„Eindeloos PROZA van mischa de vreede
De Gaulle - imitator Henri Tisot
Frankrijks meest gevierde acteur
i
SIGNALEN
Is there no plain man?"
9,Wij die onze
eenzaamheid
als Modem'''
Onze tuin- en kameeptanten
WAT MEN uit haar in het maandschrift
Maatstafgepubliceerde gedichten kan
weten: eenzaamheid is het thema van Mi
scha de Vreede. „In het holle van dit
huis heb ik een wankele warmte ge
bouwd zorgvuldig mijn eenzaamheid
versierd", „alles alleen genoten, alles al
leen geleden„ik woon op een berg
in de zon", en in de dalen vallen ge
ruisloos en hevig de wrede regens. Een
zaamheid is haar ervaring, haar levenses
sentie. Het is de onvermijdelijke eenzaam
heid van wie zich niet gemeenzaam maakt
met de aan bod zijnde horde. Eenzaam
heid, déze eenzaamheid, is een doem en
een geluk „desondanks". En het is dit
desondanks"d'nV "ivnZhn' wT IIs 'J1 het, av<?ntuur vluchtende vriendin onverschillig-begerig naar het avontuur '^"erL, erln* »Toen was lK tlen Jaar oud.
doen dichten u t T 1' 'Jschn-lfster is* zeggen: „Ik heb een ze is spontaan zichzelf in haar angsten en daCht lk en ik zag stapels kinderlijkjes en
de word iit'hplriri f t handvol grint, dat zijn mijn woorden. Ik in haar verwachtingen. Ze wordt vrouw kaalSeschoren vrouwen die als beesten
ZeirtaaV' Dm rwt ShnoZ 51* en <lk mik' heel nauwkeurig met die ze wordt moeder, en dit mSr-woXn ®en stuk brood beethadden. En slordige
haar wankele waZZu»hllrkwelhna? iB me st®e^ies ,op die verre paaL Er val- onder de benardste omstandigheden is, ge- hopen dode ,mannen. En een soldaat die
heid "haar mo^fnblid h kwetsbaar- len een heleboel naast, maar soms is het loof ik, het ontroerendste van dit ontroe met e€n doek voor de mond °P een soort
baarheid aalThet eronnan^t TTi? °u er,een god m'jn hand bestuurt, want rende, stil-geschreven boek Froukje vrii landbouwwerktuig lijken bij elkaar schoof.
erop wagen om tussen trZitmJlZ t M c In het pr0Za van van elke nroedersentimentaliteT kr^t Ik zaÊ ongebrande kampongs, ik zag ster-
modernp" rmëWo in hVZ* tradltlonele en Mischa de Vreede is veel raak. Raak in haar kind Maurits in een kraamkliniek vende Koreanen, ik zag atoomslachtoffers,
Mareigen leldenLthaaT^ge^preT- SSS'"van'ï^dSST«Su?t ki"deren W°rden geb°ren Verminkt' "g 660 m°°ie j°ngen
trinii to 1 *v*> /J AM m i i i
fv«uicvuiut vdii trtrn ucDuui gerust wa
toon te vinden zonder aan een der beide steentjes naast vallen zonder dat de raak
kanten in de schuld te staan. Haar ge- heid van het geheel erdoor wordt ge-
dicht staat open voor wanhoop en geluk, schaad.
voor een wanhopig geluk, dat het sterkst
is: „mijn gesloten hart vol zomerbloe
men". Mischa de Vreede is nog jong van
jaren, maar rijp door ervaring. Ze is,
meen ik, uit Indië afkomstig, heeft herin
neringen aan concentratiekampen, aan
honger en martelen en sterven. Daarom
kan ze schrijven met. een gewapende in-
MEN KAN INDERDAAD bezwaar ma
ken tegen de ,,ik"-vorm, waarin het ver
haal door Froukje van Nee wordt verteld.
Welke „ik" kan van een zo lange episode'
woordelijk de gesprekken onthouden en
weergeven in de trant van de dialoog?
