Rij-examen
t
nn
l
of de angstdroom van een gezakte
I
DE „TOUGH-STORY" doorbreking
het klassieke detectiveverhaal
van
„Koude oorlog"
tegen spreeuwen
WEELDEBELASTING J
ZATERDAG 20 JANUARI 1962
Erbij
PAGINA VIER
P. van den Burg
LOKET 17
Dashietl Hammett
als overgangsfiguur
G
MIJN NAAM SCHALDE door een luid
spreker. Hoewel ik erop gerekend had
schrok ik geweldig.
Ik ben achtendertig en dat is ook de
leeftijd waarop mensen die beter moesten
weten mij taxeren. Onverschillig kwam ik
overeind, een veerkrachtige beweging die
net nonchalant genoeg bleef om de toe
schouwer ademloos te maken. Let u even
op het lichte, gevaarlijke wiegen in de
schouders. U ziet het goed, mevrouw
sportieve jonge kerel. U vergist u niet, juf
frouw voor de duivel niet bang.
Er was even iets met de benen. Net of
mijn voeten de grond niet raakten. De
eerste stappen lukten niet helemaal. Maar
ik geloofde niet dat iemand het merkte.
Even kijken, waar moest ik ook weer
heen? Dat rode lampje daar rechts. Het
kon niet missen want verder was er niets
te zien in de zaal. Het viel mij eigenlijk
nu pas op hoe schemerig het er was.
„Denk om je rug",- zei mijn vrouw.
Maar mijn vrouw zat thuis. „Rechtop lo
pen", zei mijn moeder. Maar mijn moe
der was in het rusthuis. Ik bracht mijn
schouders naar achteren. Niet met een
ruk, want ik laat me niet commanderen.
Onzichtbaar strekte ik dus de rug en liep
in de richting van het rode lampje. Han
dig omzeilde ik tafeltjes en stoelen die
op het laatste moment voor mijn voeten
werden geschoven. De organisatie dat
was duidelijk liet zeer veel te wen
sen over. Ergens achter mij stootte iemand
ongearticuleerde klanken uit. Maar ik Het
mij niet van de wijs brengen.
HET RODE LAMPJE bevond zich bo
ven een deur die open stond. Die deur be
vreemdde me en ik voelde een lichte aar
zeling. Niettemin stapte ik vastberaden
naar binnen. Er zat een grijze juffrouw
in een wit schort te breien. Ze breide iets
van witte wol. Toen ik goed keek zag ik
dat het een tafeltje werd. Het was bijna
klaar en in het midden stond al een wit
schoteltje waarop een dubbeltje lag.
De juffrouw keek niet op toen ik haar
passeerde. Zij wist niet dat mijn naam
door de luidspreker had geklonken. En
zelfs al wist ze het., dit zou zij begrij
pen. De natuur moest zijn loop hebben.
Ik hield mij enige tijd op in een afgeslo
ten ruimte, zo lang als ik dacht dat no
dig was om de natuurlijke loop te vol
tooien. Tijd is geld, overwoog ik en ik
keek in mijn portemonnaie. De munten
bleken schaars. Wat kwartjes en een stui
ver. Toen ik weer bij de juffrouw kwam,
zag ik dat ze het tafeltje bijna geheel had
uitgehaald. Het schoteltje stond wankel op
één poot. Ik nam achteloos het stuiver
tje uit mijn vestzak. „Rot patroon. Ik had
moeten meerderen", sprak de vrouw tot
haar God. Haastig stak ik het stuivertje
terug en bracht een kwartje te voorschijn.
Ik liet het op het schoteltje vallen en wil
de er het dubbeltje voorzichtig afnemen.
Maar het dubbeltje zat vastgeplakt. Het
duurde even voor ik het schoteltje in mijn
zak had en het kwartje op de poot had ge
legd. De juffrouw tuurde op haar witge
lakte breiwerk. Opeens zag ze het kwart
je. „Een steek gevallen", mompelde ze.
