w
è'A
en samenleving
EEN OUDE NATIE en een nieuwe
Wekelijks toegevoegd aan alle edities van
aarlems Dagblad Oprechte Hoarleinsche Courant
nuider Courant
ANGUS WILSON - The Old Men at the Zoo - Seeker and Warburg,
London
ANTHONY BURGESS - Devil of a State - Heinemann, London
•mmm
S. M.
Erbij
n
(1
Detail van een brief van de beroemde
kalligraaf Wang Si-tsje (321-379).
China,
„DE NAAM VAN CHINA staat in de
wereld van de geest voor een artistieke
cultuur van grote waardigheid en hoog
niveau, grote ouderdom en ongebroken
levendigheid. Zij heeft de wereld veel
geschonken: porselein en zijde, lak, pa
pier, thee, wijsheid, poëzie en inzicht.
Iedereen bewondert en roemt haar,
doch vrijwel niemand beseft hoe weinig
wij er nog maar van weten, hoe ongelijk
onze kennis ervan nog is". Aldus de
aanhef van het boek „China, geest en
samenleving" door prof. dr. Werner
Speiser4). Is de verzuchting aan het eind
van deze woorden een retorische over
drijving? Er is geen land ter wereld, dat
zijn eigen geschiedenis met zoveel na
druk heeft vastgelegd als juist China,
waar leven en werken van alle keizers
in de loop der tijden beschreven is in
25 Dynastieke Historiën, welke zelf
weer waren samengevat uit Annalen van
tijdgenoten. Ook is er geen beschaafde
samenleving, waarvan wij de geest zo
zeer in zijn oorsprong kunnen betrappen
als de Chinese in de geschriften van de
moralist Confucius, die reeds in de vijfde
eeuw vóór Chr. de normen heeft aan
gegeven voor meer dan tweeduizend
jaar levensstijl. Een derde mogelijkheid
om het verleden te benaderen, de ar
cheologie, juist de moderne kennisbron
met de grootste kans op verrassingen, is
het Westen tijdelijk afgesloten.
HET BEGINT op het onverbiddelijke is van de fatsoensregels die hij voor zich-
noodlot van Angus Wilson te lijken, de zelf gesteld heeft, en waarvan het vervul-
man te zijn van aanzien en gezag in de len van zijn werk de voornaamste is. Dit
litteratuur wiens romans nooit aan de ver- is geen slecht gegeven en het loopt ten-
wachtingen beantwoorden. Zijn nieuwste slotte goed af, want later rebelleert hij
boek is weer met aanmerkingen overla- toch nog en behoudt bij de „bevrijding"
den, en hoeveel goeds er ook instaat, het zijn baan en misschien zijn vrouw, die het
is inderdaad niet mogelijk er tevreden mee helemaal met hem oneens was. Wat houdt
te zijn. Grote stukken ervan zijn eentonig, verder de bevrijding precies in? Het is
en tenslotte is het niet duidelijk wat wij niet goed duidelijk, zoals het ook in het
geacht worden er uit op te maken.
SIMON CARTER, de secretaris van de
Londense dierentuin in het jaar 1970 waar
in het verhaal zich afspeelt, is de hoofd
persoon en verteller. In de eerste pagina's
beschrijft hij een incident dat zijn rol in
het boek lijkt te zullen bepalen. Een op
passer in de dierentuin wordt doodgetrapt
door een giraffe, en er doen zich bij de
oudere directeuren tekenen vpor van een
neiging om het geval in de doofpot te stop
pen, maar Carter, die jonger is en zulke
kwesties van verantwoordelijkheid ernstig
opvat, verzet zich ertegen. Die zaak blijft
dan een tijdje lang aan de orde, maar
raakt later uit het zicht en wordt pas aan
hét eind bij verrassing weer ter sprake ge
bracht, alsof hij het voornaamste element
in Carter's ondervindingen was. Hebben
wij dan de strijd gezien van een jonge
idealist tegen de oude mannen waar het
boek naar heet? Misschien, maar dan toch
algemeen moeilijk te begrijpen is waarom
Wilson met die oorlog tegen Europa aan
komt, die hij zelf blijkens een noot aan
het begin van het boek erg onwaarschijn
lijk vindt.
