„De Dui velsha an"
HET NATIONALE BALLET
WOENSDAG IN HAARLEM
MET DRIE PREMIÈRES
De woonschuit van de schilder
Frans de Geetere in Parijs
Nederlandse kustvaarder
bij Göteborg gekapseisd
Don Juan Carlos en
Sophia trouwen op 14 mei
Friese romanprijs voor
M. Apperioo
Ongelukken met
vuurwerk
BB-boekje in de
Verenigde Staten
DINSDAG 2 JANUARI 1962
6
O'CASEY'S FANTASIE
Opgevoerd door de Toneelgroep Centrum
Volgens rooms-katholieke
en Grieks-orthodoxe ritus
WEEKABONNEMENTEN
Simon Koster
De Parijse gemeentewet werd gewijzigd om de
Marie-Jeannevan haar ligplaats te verzekeren
tÉMfc
„Een vrij onschadelijke
pogingmeent dr. Lapp
Aanvaring kost twee
zeelieden het leven
ER IS DE LAATSTE honderd jaar vermoedelijk nergens in Europa, en zeker niet
in West-Europa, een nationale toneelliteratuur ontstaan die zo moeilijk door buiten
landers te vertolken is als de Ierse. Aan de kwaliteit van de Ierse stukken liat dat
bepaald niet, want het oeuvre der Ierse toneelschrijvers van de laatste twee of drie
generaties neemt in de internationale toneelliteratuur een zeer belangrijke plaats in.
Maar de geestelijke, maatschappelijke, godsdienstige en culturele sfeer waaruit dat
werk is voortgekomen en waarvan het verzadigd is, vindt men nergens anders dan
in Ierland omdat die sfeer het bijzondere produkt is van de Ierse geschiedenis en
het eeuwenlange Ierse isolement. Het herscheppen van die uitzonderlijke sfeer op
het toneel door anderen dan Ieren zelfs door Nederlandse acteurs en regisseurs,
die in dat opzicht toch uiterst cosmopolitisch zijn is vrijwel onmogelijk. En ik
moet dan ook bekennen dat ik nog nooit een Nederlandse opvoering van een typisch
Iers stuk heb gezien, die qua vertolking van de Ierse sfeer en de Ierse geestesgesteld
heid voor mijn gevoel volkomen bevredigend was.
HET KOMT MIJ VOOR dat de Toneel
groep Centrum en haar regisseur Egbert
van Paridon de speciale moeilijkheden
van het vertonen van een Iers stuk, dat
geheel van die voor ons zo vreemde Ierse
plattelandsmentaliteit is doordrenkt, heb
ben onderschat toen zij besloten de sa-
tyrische fantasie „De duivelshaan" („Cock-
a-doodle-dandy") van Sean O' Casey op
te voeren. De nu 77-jarige O' Casey eigen
lijk O' Cathasaigh, maar die spelling was
ook hemzèlf te ingewikkeld is toch al
niet een van de gemakkelijkst te spelen
Ierse auteurs en voor dit stuk uit 1948
geldt dat in wel heel sterke mate. Want
O' Casey houdt er in zijn schrijftrant een
merkwaardige ongebondenheid op na,
waarbij hij even onbekommerd heen en
weer springt tussen naturalisme en ex
pressionisme als tussen revolutionair élan
en primitieve, soms lichtelijk sentimente
le dichterlijkheid. Ook „De duivelshaan"
is vol van zulke tegenstrijdige elementen:
ethische symboliek, sociale kritiek, poë
tische taal en boerse humor zijn er vrije
lijk in vermengd. Uit dat alles een ver
toning op te bouwen die toch een artistie
ke eenheid vormt, is alleen mogelijk als
karakters en actie volkomen doordrenkt
zijn van die (voor ons) onwezenlijke sfeer
waarin zo'n kleine, geïsoleerde Ierse
dorpsgemeenschap leeft.
