Rendez-vous met het verleden VISSERTJE PLUM Scheepsmeisjeeen primeur voor Zweedse Thebeland PANDA EN DE DIENOMA AT m P o 11 e, Pelli en PinMo DOOR CLEMENS LAAR ^Hoe is het ontstaan?^ m Ons vervolgverhaal 1 WOENSDAG 31 JANUARI 1962 11 I CIRCUSHISTORICUS EN „CLOWN O LOOG" BANK „Bevolkings-explosie" in de Verenigde Staten Nog kleiner Dit woord BETICHTEN V 24. Ze lopen verder en komen dan voor een trapOok hiervan zijn de treden geweldig breed en hoog, zodat het veel moeite kost er op te komen; ,,'t is prachtig aat hier een trap is, wat mij betreft, konden de treden best een beetje lager zijn! pfff! is dat even inspannend!", zucht Zeerob. Zich het zweet afwissend lopen ze verder, terwijl Folie tegen Zeerob zegt: „Je moet je niet altijd zo ergeren, als je op een ontdekkingsreis gaat, kun je nu eenmaal niet altijd een pan erwtensoep en een schommelstoel meenemen!" Opeens klaart Zeerobs gezicht op, hij zegt wijzend op een stel enorme boomwortels, ik stel voor, dat we op de reuze wortels even gaan uitrusten, mondje dicht en ogen toe!" i 36) Dichterbij gekomen zag ik ook de vos. Hij was de resten van de ruine ingevlucht en daar had hij ongetwij- feld de laatste vertwijfelde kracht, waar hij over beschikte, voor nodig i gehad. Het geluid van de meute was een ophitsend geschreeuw geworden en tenslotte nog slechts één effen ge- huil en gekef. De honden sprongen tegen muren op, probeerden zich met hun poten aan de ranken op te trekken, vielen naar beneden en spron- gen opnieuw. De vos hing te halver- hoogte tegen het brokkelige metsel- werk, vastgeklemd en verstrikt in de ranken. Lang zou hij zich niet meer kunnen houden. Zijn ogen kon ik van heel dichtbij zien! Zij waren vervuld van doods- angst. Maar zijn tanden waren bloot en vertwijfeld beet hij dapper naar de meute. j= Het waren zeventien koppels, dat zijn vierendertig honden. Star en plechtig stonden de jagers er om heen. Ik zag Pat. Hij hield zijn For- tinbras bij de teugel. Zijn neusga- i ten stonden bijna even ver openge- sperd als die van zijn paard. Ik voelde Nicoline's hand op mijn arm en knikte. Toen keerden wij ons af. De van de zon doorstoofde stenen in onze kruisgangwaren er, het betoverende blinken van herfst- draden eveneens en ook de hagedis- sen. Maar alleen de vreedzaamheid E ontbrak. Het woeste geblaf achter ons brak plotseling af. Vlak daarop verander- E de het in een groot gehuil van woe- de. Toen het daarna op een paar blaf- geluiden na stil werd zei Nicolirje zachtjes: „Daarnet was dat nog een hart. Een warm, kloppend hart. Het E hield van het leven en dus ook van God. Nu behoort het tot de inge- wanden. Het wordt voor de honden geworpen. En de ogen van de rui- E ters schitteren". 1 Wat moest ik daarop antwoorden? Bijna uitdagend zei ik: „In Duitsland jagen wij de dieren niet meer op. Op E zijn hoogst gebeurt dat nog wel eens met een everzwijn, en dat wordt dan §j ingesloten. Op slot van rekening vindt hij het even prettig als de honden. Het E is eigenlijk niets anders dan een soort wedren. Soms wint het everzwijn en kan het niet meer worden ingesloten. E Dan heeft het zijn vrijheid weer te- E rug". Nicoline knikte. „Ik weet het rui- tertje. Jullie eisen ridderlijkheid bij E het rijden". Ik moest denken aan het Berlijnse hippodroom en aan zo vele ongenoemde kameraden uit de Gardé. Ik grijnsde even: „Wat is ridderlijk- heid, Nicoline? Wie zou dat weten?" „O, dat weet ik wel, ruitertje. Ridder- lijkheid, dat is heel eenvoudig goed- heid en kracht. Anders niet. Al het E andere vloeit daaruit voort". H Uit het volle zonlicht kwam Pat op ons toe. Zonder iets te zeggen bleef hij voor ons