HOE DE BANTOENEGERS DOOR DE WOL
GEVERFDE SCHAPENTELERS WERDEN
I Rendez-vous met het verleden
nvasie van Egyptische
studenten in Duitsland
PANDA EN DE DIENOMAAT
VISSERTJE PLUM
I DOOR CLEMENS LAAR
Ons vervolgverhaal
MEER EN BETERE WEGEN
IN ZWITSERLAND
Spoorzoekersziekte in Zweden
e I KJ DC
11
GELUKKIG MAAR KOUD
JUWELIER - Grote Houtstraat 109
38. „Jij bent de oudste van ons, Zeerob, jij moet aankloppen, ik ben ge
weldig benieuwd, wie daar zal wonen!" Als Zeerob geklopt heeft, komt er
een wonderlijke figuur naar buiten, hmm....l Dat is me iemand, echt
zeldzaam, maar ondanks dat, kan het een heel behoorlijk iemand zijn. De
wonderlijke persoon schudt ieder de hand, daarbij zegt hij: „Gone-mare
Ach, ja, dat verstaan jullie niet.,,zo zegt men in dit land goede morgen!"
50) Dat hij, als hij geen uit
weg meer ziet, nog liever zichzelf
onrecht moet aandoen, dan een an
der. Dit en nog veel meer ligt er
in die woorden verborgen, maar niet
dat, wat u er in meent te horen".
Hij gaf geen antwoord. Nikoline
staarde zonder iets te zien. in het
schrift. Zij luisterde ditmaal zonder
angstige bezorgdheid en bijna met
vertrouwen en zekerheid. Zij voelde
een zekere onrust bij de man in het
bed. Zij wist dat Jurgen Godeysen
en wie weet hoeveel moeite hem
dat kostte weer naar haar keek.
„Neemt u me niet kwalijk, Nikoli
ne. Misschien.misschien heb ik
ongelijk". Zij herademde. „Wat zou
ik kwalijk moeten nemen. Zal ik
verder lezen?"
Alsals u niet te moe bent
Ikik zou toch graag nog wat
meer willen lezen.
Nikoline Pratt moest zich goed hou
den, om geen triomfantelijke klank
in haar woorden te leggen, toen zij
verder las: „Toen ik indertijd weer
bij O'Bannion in het rijtuig stapte,
wist ik, dat ik Nikoline nooit meer
zou weerzien. Ik wist ook. dat er
geen brief meer zou komen, niets
van alles wat op een uitwendige band
zou kunnen wijzen. Dat was ook niet
nodig. Ik had leren begrijpen, dat zij
zich verstandiger getoond had dan ik,
toen zij zei, dat wij altijd bij el
kaar zouden zijn. Zij was een deel
van mij en van mijn bestaan en
diezelfde rol vervulde ik waarschijn
lijk ten opzichte van haar. Zij was
opgenomen in mij en mijn wezen, of
ik in haar onveranderlijke nabijheid.
Ik weet het niet. Er zijn geen woor
den voor zoiets.Maar Pat kwam
vaak naar Duitsland. Allereerst om
er te kuren. Hij zat in een rolstoel
met O'Bannion natuurlijk erach-
ter. Later kreeg hij krukken en ten-
slotte kwam hij zo ver, dat hij met
een stok kon lopen.
Patrick St. Ives, mijn vriend. Maar
daarvoor zijn geen woorden. Liefde
en vriendschap zijn dingen, die men
I niet moet trachten te beschrijven.
Men kan alleen hun uitwerking aan-
tonen. Het waren goede en zeer lang
j nawerkende dagen en weken, als Pat
j mij kwam opzoeken, of als wij el-
I kaar troffen in een der vele bad-
plaatsen, die hij achtereenvolgens
moest bezoeken. Alleen de eerste mi-
I nuut spraken wij dan over Nicoline
en altijd was het slechts een zin,
die hij zei:
„Ik moet je het beste wensen. En
1 zij is opgewekt." Zo verliepen er ja-
1 ren, eigenlijk een tijd van leegte. Ik
heb me er vaak over verbaasd, hoe
weinig een mensenleven feitelijk pa-
rallel loopt met het verstrijken van
de tijd. Alles wat werkelijk beslissend
1 en vervullend is, wordt tot een paar
dagen teruggebracht en dan loopt de
1 weg jarenlang vermoeiend door een
1 en hetzelfde saaie landschap.