Welke „ik" kan met een zo trefzekere
nigheid, met een manmoedige vrouwelijk- Welke "lk kar> mct een zo trefzekere
heid en, als het moet, met een gevoelige raakheid weten te zeggen wat er door an-
meedogenloosheid: zo leeft men het leven, ,en. en zelfs do.or dat eigen „ik" werd
zo kan de mens zijn en zo is het verlan
gen, maar „gewond en verwonderd heb ik
gewonnen gra slapen met open mijn
handen". Met open handen is ook haar
proza geschreven, het proza van de „ro
man" die ze „Eindeloos" betitelde en" bij
n.v. Bert Bakker/Daamen deed verschij
nen. Een episode noemde ze dit boek, een
levensfragment dus, zoals alles wat ge
beurt in zijn vergankelijkheid episodisch
het. „eindeloos" is ontleend aan een ge
dicht van P. C. Boutens, aan de eerste
strofe daarvan, die zij haar levensverhaal
als motto meegaf:
gedacht en gevoeld? Welke „ik" kan de
sfeer van een situatie, de betekenis van
elk detail overbodige bijzonderheden
komen in dit boek niet voor zo nauw
keurig, zo levensecht registreren als
Froukje het hier uit de herinnering doet?
Maar, eerlijk gezegd, al lezend vergeet
men deze compositorische tegenstrijdig
heid tussen verhaalvorm en verhaalinhoud.
Hoofdzaak is de echtheid, de eerlijkheid.
En die is boven alle twijfel verheven en er komt geen vertroeteling aan dit natuur-
HOPt. Hp hf>7mtarQw +o v.itt'.i_ PphpiirAn to noe T7v> iiyM» mi
Mischa de Vreede
is in het grote patroon van het leven. En 5? dla 15 boven alle twijfel verheven en er komt geen vertroeteling aan dit natuur- enkele passage waarin haar green on M
het „eindeloos" is ontleend aan een ge- de bezwaren te met. Deze Froukje gebeuren te pas. En jaren her - Froukje verhall waf veTzwakt fde IlschSdemc
dicht van P P Rm/tor><?
weet te veel van het leven, is te gaaf in werd er juist voor haar bevalling t.iiden.c aa, ,wa verzwakt (de geschiedenis
liggen, zo slordig als alleen maar een dode
kan liggen'. En dan is er een Algerije,
een Kongo, een Laos, een en zo voort.
Met die oorlogsfotograaf gaat Ida, die
geen moedergeluk meer kan kennen en
harde verhalen schrijft over ware zaken,
mee, om „te kijken en kijken". Ook dat
is eindeloos en waar, te waar om geloof
waardig te zijn. En dat Froukje in haar
huwelijk met de eenzamp Niels gelukkig
tracht te zijn, gelukkig wil zijn als haar
wijze van versiering van de eenzaamheid,
is de andere pool van de eerlijkheid.
„IK GELOOF", schrijft Froukje aan Ida
in een brief die deze episode besluit, „ik
geloof dat de mensen aan zichzelf ver
plicht zijn gelukkig te zijn. Jij ook. Als jij
liever langs allerlei oorlogen scharrelt, ga
je gang. Ik wil graag dat iedereen het fijn
heeft. Niels en Maurits en jij voorname-
bjk. Ilc kan er alleen zo weinig aan doen,
bij jou! Ja, het is een moeilijk ge
luk waar Mischa de Vreede over schrijft.
