Rendez-vous met het verleden
VISSERTJE PLUM
Scheepsmeisjeeen primeur
voor Zweedse Thebeland
PANDA EN DE DIENOMA AT
m
P o 11 e,
Pelli en
PinMo
DOOR CLEMENS LAAR
^Hoe is het ontstaan?^
m
Ons vervolgverhaal
1
WOENSDAG 31 JANUARI 1962
11
I
CIRCUSHISTORICUS
EN „CLOWN O LOOG"
BANK
„Bevolkings-explosie" in
de Verenigde Staten
Nog kleiner
Dit woord
BETICHTEN
V
24. Ze lopen verder en komen dan voor een trapOok hiervan zijn de
treden geweldig breed en hoog, zodat het veel moeite kost er op te komen;
,,'t is prachtig aat hier een trap is, wat mij betreft, konden de treden best
een beetje lager zijn! pfff! is dat even inspannend!", zucht Zeerob. Zich
het zweet afwissend lopen ze verder, terwijl Folie tegen Zeerob zegt: „Je
moet je niet altijd zo ergeren, als je op een ontdekkingsreis gaat, kun je nu
eenmaal niet altijd een pan erwtensoep en een schommelstoel meenemen!"
Opeens klaart Zeerobs gezicht op, hij zegt wijzend op een stel enorme
boomwortels, ik stel voor, dat we op de reuze wortels even gaan
uitrusten, mondje dicht en ogen toe!"
i 36)
Dichterbij gekomen zag ik ook de
vos. Hij was de resten van de ruine
ingevlucht en daar had hij ongetwij-
feld de laatste vertwijfelde kracht,
waar hij over beschikte, voor nodig
i gehad. Het geluid van de meute was
een ophitsend geschreeuw geworden
en tenslotte nog slechts één effen ge-
huil en gekef. De honden sprongen
tegen muren op, probeerden zich
met hun poten aan de ranken op te
trekken, vielen naar beneden en spron-
gen opnieuw. De vos hing te halver-
hoogte tegen het brokkelige metsel-
werk, vastgeklemd en verstrikt in de
ranken. Lang zou hij zich niet meer
kunnen houden.
Zijn ogen kon ik van heel dichtbij
zien! Zij waren vervuld van doods-
angst.
Maar zijn tanden waren bloot en
vertwijfeld beet hij dapper naar de
meute.
j= Het waren zeventien koppels, dat
zijn vierendertig honden. Star en
plechtig stonden de jagers er om
heen. Ik zag Pat. Hij hield zijn For-
tinbras bij de teugel. Zijn neusga-
i ten stonden bijna even ver openge-
sperd als die van zijn paard.
Ik voelde Nicoline's hand op mijn
arm en knikte. Toen keerden wij
ons af. De van de zon doorstoofde
stenen in onze kruisgangwaren er,
het betoverende blinken van herfst-
draden eveneens en ook de hagedis-
sen. Maar alleen de vreedzaamheid
E ontbrak.
Het woeste geblaf achter ons brak
plotseling af. Vlak daarop verander-
E de het in een groot gehuil van woe-
de.
Toen het daarna op een paar blaf-
geluiden na stil werd zei Nicolirje
zachtjes: „Daarnet was dat nog een
hart. Een warm, kloppend hart. Het
E hield van het leven en dus ook van
God. Nu behoort het tot de inge-
wanden. Het wordt voor de honden
geworpen. En de ogen van de rui-
E ters schitteren".
1 Wat moest ik daarop antwoorden?
Bijna uitdagend zei ik: „In Duitsland
jagen wij de dieren niet meer op. Op
E zijn hoogst gebeurt dat nog wel eens
met een everzwijn, en dat wordt dan
§j ingesloten. Op slot van rekening vindt
hij het even prettig als de honden. Het
E is eigenlijk niets anders dan een soort
wedren. Soms wint het everzwijn en
kan het niet meer worden ingesloten.
E Dan heeft het zijn vrijheid weer te-
E rug".
Nicoline knikte. „Ik weet het rui-
tertje. Jullie eisen ridderlijkheid bij
E het rijden". Ik moest denken aan het
Berlijnse hippodroom en aan zo vele
ongenoemde kameraden uit de Gardé.
Ik grijnsde even: „Wat is ridderlijk-
heid, Nicoline? Wie zou dat weten?"