ER KUNNEN WEL gedachtenconstruc-
ties gemaakt worden waar alle elementen
van het verhaal min of meer in passen,
maar de conclusie moet toch zijn dat wij
hier met een vreemd gedrocht te maken
hebben. De vrijzinnige intellectueel en
gentleman tegenover de verschrikkelijke
nieuwe wereld, zou men als onderwerp kun
nen opgeven. Helaas geeft het boek daar
een beter commentaar op door de ma
nier waarop het geschreven is dan door
wat het weet uit te drukken.
ANTHONY BURGESS heeft zich met
DEVIL OF A STATE op een minder am
bitieuze manier een beter gebruik gemaakt
van een ontwrichte natie. Zijn wereld, in
Oost-Afrikaanse staat die hij Dunia
in beperkte mate, en overstemd door al- noemt, is niet zo verschrikkelijk dat er
lerlei andere geluiden; er is geen draad te bommen vallen, maar vanzelf al verward;
onderscheiden die de twee verschijningen en zijn personen zijn geen fatsoenlijke in-
voor
Maar wat in de eerste decennia van deze
eeuw al aan het daglicht gebracht was,
verrijkt over de hele wereld verzame
lingen en musea. En als men daarbij
rekent, wat aan poëzie, aan schilder
kunst, aan kunstnijverheid in vorige pe
rioden de buitenwereld bereikt heeft,
moet worden vastgesteld, dat de cultuur
historicus toch reeds beschikt over in
drukwekkend materiaal.
Chrysanthemums en vlinderpaar, een
variant op het „Oosthaag"-gedicht van
T'au Juan Ming (kleurhout snede).
Links: Bronzen schaal met twee oren, aan
het voetstuk vastgegoten. Midden-Tsjow-
tijd, 9e7e eeuw v. Chr. (Musée Cernu-
schi, Parijs; 48 cm hoog).
Rechts: Dekselpotje van roodachtige klei
met ondoorzichtig glas overgoten. Een van
de oudste voorbeelden van de toepassing
van glas in de Chinese kunst. Derde eeuw
v. Chr., H,6 cm. hoog (Museum of fine
arts, Boston).
van de giraffe dwars door het boek heen
verbindt.
DE EERSTE tweehonderd pagina's lang
kunnen wij nog denken dat het om het in
cident met de oppasser blijft gaan, want
dan horen wij steeds oyer de conflicten
van generaties en temperamenten in het
dierentuinbestuur. Daarna niet meer, als
de oorlog uitgebroken is tussen Engeland
en de Europese Unie. Er vallen bommen
op Londen, die verwarring en opstand en
tenslotte hongersnood ten gevolge hebben
(wat voor soort bommen het zijn wordt
niet duidelijk). Carter komt buiten de stad
terecht, waar hij geprobeerd heeft een
vrachtauto vol dieren in veiligheid te bren
gen en blijft zelf maar juist voor de hon
gerdood bewaard. Als hij in Londen terug
keert wordt hij een beetje een collabora
teur, door samen te werken niet bepaald
met de Europese bezetters maar met hun
Engelse handlangers, een partij van ran
cuneuze mislukkelingen.
De pointe van die zonderlinge oorlog is
voorzover het Simon Carter betreft dat de
collaboratie, die ook meebrengt dat hij op
het hoogst van het gevaar zijn vrouw in
haar eentje achterlaat, een consequentie
HET WERK VAN PROF. SPEISER is geen geschiedenisboek en ook geen
zuivere kunsthistorie. Uitgaande van de dynastische perioden bespreekt de auteur
een lange reeks kunstprodukten (zowel voorwerpen als kunstuitingen in ruimere
zin) die de cultuurgroei als het ware begeleiden, en plaatst dit alles tegen de
achtergrond van een zinvoller tijdperken-indeling volgens ontwikkelingsfasen.
