„De Dui velsha an" HET NATIONALE BALLET WOENSDAG IN HAARLEM MET DRIE PREMIÈRES De woonschuit van de schilder Frans de Geetere in Parijs Nederlandse kustvaarder bij Göteborg gekapseisd Don Juan Carlos en Sophia trouwen op 14 mei Friese romanprijs voor M. Apperioo Ongelukken met vuurwerk BB-boekje in de Verenigde Staten DINSDAG 2 JANUARI 1962 6 O'CASEY'S FANTASIE Opgevoerd door de Toneelgroep Centrum Volgens rooms-katholieke en Grieks-orthodoxe ritus WEEKABONNEMENTEN Simon Koster De Parijse gemeentewet werd gewijzigd om de Marie-Jeannevan haar ligplaats te verzekeren tÉMfc „Een vrij onschadelijke pogingmeent dr. Lapp Aanvaring kost twee zeelieden het leven ER IS DE LAATSTE honderd jaar vermoedelijk nergens in Europa, en zeker niet in West-Europa, een nationale toneelliteratuur ontstaan die zo moeilijk door buiten landers te vertolken is als de Ierse. Aan de kwaliteit van de Ierse stukken liat dat bepaald niet, want het oeuvre der Ierse toneelschrijvers van de laatste twee of drie generaties neemt in de internationale toneelliteratuur een zeer belangrijke plaats in. Maar de geestelijke, maatschappelijke, godsdienstige en culturele sfeer waaruit dat werk is voortgekomen en waarvan het verzadigd is, vindt men nergens anders dan in Ierland omdat die sfeer het bijzondere produkt is van de Ierse geschiedenis en het eeuwenlange Ierse isolement. Het herscheppen van die uitzonderlijke sfeer op het toneel door anderen dan Ieren zelfs door Nederlandse acteurs en regisseurs, die in dat opzicht toch uiterst cosmopolitisch zijn is vrijwel onmogelijk. En ik moet dan ook bekennen dat ik nog nooit een Nederlandse opvoering van een typisch Iers stuk heb gezien, die qua vertolking van de Ierse sfeer en de Ierse geestesgesteld heid voor mijn gevoel volkomen bevredigend was. HET KOMT MIJ VOOR dat de Toneel groep Centrum en haar regisseur Egbert van Paridon de speciale moeilijkheden van het vertonen van een Iers stuk, dat geheel van die voor ons zo vreemde Ierse plattelandsmentaliteit is doordrenkt, heb ben onderschat toen zij besloten de sa- tyrische fantasie „De duivelshaan" („Cock- a-doodle-dandy") van Sean O' Casey op te voeren. De nu 77-jarige O' Casey eigen lijk O' Cathasaigh, maar die spelling was ook hemzèlf te ingewikkeld is toch al niet een van de gemakkelijkst te spelen Ierse auteurs en voor dit stuk uit 1948 geldt dat in wel heel sterke mate. Want O' Casey houdt er in zijn schrijftrant een merkwaardige ongebondenheid op na, waarbij hij even onbekommerd heen en weer springt tussen naturalisme en ex pressionisme als tussen revolutionair élan en primitieve, soms lichtelijk sentimente le dichterlijkheid. Ook „De duivelshaan" is vol van zulke tegenstrijdige elementen: ethische symboliek, sociale kritiek, poë tische taal en boerse humor zijn er vrije lijk in vermengd. Uit dat alles een ver toning op te bouwen die toch een artistie ke eenheid vormt, is alleen mogelijk als karakters en actie volkomen doordrenkt zijn van die (voor ons) onwezenlijke sfeer waarin zo'n kleine, geïsoleerde Ierse dorpsgemeenschap leeft. DIT NU ONTBRAK mijns inziens in de opvoering van „De duivelshaan" die Cen trum zaterdagavond in de Haarlemse Stadsschouwburg heeft gegeven. Ik heb alle waardering voor de toewijding en de goede technische verzorging waarmee Van Paridon het stuk ten tonele heeft gebracht en voor de veelal amusante vertolking van de meeste hoofdrollen. Maar ondanks al die toewijding, al die vrolijkheid en al de inspanning van een twintigtal voor namelijk jongere acteurs