I Ja, zo was het met mij gesteld,
I beste jongen en dat was overigens
ook niet zo erg, want onder tal van
1 andere dingen had mijn generatie
i één ding op die van jullie voor: wij
i konden tijd verspillen. Ons leven ken-
1 de ledigheid, en allemaal waren wij
in staat om te wachten zonder opwin-
ding en zonder kwaad te worden. Er
i waren nog zoveel aardige dingen, die
ons leven opsmukten.
Maar op zekere dag voelde ik mij
vreselijk eenzaam. Inplaats van Pat-
riek kwam er een brief van pater.
Quentin en die bevatte slecht, heel
slecht nieuws. Het was niet goed ge
il gaan met al de geheime ondernemin-
gen van Pat en tenslotte was hij gaan
vertwijfelen en had zich volledig bij
de Sinn-Feiners aangesloten. Bij
nacht en ontij had hij met Nicoline
moeten vluchten en de Engelse Kroon
had zijn hele bezit in beslag geno-
men. Er zaten vreemde heren op
Eryllgobragh. Van een of andere
plek ter wereld zou Patrick zich wel
weer bij mij melden...
Dat deed hij ook, maar er verliep
een lange, voor mij te lange tijd, eer
H het zo ver was. En toen er eindelijk
een brief van hem kwam, pakte je
1 moeder al het ondergoed voor mij in
mijn veldkoffer. Het was augustus
van het rampzalige oorlogsjaar 1914.
Ja, jouw moeder, beste jongen!
Je hebt nu allerlei gehoord over
verschillende dingen en vooral over
S vrouwen, die mijn hart deden ont-
vlammen. Dat is goed om naar te
luisteren, en als men het alleen als
man hoort, dan neemt men het ook
met een glimlach, vrolijk en met be-
grip op. Maar je bent ook zoon....
1 Je zult echter al hebben ingezien,
dat al deze dingen van mijn leven
zich niet afspeelden op het niveau
waarop jouw moeder stond en waar-
on ik haar vond.
1 Behalve Nicoline, die meende, dat
zij slechts de droom van een andere
llllllllllllllllllllll
vrouw was... j
Daarmee heeft zij gelijk gehad en i
ook weer niet. Dat durf ik zelf nu
nog niet met zekerheid zeggen, even-
min durf ik iets, dat alleen met het
hart, valt te begrijpen, in gewone
woorden te formuleren.
Indertijd, toen Nicoline en Patrick
zo plotseling uit mijn uiterlijk leven
verdwenen, voerde mijn vweg mij
rechtstreeks naar je moeder toe.
Aanvakelijk liep hij gevaarlijk
steil naar beneden en, dat mag je
eerlijk geloven, dat kwam niet door
de lichtvaardigheid of lichtzinnigheid
van de oude Kaspar, maar het kwam
hoofdzakelijk door mijn eenzaamheid
en door mijn dwaze eeuwige onstui
migheid.
Op zekere dag hield ik het niet lan
ger meer uit, eeuwig een vreemde
ling in den vreemde te zijn. En toen
deed ik het ergste, wat men in dit
leven doen kan. Ik wilde met geweld
mijzelf en mijn bestaan vorm geven.
Uiterlijk lijkt dit op het vinden van
een bewuste levensvorm. Maar het is
iets anders, want het houdt geen reke
ning met het bewustzijn van het eigen
ik en met de eigen, persoonlijke wet
ten. Het zal je zeker vervelen, ge
meenplaatsen van mij te horen, die
in jouw generatie iedere oudere gym
nasiast duidelijk zijn. Bij ons was dit
toen nog anders en dus nam ik mij
op zekere dag voor. precies dat te
zijn, wat mijn omgeving van mij ver
wachtte. Op die manier werd ik zo
zeer Gardeofficier, dat ik moet het
wel zeggen, vrees ik mijzelf en
mijn leven zo exalteerde, dat ik er
niet ver meer vanaf was, als een ka
rikatuur uit Simplizissimus te eindi
gen
Het zag er slecht voor me uit, toen
de periode der verwarring begon.
HOOFDSTUK IV f
Op 7 mei 1912, midden in de eer- 1
ste grote steeplechase van het jaar,
werd ik overvallen door een paniek.