Cultuurhistorie dus, en dit ook om een andere reden: rijkelijk worden wijs
begeerte, poëzie en andere uitingen van de geest in de behandeling betrokken.
Deze veelzijdigheid, en dat nog wel in een tamelijk gedrongen geheel, maakt
de lectuur allerminst gemakkelijk. Ook voor ingewijden, voor degenen bijvoor
beeld die verwend zijn door de droger maar overzichtelijker aanpak van onze
sinoloog Duyvendak, blijft Speisers behandelingswijze, deels causerend, deels
nauwkeurig docerend en dan nog weer eens vergelijkend beschouwend, een
opgave van concentratie.en geduld. Maar de winst van minstens twee maal
zorgvuldig doorwerken is groot: illusie van contact met de geest van het oude
China, voorzover dat een mens van het Westen mogelijk is. De prachtige (losse)
illustraties, die alle nadrukkelijk in de bespreking opgenomen worden, helpen in
hoge mate dit resultaat tot stand komen. De vertaling van John Kootj lijkt
mij uitstekend.
ikliïA V;y hvM
IN HET MIDDELPUNT van Speisers
aandacht, dat merkt men telkens weer,
staat de leer van Confucius. Meer dan an
dere, religieuze, invloeden heeft de morali
serende wijsbegeerte van deze „ideale bur
ger" uit de vijfde eeuw vóór onze jaar-
telling(!) het karakter van de Chinese
samenleving helpen bepalen. Trouw aan
de traditie, gehoorzaamheid aan de regels
die de samenleving stelt, begrip van ieder
voor zijn plaats in de algemene onver
anderlijke samenhang (de familie, de clan,
de staat) leiden niet alleen tot wijsheid
en zelfbeheersing, maar waarborgen ook
de rechten van het individu: doe niet een
ander aan, wat ge zelf niet wilt onder
vinden. In ideale vorm doet Confucius' op
vatting de drie grondpijlers van de Chinese
moraal ontstaan; eerbied, betrouwbaarheid
en menselijkheid.
In het ongunstigste geval blijft het bij
uiterlijke manieren en leidt het tot forma
lisme, maar zelfs dan houdt zelfbeheersing
nog een zekere waarde. Hoe het zij, door
alle levensvormen heen, in de dagelijkse
omgang, maar evenzeer in de staatkunde,
in de wetenschap, ook in schilderkunst en
poëzie, wordt het Confucianisme merk
baar. Ganse generaties ambtenaren zijn
met examens in de kennis van Confuciaan-
se of daartoe gerekende „klassieke" ge
schriften opgeleid. Is de gedachte te ge
waagd, zelfs in de extreme gemeenschaps-
moraal van het huidige China in zekere
zin de doorwerking op te maken van deze
zelftucht de eeuwen door?
EN DAN TE BEDENKEN, dat Confucius
(zijn Chinese naam was Kon Foe Tsje)
leefde in een tijd toen de eigenlijke Chi
nese staat nog niet bestond, namelijk in
de zogenaamde Tsjow-periode, die vooraf
gaat aan de vorming van het Keizerrijk.
Toen was er dus al een traditie die navol
ging waard was en een beschaafde samen
leving waarin stijl en zelfbeperking als
norm konden worden aanbevolen. Ook het
kunstambacht had toen rpeds een belang
rijke ontwikkeling achter de rug; kenmer
kend overblijfsel daarvan zijn bronzen
voorwerpen, die groot vakmanschap en
gevorderde smaak bewijzen.
De eenheid is tot stand gebracht in 221 v.
Chr. door een krachtfiguur uit het rand
gebied Tsjin (vandaar het woord China).
Hij noemde zich Sje hwang-ti. Eerste Kei
zer, en liet in het belang van de „nieuwe
orde" alle historische geschriften verbran
den, vooral Confuciaanse Beschaving
bracht hij niet, wel veiligheid: de grote
Chinese muur is in eerste aanleg zijn werk
Maar geen kwart eeuw later nam een an
dere, de Han-dynastie, zijn plaats in en
haastte zich de cultuurtraditie te herstel
dynastie beleefde splitsing of beperking
van zijn machtsgebied, herhaaldelijk is de
hoofdstad verplaatst, telkens opnieuw
drongen barbaarse heersers van buitenaf
binnen maar telkens ook weer gingen die
spoedig in de Chinese samenleving op; zo
zeer was tenslotte dit grote volk toch een
onveranderlijk en onaantastbaar geheel^ ge
worden.