en actrices bleef in deze voorstelling een belangrijk, neen, hèt belangrijkste element ontbreken: de atmosfeer van „irreële werkelijkheid", van vervreemding van tijd en wereld, waardoor de wonderlijke dingen die er in het stuk gebeuren geloofwaardig wor den, niet alleen voor de personages op het toneel maar ook voor de toeschouwers. Het is niet genoeg als Michael Marth- raun op een gegeven ogenblik bang wordt voor een „behekste" whiskyfles; het pu bliek in de zaal moet in die angst kun nen geloven en er iets bestaanbaars in kunnen voelen, en daarvan nu was bij deze opvoering geen sprake. Wij bleven het fantastische gebeuren op het toneel zien als een genoeglijke, af en toe wat malle vertoning die ons boeide als een folkloristische vermakelijkheid, maar die geen ogenblik ons innerlijk raakte. Dit is dan niet in het bijzonder aan Van Pari don en zijn groep enthousiaste spelers te wijten, maar voornamelijk aan het feit waar ik van uit ben gegaan dat vermoedelijk alleen Ierse' acteurs onder een Ierse regisseur een stuk als dit in de juiste sfeer en de juiste trant, en daar door overtuigend, kunnen vertolken. MET DIT VOORBEHOUD vermeld ik gaarne dat vooral Piet Römer, Ton van ATHENE (Reuter) Prinses Sophia van Griekenland en Don Juan Carlos van Spanje zullen op 14 mei 1962 in Athene in het huwelijk treden tijdens een dubbele kerkelijke huwelijksplechtigheid zijn. Daar Don Juan Carlos rooms-katholiek is zal er eerst een huwelijksplechtigheid zijn in de Sint-Dionysius-kathedraal en daarna, met het oog op het geloof van de bruid, in de Grieks-Orthodoxe kathedraal. Zowel Don Juan Carlos als Prinses So phia is 23 jaar. Hij is de zoon van de Spaanse troonpretendent en zij is de oud ste dochter van koning Paul van Grieken land. Het paar heeft elkaar zes jaar geleden voor het eerst ontmoet. De verloving werd in december bekendgemaakt, op de dag van koning Pauls zestigste verjaardag. De ouders van de bruidegom, de graaf en gravin van Barcelona, vertoeven op net ogenblik bij de Griekse koninklijke fami lie. Tijdens een in Leeuwarden gehouden bijeenkomst van de „Kristlik Fryske Folks- biblio+heek" (christelijke Friese volks bibliotheek) is de uitslag bekend gemaakt van de gehouden „Friese roman-prijs vraag". De eerste prijs 2200,is toege kend aan de in de Friese taal geschreven oorspronkelijke roman „Yn Gods takomst" (in God' toekomst) van de heer M. Apper ioo te Drachten. De tweede prijs 2000, werd toegekend aan het manuscript „De utfanhuzer" (de gast), geschreven door de heer G. Abma te Amsterdam. De twee bekroonde werken zullen in 1962 door de „KFFB" worden uitgegeven. In Renkum is zaterdagavond een 22- jarige jongeman die op een zolderkamer in zijn ouderlijk huis een stuk vuurwerk wilde maken, bü een ontploffing levensge vaarlijk gewond. De jongeman had een stalen buis genomen, die tussen een bank schroef aan het ene einde dicht geknepen en er een onptlofbare stof met een lont in aangebracht. Toen hij het ene einde van de buis tussen de bankschroef zetten om het dicht te knijpen ontstond een ontplof fing. Een duim van de jongeman werd af gerukt en een scherf drong zijn lichaam binnen en raakte een long. Deze scherf is operatief verwijderd. De patiënt verkeerde vanmorgen nog in levensgevaar. In een winkel in Hoenderloo heeft het 9-jarig zoontje van de eigenaar een klap perpistooltje afgeschoten, waarna, vermoe delijk door een vonk, de gehele voorraad vuurwerk die in de etalage lag uitgestald ongeveer 4 kilogram ontplofte. Een grote partij galanterieën en