„Eindeloos PROZA van mischa de vreede De Gaulle - imitator Henri Tisot Frankrijks meest gevierde acteur i SIGNALEN Is there no plain man?" 9,Wij die onze eenzaamheid als Modem''' Onze tuin- en kameeptanten WAT MEN uit haar in het maandschrift Maatstafgepubliceerde gedichten kan weten: eenzaamheid is het thema van Mi scha de Vreede. „In het holle van dit huis heb ik een wankele warmte ge bouwd zorgvuldig mijn eenzaamheid versierd", „alles alleen genoten, alles al leen geleden„ik woon op een berg in de zon", en in de dalen vallen ge ruisloos en hevig de wrede regens. Een zaamheid is haar ervaring, haar levenses sentie. Het is de onvermijdelijke eenzaam heid van wie zich niet gemeenzaam maakt met de aan bod zijnde horde. Eenzaam heid, déze eenzaamheid, is een doem en een geluk „desondanks". En het is dit desondanks"d'nV "ivnZhn' wT IIs 'J1 het, av<?ntuur vluchtende vriendin onverschillig-begerig naar het avontuur '^"erL, erln* »Toen was lK tlen Jaar oud. doen dichten u t T 1' 'Jschn-lfster is* zeggen: „Ik heb een ze is spontaan zichzelf in haar angsten en daCht lk en ik zag stapels kinderlijkjes en de word iit'hplriri f t handvol grint, dat zijn mijn woorden. Ik in haar verwachtingen. Ze wordt vrouw kaalSeschoren vrouwen die als beesten ZeirtaaV' Dm rwt ShnoZ 51* en <lk mik' heel nauwkeurig met die ze wordt moeder, en dit mSr-woXn ®en stuk brood beethadden. En slordige haar wankele waZZu»hllrkwelhna? iB me st®e^ies ,op die verre paaL Er val- onder de benardste omstandigheden is, ge- hopen dode ,mannen. En een soldaat die heid "haar mo^fnblid h kwetsbaar- len een heleboel naast, maar soms is het loof ik, het ontroerendste van dit ontroe met e€n doek voor de mond °P een soort baarheid aalThet eronnan^t TTi? °u er,een god m'jn hand bestuurt, want rende, stil-geschreven boek Froukje vrii landbouwwerktuig lijken bij elkaar schoof. erop wagen om tussen trZitmJlZ t M c In het pr0Za van van elke nroedersentimentaliteT kr^t Ik zaÊ ongebrande kampongs, ik zag ster- modernp" rmëWo in hVZ* tradltlonele en Mischa de Vreede is veel raak. Raak in haar kind Maurits in een kraamkliniek vende Koreanen, ik zag atoomslachtoffers, Mareigen leldenLthaaT^ge^preT- SSS'"van'ï^dSST«Su?t ki"deren W°rden geb°ren Verminkt' "g 660 m°°ie j°ngen trinii to 1 *v*> /J AM m i i i fv«uicvuiut vdii trtrn ucDuui gerust wa toon te vinden zonder aan een der beide steentjes naast vallen zonder dat de raak kanten in de schuld te staan. Haar ge- heid van het geheel erdoor wordt ge- dicht staat open voor wanhoop en geluk, schaad. voor een wanhopig geluk, dat het sterkst is: „mijn gesloten hart vol zomerbloe men". Mischa de Vreede is nog jong van jaren, maar rijp door ervaring. Ze is, meen ik, uit Indië afkomstig, heeft herin neringen aan concentratiekampen, aan honger en martelen en sterven. Daarom kan ze schrijven met. een gewapende in- MEN KAN INDERDAAD bezwaar ma ken tegen de ,,ik"-vorm, waarin het ver haal door Froukje van Nee wordt verteld. Welke „ik" kan van een zo lange episode' woordelijk de gesprekken onthouden en weergeven in de trant van de dialoog? Welke „ik" kan met een zo trefzekere nigheid, met een manmoedige vrouwelijk- Welke "lk kar> mct een zo trefzekere heid en, als het moet, met een gevoelige raakheid weten te zeggen wat er door an- meedogenloosheid: zo leeft men het leven, ,en. en zelfs do.or dat eigen „ik" werd zo kan de mens zijn en zo is het verlan gen, maar „gewond en verwonderd heb ik gewonnen gra slapen met open mijn handen". Met open handen is ook haar proza geschreven, het proza van de „ro man" die ze „Eindeloos" betitelde en" bij n.v. Bert Bakker/Daamen deed verschij nen. Een episode noemde ze dit boek, een levensfragment dus, zoals alles wat ge beurt in zijn vergankelijkheid episodisch