Rij-examen t nn l of de angstdroom van een gezakte I DE „TOUGH-STORY" doorbreking het klassieke detectiveverhaal van „Koude oorlog" tegen spreeuwen WEELDEBELASTING J ZATERDAG 20 JANUARI 1962 Erbij PAGINA VIER P. van den Burg LOKET 17 Dashietl Hammett als overgangsfiguur G MIJN NAAM SCHALDE door een luid spreker. Hoewel ik erop gerekend had schrok ik geweldig. Ik ben achtendertig en dat is ook de leeftijd waarop mensen die beter moesten weten mij taxeren. Onverschillig kwam ik overeind, een veerkrachtige beweging die net nonchalant genoeg bleef om de toe schouwer ademloos te maken. Let u even op het lichte, gevaarlijke wiegen in de schouders. U ziet het goed, mevrouw sportieve jonge kerel. U vergist u niet, juf frouw voor de duivel niet bang. Er was even iets met de benen. Net of mijn voeten de grond niet raakten. De eerste stappen lukten niet helemaal. Maar ik geloofde niet dat iemand het merkte. Even kijken, waar moest ik ook weer heen? Dat rode lampje daar rechts. Het kon niet missen want verder was er niets te zien in de zaal. Het viel mij eigenlijk nu pas op hoe schemerig het er was. „Denk om je rug",- zei mijn vrouw. Maar mijn vrouw zat thuis. „Rechtop lo pen", zei mijn moeder. Maar mijn moe der was in het rusthuis. Ik bracht mijn schouders naar achteren. Niet met een ruk, want ik laat me niet commanderen. Onzichtbaar strekte ik dus de rug en liep in de richting van het rode lampje. Han dig omzeilde ik tafeltjes en stoelen die op het laatste moment voor mijn voeten werden geschoven. De organisatie dat was duidelijk liet zeer veel te wen sen over. Ergens achter mij stootte iemand ongearticuleerde klanken uit. Maar ik Het mij niet van de wijs brengen. HET RODE LAMPJE bevond zich bo ven een deur die open stond. Die deur be vreemdde me en ik voelde een lichte aar zeling. Niettemin stapte ik vastberaden naar binnen. Er zat een grijze juffrouw in een wit schort te breien. Ze breide iets van witte wol. Toen ik goed keek zag ik dat het een tafeltje werd. Het was bijna klaar en in het midden stond al een wit schoteltje waarop een dubbeltje lag. De juffrouw keek niet op toen ik haar passeerde. Zij wist niet dat mijn naam door de luidspreker had geklonken. En zelfs al wist ze het., dit zou zij begrij pen. De natuur moest zijn loop hebben. Ik hield mij enige tijd op in een afgeslo ten ruimte, zo lang als ik dacht dat no dig was om de natuurlijke loop te vol tooien. Tijd is geld, overwoog ik en ik keek in mijn portemonnaie. De munten bleken schaars. Wat kwartjes en een stui ver. Toen ik weer bij de juffrouw kwam, zag ik dat ze het tafeltje bijna geheel had uitgehaald. Het schoteltje stond wankel op één poot. Ik nam achteloos het stuiver tje uit mijn vestzak. „Rot patroon. Ik had moeten meerderen", sprak de vrouw tot haar God. Haastig stak ik het stuivertje terug en bracht een kwartje te voorschijn. Ik liet het op het schoteltje vallen en wil de er het dubbeltje voorzichtig afnemen. Maar het dubbeltje zat vastgeplakt. Het duurde even voor ik het schoteltje in mijn zak had en het kwartje op de poot had ge legd. De juffrouw tuurde op haar witge lakte breiwerk. Opeens zag ze het kwart je. „Een steek gevallen", mompelde ze. Ik nam het kwartje weg. Om haar mond tekende zich het begin van een glimlach af een waterig zonnetje aan het eind van een gure winterdag. Huiverend betrad ik opnieuw de zaal. ER WAS ENIGE DEINING om een hef tig gesticulerende man, die zich in mijn richting bewoog. Toen hij vlak voor mij stond merkte ik dat zijn gebaren en woor den voor mij bestemd waren. Waar kende ik hem van? Ik probeerde na te denken, maar de man verwarde mij met zijn mis baar. Later, nadat alles achter de rug was schoot mij te binnen dat hij mijn in structeur was. Wat hij precies allemaal zei weet ik niet, maar het klonk ongeveer zo: „Wat doe drufroem! Flutskrampui verknoeit! Blassikoets zenuwe. Links klaf- spruldals