Ik nam het kwartje weg. Om haar mond
tekende zich het begin van een glimlach
af een waterig zonnetje aan het eind
van een gure winterdag. Huiverend betrad
ik opnieuw de zaal.
ER WAS ENIGE DEINING om een hef
tig gesticulerende man, die zich in mijn
richting bewoog. Toen hij vlak voor mij
stond merkte ik dat zijn gebaren en woor
den voor mij bestemd waren. Waar kende
ik hem van? Ik probeerde na te denken,
maar de man verwarde mij met zijn mis
baar. Later, nadat alles achter de rug
was schoot mij te binnen dat hij mijn in
structeur was. Wat hij precies allemaal
zei weet ik niet, maar het klonk ongeveer
zo: „Wat doe drufroem! Flutskrampui
verknoeit! Blassikoets zenuwe. Links klaf-
spruldals pilaar. Dwilkas meneer Dix-
hoorn strumpf roepelnarri excuses maken.
En schriemeronsk rustig". En inderdaad.
Links, even voorbij een pilaar stond een
man voor het raam, met zijn rug naar
mij toe. Ik liep naar hem toe. „Meneer
Dijkshoorn". Hij verroerde zich niet.
„Meneer Dijkshoorn". Hij keek pas om
toen ik zijn naam voor de derde keer
uitsprak. „Meneer Dijkshoorn"Zijn ge
zicht was vlekkerig rood. Bovendien
scheen hij buiten iets te hebben gezien
wat zijn ergernis had opgewekt. „Ik moet
aannemen dat u het tegen mij hebt. Bij
zonder prettig om met u kennis te maken,
meneer", zei hij, bijna alle woorden be
klemtonend. „U hebt toch geen haast
hoop ik?" Iemand die niet beter wist, zou
denken dat het ironisch bedoeld was. Maar
ik wist immers beter. Deze Dijks..dinges
was een type, een merkwaardige vent.
Een vent die geestige dingen zei met een
droog smoel. „Je vergist je", fluisterde
mijn moeder die in het rusthuis zat, „de
ze man is boos op jou". „Altijd het slech
te denken van de mensen, hè. Weet u dat
dat het begin is van elke oorlog? Eerst
vertrouwen in de goede intenties van.."
Mijn sluitend betoog werd onderbroken.
„Je bent weer zo eigenwijs als je groot
bent". De woorden waren van mijn vrouw
die thuis zat. Ik negeerde haar kleinzielig
commentaar en besloot haar te bewijzen
hoezeer mijn taxatie de juiste was.
„Meneer Dijksman, meneer Dijksman",
begon ik kwasi vermanend. Maar de vlek
ken in zijn gezicht werden nog iets fel
ler rood. Een lichte twijfel besloop me
toen hij een geagiteerd gebaar maakte in
de richting van de uitgang. Bij de deur
moest ik voorgaan en zodra wij buiten
kwamen zei hij: „Lacht u even".
HOEWEL MIJN INSTRUCTEUR mij dit
niet had geleerd, voldeed ik aan zijn ver
zoek. Uit zijn gedrag kon ik echter opma
ken dat mijn gegrinnik hem niet beviel.
Ik begon langzamer te lopen, omdat hij
bleef staan, wendde mij half naar hem
om en begon te schateren. Omdat ik zag
dat hij me met een paars gezicht trachtte
te overschreeuwen hield ik meteen mijn
mond. „Wacht u even, zei ik", brulde
hij, hoewel ik hoogstens tien pas van hem
af stond. Ik liep naar hem toe.
„Waar rijdt u in?" „Dit is theorie",
dacht ik. Het antwoord was niet moeilijk.