het. „eindeloos" is ontleend aan een ge dicht van P. C. Boutens, aan de eerste strofe daarvan, die zij haar levensverhaal als motto meegaf: gedacht en gevoeld? Welke „ik" kan de sfeer van een situatie, de betekenis van elk detail overbodige bijzonderheden komen in dit boek niet voor zo nauw keurig, zo levensecht registreren als Froukje het hier uit de herinnering doet? Maar, eerlijk gezegd, al lezend vergeet men deze compositorische tegenstrijdig heid tussen verhaalvorm en verhaalinhoud. Hoofdzaak is de echtheid, de eerlijkheid. En die is boven alle twijfel verheven en er komt geen vertroeteling aan dit natuur- HOPt. Hp hf>7mtarQw +o v.itt'.i_ PphpiirAn to noe T7v> iiyM» mi Mischa de Vreede is in het grote patroon van het leven. En 5? dla 15 boven alle twijfel verheven en er komt geen vertroeteling aan dit natuur- enkele passage waarin haar green on M het „eindeloos" is ontleend aan een ge- de bezwaren te met. Deze Froukje gebeuren te pas. En jaren her - Froukje verhall waf veTzwakt fde IlschSdemc dicht van P P Rm/tor><? weet te veel van het leven, is te gaaf in werd er juist voor haar bevalling t.iiden.c aa, ,wa verzwakt (de geschiedenis liggen, zo slordig als alleen maar een dode kan liggen'. En dan is er een Algerije, een Kongo, een Laos, een en zo voort. Met die oorlogsfotograaf gaat Ida, die geen moedergeluk meer kan kennen en harde verhalen schrijft over ware zaken, mee, om „te kijken en kijken". Ook dat is eindeloos en waar, te waar om geloof waardig te zijn. En dat Froukje in haar huwelijk met de eenzamp Niels gelukkig tracht te zijn, gelukkig wil zijn als haar wijze van versiering van de eenzaamheid, is de andere pool van de eerlijkheid. „IK GELOOF", schrijft Froukje aan Ida in een brief die deze episode besluit, „ik geloof dat de mensen aan zichzelf ver plicht zijn gelukkig te zijn. Jij ook. Als jij liever langs allerlei oorlogen scharrelt, ga je gang. Ik wil graag dat iedereen het fijn heeft. Niels en Maurits en jij voorname- bjk. Ilc kan er alleen zo weinig aan doen, bij jou! Ja, het is een moeilijk ge luk waar Mischa de Vreede over schrijft. Maar ze doet het, afgezien dan van een enkele passage waarin haar greep op het „Wij die onze eenzaamheid droegen als goden, Wy kunnen minnen eindeloos. weet te veel van het leven, is te gaaf in werd er juist voor haar bevalling tijdens Tj_1c, - - „-vtvt zichzelf besloten, te natuurlijk-eenvoudig een hefdenking op de Amsterdamse Dam hOQi J L a "ple®S,fader bij voor- om in verfraaide taal de onvermijdelijk (voortreffelijk beschreven tafefeel!) aan beelct'* met de intensiteit van haar levens- harde dingen te zeggen van een om herinnerd werd er in Auschwitz en Ber- desonda;nks. Dat is de met Cola Debrot te spreken bewolkt gen-Belsen en de Jappenkampen, noem u J ee"zaarnheid: haar wan- bestaan. Eenzaamheid maakt sober. En maar op, massaal gestorven onder het opige gedicht en haar wanhopige proza bloedbewind IN DATZELFDE GEDICHT is sprake van een massale vernieti gingsdrang In die wereld krijgt een moeder haar kind, schenkt ze leven aan het leven uit haar „wankele warmte", zonder veel ophef, maar met de mogelijk heid op een „klein geluk", niet het meeste ze zijn een voor een eenzaam, Mischa de Vreede's figuren: Froukje-zelf, haar vrien din Ida, haar minnaar en latere man Niels Vrolijk, en waarschijnlijk ook de anderen, de mannelijke profiteurs, de van' H~e 5^aK!; **1.iefdes"-Parasieten, de erotische haaien, heid op een „klein geluk", niet het meest onzer nnne.SnhlarheW» I I klaarheid die aan de rand van het levensavontuur misschien maar het natuurlijkste en daar :fn bêt is deze m- op de loer liggen. Het gaat er maar om °m het sterkste, nerlijke onneembaarheid, die de hoofdfi- wiè eenzaam is en hóè die „eenzaamheid ulfn t 6 U1- ?s" elke ontgooche versierd" wordt. Ida doet dat in haar ein- hebheneindeloos lief- deloze opeenvolging van liefdesverhoudin- hebben, ze kan uit haar verlangen de lief- gen met een cynische afweer, waarmee ufc+h^L alS ee!