Het was een soort angst, die het ef-
feet had van een plotseling optreden-
de pijn, alsof men uit de slaap werd
gewekt door een zweepslag. Plotse-
ling had ik het gevoel, dat ik voor
een catastrofe stond.
Niettemin had alles er een paar se-
conden geleden nog heel gemoedelijk
en hoopvol uitgezien. Ik reed een ge-
makkelijke overwinning naar huis, ik s
had het beste renpaard van de Duitse
renbanen onder me, de zomer kwam
en het licht achter de witte stapel-
wolken lachte mij toe als het hoog-
seizoen van mijn eigen leven. De ver-
draaid ingewikkelde rekening van
mijn bestaan leek te kloppen en
toch
Misschien is die seconde, die op
zichzelf onbelangrijk was, mij daar-
door zo goed bijgebleven, doordat ik
tussen twee galopsprongen van mijn
hengst het resultaat van een hele le-
vensperiode begreep. Niet alleen, dat
de hengst plotseling in de teugels e
hing en mij het rennen scheen te be-
moeilijken, maar ik wist, dat dit mo-
ment meer betekende en eigenlijk
niets met Fenris uitstaande had. 1
Zijn sprongen werden korter en on-
zuiver. Hij veranderde van cadans.
Ik voelde hoe hij gedeeltelijk verstijf-
de en wist ook, dat hij het volgende
ogenblik zou proberen, mij de leiding j
uit handen te nemen. i
Ik reageerde eveneens automatisch,
zoals al duizendmaal in duizend j
soortgelijke gevallen gebeurd was, j
maar de kampioen van de Duitse j
renbanen sinds 1910, eerste-luitenant
Kaspar Godeysen, was ineens een
knoeiende ruiter, want hij was zijn
paard niet meer het beroemde tiende j
deel van een seconde voor.
Achter mij klonk gehijg en getrap
pel. De acht lengten, die ik met zo
veel gemak voorgelegen had, waren
ingehaald. Ik hoorde een hees „Ho-
ho". Dat moest de kleine artillerist
Weller op de zeer nerveuze Red Rose
zijn. Die wilde onder de hele wedren
voortdurend gesust en in goede stem
ming gehouden worden door allerlei
roepen. Weller begon steevast met
„Lalala!" en eindigde met „Hohoho!"
Ondanks mijn ontstemming moest
jk toch grijnzen. Graaf Pahlen, de
Ulaan, die de merrie voor me bere
den had en haar menige fraaie over
winning had laten behalen, had ge
zworen, dat de merrie vooral erg ge
voelig was voor allerlei uitroepen.
Weller had dat ook geloofd, maar
toen hij voor de eerste keer de mer
rie bereed kon niemand van ons, die
meereed, aan een serieuze wedren
denken, want iedereen had moeite ge
noeg om van de lachkrampen in het
zadel te blijven. Wat Weller er uit
bracht klonk ongeveer als „O weia,
o weia". (Wordt vervolgd)
DE ZUIDAFRIKAANSE BANTOES zijn bijzonder vaardige
en artistieke wevers. De kleurige wollen kleden zoals het
hierbij afgebeelde meisje er een draagt, zijn zeer gezocht
en brengen goed geld op. Maar tot voor kort kochten de
Bantoes hun wol bij andere stammen, want de schapenteelt
achtten zij ver beneden hun waardigheid. Een fikse prijs
stijging van de wol bracht hierin vóór enkele jaren ver
andering. Deskundigen rekenden hun voor dat er nu aan
de produktie van ruwe wol meer te verdienen viel dan aan
hun fraai geweven stoffen en al spoedig kochten vele Ban
toes zich enkele schapen, die zij op gemeenschappelijke
dorpsweiden onderbrachten. Maar al spoedig kwamen zij
tot de verbijsterende ontdekking dat niemand meer wist
welk schaap van wie was. Alle schapen waren ongewild
gemeenschappelijk bezit geworden, waarop niemand meer
aanspraak kon laten gelden. Weg was het privébezit, weg
de rooskleurige toekomstverwachtingen! Het gevolg was
zoals bij de meeste mensen in soortgelijke situaties ruzie!