staan en staarde naar E een onbewegelijke hagedis aan zijn voeten. Zijn gezicht was hoogrood en strak, maar zijn volle mond leek mij E vermoeid en slap. Ineens zei hij op hese toon: „Ja, jullie twee. Jullie kunnen het niet meer zien. Jullie zijn E gecultiveerde barbaren. Ik ben een onopgesmukte heiden. Een absolute en echte barbaar. Ineens keek hij op: „Eigenlijk pas- E sen jullie erg goed bij elkaar". Zijn E ogen stonden somber, hij zei het zon- der kwaadheid in zijn toon. Het klonk als een onverschillig, vermoeid en een beetje verachtelijk constateren van E iets. Ik voelde mij geprikkeld: „Het leven is vaak een onfaire sport, Pat" Hij keek mij aan, zonder mij blijk- E baar te begrijpen. „Dat heb je eens tegen mij gezegd", verklaarde ik hem. En ik heb het nooit vergeten. E Soms is het een goede prikkel voor me". Nicoline was opgestaan. „Dat was vroeger zijn stopwoord, ruitertje. E Maar de laatste tijd heeft hij het ver- s geten". Ik dacht dat zij langs Pat heen wil- E de lopen, maar ineens bleef zij staan: E „Bedenk eens, Pat, wat de vos wel over je stopwoord zou zeggen". Pat haalde de schouders op: „Hij heeft een eerlijke kans gekre- E gen". Hij keek langs Nicoline heen naar mij. „Dat is bij ons nu eenmaal zo. maar Nicoline heeft het vergeten. S Wij kennen alleen alles of niets. Wie E leven wil, werkelijk leven, moet de 1 hele inzet wagen. Dat geldt voor die- ren zogoed als voor mensen. Dat geldt voor het hart, voor de ziel en E het hele leven. Niets half, ruitertje, niets half. Leven en sterven liggen bij ons in dezelfde wieg Wij betalen, als wij betalen moeten en eisen ook op onze tijd". Hij begon te lachen: „Dit- maal werd er van de vos iets geëist Het klonk spottend en hard, toen hij Nicoline, die doorgelopen was, na- riep: „Hij heeft ons overigens het volle pond gegeven, de vos. En hij heeft zich laten verscheuren, zonder een kik te geven. Een echte Ierse vos!" 1 Die avond had Pat een van zijn aanvallen van dronken vrolijkheid. Of moet ik zeggen, nu ik beter weet, i dat hij maar deed alsof? Wij zaten in de hal en dronken de 4S'er Würzburger. Pater Quentin was er ditmaal in geslaagd, zijn gebruike- lijke lofzangen in zulke hartroerende tonen te gieten, dat Pat een greep in zijn ijverig bewaakte kelderschatten had gedaan. Zijn eerwaarde was thans in een j innige sprakeloosheid met zijn glas bezig. Mister Alexander, die niet zon- E der trots met een gekneusde rechter elleboog in een verband liep, zat op j een vriendschappelijke manier met e Pat te bekvechten over de herkomst van het glas. waaruit Nicoline voor- j zichtig een dikke, olieachtige char- treuse nipte. Er bevonden zich een stuk of twin- E tig van die glazen op Erryllgobragh E en ze waren wondermooi. De meeste j waren rood, maar er waren ook don- j kerblauwe en safraangele en andere, j die het groen van de poolster in zich j hadden. Jachttaferelen met honden, kleine, gedrongen paarden, dikke rui- j ters en zelfs lachende vossen waren er in geëtst of geslepen. j Pat beweerde, dat deze glazen dui- j zenden jaren geleden diep in de schoot van de berg Eryllkirnack door onder- aardse wezens gevormd waren uit j bergkristal en tenslotte enkele eeu- wen geleden als vazallencijns aan de i Gallaghers waren overhandigd. Maar j mister Alexander hield het meer bij Gablonz in Bohemen. Beiden genoten j ervan, dat ze het niet met elkaar j eens waren. Op de achtergrond i zweefde op de rooknevels uit de aar- j den pijp van minster Alexander het genietende plafondengelgezicht van i O'Bannion. Ik keek naar de handen van Niko- i line, die het glas ronddraaiden. „Je moet wat minder drinken, Pat," zei zij