andere goede ren liep schade op. Er ontstond een brand je, dat snel door de eigenaar werd bedwon gen. Niemand werd gewond. De schade wordt geschat op 2.000, dienen uiterlijk op woensdag te worden betaald, daar de bezorger» op donder dag moeten afrekenen. DE ADMINISTRATIE Otterloo, Bob Verstraete, Fien Berghegge, Karin Haage, Jan Hundling, Albert Ab- spoel, Leen Jongewaard, Frans Koppers, en Egbert van Paridon zelf hun rollen zeer verdienstelijk speelden. En een woord van bijzondere lof voor Cecilia Lichtveld, die ingesprongen voor de door ziekte verhinderde Marie José Nysten een zeer gevoelige vertolking gaf van de klei ne maar zeker niet onbelangrijke rol van het verlamde meisje Julia. Bob Verstraete, Karin Haage en Jan Hundling in „De Duivelshaan". Rom Kalma. De Nederlandse bas- bariton Rom Kalma is uitgenodigd om in april 1962 te Parijs zijn medewerking te verlenen aan de Johannes Passion in wel ke uitvoering hij de Christus-partij zal zingen. Aan deze uitvoering werkt onder meer het Bachkoor uit de Duitse univer siteitsstad Tübingen mee. WOENSDAGAVOND geeft Het Nationa le Ballet zijn eerste officiële voorstelling in de Haarlemse Schouwburg, waar het in het begin van dit seizoen officieus debu teerde. Intussen heeft het gezelschap reeds een aanzienlijke homogeniteit ver kregen, zodat niet alleen met de consoli datie maar ook met de uitbreiding van het repertoire begonnen kon worden. Dit tweevoudig streven komt in het program ma van morgen royaal tot gelding. Het bestaat uit een spectaculair divertisse ment in romantische stijl, twee werken van meer of minder toonaangevende cho reografen van nu en een alleszins opmer kelijke poging tot eigen creativiteit. Zon der een zweem van chauvinisme of per soonsverheerlijking kan worden vastge steld, dat Sonia Gaskell als artistieke leid ster ook internationaal bezien haar ensem ble een unieke positie laat innemen, een ontmoetingscentrum van representatieve stromingen uit heden en verleden van na bij en verre. Werkelijke betekenis krijgt dit, ook ten opzichte van een voorheen wei nig verwend of geheel van de danskunst vervreemd publiek, nu zij met steun van de rijksoverheid en de gemeente Amster dam beschikt over een brede falanx van solisten en een veelzijdig door stijlgevoe lige specialisten geoefend corps de ballet. ER STAAN drie premières voor Haar lem aangekondigd, onderling sterk ver schillend, die alle het aanzien waard zijn. Maar vooral op de reprise wil ik met na druk de aandacht vestigen, omdat deze al leen reeds de voorstelling tot een gebeur tenis maakt: „Serenade" van grootmees ter George Balanchine op de gelijknamige compositie (opus 48) voor strijkorkest van Tsjaikofsky is misschien het mooiste bal let dat ik ken, niet alleen fraai van voortdurend wisselend lijnenspel maar ook onzegbaar ontroerend. Het is een kristalheldere uiteenzetting in objectie ve bewegingsplastiek van het door subjec tieve bewogenheid ingegeven klankbeeld, zuivere lyriek in geabstraheerde vormen, dramatische toespeling buiten iedere aan wijsbare conflictsituatie om. In wonder baarlijk geraffineerde eenvoud is dit spel van doorlopende verrassingen volgens ge wekte verwachtingen met zijn ele gante wendingen, de verlengingen van evenwicht, de subtiele toepassingen van acrobatie en de splitsingen van het corps de ballet in afzonderlijke lichamen, die zich telkens tot andere combinaties vereni gen even suggestief als waarlijk inge nieus. Het is alweer betrekkelijk lang geleden sinds men deze volmaakte schepping in Nederland