DIT NU ONTBRAK mijns inziens in de
opvoering van „De duivelshaan" die Cen
trum zaterdagavond in de Haarlemse
Stadsschouwburg heeft gegeven. Ik heb
alle waardering voor de toewijding en de
goede technische verzorging waarmee Van
Paridon het stuk ten tonele heeft gebracht
en voor de veelal amusante vertolking
van de meeste hoofdrollen. Maar ondanks
al die toewijding, al die vrolijkheid en
al de inspanning van een twintigtal voor
namelijk jongere acteurs en actrices bleef
in deze voorstelling een belangrijk, neen,
hèt belangrijkste element ontbreken: de
atmosfeer van „irreële werkelijkheid",
van vervreemding van tijd en wereld,
waardoor de wonderlijke dingen die er
in het stuk gebeuren geloofwaardig wor
den, niet alleen voor de personages op
het toneel maar ook voor de toeschouwers.
Het is niet genoeg als Michael Marth-
raun op een gegeven ogenblik bang wordt
voor een „behekste" whiskyfles; het pu
bliek in de zaal moet in die angst kun
nen geloven en er iets bestaanbaars in
kunnen voelen, en daarvan nu was bij
deze opvoering geen sprake. Wij bleven
het fantastische gebeuren op het toneel
zien als een genoeglijke, af en toe wat
malle vertoning die ons boeide als een
folkloristische vermakelijkheid, maar die
geen ogenblik ons innerlijk raakte. Dit is
dan niet in het bijzonder aan Van Pari
don en zijn groep enthousiaste spelers te
wijten, maar voornamelijk aan het feit
waar ik van uit ben gegaan dat
vermoedelijk alleen Ierse' acteurs onder
een Ierse regisseur een stuk als dit in
de juiste sfeer en de juiste trant, en daar
door overtuigend, kunnen vertolken.
MET DIT VOORBEHOUD vermeld ik
gaarne dat vooral Piet Römer, Ton van
ATHENE (Reuter) Prinses Sophia
van Griekenland en Don Juan Carlos van
Spanje zullen op 14 mei 1962 in Athene in
het huwelijk treden tijdens een dubbele
kerkelijke huwelijksplechtigheid zijn. Daar
Don Juan Carlos rooms-katholiek is zal er
eerst een huwelijksplechtigheid zijn in
de Sint-Dionysius-kathedraal en daarna,
met het oog op het geloof van de bruid,
in de Grieks-Orthodoxe kathedraal.
Zowel Don Juan Carlos als Prinses So
phia is 23 jaar. Hij is de zoon van de
Spaanse troonpretendent en zij is de oud
ste dochter van koning Paul van Grieken
land.
Het paar heeft elkaar zes jaar geleden
voor het eerst ontmoet. De verloving werd
in december bekendgemaakt, op de dag
van koning Pauls zestigste verjaardag.
De ouders van de bruidegom, de graaf
en gravin van Barcelona, vertoeven op net
ogenblik bij de Griekse koninklijke fami
lie.
Tijdens een in Leeuwarden gehouden
bijeenkomst van de „Kristlik Fryske Folks-
biblio+heek" (christelijke Friese volks
bibliotheek) is de uitslag bekend gemaakt
van de gehouden „Friese roman-prijs
vraag". De eerste prijs 2200,is toege
kend aan de in de Friese taal geschreven
oorspronkelijke roman „Yn Gods takomst"
(in God' toekomst) van de heer M. Apper
ioo te Drachten. De tweede prijs 2000,
werd toegekend aan het manuscript „De
utfanhuzer" (de gast), geschreven door de
heer G. Abma te Amsterdam.
De twee bekroonde werken zullen in
1962 door de „KFFB" worden uitgegeven.
In Renkum is zaterdagavond een 22-
jarige jongeman die op een zolderkamer
in zijn ouderlijk huis een stuk vuurwerk
wilde maken, bü een ontploffing levensge
vaarlijk gewond. De jongeman had een
stalen buis genomen, die tussen een bank
schroef aan het ene einde dicht geknepen
en er een onptlofbare stof met een lont in
aangebracht. Toen hij het ene einde van
de buis tussen de bankschroef zetten om
het dicht te knijpen ontstond een ontplof
fing. Een duim van de jongeman werd af
gerukt en een scherf drong zijn lichaam
binnen en raakte een long. Deze scherf is
operatief verwijderd. De patiënt verkeerde
vanmorgen nog in levensgevaar.