ineens zonder enige inleiding en in haar opgewekte toon bespeurde ik een lichte ongerustheid. „Je verknoeit je kansen en pater Quentin en Ban winnen aanstonds weer fantastische sommen van je." Het behoorde tot de gebruiken op Eryllgobragh, dat Pat bij feestelijke gelegenheden, als de stemming vrolijk werd en dat was tot nu toe altijd het geval geweest zijn twee getrou wen en ook andere aanwezige gasten uii nodigde om met de boog te schie ten. Er werd geschoten in de hal en wel op een met de hand geschilderd houten wapenschild, dat onder de gro te boog van de trap hing. Het schild droeg een eenhoorn en daarboven had Pat op de lijst met gouden Gaelische letters laten schilderen „NAISIUN" Dat betekende: „Natie". Pater Quentin scheen op dat wacht woord gewacht te hebben. Wapens, van welke aard ook, oefenden blijk baar nog een grotere aantrekkings kracht op hem uit dan Frankische wijn. Hij verdween in het duister van de hal en toen klonk het, alsof hij ergens langs de muren opkroop. Vlak daarop verscheen hij weer in het licht van het haardvuur. O'Bannion was ijlings weggelopen en had alle beschikbare kandelaars onder en naast het wa penschild geplaatst, zoals dat sinds jaar en dag de gewoonte was. Ik wist, dat zij op mij geen beroep zouden doen, want voor deze drie schutters was ik geen geschikte tegen partij. In dit gunstigste geval zouden mijn pijlen in de trap terechtgekomen zijn of ik zou een kandelaar omverge- schoten hebben. Daardoor kon ik mij met een zekere gelatenheid wijden aan het steeds weer opwindend schouwspel van de voorbereidingen. Die handelingen had den iets, dat aan ouderwets krijgsbe drijf deed denken en het prikkelde mijn fantasie. De pater in zijn soutane met bre de gordel had iets even onwerkelijks als hij in het bewegende halflicht de manshoge essenboog tegen de grond sloeg, hem over de knie boog en het koord spande. Het liet dan een zachte, dreigend trillende toon horen. Pat stond wijdbeens met de rug naar ons toe. Hij trok de leren arm- kap met de bescherming voor de duim en de rug van de hand over zijn lin kerarm, en in dat gebaar zag ik hem plotseling zoals hij werkelijk was. Er lag een onmiskenbare echtheid in de manier, waarop hij met vastbesloten rukken van zijn rechterhand het leer op zijn plaats trok. (Wordt vervolgd) OOK DE CLOWNERIE is tegenwoordig al een wetenschap. Misschien juist omdat de traditionele circusclown, de „domme August", langzaam maar zeker aan het uitsterven is, gaan steeds meer mensen zich in alle ernst bezighouden met de bestudering van dit schertsberoep en er dikke wetenschappelijke ver handelingen over schrijven. Eén van die „clownologen" is de 59-jarige Heino Seitler uit Wenen, president van de Federation Internationale du Cirque en van het Internationale Verbond van Circus-historici. Sedert enkele maanden is er in Wenen zelfs een formeel Clownmuseum ingericht, dat men weliswaar slechts met een speciale uitnodiging kan bezichtigen (omdat het een privéverzameling an de heer Seitler is), maar dat juist daarom een attractie temeer vormt voor de rechtgeaarde circusvrienden. 30—31. Hoger en hoger lichtte de reus achtige golf het bootje op. En toen werd het met geweldige kracht door de lucht gesmeten. O!!!.'