^ J en ?teÜk en onaan- ze zich schadeloos stelt voor een verspeeld llrorluf ma n' Daardoor is dit eerste af- eenvoudig geluk. Froukje, argelozer door ff van,^lstc^a.,de v^eede haar open geluksverlangen en sterker door ze publiceerde in „Maatstaf al frag- haar heimelijk weten van een zeer eigen menten een sterk boek, ondanks de en zeer onkwetsbare kern, mag dan „ver wond" zijn, zij is „verwonderd" genoeg over het altijd-nog-mogelijke om de le- venssprong er op te wagen en haar liefde gevoel voor de schilder Niels op het spel te zetten. Ze wikt en weegt niet, ze is niet te vervullen met een „minnen eindeloos" Want: niemand weet zo goed als ik zelf hoe ik aan de zon mij heb verwarmd en verbrand C. J. E. Dinaux zwakke passages. Sterk is het door zijn on gekunsteldheid, zijn eerlijkheid, zijn open heid, zijn natuurlijkheid. Mischa de Vreede schrijft een geconcen treerde zin. In een gesprek laat ze Frouk- ÜOOOCOOO<>:)0<^OCOÓOCOOOCX»OOd^^ (Van onze correspondent) PARIJS Henri Tisot is sinds enkele maanden Frankrijks meest gevierde ac teur, vooral door zijn De Gaulle-imitaties. Enkele jaren geleden werd hij door de Comédie-Frangaise geëngageerd, maar een succes is dat niet geworden. Na een jaar nam hij afscheid, en voor beide par tijen was 't een afscheid zonder tranen. overeenkomst, door de stand van een on derlip, een optrekken van de wenkbrau wen, het plastische gebruik van armen en handen tóch met de grote man van be gin tot eind weet te suggereren. Ofschoon Henri Tisot in een dagelijks televisie-feuil leton over drie studenten uit de provincie, die gezamenlijk in Parijs met het grote leven worden geconfronteerd, bewezen óók nog andere pijlen op zijn boog te heb- ALS KAMERPLANTEN met het blad tegen het glas staan kunnen ze bij strenge vorst bevriezen, zet ze liever iets meer naar achteren en als ze toch last van de kou gehad hebben zal men ze niet bij de warme kachel moeten zetten; dan hebben ze het te warm; dan kan men ze veel beter koel en vorstvrij een paar dagen in het don ker zetten en met koud water over gieten. HET GIETWATER voor alle kamer planten dient op kamertemperatuur te zijn; het water is te koud als men het zo uit de kraan gebruikt; er zal dus een scheut warm water doorheen ge daan moeten worden. Het gietwater mag ook heus wel lauw-warm aanvoe len; handwarm mag het wel zijn. U kunt op de potgrond water geven, doch ook gieten op een bloemschoteltje is goed, doch vergeet dan niet als er na een kwartier nog een restant is dit te verwijderen, want de plant geeft dan te kennen dat ze er geen behoefte meer aan heeft. CINERARIA'S zijn er nu weer te kust en te keur; mooi en kleurige ka mer planten, waarvan men lang en veel plezier kan hebben, doch die men beslist niet in de nor maal verwarmde kamer moet zet ten; zij hebben een hekel aan een ho ge kunstmatige warmte;.de planten zullen dan gauw onder de luizen zitten en dat moet men zien te voorkomen. Ze zullen dus veel beter voldoen in een zeer matig verwarmd vertrek. Ze hebben veel water nodig en elke dag moet men gieten. Het is verleidelijk een rijk bloeiende plant te kopen, doch het is veel beter een plant te nemen met slechts enkele open bloemen en veel bloemknoppen; daar zult u veel langer plezier van hebben en zolang de plant nog niet in volle bloei staat kan men ook wekelijks een weinig bemes ten; gebruik dan de bekende kamer- plantemmest. Cineraria's kan men ook wel overhouden, doch alle moeite en zorgen wegen toch echt niet op tegen de te bereiken resultaten. Dus kan men veel beter elke