„Ik rijd in een motorvoertuig, voorzien
van ruitenwissers, clignoteurs, een deugde
lijke stuurinrichting, een verl.." „U rijdt
dus in een auto". Hij maakte opeens een
vermoeide indruk. „Ja, ja, een auto. Dat
vreesde ik niet alleen, maar dat wist ik
zelfs. Het is mij te doen om het merk, als
u het begrijpt." Ik begreep het best. Al
leen, ik kon er niet op komen. Als hij me
de kleur gevraagd had, zou ik het hebben
geweten. Zelfs het nummer zou ik hem
precies hebben kunnen opgeven, omdat
het zo'n bijzonder gemakkelijk nummer
was. Maar het merk., het merk.. „Ford",
zei ik. Mijn antwoord mishaagde hem niet.
„Ziet u daar die auto staan? Kunt u van
hieraf het nummer lezen?" Zijn vinger
wees naar de auto waarin ik zesenvijftig
les-uren had gereden. „Zeker, meneer Van
Dijk, NK 80-80". Ik wist dat het goed was
en toch hinderde hem kennelijk iets in wat
ik zei. „Wij gaan naar uw wagen" Toen
ik het portier opende, merkte ik dat lij
een aantekening maakte. „Is dit 'm? U
rijdt in een.. Ford-Opel, als ik het goed
begrijp!" Ik knikte en plaatste mij kwiek
achter het stuur. Maar meneer Van Dijk
ging voor de auto staan en gebaarde dat
ik er uit moest komen, omdat er iets aan
de linker voorlamp mankeerde. Ik deed
het, terwijl hij de handen in een gebaar
van wanhoop tegen het voorhoofd sloeg.
„Wilt u zo vriendelijk zijn weer te gaan
zitten, opdat ik de lampen en richtingaan
wijzers kan controleren Ik wijs aan wel
ke lichten u moet ontsteken en als 't u
blieft ..blijft u zitten". Om alle moeilijk
heden te voorkomen met de snel gedepri
meerde meneer Van Dam, draaide ik het
lichtknopje om, plantte mijn voet op de
rem en zwaaide het handletje van de rich
tingaanwijzer snel van links naar rechts.
Meneer Van Dam was zichtbaar ingeno
men met deze gang van zaken en ging
naast mij zitten. Ik gevoelde medelijden
met deze man, die blijk had gegeven da
nig in de war te zijn. Het maakte mij in
eens nóg rustiger dan ik al was.
„IK ZAL U STEEDS tijdig waarschu
wen wanneer u links of rechtsaf moet.
Zeg ik niets, dan rijdt u rechtuit. Start
u maar".
Ik startte de motor, duwde de koppe
ling in en schakelde naar één. Zo had 'k
het al honderden keren gedaan en ik voel
de me zeker van mijn zaak. Ik wist dat ik
met deze wagen kon doen wat ik wilde.
Met de gevoeligheid van een meester-
pianist streelde ik de pedalen. De handen
rustig aan het stuur, de voeten in vol
maakte souplesse tastend naar het mo
ment-supreme waarop de auto mobiel zou
worden. Beste brave Van Damwijk opge
let, zo heb je nog nooit een auto zien be
spelen.
De motor begon gezellig te loeien. Ik
luisterde vergenoegd en liet de koppeling
nog iets verder opkomen. Toen ik naar
buiten keek zag ik dat we nog stil ston
den De handrem natuurlijk. Maar de
handrem was het niet.
„Probeert u het eens in één in plaats
van in drie".
Van Dam zei het zonder op te kijken
van zijn papier. Hij ging ijverig voort
aantekeningen te maken.
Het is geen kunst om dergelijke dingen
achteraf te zeggen en dat liet ik merken
ook. Ik heb hem geen antwoord gegeven
en alleen van drie naar één geschakeld,
hoe grote hekel ik ook heb aan het ge
kraak waarmee dit gepaard gaat. Maar
meneer Van Dam was zo verdiept in het
briefje aan zijn moder, dat hij het niet
hoorde. Toch moest hij even ophouden
met schrijven, omdat ik vergeten had
mijn gas te verminderen.
Ik ken tientallen mensen die onder zulke
omstandigheden het hoofd zouden verlie
zen. Maar ik wist dat het zaak was kalm
te blijven en te overwegen welke maat
regel de voorkeur verdiende.