Wereldwachter, boeddhistische godheid
voor de bescherming der gelovigen. Giet
ijzer met plarriuurresten voor de indertijd
gekleurde uitvoering. (9de10de eeuw,
54 cm. hoog).
IK WIL DE LEZER niet vermoeien met
details van deze lange, zeer lange reis door
de geschiedenis; om de gedachte te be
palen slechts enkele hoofd-momenten. De
Han-dynastie houdt het vier eeuwen uit
(200 v. Chr.200 n. Chr.). Er volgt, weer
vier eeuwen lang, gisting en een verde
ling in drieën, merkwaardigerwijs juist
een bloeiperiode voor kunst en letterkun
de. Pas de Tang-dynastie (600900) echter
betekent het klassieke Chinese cultuur
tijdperk, zowel voor de dichtkunst (Li Tai
Po!) als voor de schilderkunst (daarvan is
helaas weinig over), maar ook voor de...
heerschappij (wie kent niet Kubldi Khan
uit het reisverhaal van Marco Polo!) her
stelt zich met de Ming-dynastie (1350
1650) het nationale China. Monument van
deze herwonnen sterkte is de nu in steen
uitgevoerde en verlengde Grote Muur.
Naar buiten, ook voor het Westen sluit
het land zich af; toch vertegenwoordigt
vooral deze Ming-periode voor ons het
meest typische China, niet in de laatste
plaats door het porselein.
De Mantsjoe-keizers (vanaf 1650) komen
uit het Noorden, zijn dus niet inheems en
blijven ook als vreemdelingen beschouwd.
De vlecht („staar"') schrijven zij voor als
teken van onderworpenheid. Maar ten
slotte wordt dit laatste keizerhui. door de
Revolutie weggevaagd.
WAAROM AL DEZE dynastieke namen?
Omdat, meer dan elders, in China de vorst
van belang is geweest voor kunst en cul
tuur; en dit niet alleen als mecenas en
aanmoediger, maar ook menigmaal door
eigen scheppend werk. Het schilderen bij
voorbeeld gold als bij uitstek vorstelijke
bezigheid, vele Soeng-keizers waren per
soonlijk schilder (het bekendst is Hwei-
tsoeng) en onder hen hoorde dit tot de
goede toon in aanzienlijke kringen.
Aan Bet hof van Ming-hwang (Tang
dynastie) stonden portretschilders in hoge
ere, zo zelfs dat nog eeuwen lang de kle
derdracht uit zijn tijd typerend is gebleven
in de schilderkunst. Deze keizer was trou
wens ook in andere richtingen een inspi
rerende figuur. China's grootste dichter
Li Tai Po leefde aan zijn hof, ook muziek
werd er gemaakt en het leven kreeg volop
zijn erkenning. Bekend is, ook alweer uit
de schilderkunst, 's keizers favoriete Jang
Kwei Fei, om zo te zeggen de Chinese
Madame de Pompadour. En dat alles in de
tijd dat bij ons Karei de Grote een jongetje
was.
MEN MOET ZICH onder dit „schilderen"
intussen iets anders voorstellen als in
Europa. Wij zouden het eerder tekenen
noemen, maar het geschiedde met een pen
seel. Het was voortgekomen uit de schoon-
schrijfkunst, de calligrafie, en dat laat zich
begrijpen als men weet dat de Chinees
zijn karakters vormt met het penseel ver
ticaal tussen de vingers; aan de schrijfstijl
herkende men de persoonlijkheid. De
schilder nu, de tekenaar als u wilt, ging
met dezelfde gevoelige zorgvuldigheid te
werk; geen lijn kwam er teveel, maar de
essentie van het object werd onmisken
baar getroffen. Een Chinese tekening sug
gereert soms meer dan zij toont, maar wat
er staat is typerend en in hoge mate
levenskunst.