lente een nieuwe plant kopen. DENK OM UW grootbladige Ficus decora; die kan er beslist niet tegen als ze met de voet in koud water Tisot dacht er toen wel ernstig over toch n°g a"d®ra pipan op zyn boog te heb- maar in te gaan op het voorstel van zijn week ViPt rt> leverde de eerste vader, om in zijn koekjesbakker ij in La Va" dCTtlgduizend Seyne in Zuid-Frankrijk te gaan werken. - - a brieven op is zijn De Gaul TISOT IS toch nog maar even in Parijs blijven hangen. Maar op de maatschappe- lijk-artistieke ladder daalde hij heel wat treden af om als ex-Comédien Frangais, nu zijn diensten aan te bieden bij de tien tallen Parijse cabarets waar hij om een schnabbeltje ging bedelen. Hij bezat een erkend talent voor imiteren en op een goe de ochtend was hij op 't idee van zijn le- van gekomen. Als model voor zijn imita tie koos hij niemand minder uit dan Frankrijks staatshoofd, generaal De Gaul- i»ui pciüuuiiujk mei aaviezen oij- le. Hij liet zich alle televisiefilms van De gestaan, en ook hier is het effect en het Gaulle's talrijke toespraken voordraaien, succes weer grandioos. Die triomfen van en hij bestudeerde met eindeloze zorg zijn Tisot hebben hem behalve een fortuin niet- drie delen Mémoires en andere geschriften, temin ook wel enige zorgen en lasten op- Zo kroop hij, gelijk de acteurs-uitdrukking geleverd. Hoewel het staatshoofd zélf over luidt, in de huid van de generaal. Restte een kerngezonde zin voor humor beschikt, hem slechts een eigen Gaullistische rede- waardoor hij deze zon best in het water voering op te stellen, want plagiaat wordt kan zien schijnen, beweert' men toch dat natuurlijk gestraft. Hij vond ook 't onder- vanwege de chef van het protocol van werp: het verkeersprobleem van Parijs. Ti- bet Elysée, Tisot eens een discrete wenk tel: de autocirculatie. De eerste volzin die is gegeven zijn imitatorisch genie nu maar le-imitatie toch wel zijn allerhoogste troef gebleven. Hij heeft zijn autocirculatie na tuurlijk ook voor de grammofoon opgeno men, en de plaat staat nu al weken aan de top van de lijst der verkoopsuccessen. IN DEZELFDE GEEST heeft hij intus sen al een tweede nummer op zijn reper toire genomen dat Anti-Bardotisation is geheten, en waarin ge de generaal, met tragisch stemgeluid, al zijn bezwaren re gen de BB-rage hoort ontvouwen. Brigitte heeft Tisot persoonlijk met adviezen bij- IDA GAAT HAAR ZOVEELSTE wanho pige avontuur tegemoet met een Ierse oorlogsfotograaf, die een boek had ge maakt, een fotoboek, over leven en dood, om de mensen „te betrappen als ze hun schone beschaving verliezen". Froukje bladert erin. „Toen was ik tien jaar oud, dacht ik en ik zag stapels kinderlijkjes en met sonoor basgeluid wordt voorgedragen luidde: „Frangaises, Frangais (lang or gelpunt). Ge weet hoezeer ernstig in onze dagen het probleem van het verkeer in Parijs is geworden". Men herkent onmid dellijk de aanhef met drie woorden ver weer eens op een ander slachtoffer te beproeven. Er is ook gezegd, dat de O.A.S., die de spectaculaire stunts niet smaadt, een neven-complotje had gesmeed Tisot te ontvoeren met het doel hem voor de piraten-microfoon te dwingen met De vAv-ixxjxv uv aaiuici iiicu uiic wuuiucn ver- puaiui-uiiuuiuuii ie dwingen met ue schil van de historische redevoering Gaulle's stem een zelfbeschuldiging uit te W3 J1 rm PO Ho nrocHont Al ny ttnmiiUlinly 1/? cnrnlzon «rnor/lAnr rlniA 1 waarmee de president der republiek op 16 september 1959 de wereld kond deed van zijn besluit het Algerijnse volk het zelfbe schikkingsrecht toe te kennen. Met even veel vernuft als humor had Tisot in de he le speech het Algerijnse probleem naar het spreken, waardoor dan allicht wel weer wat extra verwarring en onrust zou kun nen worden gezaaid. ALLEMAAL PRAATJES en