Wintersporten (■EEN WINTERSPORT-INTERMEZZO) -,/v *- gepraat en één van mijn portiers, die zijn zoon verloren had bij een ski-tocht, vertelde mij dat hij drie minuten met zijn jongen ge sproken had. De man was dolgelukkig. Ik lag er nachtenlang over te denken en eindelijk ging ik naar haar toe. Ze was mager en somber en had gele ogen, die mij afkeer inboezemden. Ze liet me vertellen over mijn vrouw, over onze liefde, over ons afscheid. Ik schaamde me, dat ik mijn diepste beroeringen aan haar moest openbaren, maar de gedachte dat ik met Chris tel zou kunnen praten fascineerde me. Het was een soort dronkenschap. De vrouw ging in trance; ik geloof dat ze een geroutineerd medium was. Een tijdlang gebeurde er niets. Ze maakte krampachtige bewegingen en haar tanden begonnen te klapperen. Toen sprak ze met een mannestem. Het was een beschaafde sympathieke stem, die langzaam zei: „Ja, ik heb het begrepen. Ik zal haar halen". Ik weet niet of het uren stil bleef, of secon den. Er trok een rood waas over mijn ogen en ik trilde van top tot teen. Toen kwam de zelfde mannestem weer: „Zij is er wel, maar zij wil niet komen. Stoor haar niet". Het medium schokte hevig met hoofd en hals. Er kwamen ondefinieerbare klanken uit haar keel en het leek alsof zij dooreengeschud werd. En toen klonk de stem van Christel. Zij klonk vrolijk en muzikaal, maar er lag een metalen hardheid in, die ik nooit in haar stem heb gehoord. En ze zei: „Zeg hem, dat ik geen zin heb nog met hem te praten. Hij verveelt me. Er is een nieuwe wereld voor me opengegaan. Ik wil nóóit meer met hem praten". Het medium werd plotseling roerloos en scheen te verstijven. Ik wachtte tot zij tot bewustzijn kwam. Het was alsof ik bevroren op een berghelling lag, met armen en voeten gebonden, en op de plaats van mijn hart was een verdorde spons, die langzaam verbrok kelde". Josef Supersaxo wenkte een kelner de gor dijnen te sluiten. Hij legde zijn handen op het tafelblad en hees zich overeind. „U weet nu, net als ik, dat Josef Supersaxo de domste man van de Walliser Alpen is", zei hij. Hij stond even gebogen stil en knoopte zijn colbert dicht. „Ik wens u een goede nacht". Wij zagen hem verdwijnen door de deur, die naar zijn privé-vertrekken leidde. Wij had den géén goede nacht. JOSEF SUPERSAXO is in één jaar tijds twintig jaren ouder geworden, maar ik zou niet nauwkeurig kunnen omschrijven waarin dat ver ouderde uiterlijk zich demonstreert. Hij loopt iets meer gebogen misschien, zijn haren zijn wat grijzer geworden ,aan de slapen en zijn markant gezicht heeft hier en daar diepere lijnen gekregen. Doch dat alles kan iedere man tegen de vijftig in een jaar tijds overkomen. Het is de normale veroudering die na de veertig onherroepelijk voortschrijdt en kenbaar wordt. Maar Josef Supersaxo is twintig jaar ouder geworden. Het viel me onmiddellijk op toen hij met uitgebreide armen op ons toekwam en in zijn melodieuze Zwitserse Duits „die Herschaft'n" begroette in de hal van zijn hotel hoog boven het Nikolai-Tal, waar de witte spits van de Mischabel ten gerieve der gasten schijnt te zijn opgetrokken. Vorig jaar hebben we datzelfde welkom be leefd in bijna dezelfde bewoordingen gevat in de onderdanige hartelijkheid van de ge wiekste zakenman die aan klantenbinding weet te doen. Doch dit jaar kwam ons een man tegemoet, die zijn commerciële strijkages op voerde als een talentloos, vermoeid toneel speler. Een man die in geen enkel opzicht sterk veranderd was, doch de toets van een bejaarde had gekregen. Er moest in dit ene jaar iets vreselijks ge beurd zijn met Josef Supersaxo. Mijn vrouw en ik kregen bijna tegelijk deze ontstellende gewaarwording, doch we spraken er pas veel later over, toen onze vakantie bijna ten einde was. De sneeuw is blauw-rose in het middaglicht, dat tegen de hellingen valt. Op het terras is het traditionele luie leventje roerloos en wel dadig op gang: de warme zon, de heerlijke ligstoelen, de geruisloze attenties van de be dienden, de beginnende vriendschappen, de weerkaatsende kreten van de nimmer vermoeide ski-klas op de hoge glooiing achter het hotel blanke rust in een bedding van luchthartige bedrijvigheid, glinsterend wegstromend onder een blauwe hemel, in sierlijke bochten af dalend naar de avond. De avond met feestelijke onzin binnenshuis, aan de bar, op de dans vloer, een dromeloze nacht inleidend met de belofte tot een stralende morgen zonder pro blemen. En binnen, achter de deuren der bedrijvigheid, een Josef Supersaxo die in één jaar tijds een kwart-eeuw doorleefd en verwerkt lijkt te heb ben. Wat is er