Een politieke terugval vormt weer de
naastte zien ae cuituurtrauiue te Soengdynastie: splitsing in Noord en Zuid, nauwkeurig. Een tijd lang gold in de schil
fen intussen wardus het Keizerrijk China strijd met volken uit het Noorden. Intus- derkunst een uitspraak van Confucius* Ik
dft ^voortbestaan tot 1911 sen bereikt het schilderen, maar vooral het laat één hoek zien, en wie de dne andere
Een^nafgebroken lijn van staatsgezag en porselein-bakken een ongekende hoogte, niet vindt, die zeg ik het niet nog eens-
saamhorigheid is het niet geweest. Menige Na nog eens het intermezzo van barbaren- (de zogenaamde éenhoekstijl).
De landschapschilderkunst heeft een
strenge traditie ontwikkeld: bomen, water
vallen, meren, bergen ziet men altijd in
een verwante groepering samengebracht.
Er bestond een geijkte techniek in het
boomschilderen zowel als in het weer
geven van bergvormen en van grashalmen
of bamboestengels, maar ondanks deze
overgeleverde en ingestudeerde types be
reiken grote kunstenaars steeds weer een
verrassend boeiende compositie.
Bovendien is voor wie het weet een
vaak herhaald motief soms toespeling op
een algemeen bekend litterair gegeven.
Een peinzend figuurtje in een landschap
met waterval stelt meestal de dichter Li
Tai Po voor, geïnspireerd tot zijn gedicht
„De Waterval". En een schilderij van chry
santen met vlinders en vogels herinnert
aan Tau Juan Ming, een Chinese Horatius,
die in zijn kleine tuin met drie paden, vijf
wilgen en een bamboehaag waartegen hij
chrysanthemums kweekte, gelukkig was.
„Aan de oosthaag pluk ik rustig mijn chry
santen", zingt hij, en in honderd variaties
treft men dit „Óosthaag"-motief aan in
tekening en schilderij, zelfs wel eens als
lakversiering. Wie deze herhaling ver
velend vindt, moge bedenken, dat eens een
Chinese bezoeker het Brera te Milaan ver
liet, ontsteld over zoveel Madonna's en
Kruisigingen in de Italiaanse schilder
kunst. Ik weet wel, dat de objecten niet
vergelijkbaar zijn, maar voor een Chinees
zegt dat misschien minder.
NIET ALLEEN voor de kunst en het
kunsthandwerk (met name het porselein-
vervaardigen) is menige keizer van door
slaggevende invloed* geweest, ook voor de
verspreiding en vastlegging van kennis en
zelfs voor de handhaving van de moraal
hebben keizers wel richting aangegeven.
Men weet, dat reeds in de negende eeuw
in China de boekdrukkunst, het afdrukken
van negatief in hout gesneden teksten
(geen losse letters dus) uitgevonden is.
Aanvankelijk gebruikte men deze techniek
uitsluitend voor boeddhistische en Confu
ciaanse geschriften, maar weldra ver
schenen ook gedichten, novellen en ver
handelingen in grote getale. Op last van de
Soeng-keizer Tai Toeng werd nu in 978
een aanvang gemaakt met de uitgave van
de eerste encyclopedie! „Een mensenleven
is niet lang genoeg om alles, wat om
streeks het jaar 1000 in China reeds ge
drukt was, met begrip door te lezen"
(Speiser).
En wat de moraal betreft, de grote
Mantsjoe-keizer Kang Si, die zestig jaar
regeerde, publiceerde in zijn Heilig Edict
van 1671 (bij ons de tijd van Lodewijk de
Veertiende) richtlijnen voor zijn staatkun
de, die vrijwel neerkomen op de vastleg
ging van een hersteld Confuciaanse grond
slag van het openbare leven. Het stuk
moest wekelijks in de scholen worden
voorgelezen.