! schreeuwde vissertje Plum. Hij moest z'n bootje wel loslaten; hij vloog in 'n grote boog door de lucht, even als het bootje. Hij kneep van schrik z'n ogen stijf dicht. Och lieve mensen. waar zou hij terechtkomen? leino Seitler DAT HUISMUSEUM herbergt onder meer 's werelds volledigste archieven over de handel en wandel van alle grote clowns uit heden en verleden, keurig geregis treerd naar toneel- en eigennaam, land van herkomst en aard van hun repertoire, alsook een complete inventarisatie van al le acteurs en actrices, die wel eens op het toneel of in een film als clown zijn opge treden, van Hans Moser tot en met Gina Lollobrigida! Er zijn ook hele wanden vol opbergmappen met tijdschriftartikelen over het clownsvak en wat daar allemaal mee samenhangt, een verzameling publi- katies over „De clown in de reclame" en honderden kleurige affiches van kleine en grote circussen uit alle landen. Maar amu santer voor de gewone bezoeker van dit museum is de uitgebreide collectie clowns maskers en clownsfiguurtjes in aardewerk, porcelein en andere materialen, die als souvenirs, presse-papier, drankflessen, au tomascottes en andere curieuze gebruiks voorwerpen in de handel gebracht zijn toen de grote circusclowns nog een idool van de volksverering waren. DERTIG JAAR LANG heeft de heer Seitler verzameld om al deze schatten bij een te brengen. Aanvankelijk wilde hij zelf clown worden, maar zijn vader wilde dat hij officier werd. Na de eerste wereldoor log moesten beiden hun plannen opgeven en Heino werd rijksambtenaar. Onder een to neelnaam echter trad hij 's zomers tijdens de weekends met groot succes als clown op in een klein circus in het Prater, zwaar geschminkt opdat niemand hem er kennen zou. Met meer openlijkheid kon hij zijn navorsingen in de clownswetenschap bedrijven en op dit gebied kreeg hij al gauw zoveel naam, dat hij het ambte naarsbaantje kon opgeven om zich als onafhankelijke circushistoricus te vestigen. Talloze artikelen, studies en boeken heeft hij over het kleurige circuswereldje ge schreven en in die kwaliteit werd hij de raadsman zowel van andere vorsers in de kleinkunst als van talloze circusdirecteu ren. Clown Club of America" EN AL IS HET clownsmétier sinds de laatste oorlog zwaar op zijn retour, toch zijn er overal ter wereld nog vele vrien den van deze grappenmakers. In Amerika b.v. kent men een groot aantal amateur verenigingen, welker leden de clownerie als hobby bedrijven. Captains of industry zo wel als handarbeiders, ouderen en jonge lui die pas de schoolbanken ontgroeid zijn beoefenen daar in clubverband het clowns vak onder leiding van een voorzitter-be roepsclown en gaan dan hun kunsten vertonen waar men deze het meest ont beert in weeshuizen en gevangenissen, in sanatoria en bejaardentehuizen. Niet al leen dwaze fratsen zijn het, die deze ama teurs ten beste geven, want hun wordt ge leerd dat elke goede clown een persoonlij ke stijl moet ontwikkelen, althans een ge heel „eigen" nummer moet brengen, dat hem onderscheidt van elke andere vak broeder. De landelijke „Clown Club of America" geeft zelfs een eigen tijdschrift uit en houdt jaarlijks nationale wedstrij den om de kampioenstitel van „de clown van het jaar." Ook in Groot Brittannië staat de clown in hoog aanzien. De vakbroeders hebben zich daar georganiseerd in de „Internatio nal Clown Club", die voor alles de tradi ties van de vermaarde clownsfamilies in ere houdt en er voorts zorg voor draagt, dat men niet eikaars nummers en trucs steelt of imiteert. Inbreuk maken op deze erecode betekent onherroepelijk royering uit de vakbond en dus: geen enkel enga gement meer in het gehele Gemenebest! In het Londense stadsdeel Dalton staat zelfs een eigen clownskerk. Eenmaal 's jaars gaan daar alle clowns uiter aard in burger ter kerke. In de gang die naar de pastorie leidt, is een galerij met olieverfportretten van befaamde clowns ingericht. De „International Clown Club" kent ook een soort van eredocto raat, dat toegekend wordt aan verdienste lijke buitenstaanders. Tal