roddeltjes verklaart de 24-jarige acteur. Als ik om pi UU1CC1U lid dl Ilfl v v-x «wexui i UC m-jdi igC Parijse verkeersvraagstuk getransponeerd welke reden dan ook, de generaal ooit en wanneer ge hem op het toneel, achter zou moeten laten rusten, dan ben ik van z^n tafel met een batterij microfoons en Plan mijn grootmoeder ten tonele te voe- staat en onder in de sierpot mag ook de zwarthoornen bril in de hand, zijn ren. M t haar eigen meridionaalse ac- geen water blijven staan; gele blade- nümmer ziet en hoort spelen dan is het cent; een vrouw die véél belooft". Hen- •- i- effect inderdaad miraculeus. ri rri«rit geen water blijven staan; gele blade ren zullen anders het resultaat zijn. o Zet uw Ficus vooral nu op een lichte MmrrTTnr en. zonnige plaats; later in de voorzo- bewondert J .W H T -men m66r mer zal men haar beter teaen de be_Y??.derL l1?. ®tem- dle met z«n onver mer zal men haar beter zon moeten beschermen. Cineraria G. Kromdijk wachte uitschieters en curieuze accenten ook in toonhoogte en tempo het akoestisch evenbeeld is van des generaals geluid, of wel de fysieke gelijkenis die Tisot, on- ri Tisot, die zijn voorstellingen in Parijs juist een halve week onderbroken heeft om zich naar zijn grootmoeders ziekbed te kunnen spoeden, is een kleinzoon met een goed en warm hart. Doch of die grootmoeder mettertijd in de ogen van Henri Tisot's miljoenen bewonderaars ooit de generaal zal kunnen overvleugelen, HET IS EEN DRAMATISCHE vraag, die ik als punt van uitgang neem. Ik laat de tekst maar in het oorspronkelijk staan, deels omdat hij zo eenvoudig is en ieder hem begrijpen kan, deels ook omdat in dit Engelse „plain" zoveel nuances en betekenissen schuilen, dat ik door het met één woord te vertalen, me te veel zou vastleggen. Eenvoudig, ge woon, oprecht, huiselijk, natuurlijk, ar geloos, zonder pretenties, niet sophisti cated, ongecompliceerd dit alles zint in „plain", en nog iets meer. De aanhaling is ontleend aan The House in Paris van Elizabeth Bowen, een bijzonder mooie maar, om u de waar heid te zeggen, allesbehalve „eenvoudi ge" en „argeloze" roman, die ik tij dens de jongste feestdagen voor de zo veelste maal nog eens heb herlezen. Het boek heeft zo'n 35 jaar geleden het licht gezien. De inhoud ervan is te ingewik keld om hier helemaal na te vertellen. Laat ik volstaan met de vermelding, dat de twee geliefden van de jonge vrouw om wie de geschiedenis draait, geen van beiden „plain" zijn. De een is te agres- sief-scherpzinnig en te ironisch, de an der te bewust van zichzelf, of liever: te bewust van de indruk die hij moet ma ken, en daardoor te geremd. Beiden, de een zo zeker, de ander zo onzeker, stel len voortdurend vragen. Hetgeen de jon ge vrouw benauwt en haar op een ge geven moment de bovenstaande ver zuchting ontlokt. Helemaal een retori sche vraag is het overigens niet, want even later doet de gedachte aan een oude oom, een kolonel in ruste, die met zijn vrouw een teruggetrokken doch zeer ge lukkig leven heeft geleid, het meisje uit roepen: „That is the love I wanted. He is the plain man". LIGT HET NIET VOOR de hand te zeggen: Hoe simpel! Dat meisje timmert zeker niet hoog en is dus gedwongen haar eisen nogal laag te stellen! Maar zo gemakkelijk is het allemaal niet. Het is namelijk buiten kijf, dat de schrijf ster haar heldin, met wie zij zich ken nelijk vereenzelvigd heeft, wel degelijk de moeite waard vindt en voor vol aan ziet. Trouwens, de roman die om deze Karen heen geschreven is, staat er borg voor, dat men hier niet te maken heeft met een verheerlijking van simplismen. Wij kunnen Karens uitroep dan ook ge rust op rekening van Elizabeth Bowen zelf stellen. En dan zou die roep om „plainness" neerkomen op de verzuch ting van een hoogst begaafde en