„O, dat weet ik wel, ruitertje. Ridder-
lijkheid, dat is heel eenvoudig goed-
heid en kracht. Anders niet. Al het
E andere vloeit daaruit voort".
H Uit het volle zonlicht kwam Pat op
ons toe. Zonder iets te zeggen bleef
hij voor ons staan en staarde naar
E een onbewegelijke hagedis aan zijn
voeten. Zijn gezicht was hoogrood en
strak, maar zijn volle mond leek mij
E vermoeid en slap. Ineens zei hij op
hese toon: „Ja, jullie twee. Jullie
kunnen het niet meer zien. Jullie zijn
E gecultiveerde barbaren. Ik ben een
onopgesmukte heiden. Een absolute
en echte barbaar.
Ineens keek hij op: „Eigenlijk pas-
E sen jullie erg goed bij elkaar". Zijn
E ogen stonden somber, hij zei het zon-
der kwaadheid in zijn toon. Het klonk
als een onverschillig, vermoeid en een
beetje verachtelijk constateren van
E iets. Ik voelde mij geprikkeld: „Het
leven is vaak een onfaire sport, Pat"
Hij keek mij aan, zonder mij blijk-
E baar te begrijpen. „Dat heb je eens
tegen mij gezegd", verklaarde ik
hem. En ik heb het nooit vergeten.
E Soms is het een goede prikkel voor
me".
Nicoline was opgestaan. „Dat was
vroeger zijn stopwoord, ruitertje.
E Maar de laatste tijd heeft hij het ver-
s geten".
Ik dacht dat zij langs Pat heen wil-
E de lopen, maar ineens bleef zij staan:
E „Bedenk eens, Pat, wat de vos wel
over je stopwoord zou zeggen".
Pat haalde de schouders op:
„Hij heeft een eerlijke kans gekre-
E gen". Hij keek langs Nicoline heen
naar mij. „Dat is bij ons nu eenmaal
zo. maar Nicoline heeft het vergeten.
S Wij kennen alleen alles of niets. Wie
E leven wil, werkelijk leven, moet de
1 hele inzet wagen. Dat geldt voor die-
ren zogoed als voor mensen. Dat
geldt voor het hart, voor de ziel en
E het hele leven. Niets half, ruitertje,
niets half. Leven en sterven liggen bij
ons in dezelfde wieg Wij betalen, als
wij betalen moeten en eisen ook op
onze tijd". Hij begon te lachen: „Dit-
maal werd er van de vos iets geëist
Het klonk spottend en hard, toen hij
Nicoline, die doorgelopen was, na-
riep:
„Hij heeft ons overigens het volle
pond gegeven, de vos. En hij heeft
zich laten verscheuren, zonder een
kik te geven. Een echte Ierse vos!" 1
Die avond had Pat een van zijn
aanvallen van dronken vrolijkheid. Of
moet ik zeggen, nu ik beter weet, i
dat hij maar deed alsof?
Wij zaten in de hal en dronken de
4S'er Würzburger. Pater Quentin was
er ditmaal in geslaagd, zijn gebruike-
lijke lofzangen in zulke hartroerende
tonen te gieten, dat Pat een greep in
zijn ijverig bewaakte kelderschatten
had gedaan.
Zijn eerwaarde was thans in een j
innige sprakeloosheid met zijn glas
bezig. Mister Alexander, die niet zon- E
der trots met een gekneusde rechter
elleboog in een verband liep, zat op j
een vriendschappelijke manier met e
Pat te bekvechten over de herkomst
van het glas. waaruit Nicoline voor- j
zichtig een dikke, olieachtige char-
treuse nipte.
Er bevonden zich een stuk of twin- E
tig van die glazen op Erryllgobragh E
en ze waren wondermooi. De meeste j
waren rood, maar er waren ook don- j
kerblauwe en safraangele en andere, j
die het groen van de poolster in zich j
hadden. Jachttaferelen met honden,
kleine, gedrongen paarden, dikke rui- j
ters en zelfs lachende vossen waren
er in geëtst of geslepen. j
Pat beweerde, dat deze glazen dui- j
zenden jaren geleden diep in de schoot
van de berg Eryllkirnack door onder-
aardse wezens gevormd waren uit j
bergkristal en tenslotte enkele eeu-
wen geleden als vazallencijns aan de i
Gallaghers waren overhandigd. Maar j
mister Alexander hield het meer bij
Gablonz in Bohemen. Beiden genoten j
ervan, dat ze het niet met elkaar j
eens waren. Op de achtergrond i
zweefde op de rooknevels uit de aar- j
den pijp van minster Alexander het
genietende plafondengelgezicht van i
O'Bannion.
