Hoe het oerwoud
de stad Angkor Thom
na vijf eeuwen
aan de wereld teruggaf
v«
NIEUWE MAATREGELEN TER BESCHERMING VAN DE
WILDSTAND IN AFRIKA
m
11 S - - I
s
ZATERDAG 17 MAART 1962
Erbij
PAGINA DRIE
Ritchie Calder
„DE MENSEN ZIJN hier vaak ziek, wat wel het gevolg
zal zijn van het feit dat ze zich zo vaak baden en dat ze
zich eeuwig en altijd het hoofd wassen. Maar soms genezen
ze vanzelf weer! Op de wegen ziet men heel veel melaatsen,
maar de mensen gaan gewoon met hen om, eten met hen
samen en krijgen desondanks de ziekte niet! Zelfs heeft
eenmaal een koning de ziekte gehad, maar men vond dit
geen reden om hem af te zetten. Naar mijn nederige mening
is het dat meer dan overmatig wassen dat de melaatsheid
verwekt. Acht op de tien mensen sterven aan hun ingewands
kwalen. Op de markt verkoopt men de geneesmiddelen,
maar heel andere dan in China en ik ken er dan ook geen
één van. Er zijn hier ook een soort tovenaars, die hun kun
sten op mensen toepassen, maar die zijn rondweg
bespottelijk.
geplaveide wegen het land in, wegen die
nu nog in het dichte oerwoud terug te vin
den zijn. En overal, op iedere vierkante
centimeter muur is er het beeldhouw
werk: sensuele en bewegelijke danseres
jes, maar ook verstilde Boeddha's, mar
tiale krijgers op olifanten, maar ook nim
fen die de Melkzee karnen en uit het
schuim der golven ontstaan de aspara's
de volmaakte vrouwen. Op lange, lange
lijsten zijn de namen der Kmer-vorsten
vermeld, maar na de dertiende eeuw
komt daar een einde aan, want dan be
ginnen de aanvallen van buitenaf, vanuit
Siam en Assam, en van binnenuit deden
talloze paleisrevoluties hun heilloos
werk...
EINDELOOS STREKT zich het oer
woud uit in Kambodsja. Heet groen, voch
tig, maar met een rijkdom aan planten
en dieren, die Tcheou reeds beschreef in
de dertiende eeuw. Door deze stomende
jungle baant een jonge Franse bioloog
zich een weg op zoek naar nieuwe won
deren. Zijn vondsten heeft hij sinds 1858
zorgvuldig opgetekend. Het is nu 1861...
De bevolking is vriendelijk genoeg, maar
leeft op een ontstellend laag peil. En
waar hij ook komt, overal vertelt men
hem vreemde verhalen over een gestor
ven stad, die begraven zou liggen in het
oerwoud. Mouhot haalt er zijn schouders
over op. In de drie jaren dat hij hier is
heeft hij immers nog niet één ruïne ge
zien!
MAAR NU BEGONNEN de verhalen
beslist vastere vorm aan te nemen. Er
Vreedzame coëxistentie in het Albert- TIENDUIZENDEN DIEREN hebben in de
reservaat in Kongo. loop der jaren een toevluchtsoord gevonden
in de Nationale Parken, maar zelfs in deze
moest hier een meer lieeen Niemand had Internationale Muziekweek. Voor de Nationale Parken in Tanganyika en
het ooit gezien, maar iedereen wist het Internationale Muziekweek van de Stich- ^^J^en de^rondtrekkende kudden de
nauwkeurig te omschrijven. En omdat hij J* B.tlroven tte dit "egetaüe ernsïig aanSst
zelf langzamerhand ook een beetje beze- gehouden zal worden an 10 16septembei.
ten raakte door die verhalen hield Mou- z«n thans 81 inzendingen binnengekomen
hot taai vol. Hij kapte paden, zwoegend U'I I.® 'anden, namelijk. Argentinië (2),
en zwetend in al dat warrige, groene groei- België (3). Duitsland (14), Engeland (2),
sel. Eindeloos had hij al talloze van der- Frankrijk (4), Griekenland (1), Israel (1),
gelijke paden gekapt en achter hem groei- Nederland (10), Oost-Duitsland (1), Oosten
den ze bijna even snel weer dicht. rijk (1), Polen (9), Portugal (1), Spanje (4),
Zo werd het 22 januari 1861. Heel vroeg Tsjecho-Slowakije (1), U.S.A. (13), Zuid-
Erger nog is de verwoestende stroperij
op grote schaal, die zich zelfs uitstrekt in
de Nationale Parken en die niet voortkomt
uit honger, maar uit de zucht naar ivoor,
rinoceros-tanden, krokodillen- en andere
huiden. In bepaalde streken heeft dit tot
massale slachtpartijen geleid, waarbij de
jagers aangezet door achter de schermen
TCHEOU TA-KOEAN legde zijn
bamboe penseel neer en leunde behaag
lijk achterover in zijn mooi gesneden
stoel met de koele marmeren zitting. Hij
bezat een stoel, de goden zij dank, een
stoel in dit wonderlijke land waar een
ieder, van de koning tot de minste boer,
zo maar op de grond zat! Maar Tcheou
Ta-koean was een man met veel smaak,
een man die dol was op zijn comfort en
die het zich kon veroorloven aan zijn
weelderige gemakzucht toe te geven.