intelli gente vrouw die klaarblijkelijk genoeg heeft van al te nadrukkelijke redena ties. In dezelfde tijd, dat ik het boek van Elizabeth Bowen las, moest ik iets na kijken in de autobiografie van Stendhal, La vie de Hefiri Brulard, en stiet daar bij op een passage waarin de schrijver er zich op beroemt van de beste fami lies van Grenoble af te stammen. „Ik had", zo stond er, „en heb nog een door en door aristocratische smaak. Ik zou weliswaar alles willen doen om de mas sa haar geluk te verschaffen, maar ik geloof, dat ik liever twee weken in de gevangenis zou willen zitten dan met winkeliers te moeten omgaan." VOOR DE BEWONDERAARS van Stendhal is dit een typische en ietwat vertederende opmerking, maar als men haar min of meer onbevangen leest en haar in verband ziet met hetgeen 150 jaar later nog altijd gedebiteerd kan worden, dan overheerst toch wel de in druk, dat zij afkomstig is van iemand die er een hele dunk omtrent zijn eigen exclusiviteit op na houdt. En inderdaad, Stendhal schreef, naar hij zelf zei, voor de „happy few", een kring van uitver korenen die over voldoende intelligentie en fijnzinnigheid zouden beschikken om hem in zijn bijzondere reacties te kun nen volgen uitverkorenen die later „goede verstaanders" genoemd zouden worden. Het doet misschien wat gewelddadig aan, maar ik zou tussen de ontboeze ming van het meisje uit de Engelse ro man en de uitlating van de Franse bei- esprit een tegenstelling willen construe ren. Het valt niet te ontkennen, dat de houding van Stendhal op het eerste ge zicht veel aantrekkelijks heeft. Er zijn dan ook heel wat intellectuelen, die zich op datzelfde standpunt stellen. Maar zij zouden er goed aan doen, zich ook eens te herinneren, hoe Stendhal aan die for mulering gekomen is: namelijk als ver tegenwoordiger van een klasse die kort tevoren de kans had gekregen de wereld naar haar inzichten te hervormen en te regelen, en die geleidelijk aan had moe ten constateren, dat de dingen hun loop namen buiten haar en haar ideeën om. De intelligentsia, dochter van de Revo lutie, zag zich door de bourgeoisie de wapens uit de hand geslagen. Düarop ontwikkelde zij een zekere rancune. Men leze slechts de grote schrijvers van de vorige eeuw, Stendhal, Baudelaire, Flau bert, Dostojewski, Nietzsche. De sterk ste, en misschien zelfs wel voornaam ste, indruk die wij van hun werk ont vangen, is er een van hulpeloosheid, woe de en verachting. Deze gevoelens zijn vandaag aan de dag vrijwel universeel. De „few" zijn velen geworden, en he laas, zij zijn allesbehalve „happy". G. H. M. VAN HUET, geboren 10 september 1911 te Rotterdam, werd na voltooiing van zijn rechtenstudie te Leiden als redacteur aan gesteld bij de Nieuwe Rotterdamse Courant,, voor welk blad hij, na eerst vele jaren op de redactie buitenland werkzaam te zijn geweest, sinds 1954 de rubriek ,,de zandloper" ver zorgt. Van 1945 tot 1952 verscheen van zijn. hand een wekelijks artikel in de Groene Am sterdammer, dat over een of ander klassiek boek handelde en gesigneerd was met een inktpotje. Een keuze uit deze artikelen, ver zameld in twee delen „Lezen en laten lezen*' (een titel die meer de nadruk legt op de to lerantie dan op de propaganda), werd in 1954 met de Essayprijs van de stad Amsterdam bekroond. Onder de titel „Met en tegen de tijd" verscheen een eerste keuze uit zijn zandloperartikelen. firma of publiek lichaam er een stel in tellectuelen op na, die zij specialisten noemen, en de redactie- en reclamebu reaus' zitten vol gesalarieerde dichters. Daar zitten zij dan en gaan in hun vrije tijd tegen het bestel der wereld tekeer, weigerend mee te huilen met de wolven in het bos en nog steeds dromend van de hun opgedragen universele synthese, denkend, vragen stellend, rebellerend, vervuld