Ik besloot te remmen. Maar we stonden
al stil. Meneer Van der Wal had al ge
remd, hoewel er zeker nog een twintig
centimeter licht zat tussen de bumper en
een onjuist opgestelde lichtmast.
HET WAS STIL nu mijn voet niet meer
op het gaspedaal drukte. Ik controleerde
even of de motor nog draaide door op
nieuw te starten. Van der Wal stopte de
vingers in zijn oren. Ik gaf voorzichtig
gas en wendde het stuur scherp naar
links, zodat ik de lichtmast maar net even
schampte. „Bij het eerste kruispunt
rechtsaf", zei Waldhoorn. Ik gleed naar
de stoeprand, gaf richting aan en draai
de de hoek om. Deze fraaie manoeuvre
werd slechts even ontsierd door een
fietser die in de dode hoek zat, of beter...
lag. Veel tijd om er over na te denken
had ik niet, want net om de hoek liet
een oude dame zich scheppen. Eigenlijk
zag ik het pas toen we stil stonden. Van
der Wal had weer enigszins voorbarig op
de rem getrapt. Mijn eerste impuls was:
gas geven. „Eerst de rommel opruimen
voor je weggaat", riep mijn moeder van
het rusthuis uit. Wat tnijn vrouw zei kon
ik niet verstaan, omdat ze net in de keu
ken stond. Ik sprong op straat en ont
kwam door een snelle beweging aan de
wielen van een juist passerende trailer
met oplegger. „Moordenaar", schreeuw
de ik. Hij reed door. Ik wendde mij tot
het oude mens dat op mijn bumper zat
te trillen. „Dat was op het randje, opoe.
Laat het niet wéér gebeuren. En nou van
die bumper af vóór ik tot drie geteld
heb." Beverig kwam ze overeind en
scharrelde naar het trottoir, waar ze een
paar nieuwsgierige grondwerkers een ver
tekend verslag gaf van het gebeurde. Uit
hun onaangename oogopslag kon ik aflei
den dat het niet in hun bedoeling lag om
mijn kant van de zaak aan te horen. Ik
besloot daarom meten tot handelen over
te gaan. Mijn enige principe luidt: niet
praten met bevooroordeelde mensen. Bo
vendien, ik mocht de tijd niet uit het oog
verliezen. Wat drommel, het was niet
vroeg meer.
SNEL LIEP IK naar het openstaande
portier en lenig nestelde ik mij weer ach
ter het stuur. De motor raasde al toen de
mannen met hun vuisten op de achterruit
begonnen te bonzen.
De heren hadden een lesje verdiend
en ze zouden het hebben! Ikschakelde
in mijn achteruit, keerde mij half om,
keek zoals het hoorde door het achterraam
en gaf gas. Helaas was er iets niet in
orde met de versnellingsbak. Tot mijn >p-
rechte verbazing reed de auto vóóruit. Al
rijdende begon ik te begrijpen dat het wei
nig zin had nog langer omgekeerd achter
het stuur te zitten. Toen ik weer recht
zat zag ik een man voor de auto uit hol
len, een man met een rode nek. Ik kende
hem. Maar waarvan...? Ik reed in de eer
ste versnelling en omdat de man voorals
nog de kracht opbracht om een meter
vóór te blijven, kon ik hem rustig obser
veren. Opeens wist ik het. Van der Wal.
En eerst op dat ogenblik r-aliseerde ik
mij dat er niemand naast me zat. Koorts
achtig dacht ik na over de oorzaak van
deze situatie, die niet overeenkwam met
datgene wat mijn instructeur mij had
voorgespiegeld. Voor zover ik wist be
hoorde deze oefening niet tot de speciale
verrichtingen die men mij met het oog op
het examen had geleerd.
IK WERD IN MIJN overwegingen ge
stoord doordat ik plotseling merkte dat
Van Dijk er niet meer was. Verdwe...