gebeurd? Het hotel is een van de beste in de wijde omtrek. Een goudmijn voor de eigenaar, die in het dorp als een notabele geldt. De financiën kunnen het dus niet zijn. „Misschien treurt hij nog over zijn vrouw", zeg ik. Maar ik weet, dat Josef Supersaxo dan vorig jaar al een platge slagen man zou zijn ge weest, want zijn vrouw is drie jaar geleden gestorven. Wij hebben haar nog gekend tijdens onze eerste vakantie hier een klein zonnig wezentje met een gou den glimlach en een on voorstelbare bewegelijk heid. dat op alle plaat sen tegelijk scheen te zijn en het personeel inspireerde tot kinder lijke ijver. Josef Supersaxo kon van de deuropening uit zijn vrouw volgen met een blik, die ik óók eens gezien heb in het oog van een vader wiens kind voor het eerst een versje opzei tijdens een kleuterfeest: een blik van trots en be nauwenis tegelijk, waar in de liefde het lot smeekte om eeuwig goedgunstig te blijven... Eeuwig is een vreemd woord, dat zichzelf aandient als een illusie. Josef Supersaxo was een jaar nadien weduw naar en vertrouwde ons reeds een uur na onze aankomst de geschiede nis van zijn lijden en ongeluk toe. Maar wij ontmoetten niet een ontluisterd en wanhopig mens. De tranen die in de hoekjes van zijn ogen glinsterden vielen neer langs een berustend glimlachende mond. Zijn blik was even trots als vroeger, doch er was geen smekende liefde meer in. Er was een liefde in die tot stilstand en aanvaarding was gekomen. „Zij is gestorven met haar hand in de mijne. Wij wisten dat wij elkander zouden moeten verlaten er was geen enkele hoop meer. Maar wij hebben met elkander kunnen spreken tot het eind. Wij hebben de scheiding aan vaard als het lot van alle mensen ach, weet niet iedereen dat hij leeft om afscheid te nemen? Wij zullen elkander niet vergeten of verlaten, ook al staan de bergen en de luchten tussen ons. Kunt u dat begrijpen? Neen, men moét verloren hebben om te weten hoe men be houden kan". Josef Supersaxo is een dichter; of hij heeft misschien alleen maar een ijle toon van de eeuwigheid vernomen in het zwaarste uur van zijn leven, toen geld en goed en vrienden en aanzien wegsmolten in de glinsterende sneeuw als nutteloze zaken van tijdelijkheid. En hij was even veerkrachtig en levendig als voorheen, al stond hij niet meer in de deuropening het terras te overzien. Hij was nóóit meer in rust. En nu, na al die jaren, heeft het lot toch zijn ruggegraat gebroken. Ik weet niet waar Josef Supersaxo geraakt is, doch ergens in zijn wezen is hij verpletterd en verdoemd. En ik weet nu ook plotseling, in welk detail van zijn verschijning die afschu welijke veroudering zich openbaart. Die twintig jaren zijn af te lezen uit zijn ogen. Zijn blik is als een diep dal, dat volge lopen is met grauwe lava. De glans van ver trouwen en berusting is verdwenen onder een gestolde dofheid en zelfs de felle zonneschijn van de middag weer spiegelt er niet meer in. Ik weet nu eindelijk ook, wat er gebeurd is. Het is bijna be lachelijk, in in ieder geval afschuwelijk dom en onvergeeflijk. Maar voor de dichter is het dodelijk en onherroepe lijk, dat heb ik begre pen. Het verhaal was als de biecht van een kind, dat zijn speel goed in de bergstroom heeft gesmeten omdat het spelen wilde met de waterval. Josef Super saxo is reddeloos ver loren en niemand zou hem kunnen helpen, zelfs al zou hij iemand vinden die onbaatzuch tig genoeg was om te beginnen aan de heropbouw van een inge stort wezen. „Ik hoorde zulke verbluffende dingen", zei Josef Supersaxo tijdens het middernachtelijk uur, toen hij in zijn vrees voor de nacht ge zelschap had gezocht aan ons tafeltje. „Ik geloofde er niet in, maar het liet me niet los. De dame logeerde bij particulieren in het dorp en hield wekelijks twee séances. Er werd over De kouwelijke intelligenten trekken zich terug in een forum, een steeds weer in trek komende wintersport, die het voordeel heeft dat het aantal onopgeloste vraagstukken groter wordt dan ooit. Een Amerikaanse Poolploeg bedrijft wintersport op een andere manier, namelijk door het hakken en polijsten van gangen in het Poolijs. Kleine Finse jongens nemen een bed om in de wintersneeuw het sleeën te beoefenen. En een Italiaanse arbeider in een fabriek van devotiebeelden heeft het in de vroege winter druk met het controleren van talloze gipsen kindertjes, die aan de lopende band naar de kerststallen der kerken gaan. ■y 4 V - 'Wi% .J***#; De domste man van de Walliser Alpen i cu- -r. sA oo K- -a* -»• "AC 930' insM .nr*S Bit-lofjir?

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1961 | | pagina 23