pilaar. Dwilkas meneer Dix- hoorn strumpf roepelnarri excuses maken. En schriemeronsk rustig". En inderdaad. Links, even voorbij een pilaar stond een man voor het raam, met zijn rug naar mij toe. Ik liep naar hem toe. „Meneer Dijkshoorn". Hij verroerde zich niet. „Meneer Dijkshoorn". Hij keek pas om toen ik zijn naam voor de derde keer uitsprak. „Meneer Dijkshoorn"Zijn ge zicht was vlekkerig rood. Bovendien scheen hij buiten iets te hebben gezien wat zijn ergernis had opgewekt. „Ik moet aannemen dat u het tegen mij hebt. Bij zonder prettig om met u kennis te maken, meneer", zei hij, bijna alle woorden be klemtonend. „U hebt toch geen haast hoop ik?" Iemand die niet beter wist, zou denken dat het ironisch bedoeld was. Maar ik wist immers beter. Deze Dijks..dinges was een type, een merkwaardige vent. Een vent die geestige dingen zei met een droog smoel. „Je vergist je", fluisterde mijn moeder die in het rusthuis zat, „de ze man is boos op jou". „Altijd het slech te denken van de mensen, hè. Weet u dat dat het begin is van elke oorlog? Eerst vertrouwen in de goede intenties van.." Mijn sluitend betoog werd onderbroken. „Je bent weer zo eigenwijs als je groot bent". De woorden waren van mijn vrouw die thuis zat. Ik negeerde haar kleinzielig commentaar en besloot haar te bewijzen hoezeer mijn taxatie de juiste was. „Meneer Dijksman, meneer Dijksman", begon ik kwasi vermanend. Maar de vlek ken in zijn gezicht werden nog iets fel ler rood. Een lichte twijfel besloop me toen hij een geagiteerd gebaar maakte in de richting van de uitgang. Bij de deur moest ik voorgaan en zodra wij buiten kwamen zei hij: „Lacht u even". HOEWEL MIJN INSTRUCTEUR mij dit niet had geleerd, voldeed ik aan zijn ver zoek. Uit zijn gedrag kon ik echter opma ken dat mijn gegrinnik hem niet beviel. Ik begon langzamer te lopen, omdat hij bleef staan, wendde mij half naar hem om en begon te schateren. Omdat ik zag dat hij me met een paars gezicht trachtte te overschreeuwen hield ik meteen mijn mond. „Wacht u even, zei ik", brulde hij, hoewel ik hoogstens tien pas van hem af stond. Ik liep naar hem toe. „Waar rijdt u in?" „Dit is theorie", dacht ik. Het antwoord was niet moeilijk. „Ik rijd in een motorvoertuig, voorzien van ruitenwissers, clignoteurs, een deugde lijke stuurinrichting, een verl.." „U rijdt dus in een auto". Hij maakte opeens een vermoeide indruk. „Ja, ja, een auto. Dat vreesde ik niet alleen, maar dat wist ik zelfs. Het is mij te doen om het merk, als u het begrijpt." Ik begreep het best. Al leen, ik kon er niet op komen. Als hij me de kleur gevraagd had, zou ik het hebben geweten. Zelfs het nummer zou ik hem precies hebben kunnen opgeven, omdat het zo'n bijzonder gemakkelijk nummer was. Maar het merk., het merk.. „Ford", zei ik. Mijn antwoord mishaagde hem niet. „Ziet u daar die auto staan? Kunt u van hieraf het nummer lezen?" Zijn vinger wees naar de auto waarin ik zesenvijftig les-uren had gereden. „Zeker, meneer Van Dijk, NK 80-80". Ik wist dat het goed was en toch hinderde hem kennelijk iets in wat ik zei. „Wij gaan naar uw wagen" Toen ik het portier opende, merkte ik dat lij een aantekening maakte. „Is dit 'm? U rijdt in een.. Ford-Opel, als ik het goed begrijp!" Ik knikte en plaatste mij kwiek achter het stuur. Maar meneer Van Dijk ging voor de auto staan en gebaarde dat ik er uit moest komen, omdat er iets aan de linker voorlamp mankeerde. Ik deed het, terwijl hij de handen in een gebaar van wanhoop tegen het voorhoofd sloeg. „Wilt u zo vriendelijk zijn weer te gaan zitten, opdat ik de lampen en richtingaan wijzers kan controleren Ik wijs aan wel ke lichten u moet ontsteken en als 't u blieft ..blijft u zitten". Om alle moeilijk heden te voorkomen met de snel gedepri meerde meneer Van Dam, draaide ik het lichtknopje om, plantte mijn voet op de rem en zwaaide het handletje van de rich tingaanwijzer