heeft kunnen zien. Men late zich de gelegenheid thans niet ontgaan, ook al moet men noodgedwongen de or kestrale begeleiding daarbij missen. Het (Van onze correspondent) PARIJS. Op 6 januari aanstaande zal in de kunstzaal van de Utrechtse Kring een tentoonstelling worden geopend van een dertigtal aquarellen en bloemstukken van de Belgische schilder Frans de Geetere, .die zijn zetel en zijn ezel echter al sinds zo'n dertig jaren om precies te zijn sedert 1934 naar Parijs heeft ver plaatst. De kunstenaar bewoont een schuit die midden in Parijs (met uitzicht op het ruiterstandbeeld van Henri IV) gemeerd ligt, „Marie-Jeanne" geheten naar de Neder landse vrouw van de schilder. Zodra men ter plaatse de valreep gepasseerd is en ge bukt het trapje afgedaald, bevindt men zich aan boord van een drijvende woning annex atelier, waarin comfort centrale verwarming, telefoon, badkamer, moderne keuken samengaat met een hoge graad van gezelligheid, waarop mevrouw De Gee- ;ere (geboren Den Engelsen) een oud-Hollands binnenhuis-stempel gedrukt heeft NIET ALLEEN van wege die kombuis- nuiskamer, maar ook door haar aanwezig heid op deze plek in de schaduw van Ri chelieu's „Institut de France", is de „Ma rie-Jeane" trouwens meer nog dan een Parijse bezienswaar digheid: Een unicum. Gastheer De Geetere een magere zesti ger met de vitaliteit en de physieke en geestelijke lenigheid van een dertiger vertelt, als ik nog maar nauwelijks ge zeten ben, hoe hij zijn boot, van nature een rijnaak, inder tijd van een andere schilder, die als bij verdienste ook nog als buurtschipper werkzaam wa§, voor een prikje overnam. Binnen deze romp heeft hij nu al zo wat de helft van zijn leven doorgebracht. „Vroeger kon je als schipper óók in Parijs gaan liggen waar de wind je had gebracht", herinnert hij zich nog best. „Maar na de oorlog werd me op een kwa de dag aangezegd, dat ik maar had op Frans de Geeterel, die in 1895 in het Belgische plaatsje Auderghem als klein zoon van een beeldhouwer en als zoon van een schilder en een pianiste werd ge boren, heeft in de eerste wereldoorlog een paar jaar in Utrecht doorgebracht. Hij weet nog niet of hij op 6 januari bij de vernissage van zijn expositie aanwe zig zal zijn. „In dit jaargetij met het risico op plotselinge stijgingen van het waterpeil waardoor mijn boot soms in de takken van de bomen verzeild dreigt te geraken, kan ik de „Marie-Jeanne" niet alleen laten", zegt hij. NA HET BEZOEK aan de schilder in zijn drijvende veste, héb ik zijn boek ge lezen. Een mooi, aangrijpend en vaak pa thetisch boek over de liefde van een jonge schilder en het Poolse meisje Rachel, Mevrouw De Geetere, zoals de schilder haar ziet. hartstochtelijke liefde waardoor die twee wezens verbonden worden met banden die zich door geen enkel vooroordeel, erbar melijkste armoe, oorlog, noch zelfs door de dood van het meisje en de krankzinnig heid van de jongeman verbreken laat. Een boek dat in zijn melancholie wel even aan „Les grands Meaulnes" en in zijn heftige realisme aan een Faulkner doet denken, doch dat niettemin vooral toch de schepping is van een schilder die met al zijn zinnen voelt en leeft en die ook als litterator het impressionisme is trouw ge bleven. Het is daarom, lijkt ons, een goe de gedachte geweest, de huidige verblijf plaats van Frans de Geetere van wie verschillende doeken in Europese musea hangen weer eens op te speuren, om zo, over een brug van bijna een halve eeuw, het contact tussen ons land en met Schilder-schrijver Frans de Geetere in de kombuis van zijn woonschuit. name de Domstad en deze boeiende kun stenaarspersoonlijkheid opnieuw tot stand te brengen. te trommelen. Wacht evenik stapte naar mijn oude vriend en mecenas Albert Sarraut, veelmalig oud-minister en pre mier der derde republiek, die me beloofde dat varkentje wel even voor me te zullen wassen. Ex-minister-presidenten hebben in Frankrijk lange armen en zo werd voor mijn persoonlijk gerief en Qnder de brede hoed van het culture welzijn, dan een nieuw artikel-no.