Maar ze doet het, afgezien dan van een
enkele passage waarin haar greep op het
„Wij die onze eenzaamheid
droegen als goden,
Wy kunnen minnen
eindeloos.
weet te veel van het leven, is te gaaf in werd er juist voor haar bevalling tijdens Tj_1c, - - „-vtvt
zichzelf besloten, te natuurlijk-eenvoudig een hefdenking op de Amsterdamse Dam hOQi J L a "ple®S,fader bij voor-
om in verfraaide taal de onvermijdelijk (voortreffelijk beschreven tafefeel!) aan beelct'* met de intensiteit van haar levens-
harde dingen te zeggen van een om herinnerd werd er in Auschwitz en Ber- desonda;nks. Dat is de
met Cola Debrot te spreken bewolkt gen-Belsen en de Jappenkampen, noem u J ee"zaarnheid: haar wan-
bestaan. Eenzaamheid maakt sober. En maar op, massaal gestorven onder het opige gedicht en haar wanhopige proza
bloedbewind
IN DATZELFDE GEDICHT is sprake
van een massale vernieti
gingsdrang In die wereld krijgt een
moeder haar kind, schenkt ze leven aan
het leven uit haar „wankele warmte",
zonder veel ophef, maar met de mogelijk
heid op een „klein geluk", niet het meeste
ze zijn een voor een eenzaam, Mischa de
Vreede's figuren: Froukje-zelf, haar vrien
din Ida, haar minnaar en latere man
Niels Vrolijk, en waarschijnlijk ook de
anderen, de mannelijke profiteurs, de
van' H~e 5^aK!; **1.iefdes"-Parasieten, de erotische haaien, heid op een „klein geluk", niet het meest
onzer nnne.SnhlarheW» I I klaarheid die aan de rand van het levensavontuur misschien maar het natuurlijkste en daar
:fn bêt is deze m- op de loer liggen. Het gaat er maar om °m het sterkste,
nerlijke onneembaarheid, die de hoofdfi- wiè eenzaam is en hóè die „eenzaamheid
ulfn t 6 U1- ?s" elke ontgooche versierd" wordt. Ida doet dat in haar ein-
hebheneindeloos lief- deloze opeenvolging van liefdesverhoudin-
hebben, ze kan uit haar verlangen de lief- gen met een cynische afweer, waarmee
ufc+h^L alS ee!^ J en ?teÜk en onaan- ze zich schadeloos stelt voor een verspeeld
llrorluf ma n' Daardoor is dit eerste af- eenvoudig geluk. Froukje, argelozer door
ff van,^lstc^a.,de v^eede haar open geluksverlangen en sterker door
ze publiceerde in „Maatstaf al frag- haar heimelijk weten van een zeer eigen
menten een sterk boek, ondanks de en zeer onkwetsbare kern, mag dan „ver
wond" zijn, zij is „verwonderd" genoeg
over het altijd-nog-mogelijke om de le-
venssprong er op te wagen en haar liefde
gevoel voor de schilder Niels op het spel
te zetten. Ze wikt en weegt niet, ze is niet
te vervullen met een „minnen eindeloos"
Want:
niemand weet zo goed
als ik zelf
hoe ik aan de zon mij heb verwarmd
en verbrand
C. J. E. Dinaux
zwakke passages. Sterk is het door zijn on
gekunsteldheid, zijn eerlijkheid, zijn open
heid, zijn natuurlijkheid.
Mischa de Vreede schrijft een geconcen
treerde zin. In een gesprek laat ze Frouk-
ÜOOOCOOO<>:)0<^OCOÓOCOOOCX»OOd^^
(Van onze correspondent)
PARIJS Henri Tisot is sinds enkele
maanden Frankrijks meest gevierde ac
teur, vooral door zijn De Gaulle-imitaties.
Enkele jaren geleden werd hij door de
Comédie-Frangaise geëngageerd, maar
een succes is dat niet geworden. Na een
jaar nam hij afscheid, en voor beide par
tijen was 't een afscheid zonder tranen.
overeenkomst, door de stand van een on
derlip, een optrekken van de wenkbrau
wen, het plastische gebruik van armen en
handen tóch met de grote man van be
gin tot eind weet te suggereren. Ofschoon
Henri Tisot in een dagelijks televisie-feuil
leton over drie studenten uit de provincie,
die gezamenlijk in Parijs met het grote
leven worden geconfronteerd, bewezen
óók nog andere pijlen op zijn boog te heb-
ALS KAMERPLANTEN met het blad
tegen het glas staan kunnen ze bij
strenge vorst bevriezen, zet ze liever
iets meer naar achteren en als ze
toch last van de kou gehad hebben
zal men ze niet bij de warme kachel
moeten zetten; dan hebben ze het te
warm; dan kan men ze veel beter koel
en vorstvrij een paar dagen in het don
ker zetten en met koud water over
gieten.
