HOE DE BANTOENEGERS DOOR DE WOL GEVERFDE SCHAPENTELERS WERDEN I Rendez-vous met het verleden nvasie van Egyptische studenten in Duitsland PANDA EN DE DIENOMAAT VISSERTJE PLUM I DOOR CLEMENS LAAR Ons vervolgverhaal MEER EN BETERE WEGEN IN ZWITSERLAND Spoorzoekersziekte in Zweden e I KJ DC 11 GELUKKIG MAAR KOUD JUWELIER - Grote Houtstraat 109 38. „Jij bent de oudste van ons, Zeerob, jij moet aankloppen, ik ben ge weldig benieuwd, wie daar zal wonen!" Als Zeerob geklopt heeft, komt er een wonderlijke figuur naar buiten, hmm....l Dat is me iemand, echt zeldzaam, maar ondanks dat, kan het een heel behoorlijk iemand zijn. De wonderlijke persoon schudt ieder de hand, daarbij zegt hij: „Gone-mare Ach, ja, dat verstaan jullie niet.,,zo zegt men in dit land goede morgen!" 50) Dat hij, als hij geen uit weg meer ziet, nog liever zichzelf onrecht moet aandoen, dan een an der. Dit en nog veel meer ligt er in die woorden verborgen, maar niet dat, wat u er in meent te horen". Hij gaf geen antwoord. Nikoline staarde zonder iets te zien. in het schrift. Zij luisterde ditmaal zonder angstige bezorgdheid en bijna met vertrouwen en zekerheid. Zij voelde een zekere onrust bij de man in het bed. Zij wist dat Jurgen Godeysen en wie weet hoeveel moeite hem dat kostte weer naar haar keek. „Neemt u me niet kwalijk, Nikoli ne. Misschien.misschien heb ik ongelijk". Zij herademde. „Wat zou ik kwalijk moeten nemen. Zal ik verder lezen?" Alsals u niet te moe bent Ikik zou toch graag nog wat meer willen lezen. Nikoline Pratt moest zich goed hou den, om geen triomfantelijke klank in haar woorden te leggen, toen zij verder las: „Toen ik indertijd weer bij O'Bannion in het rijtuig stapte, wist ik, dat ik Nikoline nooit meer zou weerzien. Ik wist ook. dat er geen brief meer zou komen, niets van alles wat op een uitwendige band zou kunnen wijzen. Dat was ook niet nodig. Ik had leren begrijpen, dat zij zich verstandiger getoond had dan ik, toen zij zei, dat wij altijd bij el kaar zouden zijn. Zij was een deel van mij en van mijn bestaan en diezelfde rol vervulde ik waarschijn lijk ten opzichte van haar. Zij was opgenomen in mij en mijn wezen, of ik in haar onveranderlijke nabijheid. Ik weet het niet. Er zijn geen woor den voor zoiets.Maar Pat kwam vaak naar Duitsland. Allereerst om er te kuren. Hij zat in een rolstoel met O'Bannion natuurlijk erach- ter. Later kreeg hij krukken en ten- slotte kwam hij zo ver, dat hij met een stok kon lopen. Patrick St. Ives, mijn vriend. Maar daarvoor zijn geen woorden. Liefde en vriendschap zijn dingen, die men I niet moet trachten te beschrijven. Men kan alleen hun uitwerking aan- tonen. Het waren goede en zeer lang j nawerkende dagen en weken, als Pat j mij kwam opzoeken, of als wij el- I kaar troffen in een der vele bad- plaatsen, die hij achtereenvolgens moest bezoeken. Alleen de eerste mi- I nuut spraken wij dan over Nicoline en altijd was het slechts een zin, die hij zei: „Ik moet je het beste wensen. En 1 zij is opgewekt." Zo verliepen er ja- 1 ren, eigenlijk een tijd van leegte. Ik heb me er vaak over verbaasd, hoe weinig een mensenleven feitelijk pa- rallel loopt met het verstrijken van de tijd. Alles wat werkelijk beslissend 1 en vervullend is, wordt tot een paar dagen teruggebracht en dan loopt de 1 weg jarenlang vermoeiend door een 1 en hetzelfde saaie landschap. I Ja, zo was het met mij gesteld, I beste jongen en dat was overigens ook niet zo erg, want onder tal van 1 andere dingen had mijn generatie i één ding op die van jullie voor: wij i konden tijd verspillen. Ons leven ken- 1 de