Ik keek naar de handen van Niko- i
line, die het glas ronddraaiden.
„Je moet wat minder drinken, Pat,"
zei zij ineens zonder enige inleiding en
in haar opgewekte toon bespeurde ik
een lichte ongerustheid. „Je verknoeit
je kansen en pater Quentin en Ban
winnen aanstonds weer fantastische
sommen van je."
Het behoorde tot de gebruiken op
Eryllgobragh, dat Pat bij feestelijke
gelegenheden, als de stemming vrolijk
werd en dat was tot nu toe altijd
het geval geweest zijn twee getrou
wen en ook andere aanwezige gasten
uii nodigde om met de boog te schie
ten. Er werd geschoten in de hal en
wel op een met de hand geschilderd
houten wapenschild, dat onder de gro
te boog van de trap hing. Het schild
droeg een eenhoorn en daarboven had
Pat op de lijst met gouden Gaelische
letters laten schilderen „NAISIUN"
Dat betekende: „Natie".
Pater Quentin scheen op dat wacht
woord gewacht te hebben. Wapens,
van welke aard ook, oefenden blijk
baar nog een grotere aantrekkings
kracht op hem uit dan Frankische
wijn.
Hij verdween in het duister van de
hal en toen klonk het, alsof hij ergens
langs de muren opkroop. Vlak daarop
verscheen hij weer in het licht van
het haardvuur. O'Bannion was ijlings
weggelopen en had alle beschikbare
kandelaars onder en naast het wa
penschild geplaatst, zoals dat sinds
jaar en dag de gewoonte was.
Ik wist, dat zij op mij geen beroep
zouden doen, want voor deze drie
schutters was ik geen geschikte tegen
partij. In dit gunstigste geval zouden
mijn pijlen in de trap terechtgekomen
zijn of ik zou een kandelaar omverge-
schoten hebben.
Daardoor kon ik mij met een zekere
gelatenheid wijden aan het steeds
weer opwindend schouwspel van de
voorbereidingen. Die handelingen had
den iets, dat aan ouderwets krijgsbe
drijf deed denken en het prikkelde
mijn fantasie.
De pater in zijn soutane met bre
de gordel had iets even onwerkelijks
als hij in het bewegende halflicht de
manshoge essenboog tegen de grond
sloeg, hem over de knie boog en het
koord spande. Het liet dan een zachte,
dreigend trillende toon horen.
Pat stond wijdbeens met de rug
naar ons toe. Hij trok de leren arm-
kap met de bescherming voor de duim
en de rug van de hand over zijn lin
kerarm, en in dat gebaar zag ik hem
plotseling zoals hij werkelijk was. Er
lag een onmiskenbare echtheid in de
manier, waarop hij met vastbesloten
rukken van zijn rechterhand het leer
op zijn plaats trok. (Wordt vervolgd)
OOK DE CLOWNERIE is tegenwoordig al een wetenschap. Misschien juist
omdat de traditionele circusclown, de „domme August", langzaam maar zeker
aan het uitsterven is, gaan steeds meer mensen zich in alle ernst bezighouden
met de bestudering van dit schertsberoep en er dikke wetenschappelijke ver
handelingen over schrijven. Eén van die „clownologen" is de 59-jarige Heino
Seitler uit Wenen, president van de Federation Internationale du Cirque en van
het Internationale Verbond van Circus-historici. Sedert enkele maanden is er in
Wenen zelfs een formeel Clownmuseum ingericht, dat men weliswaar slechts
met een speciale uitnodiging kan bezichtigen (omdat het een privéverzameling
an de heer Seitler is), maar dat juist daarom een attractie temeer vormt voor
de rechtgeaarde circusvrienden.
30—31. Hoger en hoger lichtte de reus
achtige golf het bootje op. En toen
werd het met geweldige kracht door de
lucht gesmeten.
O!!!.'! schreeuwde vissertje Plum.