Liefkozend gleden zijn vingers over het
glanzende hout van zijn schrijftafel, en
daarna bladerde hij in zijn kostbaar ma
nuscript. Toen liet hij de blik naar bui
ten zwerven, waar de gouden torens van
de grote tempel straalden in het licht
als even zoveel zonnen. Hij knipperde
met zijn ogen; al dat barbaarse goud en
al die zon was meer dan een mens ver
dragen kon. Het donkere loof van de
mangabonen in zijn tuin was plezieriger
om naar te kijken.
Tcheou Ta-koean keerde terug tot zijn
handschrift. Het schoot behoorlijk op en
het zou zeker in China veel belangstel
ling wekken, want wat wist men daar
van dit vreemde land Kambodsja, be
woond door de nog vreemdere Kmers, een
land waar China handel mee dreef en
dat de grootste afnemer was van bijna
onbetaalbaar dure zijden stoffen? En nu ge
noot hij, Tcheou Ta-koean, de grote eer
mee te mogen reizen in het gevolg van
de machtige vorstelijke prins, die China's
ambassadeur was, al was zijn positie dan
niet officieel. Maar Tcheou had een bui
tengewoon goed ontwikkelde opmerkings
gave en al die wonderlijke zeden en ge
bruiken, die hem in zijn Chinese ogen
zo barbaars voorkwamen, tekende hij op
met de grootste nauwkeurigheid en tot in
de kleinste details.
Tcheou's magere vingers met de bui
tensporig lange nagels teken van zijn
hoogwaardigheid sloegen de bladzijden
om van het manuscript. Zijn ogen geno
ten van de onberispelijke karakters en net
blanke, gladde papier.
„Als dienaars koopt men slaven; de
rijken hebben er honderden, de niet zo
rijken een stuk of dertig, de armen heb
ben er niet één. Deze slaven zijn wilden,
die men vangt in de bergen. Ze vormen
een apart ras.Als ze jong en sterk
zijn hebben ze een waarde van honderd
pou, zijn ze oud en ziek dan brengen ze
niet meer op dan dertig pou ze mo
gen alleen onder het huis slapen.voor
hun werk mogen ze wel in huis komen,
maar ze moeten alles knielend verrichten
en zich alleen op de buik kruipend voort
bewegen. een gevluchte slaaf wordt
weer gevangen, waarna men hem het ge
laat blauw schildert of hem een ijzeren
ring om de hals smeedt.
Er zijn in dit land Kambodsja ook as
tronomen die maan- en zoneclipsen voor
spellen kunnen. Ze kennen ook de twaalf
tekenen van de dierenriem, maar de na
men zijn anders dan de Chinese.
Het koninklijk paleis en de woningen
van de edelen zijn op het oosten gericht.
Het paleis ligt ten noorden van de Gou
den Toren en de Gouden Brug. De om
trek ervan bedraagt zes li..De pijlers
van de brug zijn enorm. Er zijn boeddha's
was Mouhot al op weg gegaan De nacht- Slavië (1), Zuid-Afrika (1), Zweden (7) en werkende handelaren vallen zetten,
nevels hingen nog in het bos en de grauwe ^witseriana (oj.
hemel werd aarzelend bleekrose. Voor hem Faulkner en Rusland. Nobelprijswin
leek een open plek te liggen. Nog een naar William Faulkner is in het Russische
paar slagen met het kapmes De laatste iitteraire tijdschrift Literaturnaya Gazeta
waarin groot en klein wild loopt en een
afschuwelijke dood sterft.
Tegen deze achtergrond moet men de
op gebeeldhouwd en die zijn fraai be
schilderd. Het bouwwerk is schitterend
uitgevoerd, maar de lange veranda's en
galerijen zijn erg onregelmatig en verto
nen geen symmetrie. De vensterkozijnen
van de grote vergaderzaal zijn van zui
ver goud! Men heeft me verteld, dat er
in het paleis wondermooie zaken te be
wonderen zijn, maar het wordt zo streng
bewaakt dat men er niet in kan door
dringen, zelfs niet met een verlofpasje.