ledigheid, en allemaal waren wij in staat om te wachten zonder opwin- ding en zonder kwaad te worden. Er i waren nog zoveel aardige dingen, die ons leven opsmukten. Maar op zekere dag voelde ik mij vreselijk eenzaam. Inplaats van Pat- riek kwam er een brief van pater. Quentin en die bevatte slecht, heel slecht nieuws. Het was niet goed ge il gaan met al de geheime ondernemin- gen van Pat en tenslotte was hij gaan vertwijfelen en had zich volledig bij de Sinn-Feiners aangesloten. Bij nacht en ontij had hij met Nicoline moeten vluchten en de Engelse Kroon had zijn hele bezit in beslag geno- men. Er zaten vreemde heren op Eryllgobragh. Van een of andere plek ter wereld zou Patrick zich wel weer bij mij melden... Dat deed hij ook, maar er verliep een lange, voor mij te lange tijd, eer H het zo ver was. En toen er eindelijk een brief van hem kwam, pakte je 1 moeder al het ondergoed voor mij in mijn veldkoffer. Het was augustus van het rampzalige oorlogsjaar 1914. Ja, jouw moeder, beste jongen! Je hebt nu allerlei gehoord over verschillende dingen en vooral over S vrouwen, die mijn hart deden ont- vlammen. Dat is goed om naar te luisteren, en als men het alleen als man hoort, dan neemt men het ook met een glimlach, vrolijk en met be- grip op. Maar je bent ook zoon.... 1 Je zult echter al hebben ingezien, dat al deze dingen van mijn leven zich niet afspeelden op het niveau waarop jouw moeder stond en waar- on ik haar vond. 1 Behalve Nicoline, die meende, dat zij slechts de droom van een andere llllllllllllllllllllll vrouw was... j Daarmee heeft zij gelijk gehad en i ook weer niet. Dat durf ik zelf nu nog niet met zekerheid zeggen, even- min durf ik iets, dat alleen met het hart, valt te begrijpen, in gewone woorden te formuleren. Indertijd, toen Nicoline en Patrick zo plotseling uit mijn uiterlijk leven verdwenen, voerde mijn vweg mij rechtstreeks naar je moeder toe. Aanvakelijk liep hij gevaarlijk steil naar beneden en, dat mag je eerlijk geloven, dat kwam niet door de lichtvaardigheid of lichtzinnigheid van de oude Kaspar, maar het kwam hoofdzakelijk door mijn eenzaamheid en door mijn dwaze eeuwige onstui migheid. Op zekere dag hield ik het niet lan ger meer uit, eeuwig een vreemde ling in den vreemde te zijn. En toen deed ik het ergste, wat men in dit leven doen kan. Ik wilde met geweld mijzelf en mijn bestaan vorm geven. Uiterlijk lijkt dit op het vinden van een bewuste levensvorm. Maar het is iets anders, want het houdt geen reke ning met het bewustzijn van het eigen ik en met de eigen, persoonlijke wet ten. Het zal je zeker vervelen, ge meenplaatsen van mij te horen, die in jouw generatie iedere oudere gym nasiast duidelijk zijn. Bij ons was dit toen nog anders en dus nam ik mij op zekere dag voor. precies dat te zijn, wat mijn omgeving van mij ver wachtte. Op die manier werd ik zo zeer Gardeofficier, dat ik moet het wel zeggen, vrees ik mijzelf en mijn leven zo exalteerde, dat ik er niet ver meer vanaf was, als een ka rikatuur uit Simplizissimus te eindi gen Het zag er slecht voor me uit, toen de periode der verwarring begon. HOOFDSTUK IV f Op 7 mei 1912, midden in de eer- 1 ste grote steeplechase van het jaar, werd ik overvallen door een paniek. Het was een soort angst, die het ef- feet had van een plotseling optreden- de pijn, alsof men uit de slaap werd gewekt door een zweepslag. Plotse- ling had ik het gevoel, dat ik voor een catastrofe stond. Niettemin had alles er een paar se- conden geleden nog heel gemoedelijk en hoopvol uitgezien. Ik reed een ge- makkelijke overwinning naar huis, ik