-4 in de Parijse gemeen tewet opgenomen, waardoor ik „Marie- Janne's" anker tot mijn dood nu nooit meer zal hoeven te lichten. En daar heeft u dan weer eens zo'n charmant trekje van het Franse gezag, waarmee je vaak heel wat kanten uit kunt". BOVEN DE DIVAN die Frans de Gee tere nu tot praatstoel dient, hangen vier schilderijen waaronder een portret van een vrouw, waarvan het blanke gelaat met gesloten ogen in grijze, vervaagde en ietwat mystieke contouren gevangen blijft. Het is portret van een jonge Poqlse Joodse vrouw, die in een kamp is om gekomen en wier leven hij in een ro man heeft beschreven. „Ton Nom en lettres Blanches" (je naam in witte let ters), is de titel van die roman die een paar maanden geleden is verschenen. Zijn eigen illustraties konden niet in het boek zelf worden opgenomen, doch hij heeft ze onlangs in Parijs wel afzonderlijk ge- exposeerd. Een tweede roman is klaar, en de novellen en korte verhalen lopen .n de dozijnen. „Ik weet niet, aarzelt hij maar als schilder heb ik veel méér moeite me te vernieuwen dan als schrij ver. Misschien omdat ik met schrijven nog maar net ben begonnen. In mijn schilderijen en aquarellen schaam ik me niet mijzelf voluit als impressionist te be kennen. Ik houd meer van Odillon Redon en van Renoir, dan van Van Gogh, wiens uitbundigste blijdschap, voor mijn gevoel, toch steeds in wanhoop blijft bevangen. WE HEBBEN INTUSSEN de woonka mer voor het uitgestrekte atelier verwis seld. De shawls en andere gedrukte doe ken die hier langs de wanden hangen zijn het werk van zijn vrouw. De afdeling toeristenverkeer van de Parijse gemeen tediensten is de voornaamste klant van madame De Geetere. Haar halsdoeken worden officiële gasten van de stad Pa rijs vaak als aandenken ten geschenke aangeboden. manisch-depressieve wordt weergegeven in melodische volzinnen van verhoogde vrolijkheid met hymnische allure en me lancholische vertragingen, ondefinieerbaar expressieve verwijzingen naar menselijke relaties en lotgevallen, een perfecte ver smelting van muziek en poëzie. Men kan zeggen, dat Balanchine erin geslaagd is de mozartiaanse ambities naar klassieke purificatie van romantische gemoedsge steldheid van Tsjaikofsky visueel te reali seren. Hij dwingt ons als het ware te ge loven voor ieder spanningsprobleem de klaarblijkelijk juiste oplossing te hebben gevonden. Van de in 1926 geboren Amerikaan se danser Herbert Ross, echtgenoot van Nora Kaye, wordt de op „Contras ten" van Béla Bartók gestelde suite „Caprichos" uit 1950 vertoond. Hij studeerde niet alleen de academische ballettechniek maar ook de vrijere methode volgens gedragspatronen van Doris Humphrey, wier invloed in het scherp gestileerde pantomimische dui delijk merkbaar is gebleven. Het uit vier korte episodes van grimmige hu mor en bijtende satire naar analogie van evenzovele etsen van Goya uit het begin van de negentiende eeuw be staande werk is gemaakt voor de ex perimentele Choreographers' Work shop van Trudy Goth en werd nog in hetzelfde jaar door het American Ballet