Een harde klap, een schok en een schu
rend geluid. Ik sloeg met mijn hoofd te
gen het dak. Toen was het stil. De auto
helde schuin naar voren. Ik keek naar
buiten en zag onder mij het water van
de gracht. Uitstappen was alleen mogelijk
via het achterportier. Voorzichtig klom ik
over de voorbank en even later stond ik
op straat. In het drabbige grachtwater
dook het rode hoofd op van een man. „Hij
is al drie keer onder geweest", zei de
slagersjongen, die zoals de traditie het
voorschrijft, het eerst ter plaatse was.
Driemaal... ik had dus geen tijd meer te
verliezen. „Meneer Dixhoorn!", riep ik.
„Meneer Dixhoorn! Wanneer is het mon
deling examen?" Maar hij zakte als een
baksteen. Ik trouwens ook.
De hoofdstad wordt op het ogenblik ge
plaagd door tienduizenden spreeuwen,
waartegen de afdeling Beplantingen van
Publieke Werken een „koude oorlog" is be
gonnen. Ieder jaar ondervindt Amsterdam
in de zwermperiode een spreeuwenplaag,
maar de aantallen spreeuwen zijn dit jaar
ongekend groot. Door hun enorme aantal
richten zij in en onder hun slaapplaatsen
ernstige schade aan. De weg onder de bo
men is vrijwel onbegaanbaar door de uit
werpselen van de vogels: geparkeerde
auto's en fietsen worden verontreinigd.
Het is volgens de Dienst Beplantingen
voorgekomen dat armdikke boomtakken
onder het gewicht van de spreeuwen bra
ken.
Tot nu toe heeft men getracht de spreeu
wenplaag zonder veel succes te be
strijden met lawaai van ketels, het- afste
ken van vuurwerk en het plaatsen van
een opgezette uil. De grootste hinder
wordt ondervonden vóór het Centraal Sta
tion. Hier is nu een geluidswagen ge
plaatst, die voortdurend angstkreten van...
spreeuwen ten gehore brent. Deze angst
kreten van soortgenoten vinden de spreeu
wen zo onaangenaam dat ze zich dan in
derdaad verspreiden.
VELEN, EN ONDER HEN ook me
nig beoordelaar van speurdersverhalen,
schijnt het te ontgaan dat er, sinds Co-
nan Doyle en zijn directe navolgers, in
de wereld van het detectiveverhaal een
en ander is veranderd; uitingen van
recentere stromingen kent men niet of
meet men met maatstaven die slechts
aangelegd kunnen worden bij de klas
sieke „analytische" detective: het zui
vere „puzzel"-verhaal, waarin personen
en milieu slechts bestaan omwille van
het raadsel, en dat dus onvermijdelijk
lijdt aan een litteraire starheid en sim
plificering van karakters. Dientenge
volge is er omtrent het genre veel mis
verstand ontstaan en ondervindt het
vaak een miskenning die het niet ver
dient, gezien het litteraire peil dat veel
jongere auteurs bereiken.
DE WEGEN DIE men gezocht heeft om
het klassieke „puzzel-om-de-puzzel" pro
cédé te doorbreken, zijn vele geweest. In
hoofdzaak komen zij neer op, enerzijds:
het creëren van een speursituatie waarin
de belangstelling minder gericht is op
de ontrafeling van het misdrijf dan op de
misdadige mens met zijn tegenspelers, en
waarin de nadruk dus ligt op psychologie
en milieutekening; anderzijds: een stre
ven naar nauwkeuriger benadering van
de realiteit in de wereld van misdaad
en misdaadbestrijding. Laatstbedoelde weg
heeft tot diverse uitkomsten geleid, waar
onder het alweer meer dan een kwart
eeuw oude Amerikaanse „hardboiled"-
of „tough"-genre, dat in de laatste jaren
te onzent beoefenaars heeft gevonden
in Joop van den Broek en John Hoogland.