HET GIETWATER voor alle kamer
planten dient op kamertemperatuur te
zijn; het water is te koud als men het
zo uit de kraan gebruikt; er zal dus
een scheut warm water doorheen ge
daan moeten worden. Het gietwater
mag ook heus wel lauw-warm aanvoe
len; handwarm mag het wel zijn. U
kunt op de potgrond water geven, doch
ook gieten op een bloemschoteltje is
goed, doch vergeet dan niet als er na
een kwartier nog een restant is dit te
verwijderen, want de plant geeft dan
te kennen dat ze er geen behoefte meer
aan heeft.
CINERARIA'S zijn er nu weer te kust
en te keur; mooi en kleurige ka
mer planten, waarvan men lang
en veel plezier kan hebben, doch
die men beslist niet in de nor
maal verwarmde kamer moet zet
ten; zij hebben een hekel aan een ho
ge kunstmatige warmte;.de planten
zullen dan gauw onder de luizen zitten
en dat moet men zien te voorkomen.
Ze zullen dus veel beter voldoen in
een zeer matig verwarmd vertrek. Ze
hebben veel water nodig en elke dag
moet men gieten. Het is verleidelijk
een rijk bloeiende plant te kopen, doch
het is veel beter een plant te nemen
met slechts enkele open bloemen en
veel bloemknoppen; daar zult u veel
langer plezier van hebben en zolang de
plant nog niet in volle bloei staat kan
men ook wekelijks een weinig bemes
ten; gebruik dan de bekende kamer-
plantemmest. Cineraria's kan men ook
wel overhouden, doch alle moeite en
zorgen wegen toch echt niet op tegen
de te bereiken resultaten. Dus kan men
veel beter elke lente een nieuwe plant
kopen.
DENK OM UW grootbladige Ficus
decora; die kan er beslist niet tegen
als ze met de voet in koud water
Tisot dacht er toen wel ernstig over toch n°g a"d®ra pipan op zyn boog te heb-
maar in te gaan op het voorstel van zijn week ViPt rt> leverde de eerste
vader, om in zijn koekjesbakker ij in La Va" dCTtlgduizend
Seyne in Zuid-Frankrijk te gaan werken. - - a brieven op is zijn De Gaul
TISOT IS toch nog maar even in Parijs
blijven hangen. Maar op de maatschappe-
lijk-artistieke ladder daalde hij heel wat
treden af om als ex-Comédien Frangais,
nu zijn diensten aan te bieden bij de tien
tallen Parijse cabarets waar hij om een
schnabbeltje ging bedelen. Hij bezat een
erkend talent voor imiteren en op een goe
de ochtend was hij op 't idee van zijn le-
van gekomen. Als model voor zijn imita
tie koos hij niemand minder uit dan
Frankrijks staatshoofd, generaal De Gaul- i»ui pciüuuiiujk mei aaviezen oij-
le. Hij liet zich alle televisiefilms van De gestaan, en ook hier is het effect en het
Gaulle's talrijke toespraken voordraaien, succes weer grandioos. Die triomfen van
en hij bestudeerde met eindeloze zorg zijn Tisot hebben hem behalve een fortuin niet-
drie delen Mémoires en andere geschriften, temin ook wel enige zorgen en lasten op-
Zo kroop hij, gelijk de acteurs-uitdrukking geleverd. Hoewel het staatshoofd zélf over
luidt, in de huid van de generaal. Restte een kerngezonde zin voor humor beschikt,
hem slechts een eigen Gaullistische rede- waardoor hij deze zon best in het water
voering op te stellen, want plagiaat wordt kan zien schijnen, beweert' men toch dat
natuurlijk gestraft. Hij vond ook 't onder- vanwege de chef van het protocol van
werp: het verkeersprobleem van Parijs. Ti- bet Elysée, Tisot eens een discrete wenk
tel: de autocirculatie. De eerste volzin die is gegeven zijn imitatorisch genie nu maar
le-imitatie toch wel zijn allerhoogste troef
gebleven. Hij heeft zijn autocirculatie na
tuurlijk ook voor de grammofoon opgeno
men, en de plaat staat nu al weken aan
de top van de lijst der verkoopsuccessen.