Theatre van Lucia Chase over genomen. Het is te hopen, dat sinds de Nederlandse première de vertolking aan indringende hardvochtigheid heeft gewonnen. Jack Carter zal men zich ongetwijfeld herinneren uit de tijd, dat deze inventieve Engelsman in dienst van het Ballet der Lage Landen werkzaam was. Voor deze groep heeft hij onder zeer veel meer „Het Heksenjong" tot stand gebracht, dat na dien als „The Witch Boy" naar het re pertoire van het Londense Festival Ballet is overgegaan. Voor ons Nationale Ballet leverde hij thans een sextet voor solisten op muziek van Tsjaikofsky, die diende ter begeleiding van de Grand Pas des Fiancées in de oorspronkelijke zetting van „Het Zwanenmeer" in 1877 en uit de sindsdien gangbaar gebleven versie van „Petipa en Ivanov uit 1895 (twee jaar na de dood van de componist) werd weg gelaten. Het is een aaneenschakeling van briljante paradenummers in imperiale stijl, waarin als prima ballerina Marian- na Hilarides triomfantelijk excelleert. Over „Jungle" van Rudi van Dantzig op de aan het zoeken naar een uitgebreider dansvocabulaire bijzonder dienstbare elek tronische muziek van Henk Badings heb ik onlangs een voorlopig oordeel gegeven, waarop ik aanvullend zal terugkomen na de hernieuwde kennismaking. Bij de pre mière in Amsterdam was het succes ova tioneel. De belangstelling van het publiek is dit werk ten volle waard. David Koning WASHINGTON (Reuter) „Er bestaat geen onfeilbaar middel voor de bescher ming tegen kernaanvallen, maar door een doeltreffende bescherming van de bur gerbevolking kunnen miljoenen, die an ders zullen omkomen, een dergelijke aan val overleven." Dit valt te lezen in een boekje, getiteld: „Bescherming tegen ra dioactieve neerslag wat men moet we ten over en doen bij een kernaanval", dat het Amerikaanse ministerie van Defen sie heeft samengesteld. In dit boekje wordt nogmaals het besluit van de Amerikaanse regering toegelicht om de ontwikkeling te steunen van schuilplaatsen voor de ge meenschap. De regering zal een belang rijk deel van de kosten voor de bouw van dergelijke schuilplaatsen in scholen, zie kenhuizen enzovoort voor haar rekening nemen. Ongeveer 25 miljoen exemplaren van het 48 pagina's tellende boekje zullen gratis worden verspreid. In eenvoudige bewoor dingen, toegelicht met afbeeldingen, wordt de bevolking op de hoogte gebracht van bescherming tegen radioactieve neerslag en van de kansen om een kernbomaanval te overleven. Verder wordt uiteengezet hoe een eigen schuilplaats kan worden ge bouwd en welke levensmiddelen moeten worden ingeslagen. De critiek die de re gering op de inhoud had verwacht, bleef niet uit. De kerngeleerde dr. Ralph E. Lapp vindt de uitgave van het departement van De fensie een „vrij onschadelijke poging" waarin niets nieuws werd verteld en die slechts van beperkte waarde was. De schuilplaatsen in kelders, die in de wen ken worden aanbevolen, kunnen onder om standigheden even gevaarlijk zijn als de radio actieve neerslag waartegen die schuilplaatsen bescherming bieden. „Voor mensen die te dicht in de buurt van het punt van inslag wonen," zo meent hij „is een schuilplaats die onder een instortend huis kan worden bedolven, geen oplossing", zo zegt hij. De minister van Defensie McNamara, die critiek van deze aard had verwacht, schrijft dan ook in een inleiding: „De fei telijke inlichtingen die in dit boekje zijn verwerkt, zijn door onafhankelijke deskun digen beoordeeld en ze vertegenwoordigen de beste algemene opvattingen die op dit ogenblik voorhanden zijn". Tarzans