Vader van de „hardboiled"-school is de
in 1894 geboren Dashiell Hammett, oud
agent van Pinkerton's detectivebureau en
als detective schrijvende speurder op
zichzelf reeds een unicum. Hij schreef
zijn vijf tussen 1929 en 1934 gepubliceerde
romans (thans weer verkrijgbaar in de
reeks Permabooks van de New Yorkse
Pocket Books Inc.) in reactie op de Engel
se detectiveverhalen, die zich hoofdzake
lijk in het aristocratisch of gegoed-burger
lijk milieu plachten af te spelen. Hammett
zegt Raymond Chandler, een der bes
ten onder zijn navolgers „gave back
murder to the kind of people that commit
it for reasons, not just to provide a
corpse", en ofschoon deze uitspraak in
zijn algemeenheid misschien wat overdre
ven is (hetzelfde kan immers gezegd wor
den van meer dan een jongere „analyti
cus"), moet men erkennen dat Hammett
erin is geslaagd, het speurdersverhaal te
verlevendigen door belangstellende obser
vatie van het leven aan de zelfkant
zonder daarbij te vervallen in de verrau-
wing die zich bij velen van zijn navol
gers heeft gemanifesteerd en waarvan een
Mickey Spillane wel het meest ontstellen
de voorbeeld levert.
ALS OVERGANGSFIGUUR balanceert
Hammett, anders dan zijn navolgers, die
het over het algemeen met de logische
ontrafeling van hun plot niet zo nauw
nemen, op de grens tussen de zuivere
„hardboiled story" en het oudere ana
lytische detectiveverhaal. Zijn gave short-
story Death Company maakt dit al
bijzonder duidelijk, maar ook in zijn ro
mans gaat het rationele aspect van de
analytische school nooit geheel verloren.
The Maltese Falcon, uit 1930, is de
eerste wezenlijke „hardboiled" in de la
ter zo geijkte zin van het woord. Red
Harvest, waarmee Hammett in 1929 debu
teerde, droeg wel enigszins he't „tough-"
karakter, maar ontleende het grotendeels
aan zijn situering in een gangster-milieu;
The Dain Curse, dat enkele maanden la
ter verscheen, was er met zijn tame
lijk bizarre, hier en daar naar het over
dreven effect van het gruwelverhaal nei
gende, opzet geheel van gespeend.
Het grondmotief van The Maltese Falcon
is, evenals bij zoveel schrijvers uit de
oudere school, nog van ietwat romantische
aard: men is er op jacht naar een met
juwelen bezette valkplastiek, stammend
van de oude Maltezer ridders. Vele en
verwikkelde gebeurtenissen hangen ermee
samen; de hoofdintrige verloopt echter ge-
heel volgens het typische, rechtlijnige
„hardboiled"-procédé en levert een boeiend
verhaal op, vooral dankzij Hammetts le
vendig typering der personen. Zijn speur
der, Sam Spade, beschikt over een accep
tabele deductieve techniek, zij het dat hij
niet de methode volgt van de goede klas
sieke detective (stap voor stap ontwikke
len van een inzicht, op grond van feiten
en omstandigheden die de lezer bekend
kunnen zijn),.maar het volkomen over
rompelende op het moment van de ontkno
ping. De lezer kan met deze methode
echter vrede hebben, daar Hammett zich
van menig zwakker schrijver (ook in het
analytische genre) onderscheidt door een
logische redenering, die niets aan het toe
val overlaat en waarbij hij geen enke
le troef-van-het-laatste-moment uit de
mouw hoeft te schudden.
THE GLASS KEY, van 1931, is gebouwd
op een dergelijk motief als Hammetts
eersteling, Red Harvest: strijd om de
macht in een Amerikaanse stad tussen
gangsters-politici. Het schijnt een onwer
kelijke wereld waarin Hammett ons hier
binnenvoert, maar hij weet die zo levens
echt te verbeelden, dat de lezer zijn ben
dewezen en corrupte politiemacht als bij
na alledaagse verschijnselen gaat accep
teren.