IN DEZELFDE GEEST heeft hij intus
sen al een tweede nummer op zijn reper
toire genomen dat Anti-Bardotisation is
geheten, en waarin ge de generaal, met
tragisch stemgeluid, al zijn bezwaren re
gen de BB-rage hoort ontvouwen. Brigitte
heeft Tisot persoonlijk met adviezen bij-
IDA GAAT HAAR ZOVEELSTE wanho
pige avontuur tegemoet met een Ierse
oorlogsfotograaf, die een boek had ge
maakt, een fotoboek, over leven en dood,
om de mensen „te betrappen als ze hun
schone beschaving verliezen". Froukje
bladert erin. „Toen was ik tien jaar oud,
dacht ik en ik zag stapels kinderlijkjes en
met sonoor basgeluid wordt voorgedragen
luidde: „Frangaises, Frangais (lang or
gelpunt). Ge weet hoezeer ernstig in onze
dagen het probleem van het verkeer in
Parijs is geworden". Men herkent onmid
dellijk de aanhef met drie woorden ver
weer eens op een ander slachtoffer te
beproeven. Er is ook gezegd, dat de O.A.S.,
die de spectaculaire stunts niet smaadt,
een neven-complotje had gesmeed Tisot
te ontvoeren met het doel hem voor de
piraten-microfoon te dwingen met De
vAv-ixxjxv uv aaiuici iiicu uiic wuuiucn ver- puaiui-uiiuuiuuii ie dwingen met ue
schil van de historische redevoering Gaulle's stem een zelfbeschuldiging uit te
W3 J1 rm PO Ho nrocHont Al ny ttnmiiUlinly 1/? cnrnlzon «rnor/lAnr rlniA 1
waarmee de president der republiek op 16
september 1959 de wereld kond deed van
zijn besluit het Algerijnse volk het zelfbe
schikkingsrecht toe te kennen. Met even
veel vernuft als humor had Tisot in de he
le speech het Algerijnse probleem naar het
spreken, waardoor dan allicht wel weer
wat extra verwarring en onrust zou kun
nen worden gezaaid.
ALLEMAAL PRAATJES en roddeltjes
verklaart de 24-jarige acteur. Als ik om
pi UU1CC1U lid dl Ilfl v v-x «wexui i UC m-jdi igC
Parijse verkeersvraagstuk getransponeerd welke reden dan ook, de generaal ooit
en wanneer ge hem op het toneel, achter zou moeten laten rusten, dan ben ik van
z^n tafel met een batterij microfoons en Plan mijn grootmoeder ten tonele te voe-
staat en onder in de sierpot mag ook de zwarthoornen bril in de hand, zijn ren. M t haar eigen meridionaalse ac-
geen water blijven staan; gele blade- nümmer ziet en hoort spelen dan is het cent; een vrouw die véél belooft". Hen-
•- i- effect inderdaad miraculeus. ri rri«rit
geen water blijven staan; gele blade
ren zullen anders het resultaat zijn. o
Zet uw Ficus vooral nu op een lichte MmrrTTnr
en. zonnige plaats; later in de voorzo- bewondert J .W H T -men m66r
mer zal men haar beter teaen de be_Y??.derL l1?. ®tem- dle met z«n onver
mer zal men haar beter
zon moeten beschermen.