van personen uit het openbare leven zijn in de loop der jaren tot „ere-clown" benoemd, een on derscheiding die in 1949 ook aan de her tog van Edinburgh is toegevallen! HET CLOWNSVAK is een hard en moei lijk beroep. Daarvan ook getuigt het klei ne museum in Wenen, waar men in dag boeken van befaamde clowns leest, met hoeveel moeite en opofferingen aan tijd en geld zelfs de kleinste „stunt" moet worden opgebouwd, zonder dat er ooit enige zeker heid was, of zo'n stunt uiteindelijk wel zou aanslaan bij het publiek. En „viel" zo'n nummer, dan kon de clown eigenlijk wel inpakken, want in zijn vak werden mislukkingen veel zwaarder aangerekend dan in enig ander onderdeel van het cir cusmétier. Lachte het publiek niet meer om zijn grollen, dan vloog hij eruit, en wie een keer gefaald had, kwam nergens meer aan de slag. Nee, zo'n erg leuk be roep is het nu ook weer niet en misschien is Heino Seitler dan ook achteraf nog wel dankbaar, dat hij inplaats van clown toch maar clownoloog geworden is! Gerhard Benesch Dertig jaar heeft Heino Seitler clowneske curiosa verzameld voor hij zijn originele museum kon inrichten, maar het resultaat mag dan ook gezien worden. HET GLOEDNIEUWE 5.700 ton me tende motorschip „Thebeland" van de Zweedse Orient Line, krijgt een vrouwe lijke scheepsjongen. Zij is lang, blond en knap, ze heet Agneta Hansson, is 17 jaar en komt uit Kristianstad in het zuiden van Zweden. Agneta is het eerste meisje, dat ooit als scheepsjongen heeft gemonsterd op een schip van de Zweed se koopvaardijvloot. MET DE PLUNJEZAK over haar schou der ging zij een dezer dagen aan boord van haar schip, opgewacht door een aan tal geestdriftige verslaggevers en foto grafen. Agneta, die onlangs met lof haar diploma heeft behaald op de rijkszeevaartschool te Kalmar, deelde aan de verslaggevers mede, dat zij het beroep van zeevrouw heeft ge kozen omdat zij niet ergens binnenshuis een zittend leven wil leiden en zij maakte er geen geheim van, dat zij van plan is, zich tot het kapiteinsbrevet op te werken. „Ik maak me geen zorg over het werk", zei zij, „en ook niet over de andere leden van de bemanning. Op de zeevaartschool kon ik best vooruit met het werk en goed opschieten met de mannen. Ik verwacht dan ook geen bijzondere voorrechten, al leen omdat ik een meisje ben". Niettemin heeft scheepsmeisje Hansson zich onmiddellijk een bijzonder voorrecht moeten laten aanleunen: zij heeft een luxe eenpersoonshut met een douche gekregen. KAPITEIN C. O. Hansson van de „The beland" hij is geen familie van het scheepsmeisje verklaarde dat het in dienst nemen van Agneta een soort experi ment was. Hij voegde hieraan toe, dat wel meer vrouwen op Zweedse schepen hebben gediend, maar dat was dan steeds als ste- wardes, binnenmeisje of marconiste. Dit was de eerste keer dat een vrouwelijke scheepsjongen was aangemonsterd. „Onder de zeevarende landen hebben alleen de Russen er een gewoonte van ge maakt, vrouwelijke zeelieden in dienst te nemen", zo vervolgde de kapitein. „Ik heb me laten vertellen, dat zij sche- 71. Panda liet zich niet uit het veld slaan door de onheuse bejegening, die hij van de zijde der politie ondervond daarvoor stond er veel te veel op het spel! De Dienomaat was losgebroken en maakte Jollie- pops wildste dromen waar, en de trouwe Jolliepop was zélf daarbij een van zijn weerloze slachtoffers. Er moest dus flink gehandeld worden. Panda suisde op zijn scooter snel achter de politieivagens aan, en arri veerde al spoedig met de professor en de inactivator op de plaats des onheils. „Hé waar heb je me nu naar toe gebracht, Pravda?" vroeg de geleerde, op schrikkend uit zijn overpeinzingen. „De Vaderlandse Nering Bank! Maar daar hoef ik helemaal niet te zijn! Ik herinner me heel goed, dat ik vanochtend wat zak geld bij me gestoken heb. Ik heb geen bankzaken te doen.