burgerlijke stand. Tarzan en Jane waren inderdaad krachtens pagina 313 van het in 1915 gepubliceerde „Terug keer van Tarzan" deugdelijk getrouwd voordat ze in het oerwoud gingen samen leven, aldus de firma Grosset en Dunlap, uitgevers van de Tarzan-boekenserie, die deze mededeling deed omdat in het stadje Downel in Californië onrust was ont staan door het uitlenen van Tarzan-boe- ken in de schoolbibliotheken. Door inwo ners was twijfel geuit aan de echtelijke status van het vermaarde oerwoudpaar. In de havenmond van Göteborg in Zwe den is zaterdagmorgen de Groningse kust vaarder „Santa Margherita" (500 ton) in aanvaring gekomen met de Britse tanker „Mallard" (10.950 ton). Het Nederlandse schip kapseisde spoedig na de aanvaring. Van de overboord gesprongen beman ningsleden zijn twee man om het leven gekomen: de 22-jarige tweede machinist Tjeerd van der Baan uit Sneek, van wie een been door de scheepsschroef werd af geslagen en die, na opgepikt te zijn, door bloedverlies overleed en de stuur- men, de 24-jarige Riekele Heida uit Don kerbroek (Fr.), die nog niet gevonden is. De overige acht opvarenden werden ge red. Onder hen bevinden zich drie Span jaarden en twee Haarlemmers, derde machinist M. Stienstra en matroos J. Jonkhart. De schepen kwamen met geringe snel heid iri aanvaring. Mist en sneeuw be lemmerden het zicht. De Britse tanker wilde de haven binnen lopen. De Groning se kustvaarder voer in charter voor een firma te Göteborg en was op weg naar de Schotse haven Grangemouth. Het schip was geladen met cement en had geen loods aan boord. Na de aanvaring maakte het Nederland se schip water in het voorschip. Toen pom pen niet hielp en het schip zware slagzij ging maken, besloot de kapitein het aan de grond te zetten. Aangezien echter de cementlading hèt schip elk ogenblik kon doen kapseizen, kreeg de be manning opdracht het schip te verlaten De meeste mannen sprongen overboord. De „Mallard", die wel een loods aan Aan wal werden de geredden van kleren voorzien. Van links naar rechts: de Spanjaard Juan Gonzales, de Haar lemmer J. Jonkhart, R. Evenhuis, de Spanjaard R. Santamaria en de eerste machinist R. Keizer. boord had, meerde aan de dichtst bij- zijnde ligplaats Reddingsvaartuigen be gaven zich naar het Nederlandse schip dat. inmiddels in ondiep water was gekap seisd. Het schip ligt half boven water op een zandplaat. Na door kleine schepen uit het water te zijn gehaald, werden drie op varenden naar het ziekenhuis gebracht, waar tweede machinist Van der Baan bij aankomst bleek te zijn overleden. Van stuurman Heida wordt aangenomen dat hij eveneens om het leven is gekomen. De kapitein verklaarde dat hij Heida on der water zag verdwijnen toen hij met de anderen overboord sprong. Van de twee andere opvarenden die in het ziekenhuis werden opgenomen, een Nederlander en een Spanjaard, bleek de een ongedeerd te zijn en de ander slechts een onbetekenen de verwonding te hebben opgelopen; bei den konden het ziekenhuis verlaten. De loods van de „Mallard" had het Ne derlandse schip met seinen gewaar schuwd; mogelijk zijn deze seinen ver keerd begrepen. Daar het Nederlandse schip midden in de havenmond lag, was een aanvaring toen onvermijdelijk. De opvarenden van de „Santa Marghe rita" bevinden zich nog in Zweden. Een van de reders, de heer J. Beek uit Gro ningen, is naar Götenburg gereisd. Hij kon nog niet zeggen hoe groot de schade is. Men zal trachten de kustvaarder te lich ten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1962 | | pagina 6