In een winkel in Hoenderloo heeft het
9-jarig zoontje van de eigenaar een klap
perpistooltje afgeschoten, waarna, vermoe
delijk door een vonk, de gehele voorraad
vuurwerk die in de etalage lag uitgestald
ongeveer 4 kilogram ontplofte. Een
grote partij galanterieën en andere goede
ren liep schade op. Er ontstond een brand
je, dat snel door de eigenaar werd bedwon
gen. Niemand werd gewond. De schade
wordt geschat op 2.000,
dienen uiterlijk op woensdag te worden
betaald, daar de bezorger» op donder
dag moeten afrekenen.
DE ADMINISTRATIE
Otterloo, Bob Verstraete, Fien Berghegge,
Karin Haage, Jan Hundling, Albert Ab-
spoel, Leen Jongewaard, Frans Koppers,
en Egbert van Paridon zelf hun rollen
zeer verdienstelijk speelden. En een woord
van bijzondere lof voor Cecilia Lichtveld,
die ingesprongen voor de door ziekte
verhinderde Marie José Nysten een
zeer gevoelige vertolking gaf van de klei
ne maar zeker niet onbelangrijke rol van
het verlamde meisje Julia.
Bob Verstraete, Karin Haage en Jan
Hundling in „De Duivelshaan".
Rom Kalma. De Nederlandse bas-
bariton Rom Kalma is uitgenodigd om in
april 1962 te Parijs zijn medewerking te
verlenen aan de Johannes Passion in wel
ke uitvoering hij de Christus-partij zal
zingen. Aan deze uitvoering werkt onder
meer het Bachkoor uit de Duitse univer
siteitsstad Tübingen mee.
WOENSDAGAVOND geeft Het Nationa
le Ballet zijn eerste officiële voorstelling
in de Haarlemse Schouwburg, waar het in
het begin van dit seizoen officieus debu
teerde. Intussen heeft het gezelschap
reeds een aanzienlijke homogeniteit ver
kregen, zodat niet alleen met de consoli
datie maar ook met de uitbreiding van het
repertoire begonnen kon worden. Dit
tweevoudig streven komt in het program
ma van morgen royaal tot gelding. Het
bestaat uit een spectaculair divertisse
ment in romantische stijl, twee werken
van meer of minder toonaangevende cho
reografen van nu en een alleszins opmer
kelijke poging tot eigen creativiteit. Zon
der een zweem van chauvinisme of per
soonsverheerlijking kan worden vastge
steld, dat Sonia Gaskell als artistieke leid
ster ook internationaal bezien haar ensem
ble een unieke positie laat innemen, een
ontmoetingscentrum van representatieve
stromingen uit heden en verleden van na
bij en verre. Werkelijke betekenis krijgt
dit, ook ten opzichte van een voorheen wei
nig verwend of geheel van de danskunst
vervreemd publiek, nu zij met steun van
de rijksoverheid en de gemeente Amster
dam beschikt over een brede falanx van
solisten en een veelzijdig door stijlgevoe
lige specialisten geoefend corps de ballet.
ER STAAN drie premières voor Haar
lem aangekondigd, onderling sterk ver
schillend, die alle het aanzien waard zijn.
Maar vooral op de reprise wil ik met na
druk de aandacht vestigen, omdat deze al
leen reeds de voorstelling tot een gebeur
tenis maakt: „Serenade" van grootmees
ter George Balanchine op de gelijknamige
compositie (opus 48) voor strijkorkest van
Tsjaikofsky is misschien het mooiste bal
let dat ik ken, niet alleen fraai van
voortdurend wisselend lijnenspel maar
ook onzegbaar ontroerend. Het is een
kristalheldere uiteenzetting in objectie
ve bewegingsplastiek van het door subjec
tieve bewogenheid ingegeven klankbeeld,
zuivere lyriek in geabstraheerde vormen,
dramatische toespeling buiten iedere aan
wijsbare conflictsituatie om. In wonder
baarlijk geraffineerde eenvoud is dit spel
van doorlopende verrassingen volgens ge
wekte verwachtingen met zijn ele
gante wendingen, de verlengingen van
evenwicht, de subtiele toepassingen van
acrobatie en de splitsingen van het corps
de ballet in afzonderlijke lichamen, die
zich telkens tot andere combinaties vereni
gen even suggestief als waarlijk inge
nieus.