Het was duidelijk dat de Bantoes nog lang niet toe waren
aan het communistische kolchozsysteem, waar alleen de
„gemeenschap" nog maar bezit heeft. En zo hoog liep de
ruzie dan ook niet, o,f de „kapitalistische" instelling van de
Bantoes zorgde voor een oplossing. Er kwam een herver
deling van de schapen en om hun privébezit voor de toekomst
te kunnen herkennen, begonnen de eigenaars de schapen
teschilderen. Met de rijke fantasie hun volk eigen, ging
ieder zijn schaapjes met kwast en verf te lijf. De een verfde
zijn schapen van top tot teen rood, de ander voorzag zijn
bezit met teer van zwarte dwarsstrepen. Verwarring was nu
volledig uitgeslotenWie iets van de Bantoes afweet,
kan zich voorstellen dat er bij dit massale verfbad heel wat
afgelachen is. De Bantoes zijn levenslustige mensen die veel
meer dan wij, Westeuropeanen, de vreugde van het ogenblik
beleven, maar zich daarbij minder vaak realiseren dat de
gevolgen van hun plezierige initiatieven wel eens onaan
genaam kunnen zijn. In ieder geval werd het schapen-
schilderen dermate algemeen, dat de wolhandel tenslotte tot
de ontdekking kwam dat de Bantoese wolbalen veel te veel
verf en te weinig wol bevatten. En ja, zulke „voorgeverfde"
wol kon geen spinner en geen wever gebruiken. De schade
liep dusdanig in de papieren, dat men op onderzoek uittoog
en de hierboven vertelde toedracht ont- hun schapen dichter
dekte, „Stoppen, mannen" heeft men toen
tegen de Bantoes gezegd. „Zo gaat het niet
langer". En inderdaad, sindsdien behoren
de „schapenschildersfeesten" van de Ban
toes tot het verleden.
Niettemin, het bloed kroop weer waar
het niet gaan kon. Op een gegeven moment
ontdekte de wolhandel dat de Bantoe-wol
nu weliswaar verfvrij veel te kort
van vezel was. Dat is voor wol een kwaad
ding. De fabriek kan liet materiaal dan
niet verspinnen. Dus ging men opnieuw
op onderzoek uit. En ook ditmaal stuitte
men op merkwaardige bevindingen. Wat
bleek namelijk?
De Bantoes zagen met plezier hoe de
wol van hun schapen groeide. Week na
week voelden en zagen ze dat de wol van
en langer werd,
iedere week ook zagen ze de toekomstige
financiële opbrengst groter worden. Wat
zouden ze dat geld al graag in handen
hebben! Of alvast een gedeelte daarvan!
Zou het geen prachtig idee zijn, maar
meteen met scheren te beginnen en de wol
te verkopen? Dan was er geld. De helft
misschien. En de andere helft? Welnu, die
zouden ze natuurlijk krijgen als ze de wol,
die na het scheren op de schapenruggen
groeide, verkochten.
Volgens Bartjes was dat niet zo gek be
keken. Een halve opbrengst plus nóg een
half maakt één hele opbrengst. Wat de
Bantoes echter over het hoofd zagen
was, dat de som van twee wol
oogsten van halfkorte vezels nul is. Hun
wol was onbruikbaar en dus waardeloos.
Laat staan de wol van schapen die niet
twee maal per seizoen, maar wel drie,
vier of zelfs vijf maal geschoren werden,
als de desbetreffende schapenhouder vaker
om een beetje geld verlegen zat!
Och ja, je moet het allemaal ook maar
weten. Hoe dan ook, het is allemaal weer
op zijn pootjes terecht gekomen enV>p het
ogenblik lopen de Bantoese schapenboeren
en -boertjes dan ook braaf in het gareel.
En geen wolhandelaar heeft nu nog een
grief tegen hen.
Voor de vijftien gezinnen Fjaellborg,
die een dorpje in het noorden van Fin
land bewonen, is de wereld open
gegaan. Gezamenlijk hebben de Fjaell-
borgs „gelapt" voor een televisietoestel
en gezamenlijk zullen zij kijken naar
de wonderen uit verre landen die de
beeldbuis hun voortovert. Vorige week
heeft één der vijftien gezinshoofden
het toestel op een slee afgehaald uit
het twintig kilometer verder gelegen
mijncentrum Kiruna, waar alle vol
wassen manlijke leden van dit „fami
liedorp" hun werk hebben.