s had het beste renpaard van de Duitse renbanen onder me, de zomer kwam en het licht achter de witte stapel- wolken lachte mij toe als het hoog- seizoen van mijn eigen leven. De ver- draaid ingewikkelde rekening van mijn bestaan leek te kloppen en toch Misschien is die seconde, die op zichzelf onbelangrijk was, mij daar- door zo goed bijgebleven, doordat ik tussen twee galopsprongen van mijn hengst het resultaat van een hele le- vensperiode begreep. Niet alleen, dat de hengst plotseling in de teugels e hing en mij het rennen scheen te be- moeilijken, maar ik wist, dat dit mo- ment meer betekende en eigenlijk niets met Fenris uitstaande had. 1 Zijn sprongen werden korter en on- zuiver. Hij veranderde van cadans. Ik voelde hoe hij gedeeltelijk verstijf- de en wist ook, dat hij het volgende ogenblik zou proberen, mij de leiding j uit handen te nemen. i Ik reageerde eveneens automatisch, zoals al duizendmaal in duizend j soortgelijke gevallen gebeurd was, j maar de kampioen van de Duitse j renbanen sinds 1910, eerste-luitenant Kaspar Godeysen, was ineens een knoeiende ruiter, want hij was zijn paard niet meer het beroemde tiende j deel van een seconde voor. Achter mij klonk gehijg en getrap pel. De acht lengten, die ik met zo veel gemak voorgelegen had, waren ingehaald. Ik hoorde een hees „Ho- ho". Dat moest de kleine artillerist Weller op de zeer nerveuze Red Rose zijn. Die wilde onder de hele wedren voortdurend gesust en in goede stem ming gehouden worden door allerlei roepen. Weller begon steevast met „Lalala!" en eindigde met „Hohoho!" Ondanks mijn ontstemming moest jk toch grijnzen. Graaf Pahlen, de Ulaan, die de merrie voor me bere den had en haar menige fraaie over winning had laten behalen, had ge zworen, dat de merrie vooral erg ge voelig was voor allerlei uitroepen. Weller had dat ook geloofd, maar toen hij voor de eerste keer de mer rie bereed kon niemand van ons, die meereed, aan een serieuze wedren denken, want iedereen had moeite ge noeg om van de lachkrampen in het zadel te blijven. Wat Weller er uit bracht klonk ongeveer als „O weia, o weia". (Wordt vervolgd) DE ZUIDAFRIKAANSE BANTOES zijn bijzonder vaardige en artistieke wevers. De kleurige wollen kleden zoals het hierbij afgebeelde meisje er een draagt, zijn zeer gezocht en brengen goed geld op. Maar tot voor kort kochten de Bantoes hun wol bij andere stammen, want de schapenteelt achtten zij ver beneden hun waardigheid. Een fikse prijs stijging van de wol bracht hierin vóór enkele jaren ver andering. Deskundigen rekenden hun voor dat er nu aan de produktie van ruwe wol meer te verdienen viel dan aan hun fraai geweven stoffen en al spoedig kochten vele Ban toes zich enkele schapen, die zij op gemeenschappelijke dorpsweiden onderbrachten. Maar al spoedig kwamen zij tot de verbijsterende ontdekking dat niemand meer wist welk schaap van wie was. Alle schapen waren ongewild gemeenschappelijk bezit geworden, waarop niemand meer aanspraak kon laten gelden. Weg was het privébezit, weg de rooskleurige toekomstverwachtingen! Het gevolg was zoals bij de meeste mensen in soortgelijke situaties ruzie! Het was duidelijk dat de Bantoes nog lang niet toe waren aan het communistische kolchozsysteem, waar alleen de „gemeenschap" nog maar bezit heeft. En zo hoog liep de ruzie dan ook niet, o,f de „kapitalistische" instelling van de Bantoes zorgde voor een oplossing. Er kwam een herver deling van de schapen en om hun privébezit voor de toekomst te kunnen herkennen, begonnen de eigenaars de schapen teschilderen. Met de rijke fantasie hun volk