Cineraria
G. Kromdijk
wachte uitschieters en curieuze accenten
ook in toonhoogte en tempo het akoestisch
evenbeeld is van des generaals geluid, of
wel de fysieke gelijkenis die Tisot, on-
ri Tisot, die zijn voorstellingen in Parijs
juist een halve week onderbroken heeft
om zich naar zijn grootmoeders ziekbed
te kunnen spoeden, is een kleinzoon met
een goed en warm hart. Doch of die
grootmoeder mettertijd in de ogen van
Henri Tisot's miljoenen bewonderaars ooit
de generaal zal kunnen overvleugelen,
HET IS EEN DRAMATISCHE vraag,
die ik als punt van uitgang neem. Ik
laat de tekst maar in het oorspronkelijk
staan, deels omdat hij zo eenvoudig is
en ieder hem begrijpen kan, deels ook
omdat in dit Engelse „plain" zoveel
nuances en betekenissen schuilen, dat ik
door het met één woord te vertalen, me
te veel zou vastleggen. Eenvoudig, ge
woon, oprecht, huiselijk, natuurlijk, ar
geloos, zonder pretenties, niet sophisti
cated, ongecompliceerd dit alles zint
in „plain", en nog iets meer.
De aanhaling is ontleend aan The
House in Paris van Elizabeth Bowen, een
bijzonder mooie maar, om u de waar
heid te zeggen, allesbehalve „eenvoudi
ge" en „argeloze" roman, die ik tij
dens de jongste feestdagen voor de zo
veelste maal nog eens heb herlezen. Het
boek heeft zo'n 35 jaar geleden het licht
gezien. De inhoud ervan is te ingewik
keld om hier helemaal na te vertellen.
Laat ik volstaan met de vermelding, dat
de twee geliefden van de jonge vrouw
om wie de geschiedenis draait, geen van
beiden „plain" zijn. De een is te agres-
sief-scherpzinnig en te ironisch, de an
der te bewust van zichzelf, of liever: te
bewust van de indruk die hij moet ma
ken, en daardoor te geremd. Beiden, de
een zo zeker, de ander zo onzeker, stel
len voortdurend vragen. Hetgeen de jon
ge vrouw benauwt en haar op een ge
geven moment de bovenstaande ver
zuchting ontlokt. Helemaal een retori
sche vraag is het overigens niet, want
even later doet de gedachte aan een oude
oom, een kolonel in ruste, die met zijn
vrouw een teruggetrokken doch zeer ge
lukkig leven heeft geleid, het meisje uit
roepen: „That is the love I wanted. He
is the plain man".
LIGT HET NIET VOOR de hand te
zeggen: Hoe simpel! Dat meisje timmert
zeker niet hoog en is dus gedwongen
haar eisen nogal laag te stellen! Maar
zo gemakkelijk is het allemaal niet. Het
is namelijk buiten kijf, dat de schrijf
ster haar heldin, met wie zij zich ken
nelijk vereenzelvigd heeft, wel degelijk
de moeite waard vindt en voor vol aan
ziet. Trouwens, de roman die om deze
Karen heen geschreven is, staat er borg
voor, dat men hier niet te maken heeft
met een verheerlijking van simplismen.
Wij kunnen Karens uitroep dan ook ge
rust op rekening van Elizabeth Bowen
zelf stellen. En dan zou die roep om
„plainness" neerkomen op de verzuch
ting van een hoogst begaafde en intelli
gente vrouw die klaarblijkelijk genoeg
heeft van al te nadrukkelijke redena
ties.
In dezelfde tijd, dat ik het boek van
Elizabeth Bowen las, moest ik iets na
kijken in de autobiografie van Stendhal,
La vie de Hefiri Brulard, en stiet daar
bij op een passage waarin de schrijver
er zich op beroemt van de beste fami
lies van Grenoble af te stammen. „Ik
had", zo stond er, „en heb nog een door
en door aristocratische smaak. Ik zou
weliswaar alles willen doen om de mas
sa haar geluk te verschaffen, maar ik
geloof, dat ik liever twee weken in de
gevangenis zou willen zitten dan met
winkeliers te moeten omgaan."