HET IS over het algemeen wel duidelijk,
dat in China kunst en cultuur een aan
gelegenheid waren van welvarende men
sen: van de hofkringen in de ruimste zin,
van de mandarijnen in vele rangen, van
de kooplieden, van de „gentry", de grond
bezitters, vooral echter van de intellectue
len. Ook was de persoonlijke handwerker
betrokken bij de produktie van artistiek
waardevolle artikelen. Toch moet er al
vroeg een grote massa bezitlozen zijn ge
weest; sinds in de zeventiende eeuw be
volkingsaanwas begon op te vallen en,
door nog niet opgehelderde oorzaak, wel
dra een explosieve omvang aannam, werd
ook in China het pauperisme een probleem.
Het versch'insel van massa-armoede is
ongetwijfeld van betekenis voor geest en
tellectuelen, maar zelfverzekerde intrigan
ten of vervallen ambtenaren. Zij breken
zich het hoofd niet over de toestand van
de wereld, en van Burgess zelf kan ook
niet gezegd worden dat hij dat doet. Hij
heeft alleen last van een brekend hart, dat
hij probeert te troosten door te lachen over
de onmacht en de streken van zijn perso
nen. Zijn boek is treurig, doordat de le
zer zich telkens bewust wordt -dat de au
teur naar een andere wereld verlangt dan
hij gedwongen is te beschrijven; tegelij
kertijd is het heel grappig.
DE VOORNAAMSTE personen zijn aan
de ene kant Francis Lydgate, een man
met een teleurstellende carrière in ver
schillende tropische gebieden achter zich,
die nu een klein baantje bij de douane
heeft en zich tegen niemand kan laten gel
den; en aan de andere kant Nando Tasca,
een Italiaanse marmerwerker die voor de
bouw van een nieuwe moskee overgeko
men is en absolute zelfzucht aan de dag
legt, verzacht alleen door de primitieve
humor van zijn onbeholpen Engels. Behal
ve deze twee zijn er de kalief, de Engelse
vertegenwoordiger van de U.N.O., een
Tsjechische schilder, een Indische agita
tor, en nog een aantal anderen van ver
schillende nationaliteiten en temperamen
ten. Niemand heeft enig begrip voor ie
mand anders, maar niemand heeft daar
ook eigenlijk behoefte aan. Hun gecombi
neerde ervaringen zijn van een extreem
komische orde, bij het kluchtige af, maar
Burgess weet te voorkomen dat het een
vrolijke bende wordt. Hij geeft een eenzij
dig beeld van een Afrikaanse staat, maar
ontleend aan een persoonlijke desillusie,
en daardoor tenslotte nooit onwaar.
samenleving van een volksgeheel, maar
men kan het de schrijver van "en boek dat
allereerst handelt over cultuur-verschijn
selen niet kwalijk nemen, dat hij niet ook
nog dit sociale aspect in zijn be'oog be
licht. Speiser noemt het wel, maar gaat
er niet verder op in. Voor de overbrug
ging van de kloof die ogenschijnlijk gaapt
tussen het oude China en de tegenwoor
dige volksrepubliek, zou men niettemin
behoefte hebben aan een studie op veel
breder basis. Of is het zó (wat ik hier
boven als mogelijk suggereerde), dat er in
wezen minder veranderd is dan het voor
lopig uiterlijk zou doen vermoeden? Er
schuilt nu eenmaal in de mentaliteit van
een volk een constante factor. Is de mo
derne Chinees door eeuwen van training
.1 het gehoorzamen aan de Samenhang
wellicht voorbereid op de hersenspoeling
van het hedendaagse gemeenschaps-ideaal?
In dat geval zouden ook veel andere eigen
schappen uit het verleden weer te voor
schijn kunnen komen. Zo gezien geeft het
rijke boek van Werner Speiser ook voor
heden en toekomst inzicht.
Drs. W. Haanstra
„China, geest en samenleving" door prof. 3r
Werner Speiser; deel van de reeks „Kunst der
Wereld" (Elsevier).
„Zo, nu we dat zaakje weggeholpen he bben, zullen we eens even naar je fiets
kijken." (Punch)