Het is alweer betrekkelijk lang geleden
sinds men deze volmaakte schepping in
Nederland heeft kunnen zien. Men late
zich de gelegenheid thans niet ontgaan,
ook al moet men noodgedwongen de or
kestrale begeleiding daarbij missen. Het
(Van onze correspondent)
PARIJS. Op 6 januari aanstaande zal in de kunstzaal van de Utrechtse Kring
een tentoonstelling worden geopend van een dertigtal aquarellen en bloemstukken
van de Belgische schilder Frans de Geetere, .die zijn zetel en zijn ezel echter
al sinds zo'n dertig jaren om precies te zijn sedert 1934 naar Parijs heeft ver
plaatst. De kunstenaar bewoont een schuit die midden in Parijs (met uitzicht op het
ruiterstandbeeld van Henri IV) gemeerd ligt, „Marie-Jeanne" geheten naar de Neder
landse vrouw van de schilder. Zodra men ter plaatse de valreep gepasseerd is en ge
bukt het trapje afgedaald, bevindt men zich aan boord van een drijvende woning
annex atelier, waarin comfort centrale verwarming, telefoon, badkamer, moderne
keuken samengaat met een hoge graad van gezelligheid, waarop mevrouw De Gee-
;ere (geboren Den Engelsen) een oud-Hollands binnenhuis-stempel gedrukt heeft
NIET ALLEEN van
wege die kombuis-
nuiskamer, maar ook
door haar aanwezig
heid op deze plek in
de schaduw van Ri
chelieu's „Institut de
France", is de „Ma
rie-Jeane" trouwens
meer nog dan een
Parijse bezienswaar
digheid: Een unicum.
Gastheer De Geetere
een magere zesti
ger met de vitaliteit
en de physieke en
geestelijke lenigheid
van een dertiger
vertelt, als ik nog
maar nauwelijks ge
zeten ben, hoe hij
zijn boot, van nature
een rijnaak, inder
tijd van een andere
schilder, die als bij
verdienste ook nog
als buurtschipper
werkzaam wa§, voor
een prikje overnam.
Binnen deze romp
heeft hij nu al zo
wat de helft van zijn
leven doorgebracht.
„Vroeger kon je
als schipper óók in
Parijs gaan liggen
waar de wind je had
gebracht", herinnert
hij zich nog best.
„Maar na de oorlog
werd me op een kwa
de dag aangezegd,
dat ik maar had op
Frans de Geeterel, die in 1895 in het
Belgische plaatsje Auderghem als klein
zoon van een beeldhouwer en als zoon
van een schilder en een pianiste werd ge
boren, heeft in de eerste wereldoorlog
een paar jaar in Utrecht doorgebracht. Hij
weet nog niet of hij op 6 januari bij
de vernissage van zijn expositie aanwe
zig zal zijn. „In dit jaargetij met het
risico op plotselinge stijgingen van het
waterpeil waardoor mijn boot soms in de
takken van de bomen verzeild dreigt te
geraken, kan ik de „Marie-Jeanne" niet
alleen laten", zegt hij.
NA HET BEZOEK aan de schilder in
zijn drijvende veste, héb ik zijn boek ge
lezen. Een mooi, aangrijpend en vaak pa
thetisch boek over de liefde van een jonge
schilder en het Poolse meisje Rachel,
Mevrouw De Geetere, zoals de schilder haar ziet.
hartstochtelijke liefde waardoor die twee
wezens verbonden worden met banden die
zich door geen enkel vooroordeel, erbar
melijkste armoe, oorlog, noch zelfs door
de dood van het meisje en de krankzinnig
heid van de jongeman verbreken laat.