eigen, ging ieder zijn schaapjes met kwast en verf te lijf. De een verfde zijn schapen van top tot teen rood, de ander voorzag zijn bezit met teer van zwarte dwarsstrepen. Verwarring was nu volledig uitgeslotenWie iets van de Bantoes afweet, kan zich voorstellen dat er bij dit massale verfbad heel wat afgelachen is. De Bantoes zijn levenslustige mensen die veel meer dan wij, Westeuropeanen, de vreugde van het ogenblik beleven, maar zich daarbij minder vaak realiseren dat de gevolgen van hun plezierige initiatieven wel eens onaan genaam kunnen zijn. In ieder geval werd het schapen- schilderen dermate algemeen, dat de wolhandel tenslotte tot de ontdekking kwam dat de Bantoese wolbalen veel te veel verf en te weinig wol bevatten. En ja, zulke „voorgeverfde" wol kon geen spinner en geen wever gebruiken. De schade liep dusdanig in de papieren, dat men op onderzoek uittoog en de hierboven vertelde toedracht ont- hun schapen dichter dekte, „Stoppen, mannen" heeft men toen tegen de Bantoes gezegd. „Zo gaat het niet langer". En inderdaad, sindsdien behoren de „schapenschildersfeesten" van de Ban toes tot het verleden. Niettemin, het bloed kroop weer waar het niet gaan kon. Op een gegeven moment ontdekte de wolhandel dat de Bantoe-wol nu weliswaar verfvrij veel te kort van vezel was. Dat is voor wol een kwaad ding. De fabriek kan liet materiaal dan niet verspinnen. Dus ging men opnieuw op onderzoek uit. En ook ditmaal stuitte men op merkwaardige bevindingen. Wat bleek namelijk? De Bantoes zagen met plezier hoe de wol van hun schapen groeide. Week na week voelden en zagen ze dat de wol van en langer werd, iedere week ook zagen ze de toekomstige financiële opbrengst groter worden. Wat zouden ze dat geld al graag in handen hebben! Of alvast een gedeelte daarvan! Zou het geen prachtig idee zijn, maar meteen met scheren te beginnen en de wol te verkopen? Dan was er geld. De helft misschien. En de andere helft? Welnu, die zouden ze natuurlijk krijgen als ze de wol, die na het scheren op de schapenruggen groeide, verkochten. Volgens Bartjes was dat niet zo gek be keken. Een halve opbrengst plus nóg een half maakt één hele opbrengst. Wat de Bantoes echter over het hoofd zagen was, dat de som van twee wol oogsten van halfkorte vezels nul is. Hun wol was onbruikbaar en dus waardeloos. Laat staan de wol van schapen die niet twee maal per seizoen, maar wel drie, vier of zelfs vijf maal geschoren werden, als de desbetreffende schapenhouder vaker om een beetje geld verlegen zat! Och ja, je moet het allemaal ook maar weten. Hoe dan ook, het is allemaal weer op zijn pootjes terecht gekomen enV>p het ogenblik lopen de Bantoese schapenboeren en -boertjes dan ook braaf in het gareel. En geen wolhandelaar heeft nu nog een grief tegen hen. Voor de vijftien gezinnen Fjaellborg, die een dorpje in het noorden van Fin land bewonen, is de wereld open gegaan. Gezamenlijk hebben de Fjaell- borgs „gelapt" voor een televisietoestel en gezamenlijk zullen zij kijken naar de wonderen uit verre landen die de beeldbuis hun voortovert. Vorige week heeft één der vijftien gezinshoofden het toestel op een slee afgehaald uit het twintig kilometer verder gelegen mijncentrum Kiruna, waar alle vol wassen manlijke leden van dit „fami liedorp" hun werk hebben. De uitbreiding van het Zwitserse wegen net zal in de komende jaren versneld worden. Volgens de plannen moet de au toweg GèneveLausanne klaar zijn vóór de nationale tentoonstelling van Lau sanne in 1964. De autowegen Ber-Zü- rich en BazelBern komen waarschijn lijk in 1963 gereed evenals een gehele