snel van links naar rechts. Meneer Van Dam was zichtbaar ingeno men met deze gang van zaken en ging naast mij zitten. Ik gevoelde medelijden met deze man, die blijk had gegeven da nig in de war te zijn. Het maakte mij in eens nóg rustiger dan ik al was. „IK ZAL U STEEDS tijdig waarschu wen wanneer u links of rechtsaf moet. Zeg ik niets, dan rijdt u rechtuit. Start u maar". Ik startte de motor, duwde de koppe ling in en schakelde naar één. Zo had 'k het al honderden keren gedaan en ik voel de me zeker van mijn zaak. Ik wist dat ik met deze wagen kon doen wat ik wilde. Met de gevoeligheid van een meester- pianist streelde ik de pedalen. De handen rustig aan het stuur, de voeten in vol maakte souplesse tastend naar het mo ment-supreme waarop de auto mobiel zou worden. Beste brave Van Damwijk opge let, zo heb je nog nooit een auto zien be spelen. De motor begon gezellig te loeien. Ik luisterde vergenoegd en liet de koppeling nog iets verder opkomen. Toen ik naar buiten keek zag ik dat we nog stil ston den De handrem natuurlijk. Maar de handrem was het niet. „Probeert u het eens in één in plaats van in drie". Van Dam zei het zonder op te kijken van zijn papier. Hij ging ijverig voort aantekeningen te maken. Het is geen kunst om dergelijke dingen achteraf te zeggen en dat liet ik merken ook. Ik heb hem geen antwoord gegeven en alleen van drie naar één geschakeld, hoe grote hekel ik ook heb aan het ge kraak waarmee dit gepaard gaat. Maar meneer Van Dam was zo verdiept in het briefje aan zijn moder, dat hij het niet hoorde. Toch moest hij even ophouden met schrijven, omdat ik vergeten had mijn gas te verminderen. Ik ken tientallen mensen die onder zulke omstandigheden het hoofd zouden verlie zen. Maar ik wist dat het zaak was kalm te blijven en te overwegen welke maat regel de voorkeur verdiende. Ik besloot te remmen. Maar we stonden al stil. Meneer Van der Wal had al ge remd, hoewel er zeker nog een twintig centimeter licht zat tussen de bumper en een onjuist opgestelde lichtmast. HET WAS STIL nu mijn voet niet meer op het gaspedaal drukte. Ik controleerde even of de motor nog draaide door op nieuw te starten. Van der Wal stopte de vingers in zijn oren. Ik gaf voorzichtig gas en wendde het stuur scherp naar links, zodat ik de lichtmast maar net even schampte. „Bij het eerste kruispunt rechtsaf", zei Waldhoorn. Ik gleed naar de stoeprand, gaf richting aan en draai de de hoek om. Deze fraaie manoeuvre werd slechts even ontsierd door een fietser die in de dode hoek zat, of beter... lag. Veel tijd om er over na te denken had ik niet, want net om de hoek liet een oude dame zich scheppen. Eigenlijk zag ik het pas toen we stil stonden. Van der Wal had weer enigszins voorbarig op de rem getrapt. Mijn eerste impuls was: gas geven. „Eerst de rommel opruimen voor je weggaat", riep mijn moeder van het rusthuis uit. Wat tnijn vrouw zei kon ik niet verstaan, omdat ze net in de keu ken stond. Ik sprong op straat en ont kwam door een snelle beweging aan de wielen van een juist passerende trailer met oplegger. „Moordenaar", schreeuw de ik. Hij reed door. Ik wendde mij tot het oude mens dat op mijn bumper zat te trillen. „Dat was op het randje, opoe. Laat het niet wéér gebeuren. En nou van die bumper af vóór ik tot drie geteld heb." Beverig kwam ze overeind en scharrelde naar het trottoir, waar ze een paar nieuwsgierige grondwerkers een ver tekend verslag gaf van het gebeurde. Uit hun onaangename oogopslag kon ik aflei den dat het niet in hun bedoeling lag om mijn kant van de zaak aan te horen. Ik besloot daarom meten tot handelen over te gaan. Mijn enige principe luidt: niet praten met bevooroordeelde mensen. Bo vendien, ik mocht de tijd niet uit het oog verliezen. Wat drommel, het was niet vroeg meer. SNEL LIEP IK naar het openstaande portier en lenig nestelde ik mij weer ach ter het stuur. De motor raasde