„Daar gaat het niet om!" riep Panda onge duldig. „De Dienomaat en Jolliepop zijn hier binnen! Wie weet wat die robot voor vreselijke dingen aan het doen is!" Het waren inderdaad vreselijke dingen. Nadat het mechaniek de oprukkende politiemacht tot stilstand had gebracht door Jolliepop, slapend en wel, als schild te gebruiken, ging het tot de aanval over; het begon wild met de dienstrevolver te schieten, en het is begrijpelijk dat de agenten daar niet van terug hadden! En zo kwam het dus, dat Panda en Professor Kalker weer een erg onaangename ervaring te verdu ren kregen. Zij waren afgestapt met hun zware Inacti vator en wilden zich met dit geduchte wapen naar het toneel van de strijd begeven, toen er plotseling een stroom van politiepersoneel in paniek uit het bankge bouw kwam stormen en hen onder de voet dreigde te lopen. „Pas op! Dekking zoeken! Hij schiet!" werd er geroepen. Panda begreep dat hij haast moest maken wilden er geen rampen gebeuren. pen hebben, waarvan de hele bemanning, de officieren incluis, uit vrouwen bestaat". De eerste reis van Agneta, die tevens de eerste reis voor de „Thebeland" zal zijn, zal haar naar Casablanca en diverse ha vens in de Middellandse Zee voeren. De Thebeland is een schip dat zowel vracht als passagiers vervoeren zal. In de komende 200 jaar kan de Ameri kaanse bevolking tot een miljard zielen aangroeien, gelooft de Amerikaanse minis ter van handel Luther H. Hodges, die ech ter tevens van mening is dat „dit alles wellicht erger lijkt dan het in werkelijk heid is." Volgens Hodges, die zich baseert op cij fers van het Amerikaanse bureau voor de statistiek, zou een dergelijke snelgroeien de bevolking zonder nieuwe vorderingen in de - landbouwtechnologie van eenzelfde voedselpakket kunnen genieten als de hui dige Amerikanen doen. Volgens statistici, aldus Hodges in een rede voor de „Sales Executives Club" te Washington, zou de gehele wereldbevol king op basis van de huidige stand der we tenschap 50 miljard mensen van het aller- nodigste kunnen voorzien. Op het ogenblik telt de Amerikaanse be volking circa 185.5 miljoen zielen bij een totale wereldbevolking van drie miljard. Communistisch China, het dichtst bevolk te land ter wereld, telt 700 miljoen inwo ners. Een gehoorapparaat dat slechts 5,7 gram weegt en stroom ontvangt uit een batterij ter grootte van een half aspirientje wordt op de markt gebracht door de Zenith Radio Corp. in Chicago. Het geheel wordt in het oor gedragen en maakt draden en buizen overbodig. De prestaties zijn vergelijkbaar met die van de gebruikelijke apparaten, aldus de fabrikanten. Betichten is een deftig woord voor beschuldigen. Het is afgeleid van het in het Middelnederlands voorkomende zelfstandige naamwoord t i c h t: be schuldiging. Dit t i c h t behoorde weer bij een werkwoord t i n, beschuldi gen, dat door betichten geheel is verdrongen, evenals v 1 i n door vluchten. In het Middelnederlands bestond een uitdrukking enen laten betiën, iemand laten begaan. Deze zegswijze leeft voort in ons: iemand laten betijen voor: iemand zijn gang laten gaan, de zaak waarover het gaat aan iemand overlaten. Tenslotte komt nog wel eens een en kele keer het werkwoord b e t ij g e n voor, maar vaker: aantijgen, dat eveneens in verheven taal wordt ge bezigd voor: iemand iets ten laste leggen. CopyrlgM P l B Bon 6 Cop«nhog«n I 24-21

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1962 | | pagina 11