Een boek dat in zijn melancholie wel even
aan „Les grands Meaulnes" en in zijn
heftige realisme aan een Faulkner doet
denken, doch dat niettemin vooral toch de
schepping is van een schilder die met al
zijn zinnen voelt en leeft en die ook als
litterator het impressionisme is trouw ge
bleven. Het is daarom, lijkt ons, een goe
de gedachte geweest, de huidige verblijf
plaats van Frans de Geetere van wie
verschillende doeken in Europese musea
hangen weer eens op te speuren, om
zo, over een brug van bijna een halve
eeuw, het contact tussen ons land en met
Schilder-schrijver Frans de Geetere in
de kombuis van zijn woonschuit.
name de Domstad en deze boeiende kun
stenaarspersoonlijkheid opnieuw tot stand
te brengen.
te trommelen. Wacht evenik stapte
naar mijn oude vriend en mecenas Albert
Sarraut, veelmalig oud-minister en pre
mier der derde republiek, die me beloofde
dat varkentje wel even voor me te zullen
wassen. Ex-minister-presidenten hebben
in Frankrijk lange armen en zo werd voor
mijn persoonlijk gerief en Qnder de brede
hoed van het culture welzijn, dan een
nieuw artikel-no.-4 in de Parijse gemeen
tewet opgenomen, waardoor ik „Marie-
Janne's" anker tot mijn dood nu nooit
meer zal hoeven te lichten. En daar heeft
u dan weer eens zo'n charmant trekje van
het Franse gezag, waarmee je vaak heel
wat kanten uit kunt".
BOVEN DE DIVAN die Frans de Gee
tere nu tot praatstoel dient, hangen vier
schilderijen waaronder een portret van
een vrouw, waarvan het blanke gelaat
met gesloten ogen in grijze, vervaagde
en ietwat mystieke contouren gevangen
blijft. Het is portret van een jonge Poqlse
Joodse vrouw, die in een kamp is om
gekomen en wier leven hij in een ro
man heeft beschreven. „Ton Nom en
lettres Blanches" (je naam in witte let
ters), is de titel van die roman die een
paar maanden geleden is verschenen. Zijn
eigen illustraties konden niet in het boek
zelf worden opgenomen, doch hij heeft
ze onlangs in Parijs wel afzonderlijk ge-
exposeerd. Een tweede roman is klaar, en
de novellen en korte verhalen lopen .n
de dozijnen. „Ik weet niet, aarzelt hij
maar als schilder heb ik veel méér
moeite me te vernieuwen dan als schrij
ver. Misschien omdat ik met schrijven
nog maar net ben begonnen. In mijn
schilderijen en aquarellen schaam ik me
niet mijzelf voluit als impressionist te be
kennen. Ik houd meer van Odillon Redon
en van Renoir, dan van Van Gogh, wiens
uitbundigste blijdschap, voor mijn gevoel,
toch steeds in wanhoop blijft bevangen.
WE HEBBEN INTUSSEN de woonka
mer voor het uitgestrekte atelier verwis
seld. De shawls en andere gedrukte doe
ken die hier langs de wanden hangen zijn
het werk van zijn vrouw. De afdeling
toeristenverkeer van de Parijse gemeen
tediensten is de voornaamste klant van
madame De Geetere. Haar halsdoeken
worden officiële gasten van de stad Pa
rijs vaak als aandenken ten geschenke
aangeboden.
manisch-depressieve wordt weergegeven
in melodische volzinnen van verhoogde
vrolijkheid met hymnische allure en me
lancholische vertragingen, ondefinieerbaar
expressieve verwijzingen naar menselijke
relaties en lotgevallen, een perfecte ver
smelting van muziek en poëzie. Men kan
zeggen, dat Balanchine erin geslaagd is de
mozartiaanse ambities naar klassieke
purificatie van romantische gemoedsge
steldheid van Tsjaikofsky visueel te reali
seren. Hij dwingt ons als het ware te ge
loven voor ieder spanningsprobleem de
klaarblijkelijk juiste oplossing te hebben
gevonden.
Van de in 1926 geboren Amerikaan
se danser Herbert Ross, echtgenoot
van Nora Kaye, wordt de op „Contras
ten" van Béla Bartók gestelde suite
„Caprichos" uit 1950 vertoond. Hij
studeerde niet alleen de academische
ballettechniek maar ook de vrijere
methode volgens gedragspatronen van
Doris Humphrey, wier invloed in het
scherp gestileerde pantomimische dui
delijk merkbaar is gebleven. Het uit
vier korte episodes van grimmige hu
mor en bijtende satire naar analogie
van evenzovele etsen van Goya uit
het begin van de negentiende eeuw be
staande werk is gemaakt voor de ex
perimentele Choreographers' Work
shop van Trudy Goth en werd nog
in hetzelfde jaar door het American
Ballet Theatre van Lucia Chase over
genomen. Het is te hopen, dat sinds de
Nederlandse première de vertolking
aan indringende hardvochtigheid heeft
gewonnen.