al toen de mannen met hun vuisten op de achterruit begonnen te bonzen. De heren hadden een lesje verdiend en ze zouden het hebben! Ikschakelde in mijn achteruit, keerde mij half om, keek zoals het hoorde door het achterraam en gaf gas. Helaas was er iets niet in orde met de versnellingsbak. Tot mijn >p- rechte verbazing reed de auto vóóruit. Al rijdende begon ik te begrijpen dat het wei nig zin had nog langer omgekeerd achter het stuur te zitten. Toen ik weer recht zat zag ik een man voor de auto uit hol len, een man met een rode nek. Ik kende hem. Maar waarvan...? Ik reed in de eer ste versnelling en omdat de man voorals nog de kracht opbracht om een meter vóór te blijven, kon ik hem rustig obser veren. Opeens wist ik het. Van der Wal. En eerst op dat ogenblik r-aliseerde ik mij dat er niemand naast me zat. Koorts achtig dacht ik na over de oorzaak van deze situatie, die niet overeenkwam met datgene wat mijn instructeur mij had voorgespiegeld. Voor zover ik wist be hoorde deze oefening niet tot de speciale verrichtingen die men mij met het oog op het examen had geleerd. IK WERD IN MIJN overwegingen ge stoord doordat ik plotseling merkte dat Van Dijk er niet meer was. Verdwe... Een harde klap, een schok en een schu rend geluid. Ik sloeg met mijn hoofd te gen het dak. Toen was het stil. De auto helde schuin naar voren. Ik keek naar buiten en zag onder mij het water van de gracht. Uitstappen was alleen mogelijk via het achterportier. Voorzichtig klom ik over de voorbank en even later stond ik op straat. In het drabbige grachtwater dook het rode hoofd op van een man. „Hij is al drie keer onder geweest", zei de slagersjongen, die zoals de traditie het voorschrijft, het eerst ter plaatse was. Driemaal... ik had dus geen tijd meer te verliezen. „Meneer Dixhoorn!", riep ik. „Meneer Dixhoorn! Wanneer is het mon deling examen?" Maar hij zakte als een baksteen. Ik trouwens ook. De hoofdstad wordt op het ogenblik ge plaagd door tienduizenden spreeuwen, waartegen de afdeling Beplantingen van Publieke Werken een „koude oorlog" is be gonnen. Ieder jaar ondervindt Amsterdam in de zwermperiode een spreeuwenplaag, maar de aantallen spreeuwen zijn dit jaar ongekend groot. Door hun enorme aantal richten zij in en onder hun slaapplaatsen ernstige schade aan. De weg onder de bo men is vrijwel onbegaanbaar door de uit werpselen van de vogels: geparkeerde auto's en fietsen worden verontreinigd. Het is volgens de Dienst Beplantingen voorgekomen dat armdikke boomtakken onder het gewicht van de spreeuwen bra ken. Tot nu toe heeft men getracht de spreeu wenplaag zonder veel succes te be strijden met lawaai van ketels, het- afste ken van vuurwerk en het plaatsen van een opgezette uil. De grootste hinder wordt ondervonden vóór het Centraal Sta tion. Hier is nu een geluidswagen ge plaatst, die voortdurend angstkreten van... spreeuwen ten gehore brent. Deze angst kreten van soortgenoten vinden de spreeu wen zo onaangenaam dat ze zich dan in derdaad verspreiden. VELEN, EN ONDER HEN ook me nig beoordelaar van speurdersverhalen, schijnt het te ontgaan dat er, sinds Co- nan Doyle en zijn directe navolgers, in de wereld van het detectiveverhaal een en ander is veranderd; uitingen van recentere stromingen kent men niet of meet men met maatstaven die slechts aangelegd kunnen worden bij de klas sieke „analytische" detective: het zui vere „puzzel"-verhaal, waarin personen en milieu slechts bestaan omwille van het raadsel, en dat dus onvermijdelijk lijdt aan een litteraire starheid en sim plificering van karakters. Dientenge volge is er omtrent het genre veel mis verstand ontstaan en ondervindt het vaak een miskenning die het niet ver dient, gezien het litteraire peil dat veel jongere auteurs bereiken. DE WEGEN DIE men gezocht heeft om het klassieke „puzzel-om-de-puzzel" pro cédé te doorbreken, zijn vele geweest. In hoofdzaak