be- dit verhand nu~n- ging dan slechts een wassen neus was! En gon ze ook te praten. Ze sprak tegen mij maal te zegg^l M^ar ik had me vergist, wantrouwend voegde ik er aan toe of men en tegelijkertijd op een eigenaardige ma maal te zeggen. Maar ik naa g hie]_ mjsschien geen buip wdde bieden, niet over mij heen. „Hij is geboren! Het „Ze zitten op een zolder" zei mijn zuster omdat de bevalling op een zolder zou was in de kerstnacht! Zomaar, zonder droef „en omdat ze pas uit Australië terug plaats vinden. hulp!" mijn verbazing, evenwel, hield ze haar jas aan en ik zag haar naar mij kijken op zo'n vreemde manier, dat ik mij onbehaaglijk begon te voelen Nu zag ik ook. dat haar wangen nat MET ANDERE WOORDEN, bloemrij ker dan ik het hier weergeef, nodigt uw kunstredacteur mij uit, een artikel te schrijven over zelfgekozen tekstre gels. Het is niet gemakkelijk, want er zijn nu eenmaal zo verbijsterend veel tekstregels, en daaronder zijn er ook nog zo angstwekkend veel, waarover men zou kunnen schrijven. Vraag ik mij af, welke mij in mijn leven als hoogste wijsheid hebben getroffen, dan denk ik aan het boek, dat niet voor niets het Boek der Boeken wordt genoemd. Maar er staat in de redactionele uitnodiging niets over de geest, die uit de gekozen regels zou moeten spreken. Ik ben dus vrij, en kan evengoed gaan mediteren over een gezegde van Albert Schweit zer als over een van Nikita Kroesjtsjev, Vincent van Gogh of Franciscus van Assisië. Aan één beginsel moet ik ech ter, zo gevoel ik het, vasthouden: wat ik kies, moet mij zó bijgebleven zijn, dat ik geen boek over spreekwoorden en gezegden behoef open te slaan, om nu eens „iets bijzonders te vinden." EN DAN DENK IK nu aan een door het leven geteisterd man, doof en zie kelijk, met als enig huisgenoot een jon ge neef, de zoon van zijn overleden broer, een man die ondanks alle goede bedoelingen in het leven, in voortdurend processen was gewikkeld. Deze vroeg oudgeworden mens voltooide in het voor jaar van het jaar 1823 een zijner uitzon- derlijkste meesterwerken, zijn Missa Solemnis. V heeft het al begrepen, de ze man was Ludwig van Beethoven. Bij de voltooiing van het werk was hij S3 jaar. In zijn brieven uit die jaren vindt men louter uitingen over dage lijkse zorgen en bekommernissen, een enkele maal afgewisseld door wat grim mige humor en ironie, maar nooit raakt hij aan problemen van zijn kunst, nooit spreekt hij over wat in hem, aarde- verachter en hemelbestormer, omgaat „wenn der Geist zu ihm spricht", om een woord van hemzelf te gebruiken. Na de voltooiing staan de brieven meer malen vol over de Missa, maar zij gaan dan voornamelijk over de vraag, op welke wijze de partituur het best rendabel kan worden gemaakt. Hij over weegt, het werk aan der bekende en vertrouwde uitgevers te verkopen, maar de onderhandelingen blijven zonder re sultaat. Daarna vat hij het plan op, de Missa bij inschrijving aan vorsten en vermogende kunstbeschermers tegen 50 dukaten per gekopieerd exemplaar aan te bieden. En dan volgen de brieven aan de Koningen van Frankrijk, Zwe den, de tsaar van Rusland, en enige Duitse vorsten, waarbij de componist hoopt op aller vorstelijke belangstel ling. Een tiental van hen gaat op het aanbod in. STAAT IN BEETHOVENS brieven weinig over zijn innerlijke gesteldheid, aan zijn dagboeken vertrouwt hij daar van meer toe. „God, God, mijn toe vlucht, mijn rots, Gij kent mijn inner lijk! O, luister, steeds Onzegbare, hoor mij Uw ongelukkige, ongelukkigste aller stervelingen!" Uitingen van zelfbe klag als deze, uit de tijd, dat hij aan zijn Missa begon, tekenen zelfs als men de droevige levensomstandigheden van de componist in aanmerking neemt, meer zijn tot in felle uitersten gespan nen zieleleven, dan de ongetwijfeld trieste werkelijkheid. MAAR ALS HIJ na de voltooiing zijn grootse werk zijn Missa Solemnis met schroom en trots tegelijk in de hand neemt en beziet, dan vallen op dat ogen blik alle bekommernissen weg, en dan hoopt hij vurig, dat dit kind van zijn geest de weg naar alle ontvankelijke mensenharten moge vinden. Ten gelei de geeft hij het een motto mee, en hij schrijft bovenaan in de orkestpartituur deze paar woorden: „Von Herzen möge es zu Herzen gehen." En dat is de tekstregel, die ik koos, omdat er zo veel in ligt besloten, zoveel in is sa mengevat. Hier is hij de andere, de Beethoven die met de kort daarna vol tooide Negende Symphonie opnieuw de harten in gloed zal zetten door zijn droom van een broederschap der gehe le mensheid. „Von Herzen", het is de enige toelichting die hij de MissarSolem- nis op haar levensreis meegeeft. Maar zij bezegelt zijn levenswerk, dat al im mer uit de rijkdom van zijn hart was geboren. Altijd had het gemoedsleven de essentie