van ironie en een zichzelf maar al te vaak vergiftigend gevoel van on macht. WAT ZIJ OOK ZIJN, zij zijn kenne lijk geen „plain men". De hartekreet van Elizabeth Bowens heldin is derhal ve iets wat men haar en haar zusters, wat men trouwens elke aan het leven overgegeven mens kan blijven gunnen, zij hebben waarlijk geen ongelijk. Het Evangelie spreekt ervan, dat het niet aangaat zijn kinderen stenen voor brood te geven. Maar wat doen wij anders, wanneer wij, die „de massa haar geluk willen verschaffen", niets beters weten te verzinnen dan almaar over proble men en spanningen te praten, koppig volhouden het verstand als alleenzalig makend vermogen te beschouwen en ons ten hoogste kunnen opwerken tot een staat van geamuseerdheid, schraal, hoogmoedig en raillerend? Misschien, denk ik weieens, schuilt de onmacht waarover wij het zojuist hadden, dieper dan het toch min of meer aan de opper vlakte liggende onvermogen waartoe de intellectuele elite zich in een samenle ving als de onze veroordeeld ziet. Mis schien is dit wel de oorzaak van die mis noegdheid aan beide zijden: dat de be gaafden, de rationelen op de plaats van de geroepenen dit zijn de profeten, de helden en de heiligen zijn gaan zitten. De begaafden, die alles ontleden, alles verklaren willen, die, het wonder door het causale vervangend slechts zeg gen te „begrijpen". Moet men er zich dan over verwonderen, dat het hun aan ge luk ontbreekt? x x Ir i f+ 'S u'i ut: generaal zaï Kunnen overvleugelen, ooooooooococoooooooooooocoooococcoooooeoeoc^ el" holgTnalmd gleTelkde" latulfrlSkl wen beSfïld EN HIERMEE ZIJN WIJ aan een di lemma toegekomen, dat vooralsnog on oplosbaar lijkt. Want het is waar, dat de intellectueel, die de samenleving geluk kig zou willen maken, zich in de huidige samenleving niet gelukkig voelt en dat hij zich op een steeds smaller terrein terugtrekt, waar hij, vervreemd van de hem omringende wereld, in een soort van geestelijk vacuüm leeft. Hij is spits en scherpzinnig als nooit tevoren, hij is veelzijdig, origineel, vindingrijk, maar geslaagd, benijdenswaardig, kan men hem niet noemen. Hoe zou men ook! Baudelaire maakte er zich al boos om, lat het klaarblijkelijk de gewoonst zaak van de wereld was, dat de burger op zijn wenk een gebraden dichter voorge schoteld kreeg, maar dat het tegelijk hoogst ongepast werd gevonden, als een dichter te kennen gaf er in zijn stal wel eens een paar dichters op na te willen houden. Tegenwoordig houdt elke grote HEB IK ELISABETH BOWEN goed gelezen, dan heeft zij met haar „plain man" een figuur op het oog, die, zonder er zich om te bekommeren soms dupe te zijn, het leven en alwat boven het leven uit gaat te aanvaar den, met geestdrift, met tranen, met ge voelens van berouw en verlorenheid, desnoods alleen maar met berusting. Zulke mensen zijn er altijd geweest, de geschiedenis en de literatuur bevat ten er voorbeelden te over van. Oedi pus reageerde op de onthulling van de netelige positie waarin hij zich bevond, niet met neutrotische trekjes of met re denaties. Koning David schreef na zijn escapade met Bethsabe geen „roman a clef' of een pornografische zelfont hulling. De Prediker heeft zich nooit met zijn, waarschijnlijk ook niet zo pijnloos verworven, inzicht in een hoek teruggetrokken om daar cynisch te gaan zitten mokken. Tegenover zulke mannen besterven woorden als „intel ligent" en „intellectueel" ons op de lip pen. Zoals trouwens ook tegenover een Churchill en een Albert Schweitzer. Al deze mensen zou men „plain" kun nen noemen. Maar toch, als ik mij de oom uit The House in Paris voor de geest haal, geloof ik niet, dat deze betiteling veel heeft uit te staan met formaat. i

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1962 | | pagina 14