serie andere trajecten in verschillende de len des lands. Als het door de autoritei ten opgestelde programma in het voorzie ne tempo wordt uitgevoerd zal Zwitserland einde 1966 over 670 km nationale wegen beschikken, voor de helft a-wegen, voor een kwart b- en voor een kwart c-wegen. Onder de laatste categorie vallen de gro te Alpenroutes waaraan thans hard wordt gewerkt, in het bijzonder bij de Sint Gotthard, de Simplon en de Sint Bernhard. Bij de Sint Gotthard wordt aan de zuid kant een geheel nieuwe weg van ruim ze ven kilometer lengte aangelegd die een dertigtal haarspeldbochten van het Tremo- ladal overbodig zal maken. De Zweedse spoorzoekersvereniging heeft besloten alle wedstrijden voor het komende voorjaar af te gelasten om de zo genaamde „spoorzoekersziekte" te bestrij den die zich onder sportbeoefenaars over al in het land aan het verspreiden is. Het is een soort geelzucht die door een virus wordt veroorzaakt, maar wel veel minder besmettelijk zou zijn dan de gewone vor men van geelzucht. De ziekte heeft zich de laatste tijd veelvuldig voorgedaan on der beoefenaars van het spoorzoeken, die in clubverband zwerftochten maken in de vrije natuur. Minder goede hygiënische omstandigheden zouden hierbij een grote rol spelen. Het virus zou gemakkelijk kun nen binnendringen via de kleine verwon dingen welke men bij het lopen door kreu pelhout en doornig gewas vooral aan de blote benen of armen opdoet. Wanneer dan nog talrijke personen na een dergelijke wedstrijd gezamenlijk gebruik maken van primitieve wasgelegenheden, kan de ziekte gemakkelijk van de een op de ander over gaan. De incubatietijd van de „spoorzoe kersziekte" zou variëren van drie tot zes maanden. Het herstel vergt verscheidene maanden. ENGELAND, totnogtoe en sedert gene raties de bakermat van de Egyptische in telligentsia, wordt in steeds sterkere ma te van die bijzondere plaats verdrongen door West-Duitsland dat vooral de laatste tijd een grote toevloed van Egyptische studenten te verwerken kreeg. Deze verschuiving weerspiegelt ook net streven van Egypte om zich in de eerste plaats te verzekeren van voldoende aca demisch gevormde specialisten op allerlei terrein inplaats van afgestudeerden in de zogenaamde „vrije kunsten". Nasser's re gering is voorts van mening, dat bij deze specialisatie in technische en technisch- wetenschappelijke studierichtingen het Duitse onderwijssysteem met zijn beken de „gründlichkeit" van grote betekenis kan zijn. Associated Press heeft onlangs diverse Egyptische studenten in Duitsland gepolst naar hun oordeel over deze koersverande ring. Dit zijn enkele van zijn bevindingen De 24-jarige Reda Yustus, die 18 maan den geleden naar Frankfurt kwam om daar medicijnen te studeren, zei „ik leer vele goede dingen van de Duitsers. Zij zijn vriendelijk en hoffelijk". Yustus vindt de Duitsers „zeer werk zaam en energiek". „Stuur de luiste persoon naar Duitsland COP. MARTEN TOONDER as-£9 85. Er ontsnapte de toeschouwers een zucht van ver lichting, toen nu eindelijk Panda triomfantelijk uit de deur van de Vaderlandse Nering Bank kwam getreden, met Jolliepop en de Dienomaat onbeschadigd in zijn ge volg. En niemand was verheugder dan de brigadier Sipkes, die de gehele operatie, door alle moeilijkheden heen, met vaste hand had geleid. „Wel, wel, kijk eens aan," sprak hij met voldaan meesmuilen. „Daar hebben we ze dan! Ja ja, mannetjes met de politie valt niet te spotten! Deze zaak hebben we weer met succes tot een goed einde gebracht!" Maar hij geraakte enigszins in de war toen Jolliepop hem op keurige manier