VOOR DE BEWONDERAARS van
Stendhal is dit een typische en ietwat
vertederende opmerking, maar als men
haar min of meer onbevangen leest en
haar in verband ziet met hetgeen 150
jaar later nog altijd gedebiteerd kan
worden, dan overheerst toch wel de in
druk, dat zij afkomstig is van iemand
die er een hele dunk omtrent zijn eigen
exclusiviteit op na houdt. En inderdaad,
Stendhal schreef, naar hij zelf zei, voor
de „happy few", een kring van uitver
korenen die over voldoende intelligentie
en fijnzinnigheid zouden beschikken om
hem in zijn bijzondere reacties te kun
nen volgen uitverkorenen die later
„goede verstaanders" genoemd zouden
worden.
Het doet misschien wat gewelddadig
aan, maar ik zou tussen de ontboeze
ming van het meisje uit de Engelse ro
man en de uitlating van de Franse bei-
esprit een tegenstelling willen construe
ren. Het valt niet te ontkennen, dat de
houding van Stendhal op het eerste ge
zicht veel aantrekkelijks heeft. Er zijn
dan ook heel wat intellectuelen, die zich
op datzelfde standpunt stellen. Maar zij
zouden er goed aan doen, zich ook eens
te herinneren, hoe Stendhal aan die for
mulering gekomen is: namelijk als ver
tegenwoordiger van een klasse die kort
tevoren de kans had gekregen de wereld
naar haar inzichten te hervormen en te
regelen, en die geleidelijk aan had moe
ten constateren, dat de dingen hun loop
namen buiten haar en haar ideeën om.
De intelligentsia, dochter van de Revo
lutie, zag zich door de bourgeoisie de
wapens uit de hand geslagen. Düarop
ontwikkelde zij een zekere rancune. Men
leze slechts de grote schrijvers van de
vorige eeuw, Stendhal, Baudelaire, Flau
bert, Dostojewski, Nietzsche. De sterk
ste, en misschien zelfs wel voornaam
ste, indruk die wij van hun werk ont
vangen, is er een van hulpeloosheid, woe
de en verachting. Deze gevoelens zijn
vandaag aan de dag vrijwel universeel.
De „few" zijn velen geworden, en he
laas, zij zijn allesbehalve „happy".
G. H. M. VAN HUET, geboren 10 september
1911 te Rotterdam, werd na voltooiing van
zijn rechtenstudie te Leiden als redacteur aan
gesteld bij de Nieuwe Rotterdamse Courant,,
voor welk blad hij, na eerst vele jaren op de
redactie buitenland werkzaam te zijn geweest,
sinds 1954 de rubriek ,,de zandloper" ver
zorgt. Van 1945 tot 1952 verscheen van zijn.
hand een wekelijks artikel in de Groene Am
sterdammer, dat over een of ander klassiek
boek handelde en gesigneerd was met een
inktpotje. Een keuze uit deze artikelen, ver
zameld in twee delen „Lezen en laten lezen*'
(een titel die meer de nadruk legt op de to
lerantie dan op de propaganda), werd in 1954
met de Essayprijs van de stad Amsterdam
bekroond. Onder de titel „Met en tegen de
tijd" verscheen een eerste keuze uit zijn
zandloperartikelen.
firma of publiek lichaam er een stel in
tellectuelen op na, die zij specialisten
noemen, en de redactie- en reclamebu
reaus' zitten vol gesalarieerde dichters.
Daar zitten zij dan en gaan in hun vrije
tijd tegen het bestel der wereld tekeer,
weigerend mee te huilen met de wolven
in het bos en nog steeds dromend van
de hun opgedragen universele synthese,
denkend, vragen stellend, rebellerend,
vervuld van ironie en een zichzelf maar
al te vaak vergiftigend gevoel van on
macht.