Speurdersverhalen waarin niet enkele
individuen doch een of meer benden cen
traal staan, missen meestal de wezenlijke
verdiensten van de ware detectivestory en
moeten het grotendeels hebben van het
goedkope effect. Hammett vermijdt dat
en past bovendien een zeer eigen procédé
toe, dat zijn verhaal toch min of meer
aan de klassieke detectivestory verwant
doet blijven. De techniek waarvan hij zich
in Red Harvest bedient, berust weliswaar
minder op slim speurwerk van zijn privé-
detective dan op het handig uitspelen van
boeven tegen boeyen en van speurders-
troeven tegen die van zijn tegenspelers:
de gangsters, doch in dat laatste treft dan
ook een onmiskenbaar rationele werk
zaamheid, die men in het gemiddelde
gangster-verhaal evenzeer mist als in de
latere hardboiled story.
In The Glass Key is Hammetts overtui
gingskracht sterker dan in Red Harvest,
juist doordat het er hoewel geenszins
braver veel rustiger in toegaat en Ham
mett hier geen daverende sloteffecten no
dig heeft in de vorm van grootscheepse
veldslagen tussen de rivalen in hun „strijd
om de straat". Ook van The Glass Key
kan men zeggen dat het, ofschoon met de
oude analytische detective geenszins ver
gelijkbaar, er enigszins tegenaan leunt, al
ligt de rationele werkzaamheid van Ham
metts hoofdpersoon (Ned Beaumont, nu
eens geen „private-eye", maar lijfwacht
van een der rivalen in de gewelddadige
plaatselijke verkiezingsstrijd) hier weer in
een heel ander vlak dan die van de ano
nieme ik-figuur in Red Harvest.
NATUURLIJK men mag dit van de
„hardboiled story" immers nimmer ver
wachten berust de speurintrige niet op
mooie vondsten en knap verborgen „clues"
die geleidelijk ontraadseld worden: men
zal ook hier Hammetts standpunt hebben
te eerbiedigen, dat hij in The Thin Man
(1934) zijn speurder Nick Charles in de
mond legt: „When murders are commit
ted by mathematicians, you can solve
them by mathematics. Most of them are
not and this one wasn't". In The Thin
Man treden de principes waarop Ham
mett de „hardboiled" heeft willen grond
vesten, wel het duidelijkst naar voren:
actie en sfeertekening zijn hoofdzaak; het
denkwerk bijzaak. Nick Charles brengt
een geval tot oplossing tot aan het mo
ment waarop de politie een verdachte kan
arresteren op grond van Charles's gissin
gen; de bewijzen zijn „for juries, not de
tectives": die komen vanzelf wel voort uit
allerlei inlichtingen waarmee het publiek
komt aandragen nadat de arrestatie be
kend is geworden!
In beide uitspraken van Nick Charles
ligt het karakter van The Thin Man be
sloten: hoewel meer de analytische lijn
volgend dan hij gewoon is, blijft Hammett
hier toch het „hardboiled"-principe in zo
verre duidelijk trouw, dat hij de werk
zaamheid van zijn detective met een vrii
oppervlakkige toets tekent oppervlak
kig voor de lezer, die de zin achter speur
ders handelingen niet direct stap voor stap
kan volgen, al blijken die (achteraf) alle
wel gebaseerd op een bepaald, doordacht
plan.
- -I(a
SH
Dit laatste, in de zuiver analytische de
tective niet altijd aanvaarbaar, wordt dat
wel in het genre dat Hammett beoefent,
daar dit immers zijn kracht juist vindt
in de snelheid van vertellen en de tref
zekerheid van situatieschetsen en dialo
gen. Uniek voor dit genre is overigens het
feit dat The Thin Man is gebouwd op een
aardige vondst, die een analytisch detec-
tivevérhaal niet onwaardig zou zijn: het
lijk van een vermoorde is verborgen en
de schuld van een volgende moord wordt
op het naar het heet voortvluchtige
eerste slachtoffer geworpen.