komen zij neer op, enerzijds: het creëren van een speursituatie waarin de belangstelling minder gericht is op de ontrafeling van het misdrijf dan op de misdadige mens met zijn tegenspelers, en waarin de nadruk dus ligt op psychologie en milieutekening; anderzijds: een stre ven naar nauwkeuriger benadering van de realiteit in de wereld van misdaad en misdaadbestrijding. Laatstbedoelde weg heeft tot diverse uitkomsten geleid, waar onder het alweer meer dan een kwart eeuw oude Amerikaanse „hardboiled"- of „tough"-genre, dat in de laatste jaren te onzent beoefenaars heeft gevonden in Joop van den Broek en John Hoogland. Vader van de „hardboiled"-school is de in 1894 geboren Dashiell Hammett, oud agent van Pinkerton's detectivebureau en als detective schrijvende speurder op zichzelf reeds een unicum. Hij schreef zijn vijf tussen 1929 en 1934 gepubliceerde romans (thans weer verkrijgbaar in de reeks Permabooks van de New Yorkse Pocket Books Inc.) in reactie op de Engel se detectiveverhalen, die zich hoofdzake lijk in het aristocratisch of gegoed-burger lijk milieu plachten af te spelen. Hammett zegt Raymond Chandler, een der bes ten onder zijn navolgers „gave back murder to the kind of people that commit it for reasons, not just to provide a corpse", en ofschoon deze uitspraak in zijn algemeenheid misschien wat overdre ven is (hetzelfde kan immers gezegd wor den van meer dan een jongere „analyti cus"), moet men erkennen dat Hammett erin is geslaagd, het speurdersverhaal te verlevendigen door belangstellende obser vatie van het leven aan de zelfkant zonder daarbij te vervallen in de verrau- wing die zich bij velen van zijn navol gers heeft gemanifesteerd en waarvan een Mickey Spillane wel het meest ontstellen de voorbeeld levert. ALS OVERGANGSFIGUUR balanceert Hammett, anders dan zijn navolgers, die het over het algemeen met de logische ontrafeling van hun plot niet zo nauw nemen, op de grens tussen de zuivere „hardboiled story" en het oudere ana lytische detectiveverhaal. Zijn gave short- story Death Company maakt dit al bijzonder duidelijk, maar ook in zijn ro mans gaat het rationele aspect van de analytische school nooit geheel verloren. The Maltese Falcon, uit 1930, is de eerste wezenlijke „hardboiled" in de la ter zo geijkte zin van het woord. Red Harvest, waarmee Hammett in 1929 debu teerde, droeg wel enigszins he't „tough-" karakter, maar ontleende het grotendeels aan zijn situering in een gangster-milieu; The Dain Curse, dat enkele maanden la ter verscheen, was er met zijn tame lijk bizarre, hier en daar naar het over dreven effect van het gruwelverhaal nei gende, opzet geheel van gespeend. Het grondmotief van The Maltese Falcon is, evenals bij zoveel schrijvers uit de oudere school, nog van ietwat romantische aard: men is er op jacht naar een met juwelen bezette valkplastiek, stammend van de oude Maltezer ridders. Vele en verwikkelde gebeurtenissen hangen ermee samen; de hoofdintrige verloopt echter ge- heel volgens het typische, rechtlijnige „hardboiled"-procédé en levert een boeiend verhaal op, vooral dankzij Hammetts le vendig typering der personen. Zijn speur der, Sam Spade, beschikt over een accep tabele deductieve techniek, zij het dat hij niet de methode volgt van de goede klas sieke detective (stap voor stap ontwikke len van een inzicht, op grond van feiten en omstandigheden die de lezer bekend kunnen zijn),.maar het volkomen over rompelende op het moment van de ontkno ping. De lezer kan met deze methode echter vrede hebben, daar Hammett zich van menig zwakker schrijver (ook in het analytische genre) onderscheidt door een logische redenering, die niets aan het toe val overlaat en waarbij hij geen enke le troef-van-het-laatste-moment uit de mouw hoeft te schudden. THE GLASS KEY, van 1931, is gebouwd op een dergelijk motief als Hammetts eersteling, Red Harvest: strijd om de macht