Jack Carter zal men zich ongetwijfeld
herinneren uit de tijd, dat deze inventieve
Engelsman in dienst van het Ballet der
Lage Landen werkzaam was. Voor deze
groep heeft hij onder zeer veel meer „Het
Heksenjong" tot stand gebracht, dat na
dien als „The Witch Boy" naar het re
pertoire van het Londense Festival Ballet
is overgegaan. Voor ons Nationale Ballet
leverde hij thans een sextet voor solisten
op muziek van Tsjaikofsky, die diende
ter begeleiding van de Grand Pas des
Fiancées in de oorspronkelijke zetting van
„Het Zwanenmeer" in 1877 en uit de
sindsdien gangbaar gebleven versie van
„Petipa en Ivanov uit 1895 (twee jaar
na de dood van de componist) werd weg
gelaten. Het is een aaneenschakeling van
briljante paradenummers in imperiale
stijl, waarin als prima ballerina Marian-
na Hilarides triomfantelijk excelleert.
Over „Jungle" van Rudi van Dantzig op
de aan het zoeken naar een uitgebreider
dansvocabulaire bijzonder dienstbare elek
tronische muziek van Henk Badings heb
ik onlangs een voorlopig oordeel gegeven,
waarop ik aanvullend zal terugkomen na
de hernieuwde kennismaking. Bij de pre
mière in Amsterdam was het succes ova
tioneel. De belangstelling van het publiek
is dit werk ten volle waard.
David Koning
WASHINGTON (Reuter) „Er bestaat
geen onfeilbaar middel voor de bescher
ming tegen kernaanvallen, maar door
een doeltreffende bescherming van de bur
gerbevolking kunnen miljoenen, die an
ders zullen omkomen, een dergelijke aan
val overleven." Dit valt te lezen in een
boekje, getiteld: „Bescherming tegen ra
dioactieve neerslag wat men moet we
ten over en doen bij een kernaanval",
dat het Amerikaanse ministerie van Defen
sie heeft samengesteld. In dit boekje wordt
nogmaals het besluit van de Amerikaanse
regering toegelicht om de ontwikkeling te
steunen van schuilplaatsen voor de ge
meenschap. De regering zal een belang
rijk deel van de kosten voor de bouw van
dergelijke schuilplaatsen in scholen, zie
kenhuizen enzovoort voor haar rekening
nemen.
Ongeveer 25 miljoen exemplaren van het
48 pagina's tellende boekje zullen gratis
worden verspreid. In eenvoudige bewoor
dingen, toegelicht met afbeeldingen, wordt
de bevolking op de hoogte gebracht van
bescherming tegen radioactieve neerslag
en van de kansen om een kernbomaanval
te overleven. Verder wordt uiteengezet
hoe een eigen schuilplaats kan worden ge
bouwd en welke levensmiddelen moeten
worden ingeslagen. De critiek die de re
gering op de inhoud had verwacht, bleef
niet uit.
De kerngeleerde dr. Ralph E. Lapp vindt
de uitgave van het departement van De
fensie een „vrij onschadelijke poging"
waarin niets nieuws werd verteld en die
slechts van beperkte waarde was. De
schuilplaatsen in kelders, die in de wen
ken worden aanbevolen, kunnen onder om
standigheden even gevaarlijk zijn als de
radio actieve neerslag waartegen die
schuilplaatsen bescherming bieden. „Voor
mensen die te dicht in de buurt van het
punt van inslag wonen," zo meent hij „is
een schuilplaats die onder een instortend
huis kan worden bedolven, geen oplossing",
zo zegt hij.
De minister van Defensie McNamara,
die critiek van deze aard had verwacht,
schrijft dan ook in een inleiding: „De fei
telijke inlichtingen die in dit boekje zijn
verwerkt, zijn door onafhankelijke deskun
digen beoordeeld en ze vertegenwoordigen
de beste algemene opvattingen die op dit
ogenblik voorhanden zijn".