benaderde en hem de baal met buit overhandigde. „Verschoon mij", sprak de keurige bediende. „Men trof deze.eh. beurs op een daartoe niet bestemde plaats aan, en men acht het zijn plicht om hem aan de dichtst nabijzijnde agent ter hand te stellen." O. Ja. Hm," antwoordde de brigadier, wie dit iets te gemakkelijk viel. Hij vrolijkte echter op bij de gedachte, dat hij nu een arrestatie kon verrichten. Met rinkelende handboeien begaf hij zich naar de Dienomaat waar inmiddels ook Professor Kalker een welgevallig oog op had laten vallen. „Hoogst merkwaardig!" mompelde de geleerde. „Ik zou me sterk vergissen als dat niet die robot is die ik. eens heb uitge vonden. Een aardige machine! Ik dacht al dat ik hem ergens verloren had, maar ik herken hem beslist. Mijn geheugen laat me niet gauw in de steek! Prettig om hem terug te vinden! Die komt me thuis goed van pas!" Nie mand scheen op te merken, dat de Dienomaat geheel verstard was sinds hij in de werkingssfeer van de Inacti- vator was getreden. en zie eens wat er van hem wordt, schreef hij kortgeleden in een brief aan zijn ouders. Behalve over het koude klimaat heeft Yustus geen klachten. Nabil Azis, die ook in Frankfurt studeert, deelde de meningen van Yustus. Hij verklaarde: „Ik voel me gelukkig, maar koud". Aziz, die in november van het vorige jaar met een groep van meer dan 200 Egyptische studenten naar Frankfurt is gegaan, deelde mede, dat de groep op het vliegveld werd ontvangen door een Duits ambtenaar, die hun allerlei faciliteiten verleende. De 18-jarige Aziz schreef ver der, dat het huisvestingsprobleem het eni ge was geweest, waarover de groep zich voor haar aankomst zorgen had gemaakt, „maar die waren verdwenen, toen alles gemakkelijk verliep". Er bevinden zich thans meer dan 1500 Egyptenaren in verschillende Westduitse steden en er is nog een groot aantal op komst. In de eerste dagen van maart zullen 840 Egyptenaren, die hun middelbare opleiding hebben voltooid, met vliegtuigen naar de Bondsrepubliek worden vervoerd. Zij zijn de derde groep die in minder dan zes maanden naar dat land vertrekt. Twee maanden later zullen zij door een vierde groep van nog 806 studenten wor den gevolgd. West-Duitsland ontvangt deze studenten ingevolge een cultureel verdrag, dat meer dan een jaar geleden in Bonn is onder tekend. De meeste studenten, wier leeftijden va riëren tussen 16 en 20 jaar, krijgen drie jaar een technische opleiding en praktijk in Duitse fabrieken voor zij naar Cairo terugkeren om hun krachten dienstbaar te maken aan de zich uitbreidende Egyp tische industrie. Alvorens naar Duitsland te vertrekken krijgen de jongelui in plaatselijke indus triële centra een technische vooropleiding. Om de taalmoeilijkheden te overwinnen worden Duitse leraren naar Cairo gehaald om daar de Duitse taal te onderwijzen. Er studeren in West-Duitsland 117 Egyp tische studenten, die reeds een graad heb ben behaald. In Engeland zijn er 154. Het grootste aantal Egyptische studenten, die reeds een graad bezitten studeert in de V.S., nl. 514. Rusland volgt met 225. Advertentie 58—59. Het was ongelooflijk, maar waar Vissertje Plum was opeens schatrijk ge worden, doordat hij de zeeroversschat had ontdekt. En weet je, wat hij ermee deed? Hij liet op de plaats van z'n oude hutje een mooi huis bouwen. Maar hij vergat ook z'n dorpsgenoten niet; aan allen gaf hij een deel van de schat. Nou, je begrijpt dat was me 'n vreugde daar in het dorp. En zo kwam het, dat het daar een vrolijke boel werd. o o o 38-21

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1962 | | pagina 11