in een Amerikaanse stad tussen gangsters-politici. Het schijnt een onwer kelijke wereld waarin Hammett ons hier binnenvoert, maar hij weet die zo levens echt te verbeelden, dat de lezer zijn ben dewezen en corrupte politiemacht als bij na alledaagse verschijnselen gaat accep teren. Speurdersverhalen waarin niet enkele individuen doch een of meer benden cen traal staan, missen meestal de wezenlijke verdiensten van de ware detectivestory en moeten het grotendeels hebben van het goedkope effect. Hammett vermijdt dat en past bovendien een zeer eigen procédé toe, dat zijn verhaal toch min of meer aan de klassieke detectivestory verwant doet blijven. De techniek waarvan hij zich in Red Harvest bedient, berust weliswaar minder op slim speurwerk van zijn privé- detective dan op het handig uitspelen van boeven tegen boeyen en van speurders- troeven tegen die van zijn tegenspelers: de gangsters, doch in dat laatste treft dan ook een onmiskenbaar rationele werk zaamheid, die men in het gemiddelde gangster-verhaal evenzeer mist als in de latere hardboiled story. In The Glass Key is Hammetts overtui gingskracht sterker dan in Red Harvest, juist doordat het er hoewel geenszins braver veel rustiger in toegaat en Ham mett hier geen daverende sloteffecten no dig heeft in de vorm van grootscheepse veldslagen tussen de rivalen in hun „strijd om de straat". Ook van The Glass Key kan men zeggen dat het, ofschoon met de oude analytische detective geenszins ver gelijkbaar, er enigszins tegenaan leunt, al ligt de rationele werkzaamheid van Ham metts hoofdpersoon (Ned Beaumont, nu eens geen „private-eye", maar lijfwacht van een der rivalen in de gewelddadige plaatselijke verkiezingsstrijd) hier weer in een heel ander vlak dan die van de ano nieme ik-figuur in Red Harvest. NATUURLIJK men mag dit van de „hardboiled story" immers nimmer ver wachten berust de speurintrige niet op mooie vondsten en knap verborgen „clues" die geleidelijk ontraadseld worden: men zal ook hier Hammetts standpunt hebben te eerbiedigen, dat hij in The Thin Man (1934) zijn speurder Nick Charles in de mond legt: „When murders are commit ted by mathematicians, you can solve them by mathematics. Most of them are not and this one wasn't". In The Thin Man treden de principes waarop Ham mett de „hardboiled" heeft willen grond vesten, wel het duidelijkst naar voren: actie en sfeertekening zijn hoofdzaak; het denkwerk bijzaak. Nick Charles brengt een geval tot oplossing tot aan het mo ment waarop de politie een verdachte kan arresteren op grond van Charles's gissin gen; de bewijzen zijn „for juries, not de tectives": die komen vanzelf wel voort uit allerlei inlichtingen waarmee het publiek komt aandragen nadat de arrestatie be kend is geworden! In beide uitspraken van Nick Charles ligt het karakter van The Thin Man be sloten: hoewel meer de analytische lijn volgend dan hij gewoon is, blijft Hammett hier toch het „hardboiled"-principe in zo verre duidelijk trouw, dat hij de werk zaamheid van zijn detective met een vrii oppervlakkige toets tekent oppervlak kig voor de lezer, die de zin achter speur ders handelingen niet direct stap voor stap kan volgen, al blijken die (achteraf) alle wel gebaseerd op een bepaald, doordacht plan. - -I(a SH Dit laatste, in de zuiver analytische de tective niet altijd aanvaarbaar, wordt dat wel in het genre dat Hammett beoefent, daar dit immers zijn kracht juist vindt in de snelheid van vertellen en de tref zekerheid van situatieschetsen en dialo gen. Uniek voor dit genre is overigens het feit dat The Thin Man is gebouwd op een aardige vondst, die een analytisch detec- tivevérhaal niet onwaardig zou zijn: het lijk van een vermoorde is verborgen en de schuld van een volgende moord wordt op het naar het heet voortvluchtige eerste slachtoffer geworpen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1962 | | pagina 16