Hij moest z'n bootje wel loslaten; hij
vloog in 'n grote boog door de lucht, even
als het bootje. Hij kneep van schrik z'n
ogen stijf dicht. Och lieve mensen.
waar zou hij terechtkomen?
leino Seitler
DAT HUISMUSEUM herbergt onder
meer 's werelds volledigste archieven over
de handel en wandel van alle grote clowns
uit heden en verleden, keurig geregis
treerd naar toneel- en eigennaam, land
van herkomst en aard van hun repertoire,
alsook een complete inventarisatie van al
le acteurs en actrices, die wel eens op het
toneel of in een film als clown zijn opge
treden, van Hans Moser tot en met Gina
Lollobrigida! Er zijn ook hele wanden
vol opbergmappen met tijdschriftartikelen
over het clownsvak en wat daar allemaal
mee samenhangt, een verzameling publi-
katies over „De clown in de reclame" en
honderden kleurige affiches van kleine en
grote circussen uit alle landen. Maar amu
santer voor de gewone bezoeker van dit
museum is de uitgebreide collectie clowns
maskers en clownsfiguurtjes in aardewerk,
porcelein en andere materialen, die als
souvenirs, presse-papier, drankflessen, au
tomascottes en andere curieuze gebruiks
voorwerpen in de handel gebracht zijn toen
de grote circusclowns nog een idool van
de volksverering waren.
DERTIG JAAR LANG heeft de heer
Seitler verzameld om al deze schatten bij
een te brengen. Aanvankelijk wilde hij zelf
clown worden, maar zijn vader wilde dat
hij officier werd. Na de eerste wereldoor
log moesten beiden hun plannen opgeven en
Heino werd rijksambtenaar. Onder een to
neelnaam echter trad hij 's zomers tijdens
de weekends met groot succes als clown
op in een klein circus in het Prater,
zwaar geschminkt opdat niemand hem er
kennen zou. Met meer openlijkheid kon hij
zijn navorsingen in de clownswetenschap
bedrijven en op dit gebied kreeg hij al
gauw zoveel naam, dat hij het ambte
naarsbaantje kon opgeven om zich als
onafhankelijke circushistoricus te vestigen.
Talloze artikelen, studies en boeken heeft
hij over het kleurige circuswereldje ge
schreven en in die kwaliteit werd hij de
raadsman zowel van andere vorsers in de
kleinkunst als van talloze circusdirecteu
ren.
Clown Club of America"
EN AL IS HET clownsmétier sinds de
laatste oorlog zwaar op zijn retour, toch
zijn er overal ter wereld nog vele vrien
den van deze grappenmakers. In Amerika
b.v. kent men een groot aantal amateur
verenigingen, welker leden de clownerie als
hobby bedrijven. Captains of industry zo
wel als handarbeiders, ouderen en jonge
lui die pas de schoolbanken ontgroeid zijn
beoefenen daar in clubverband het clowns
vak onder leiding van een voorzitter-be
roepsclown en gaan dan hun kunsten
vertonen waar men deze het meest ont
beert in weeshuizen en gevangenissen, in
sanatoria en bejaardentehuizen. Niet al
leen dwaze fratsen zijn het, die deze ama
teurs ten beste geven, want hun wordt ge
leerd dat elke goede clown een persoonlij
ke stijl moet ontwikkelen, althans een ge
heel „eigen" nummer moet brengen, dat
hem onderscheidt van elke andere vak
broeder. De landelijke „Clown Club of
America" geeft zelfs een eigen tijdschrift
uit en houdt jaarlijks nationale wedstrij
den om de kampioenstitel van „de clown
van het jaar."
Ook in Groot Brittannië staat de clown
in hoog aanzien. De vakbroeders hebben
zich daar georganiseerd in de „Internatio
nal Clown Club", die voor alles de tradi
ties van de vermaarde clownsfamilies in
ere houdt en er voorts zorg voor draagt,
dat men niet eikaars nummers en trucs
steelt of imiteert. Inbreuk maken op deze
erecode betekent onherroepelijk royering
uit de vakbond en dus: geen enkel enga
gement meer in het gehele Gemenebest!
In het Londense stadsdeel Dalton staat
zelfs een eigen clownskerk. Eenmaal
's jaars gaan daar alle clowns uiter
aard in burger ter kerke. In de gang
die naar de pastorie leidt, is een galerij
met olieverfportretten van befaamde
clowns ingericht. De „International Clown
Club" kent ook een soort van eredocto
raat, dat toegekend wordt aan verdienste
lijke buitenstaanders. Tal van personen
uit het openbare leven zijn in de loop der
jaren tot „ere-clown" benoemd, een on
derscheiding die in 1949 ook aan de her
tog van Edinburgh is toegevallen!