WAT ZIJ OOK ZIJN, zij zijn kenne
lijk geen „plain men". De hartekreet
van Elizabeth Bowens heldin is derhal
ve iets wat men haar en haar zusters,
wat men trouwens elke aan het leven
overgegeven mens kan blijven gunnen,
zij hebben waarlijk geen ongelijk. Het
Evangelie spreekt ervan, dat het niet
aangaat zijn kinderen stenen voor brood
te geven. Maar wat doen wij anders,
wanneer wij, die „de massa haar geluk
willen verschaffen", niets beters weten
te verzinnen dan almaar over proble
men en spanningen te praten, koppig
volhouden het verstand als alleenzalig
makend vermogen te beschouwen en ons
ten hoogste kunnen opwerken tot een
staat van geamuseerdheid, schraal,
hoogmoedig en raillerend? Misschien,
denk ik weieens, schuilt de onmacht
waarover wij het zojuist hadden, dieper
dan het toch min of meer aan de opper
vlakte liggende onvermogen waartoe de
intellectuele elite zich in een samenle
ving als de onze veroordeeld ziet. Mis
schien is dit wel de oorzaak van die mis
noegdheid aan beide zijden: dat de be
gaafden, de rationelen op de plaats van
de geroepenen dit zijn de profeten,
de helden en de heiligen zijn gaan
zitten. De begaafden, die alles ontleden,
alles verklaren willen, die, het wonder
door het causale vervangend slechts zeg
gen te „begrijpen". Moet men er zich dan
over verwonderen, dat het hun aan ge
luk ontbreekt?
x x Ir i f+ 'S u'i ut: generaal zaï Kunnen overvleugelen,
ooooooooococoooooooooooocoooococcoooooeoeoc^ el" holgTnalmd gleTelkde" latulfrlSkl wen beSfïld
EN HIERMEE ZIJN WIJ aan een di
lemma toegekomen, dat vooralsnog on
oplosbaar lijkt. Want het is waar, dat de
intellectueel, die de samenleving geluk
kig zou willen maken, zich in de huidige
samenleving niet gelukkig voelt en dat
hij zich op een steeds smaller terrein
terugtrekt, waar hij, vervreemd van de
hem omringende wereld, in een soort
van geestelijk vacuüm leeft. Hij is spits
en scherpzinnig als nooit tevoren, hij is
veelzijdig, origineel, vindingrijk, maar
geslaagd, benijdenswaardig, kan men
hem niet noemen. Hoe zou men ook!
Baudelaire maakte er zich al boos om,
lat het klaarblijkelijk de gewoonst zaak
van de wereld was, dat de burger op
zijn wenk een gebraden dichter voorge
schoteld kreeg, maar dat het tegelijk
hoogst ongepast werd gevonden, als een
dichter te kennen gaf er in zijn stal wel
eens een paar dichters op na te willen
houden. Tegenwoordig houdt elke grote
HEB IK ELISABETH BOWEN goed
gelezen, dan heeft zij met haar „plain
man" een figuur op het oog, die,
zonder er zich om te bekommeren
soms dupe te zijn, het leven en alwat
boven het leven uit gaat te aanvaar
den, met geestdrift, met tranen, met ge
voelens van berouw en verlorenheid,
desnoods alleen maar met berusting.
Zulke mensen zijn er altijd geweest,
de geschiedenis en de literatuur bevat
ten er voorbeelden te over van. Oedi
pus reageerde op de onthulling van de
netelige positie waarin hij zich bevond,
niet met neutrotische trekjes of met re
denaties. Koning David schreef na zijn
escapade met Bethsabe geen „roman a
clef' of een pornografische zelfont
hulling. De Prediker heeft zich nooit
met zijn, waarschijnlijk ook niet zo
pijnloos verworven, inzicht in een hoek
teruggetrokken om daar cynisch te
gaan zitten mokken. Tegenover zulke
mannen besterven woorden als „intel
ligent" en „intellectueel" ons op de lip
pen. Zoals trouwens ook tegenover een
Churchill en een Albert Schweitzer.
Al deze mensen zou men „plain" kun
nen noemen. Maar toch, als ik mij de
oom uit The House in Paris voor de
geest haal, geloof ik niet, dat deze
betiteling veel heeft uit te staan met
formaat.
i