De uitbreiding van het Zwitserse wegen
net zal in de komende jaren versneld
worden. Volgens de plannen moet de au
toweg GèneveLausanne klaar zijn
vóór de nationale tentoonstelling van Lau
sanne in 1964. De autowegen Ber-Zü-
rich en BazelBern komen waarschijn
lijk in 1963 gereed evenals een gehele
serie andere trajecten in verschillende de
len des lands. Als het door de autoritei
ten opgestelde programma in het voorzie
ne tempo wordt uitgevoerd zal Zwitserland
einde 1966 over 670 km nationale wegen
beschikken, voor de helft a-wegen, voor
een kwart b- en voor een kwart c-wegen.
Onder de laatste categorie vallen de gro
te Alpenroutes waaraan thans hard wordt
gewerkt, in het bijzonder bij de Sint
Gotthard, de Simplon en de Sint Bernhard.
Bij de Sint Gotthard wordt aan de zuid
kant een geheel nieuwe weg van ruim ze
ven kilometer lengte aangelegd die een
dertigtal haarspeldbochten van het Tremo-
ladal overbodig zal maken.
De Zweedse spoorzoekersvereniging
heeft besloten alle wedstrijden voor het
komende voorjaar af te gelasten om de zo
genaamde „spoorzoekersziekte" te bestrij
den die zich onder sportbeoefenaars over
al in het land aan het verspreiden is. Het
is een soort geelzucht die door een virus
wordt veroorzaakt, maar wel veel minder
besmettelijk zou zijn dan de gewone vor
men van geelzucht. De ziekte heeft zich
de laatste tijd veelvuldig voorgedaan on
der beoefenaars van het spoorzoeken, die
in clubverband zwerftochten maken in de
vrije natuur. Minder goede hygiënische
omstandigheden zouden hierbij een grote
rol spelen. Het virus zou gemakkelijk kun
nen binnendringen via de kleine verwon
dingen welke men bij het lopen door kreu
pelhout en doornig gewas vooral aan de
blote benen of armen opdoet. Wanneer dan
nog talrijke personen na een dergelijke
wedstrijd gezamenlijk gebruik maken van
primitieve wasgelegenheden, kan de ziekte
gemakkelijk van de een op de ander over
gaan. De incubatietijd van de „spoorzoe
kersziekte" zou variëren van drie tot zes
maanden. Het herstel vergt verscheidene
maanden.
ENGELAND, totnogtoe en sedert gene
raties de bakermat van de Egyptische in
telligentsia, wordt in steeds sterkere ma
te van die bijzondere plaats verdrongen
door West-Duitsland dat vooral de laatste
tijd een grote toevloed van Egyptische
studenten te verwerken kreeg.
Deze verschuiving weerspiegelt ook net
streven van Egypte om zich in de eerste
plaats te verzekeren van voldoende aca
demisch gevormde specialisten op allerlei
terrein inplaats van afgestudeerden in de
zogenaamde „vrije kunsten". Nasser's re
gering is voorts van mening, dat bij deze
specialisatie in technische en technisch-
wetenschappelijke studierichtingen het
Duitse onderwijssysteem met zijn beken
de „gründlichkeit" van grote betekenis
kan zijn.
Associated Press heeft onlangs diverse
Egyptische studenten in Duitsland gepolst
naar hun oordeel over deze koersverande
ring. Dit zijn enkele van zijn bevindingen
De 24-jarige Reda Yustus, die 18 maan
den geleden naar Frankfurt kwam om
daar medicijnen te studeren, zei „ik leer
vele goede dingen van de Duitsers. Zij
zijn vriendelijk en hoffelijk".
Yustus vindt de Duitsers „zeer werk
zaam en energiek".
„Stuur de luiste persoon naar Duitsland
COP. MARTEN TOONDER
as-£9
85. Er ontsnapte de toeschouwers een zucht van ver
lichting, toen nu eindelijk Panda triomfantelijk uit de
deur van de Vaderlandse Nering Bank kwam getreden,
met Jolliepop en de Dienomaat onbeschadigd in zijn ge
volg. En niemand was verheugder dan de brigadier
Sipkes, die de gehele operatie, door alle moeilijkheden
heen, met vaste hand had geleid. „Wel, wel, kijk eens
aan," sprak hij met voldaan meesmuilen. „Daar hebben
we ze dan! Ja ja, mannetjes met de politie valt niet
te spotten! Deze zaak hebben we weer met succes tot een
goed einde gebracht!" Maar hij geraakte enigszins in
de war toen Jolliepop hem op keurige manier benaderde
en hem de baal met buit overhandigde. „Verschoon mij",
sprak de keurige bediende. „Men trof deze.eh.