HET CLOWNSVAK is een hard en moei
lijk beroep. Daarvan ook getuigt het klei
ne museum in Wenen, waar men in dag
boeken van befaamde clowns leest, met
hoeveel moeite en opofferingen aan tijd en
geld zelfs de kleinste „stunt" moet worden
opgebouwd, zonder dat er ooit enige zeker
heid was, of zo'n stunt uiteindelijk wel
zou aanslaan bij het publiek. En „viel"
zo'n nummer, dan kon de clown eigenlijk
wel inpakken, want in zijn vak werden
mislukkingen veel zwaarder aangerekend
dan in enig ander onderdeel van het cir
cusmétier. Lachte het publiek niet meer
om zijn grollen, dan vloog hij eruit, en
wie een keer gefaald had, kwam nergens
meer aan de slag. Nee, zo'n erg leuk be
roep is het nu ook weer niet en misschien
is Heino Seitler dan ook achteraf nog wel
dankbaar, dat hij inplaats van clown toch
maar clownoloog geworden is!
Gerhard Benesch
Dertig jaar heeft Heino Seitler
clowneske curiosa verzameld voor hij
zijn originele museum kon inrichten,
maar het resultaat mag dan ook gezien
worden.
HET GLOEDNIEUWE 5.700 ton me
tende motorschip „Thebeland" van de
Zweedse Orient Line, krijgt een vrouwe
lijke scheepsjongen. Zij is lang, blond
en knap, ze heet Agneta Hansson, is
17 jaar en komt uit Kristianstad in het
zuiden van Zweden. Agneta is het eerste
meisje, dat ooit als scheepsjongen heeft
gemonsterd op een schip van de Zweed
se koopvaardijvloot.
MET DE PLUNJEZAK over haar schou
der ging zij een dezer dagen aan boord
van haar schip, opgewacht door een aan
tal geestdriftige verslaggevers en foto
grafen.
Agneta, die onlangs met lof haar diploma
heeft behaald op de rijkszeevaartschool te
Kalmar, deelde aan de verslaggevers mede,
dat zij het beroep van zeevrouw heeft ge
kozen omdat zij niet ergens binnenshuis
een zittend leven wil leiden en zij maakte
er geen geheim van, dat zij van plan is,
zich tot het kapiteinsbrevet op te werken.
„Ik maak me geen zorg over het werk",
zei zij, „en ook niet over de andere leden
van de bemanning. Op de zeevaartschool
kon ik best vooruit met het werk en goed
opschieten met de mannen. Ik verwacht
dan ook geen bijzondere voorrechten, al
leen omdat ik een meisje ben".
Niettemin heeft scheepsmeisje Hansson
zich onmiddellijk een bijzonder voorrecht
moeten laten aanleunen: zij heeft een luxe
eenpersoonshut met een douche gekregen.
KAPITEIN C. O. Hansson van de „The
beland" hij is geen familie van het
scheepsmeisje verklaarde dat het in
dienst nemen van Agneta een soort experi
ment was. Hij voegde hieraan toe, dat wel
meer vrouwen op Zweedse schepen hebben
gediend, maar dat was dan steeds als ste-
wardes, binnenmeisje of marconiste. Dit
was de eerste keer dat een vrouwelijke
scheepsjongen was aangemonsterd.
„Onder de zeevarende landen hebben
alleen de Russen er een gewoonte van ge
maakt, vrouwelijke zeelieden in dienst te
nemen", zo vervolgde de kapitein.
„Ik heb me laten vertellen, dat zij sche-
71. Panda liet zich niet uit het veld slaan door de
onheuse bejegening, die hij van de zijde der politie
ondervond daarvoor stond er veel te veel op het
spel! De Dienomaat was losgebroken en maakte Jollie-
pops wildste dromen waar, en de trouwe Jolliepop was
zélf daarbij een van zijn weerloze slachtoffers. Er
moest dus flink gehandeld worden. Panda suisde op
zijn scooter snel achter de politieivagens aan, en arri
veerde al spoedig met de professor en de inactivator
op de plaats des onheils. „Hé waar heb je me nu
naar toe gebracht, Pravda?" vroeg de geleerde, op
schrikkend uit zijn overpeinzingen. „De Vaderlandse
Nering Bank! Maar daar hoef ik helemaal niet te zijn!