van zijn kunst uitgemaakt. Het leven had hem niet gespaard, de Muze was hem evenmin altijd liefdevol tege- moetgetreden, al zijn geestelijke krach ten had hij in de worseling naar de schoonheid bitter nodig gehad. Maar ver saagd had hij nooit, daarvoor behoedde Willem Christiaan Nicolaas Andriessen werd 27 oktober 1887 te Haarlem geboren. Hij ont- ving zijn eerste muziekonderwijs van zijn vader en studeerde vervolgens tot 1906 aan het Conservatorium in Amsterdam onder Jean B. de Pauw (piano) en Bernard Zweers (com positie). Twee jaar later, in 1908, behaalde hij de Prijs van Uitnemendheid voor piano. Van 1910 tot 1918 was hij leraar aan het Kon. Conservatorium in Den Haag, van 1918 tot 1924 hoofdleraar aan de Muziekschool van de Mij. tot Bevordering der Toonkunst in Rot terdam; in 1924 werd hij hoofdleraar aan het Conservatorium in Amsterdam, waarvan hij van 1936 tot 1953 directeur was. In 1953 werd hij gepensioneerd. Willem Andriessen heeft zowel als pianist, componist en pedagoog gro te vermaardheid verworven. Als solist trad hij op in binnen- en buitenland. Van zijn composities noemen wij zijn Klavierconcert (1908), muziek bij het openluchtspel .Willem van Holland" (1911) - met het scherzo voor orkest op het Vblksliedje „Hei, 't was in de Mei" -, de Mis voor koor, solisten en orkest (1916), liederen en klavierwerken. Als peda goog weet hij op eenvoudige, zuivere, tot ieders begrip sprekende wijze de liefde voor de muziek te verdiepen, zoals onze lezers ook uit zijn beschouwingen over muziek in onze bladen hebben ervaren. Bij de viering van het 75-jarig bestaan van het Amsterdams Conservatorium werd namens de regering aan het bestuur een door Mari Andriessen ver vaardigde kop van zijn broer Willem over gedragen. Willem Andriessen is officier in de orde van Oranje-Nassau en ereburger van Amsterdam. Het St. Anthonikoraal van Brahms is zijn lievelingsstuk. Bij de huldiging ter gelegenneid van zijn zeventigste verjaar dag nam Willem Andriessen Beethovens uit spraak „Von Herzen, möge es zu Herzen gehen" als thema van een dankwoord waarin hij zei: „Wat ik gedaan heb, heb ik van harte gedaan, opdat het ook de harten raken zou". hem de discipline, die hij zich in de kunst wist op te leggen, het in klassici- teit worstelend architectonische mees terschap. En daarbij werd dit alles ge schraagd door de uitzonderlijke vitali teit, die de mens Beethoven wel niet wist te beschermen tegen zijn twijfe lingen en depressies, maar die hem een veerkracht schonk, welke tot ongekende verrukkingen zou voeren, en dit niet het minst in deze laatste moeilijke levens jaren. Daardoor konden nog na de Mis sa de Negende Symphonie en de laat ste vijf strijkkwartetten ontstaan. IN 1827 HIELD HET hart van hem, die dat hart als levenwekkende kracht voor zijn kunst had beschouwd, voorgoed op te kloppen. Maar duizenden tot in onze tijd hebben zich gelaafd aan zijn muziek, een muziek, zó groot, als nie mand vóór hem had neergeschreven, zó vol van de tragiek zijner menselijk heid, als in de muziekhistorie nog nie mand zijn hart had uitgestort. Er zijn er velen, die de voelbare ver menging van het menselijke met de mu ziek, het sterke subjectivisme van Beet hoven zien als schaduwen over de schoonheid ervan. Dit is niet onbegrij pelijk, want inderdaad was voor Beet hoven de dichterlijke gedachte primair. Ongetwijfeld vergde hij van de louter muzikale schoonheid soms offers, terwïl- le van wat de componist als mens be zielde. Sprak niet Hans von Bülow al over Beethoven's „geniale Hasslichkei- ten"? Men moge Beethoven zien zoals men meent, dat hij in het licht van on ze tijd gezien moet worden, maar men vergete evenmin, door de schaduwen naar de hemel van zijn muziek op te zien, een wisselend firmament, soms door donkere wolken verhuld, maar soms ook vol verwarmende gloed. Zijn kunst heeft nog altijd een roeping, zij herinnert ons eraan, dat het hart noch als zender, noch als ontvanger kan ge mist worden: „Von Herzen, möge es zu Herzen gehen." Weliswaar was er al gauw een dokter bij gekomen, maar dit was een punt, waar mijn werkster vluchtig aan voorbij ging. Ze Toen achtte ik dan ook het ogenblik ge komen om mijn beroep op haar diensten nog eens te herhalen. Even scheen ze niet te begrijpen wat ik van haar verlangde. Ze bleef me een poos lang verwezen aan staren, maar dan begon ze toch haar jas HU*». It*-*" Tl* lil naar de vloer. De hele verdere dag had haar gedrag iets onwezenlijks. Dan weer lachte ze en mompelde ze voor zich heen en dan weer verstarden haar ijverige handen in een plotselinge En al die tijd hielden haar ogen de weer kaatsing van de onberispelijk gewreven vloer gevangen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1961 | | pagina 19