beurs op een daartoe niet bestemde plaats aan, en men
acht het zijn plicht om hem aan de dichtst nabijzijnde
agent ter hand te stellen." O. Ja. Hm," antwoordde de
brigadier, wie dit iets te gemakkelijk viel. Hij vrolijkte
echter op bij de gedachte, dat hij nu een arrestatie kon
verrichten. Met rinkelende handboeien begaf hij zich
naar de Dienomaat waar inmiddels ook Professor
Kalker een welgevallig oog op had laten vallen. „Hoogst
merkwaardig!" mompelde de geleerde. „Ik zou me sterk
vergissen als dat niet die robot is die ik. eens heb uitge
vonden. Een aardige machine! Ik dacht al dat ik hem
ergens verloren had, maar ik herken hem beslist. Mijn
geheugen laat me niet gauw in de steek! Prettig om hem
terug te vinden! Die komt me thuis goed van pas!" Nie
mand scheen op te merken, dat de Dienomaat geheel
verstard was sinds hij in de werkingssfeer van de Inacti-
vator was getreden.
en zie eens wat er van hem wordt, schreef
hij kortgeleden in een brief aan zijn
ouders.
Behalve over het koude klimaat heeft
Yustus geen klachten. Nabil Azis, die ook
in Frankfurt studeert, deelde de meningen
van Yustus. Hij verklaarde: „Ik voel me
gelukkig, maar koud".
Aziz, die in november van het vorige
jaar met een groep van meer dan 200
Egyptische studenten naar Frankfurt is
gegaan, deelde mede, dat de groep op het
vliegveld werd ontvangen door een Duits
ambtenaar, die hun allerlei faciliteiten
verleende. De 18-jarige Aziz schreef ver
der, dat het huisvestingsprobleem het eni
ge was geweest, waarover de groep zich
voor haar aankomst zorgen had gemaakt,
„maar die waren verdwenen, toen alles
gemakkelijk verliep".
Er bevinden zich thans meer dan 1500
Egyptenaren in verschillende Westduitse
steden en er is nog een groot aantal op
komst.
In de eerste dagen van maart zullen 840
Egyptenaren, die hun middelbare opleiding
hebben voltooid, met vliegtuigen naar de
Bondsrepubliek worden vervoerd. Zij zijn
de derde groep die in minder dan zes
maanden naar dat land vertrekt.
Twee maanden later zullen zij door een
vierde groep van nog 806 studenten wor
den gevolgd.
West-Duitsland ontvangt deze studenten
ingevolge een cultureel verdrag, dat meer
dan een jaar geleden in Bonn is onder
tekend.
De meeste studenten, wier leeftijden va
riëren tussen 16 en 20 jaar, krijgen drie
jaar een technische opleiding en praktijk
in Duitse fabrieken voor zij naar Cairo
terugkeren om hun krachten dienstbaar
te maken aan de zich uitbreidende Egyp
tische industrie.
Alvorens naar Duitsland te vertrekken
krijgen de jongelui in plaatselijke indus
triële centra een technische vooropleiding.
Om de taalmoeilijkheden te overwinnen
worden Duitse leraren naar Cairo gehaald
om daar de Duitse taal te onderwijzen.
Er studeren in West-Duitsland 117 Egyp
tische studenten, die reeds een graad heb
ben behaald. In Engeland zijn er 154. Het
grootste aantal Egyptische studenten, die
reeds een graad bezitten studeert in de
V.S., nl. 514. Rusland volgt met 225.
Advertentie
58—59. Het was ongelooflijk, maar waar
Vissertje Plum was opeens schatrijk ge
worden, doordat hij de zeeroversschat had
ontdekt.
En weet je, wat hij ermee deed? Hij
liet op de plaats van z'n oude hutje een
mooi huis bouwen. Maar hij vergat ook
z'n dorpsgenoten niet; aan allen gaf hij
een deel van de schat.
Nou, je begrijpt dat was me 'n
vreugde daar in het dorp. En zo kwam
het, dat het daar een vrolijke boel werd.
o o o
38-21