Ik herinner me heel goed, dat ik vanochtend wat zak
geld bij me gestoken heb. Ik heb geen bankzaken te
doen.„Daar gaat het niet om!" riep Panda onge
duldig. „De Dienomaat en Jolliepop zijn hier binnen!
Wie weet wat die robot voor vreselijke dingen aan
het doen is!" Het waren inderdaad vreselijke dingen.
Nadat het mechaniek de oprukkende politiemacht tot
stilstand had gebracht door Jolliepop, slapend en wel,
als schild te gebruiken, ging het tot de aanval over;
het begon wild met de dienstrevolver te schieten, en
het is begrijpelijk dat de agenten daar niet van terug
hadden! En zo kwam het dus, dat Panda en Professor
Kalker weer een erg onaangename ervaring te verdu
ren kregen. Zij waren afgestapt met hun zware Inacti
vator en wilden zich met dit geduchte wapen naar
het toneel van de strijd begeven, toen er plotseling een
stroom van politiepersoneel in paniek uit het bankge
bouw kwam stormen en hen onder de voet dreigde te
lopen. „Pas op! Dekking zoeken! Hij schiet!" werd er
geroepen. Panda begreep dat hij haast moest maken
wilden er geen rampen gebeuren.
pen hebben, waarvan de hele bemanning,
de officieren incluis, uit vrouwen bestaat".
De eerste reis van Agneta, die tevens
de eerste reis voor de „Thebeland" zal zijn,
zal haar naar Casablanca en diverse ha
vens in de Middellandse Zee voeren. De
Thebeland is een schip dat zowel vracht
als passagiers vervoeren zal.
In de komende 200 jaar kan de Ameri
kaanse bevolking tot een miljard zielen
aangroeien, gelooft de Amerikaanse minis
ter van handel Luther H. Hodges, die ech
ter tevens van mening is dat „dit alles
wellicht erger lijkt dan het in werkelijk
heid is."
Volgens Hodges, die zich baseert op cij
fers van het Amerikaanse bureau voor de
statistiek, zou een dergelijke snelgroeien
de bevolking zonder nieuwe vorderingen in
de - landbouwtechnologie van eenzelfde
voedselpakket kunnen genieten als de hui
dige Amerikanen doen.
Volgens statistici, aldus Hodges in een
rede voor de „Sales Executives Club" te
Washington, zou de gehele wereldbevol
king op basis van de huidige stand der we
tenschap 50 miljard mensen van het aller-
nodigste kunnen voorzien.
Op het ogenblik telt de Amerikaanse be
volking circa 185.5 miljoen zielen bij een
totale wereldbevolking van drie miljard.
Communistisch China, het dichtst bevolk
te land ter wereld, telt 700 miljoen inwo
ners.
Een gehoorapparaat dat slechts 5,7 gram
weegt en stroom ontvangt uit een batterij
ter grootte van een half aspirientje wordt
op de markt gebracht door de Zenith Radio
Corp. in Chicago. Het geheel wordt in het
oor gedragen en maakt draden en buizen
overbodig. De prestaties zijn vergelijkbaar
met die van de gebruikelijke apparaten,
aldus de fabrikanten.
Betichten is een deftig woord voor
beschuldigen. Het is afgeleid van het
in het Middelnederlands voorkomende
zelfstandige naamwoord t i c h t: be
schuldiging. Dit t i c h t behoorde weer
bij een werkwoord t i n, beschuldi
gen, dat door betichten geheel is
verdrongen, evenals v 1 i n door
vluchten.
In het Middelnederlands bestond een
uitdrukking enen laten betiën,
iemand laten begaan. Deze zegswijze
leeft voort in ons: iemand laten betijen
voor: iemand zijn gang laten gaan, de
zaak waarover het gaat aan iemand
overlaten.
Tenslotte komt nog wel eens een en
kele keer het werkwoord b e t ij g e n
voor, maar vaker: aantijgen, dat
eveneens in verheven taal wordt ge
bezigd voor: iemand iets ten laste
leggen.
CopyrlgM P l B Bon 6 Cop«nhog«n I
24-21