Tarzans burgerlijke stand. Tarzan en
Jane waren inderdaad krachtens pagina
313 van het in 1915 gepubliceerde „Terug
keer van Tarzan" deugdelijk getrouwd
voordat ze in het oerwoud gingen samen
leven, aldus de firma Grosset en Dunlap,
uitgevers van de Tarzan-boekenserie, die
deze mededeling deed omdat in het stadje
Downel in Californië onrust was ont
staan door het uitlenen van Tarzan-boe-
ken in de schoolbibliotheken. Door inwo
ners was twijfel geuit aan de echtelijke
status van het vermaarde oerwoudpaar.
In de havenmond van Göteborg in Zwe
den is zaterdagmorgen de Groningse kust
vaarder „Santa Margherita" (500 ton) in
aanvaring gekomen met de Britse tanker
„Mallard" (10.950 ton). Het Nederlandse
schip kapseisde spoedig na de aanvaring.
Van de overboord gesprongen beman
ningsleden zijn twee man om het leven
gekomen: de 22-jarige tweede machinist
Tjeerd van der Baan uit Sneek, van wie
een been door de scheepsschroef werd af
geslagen en die, na opgepikt te zijn,
door bloedverlies overleed en de stuur-
men, de 24-jarige Riekele Heida uit Don
kerbroek (Fr.), die nog niet gevonden is.
De overige acht opvarenden werden ge
red. Onder hen bevinden zich drie Span
jaarden en twee Haarlemmers, derde
machinist M. Stienstra en matroos J.
Jonkhart.
De schepen kwamen met geringe snel
heid iri aanvaring. Mist en sneeuw be
lemmerden het zicht. De Britse tanker
wilde de haven binnen lopen. De Groning
se kustvaarder voer in charter voor een
firma te Göteborg en was op weg naar
de Schotse haven Grangemouth. Het schip
was geladen met cement en had geen
loods aan boord.
Na de aanvaring maakte het Nederland
se schip water in het voorschip. Toen pom
pen niet hielp en het schip zware
slagzij ging maken, besloot de kapitein
het aan de grond te zetten. Aangezien
echter de cementlading hèt schip elk
ogenblik kon doen kapseizen, kreeg de be
manning opdracht het schip te verlaten
De meeste mannen sprongen overboord.
De „Mallard", die wel een loods aan
Aan wal werden de geredden van kleren
voorzien. Van links naar rechts: de
Spanjaard Juan Gonzales, de Haar
lemmer J. Jonkhart, R. Evenhuis, de
Spanjaard R. Santamaria en de eerste
machinist R. Keizer.
boord had, meerde aan de dichtst bij-
zijnde ligplaats Reddingsvaartuigen be
gaven zich naar het Nederlandse schip dat.
inmiddels in ondiep water was gekap
seisd. Het schip ligt half boven water op
een zandplaat. Na door kleine schepen uit
het water te zijn gehaald, werden drie op
varenden naar het ziekenhuis gebracht,
waar tweede machinist Van der Baan bij
aankomst bleek te zijn overleden. Van
stuurman Heida wordt aangenomen dat
hij eveneens om het leven is gekomen.
De kapitein verklaarde dat hij Heida on
der water zag verdwijnen toen hij met de
anderen overboord sprong. Van de twee
andere opvarenden die in het ziekenhuis
werden opgenomen, een Nederlander en
een Spanjaard, bleek de een ongedeerd te
zijn en de ander slechts een onbetekenen
de verwonding te hebben opgelopen; bei
den konden het ziekenhuis verlaten.
De loods van de „Mallard" had het Ne
derlandse schip met seinen gewaar
schuwd; mogelijk zijn deze seinen ver
keerd begrepen. Daar het Nederlandse
schip midden in de havenmond lag, was
een aanvaring toen onvermijdelijk.
De opvarenden van de „Santa Marghe
rita" bevinden zich nog in Zweden. Een
van de reders, de heer J. Beek uit Gro
ningen, is naar Götenburg gereisd. Hij kon
nog niet zeggen hoe groot de schade is.
Men zal trachten de kustvaarder te lich
ten.