Mannen en vrouwen dragen het haar
in een wrong en de schouders zijn naakt.
Binnenshuis draagt men alleen een kleine
vierkante doek om de heupen. Hoe bar
baars! Alleen de koning mag gebloemde
stoffen dragen en ook dat is zeer vreemd!
Iedere rechtszaak wordt voor de koning
gebracht. Men kent hier notabene niet
eens de doodstraf door worging of ont
hoofding, maar men begraaft de schul
dige levend. Hoe afschuwelijk! Overigens
heeft men een uitnemende wijze om de
onschuld van iemand te bewijzen. De aan
geklaagde moet de hand in een pot ko
kende olie steken. Is hij onschuldig dan
blijft de hand ongekwetst. Het is een een
voudig middel dat navolging zou verdie
nen
Buiten klonk plotseling een oorverdo
vend geraas en Tcheou schrok op. Hoge
vrouwenstemmen en gillende kinderen be
geleidden in de verte een verwarde mu
ziek. De waardige Chinees wierp een
nieuwsgierige blik uit het venster en toen
stond hij haastig op. Snel de kamer uit
lopend streelden zijn handen de glanzen
de satijn, zwaar met gouddraad bestikt,
van zijn kostbare gewaden glad, terwijl
zijn viltpantoffels geen gerucht maakten
op de stenen plavuizen. Met waardige
haast draafde hij door de grote tuin en
hij bereikte de poort, toen reeds de eer
ste paleisdames langstrokken Het waren
er honderden! Frêle figuurtjes, gekleed
in brokaat en satijn, de gladde bruine
schouders naakt, de geurig geoliede haren
glanzend als zwarte lak, tenger en sier
lijk, fonkelend van goud en edelstenen,
trokken ze langs als prinsessen uit een
sprookje. Als iedere keer verbaasde Tcheou
Ta-Koean zich over de overdaad aan goud
in dit land, dat zelf die delfstof niet be
zat, over de rijkdom aan stoffen en edel
stenen, en voor de zoveelste maal besef
te hij, dat dit in zijn ogen zo barbaarse
land een cultuur bezat, zo rijk, zo uitge
breid, dat zelfs een zoon van het Hemel
se Rijk er zich over kon verbazen!.
Achter de fonkelende stoet kon men de
muren van paleizen en tempels van de
wondere hoofdstad zien van dit vreemde
Kambodsja. Het beeldhouwwerk danste
over de muren met honderden dansmeis
jes en nimfen, met optochten van krijgers
op olifanten, met bloemfestoenen en heili
ge, negenkoppige slangen. En boven alles
uit stonden de van alle aardse zorgen be
vrijde Boeddha's op torens en voetstukken,
goud fonkelde aan torens en kozijnen, aan
poorten en daken en eindeloze galerijen,
en de hete tropenzon kaatste in al dat
goud, duizendvoudig. Palmen wuifden in de
lichte wind en tot aan de horizon strekten
zich de groene rijstvelden uit, de rijkdom
van het land.
Nu knielde iedereen diep en eerbiedig in
het zachte stof van de weg en ook Tcheou
zonk eerbiedig in al zijn krakend satijn
ter aarde. Een olifant, grauw, enorm zwa
re gouden armbanden rinkelend aan zijn
poten als zuilen, goudbrokaten kleden
waaiend langs zijn flanken, bonte beschil
deringen op iedere centimeter huid die
nog vrij bleef, en daar, hoog boven zijn
volk, in zijn handen een glinsterende de
gen reed de jonge koning koel en onaan- slaakte Mouhot een kreet van verbazing, het slachtoffer is van zijn eigen decaden- noorden van Tanganyika. De conferentie,
gedaan m eln r0nder°X en roerioze dans X g6Wemel Van takken en tie". Dit staat in een van de eerste Russi- welke vertegenwoordigers van diverse or-
houding^p een klefne palankijn bIad_e^!agTThll e!n..rume'._1.mm?n?_Va? sche recensies van Faulkners roman „Sanc- pmsaties en instanties verwelkomde,
Geknield op de hete grond, het stof krie
Iy k_v_ 11c x CvCiioiCo v cm x aixixviici o x uiiimi ,,ooxiv.
u-eKmeia op ae neie grona net stoi Krie- afmfingen.' Hoge t°rens rtefn daar °.p tuary", die vorig jaar als feuilleton gepu- kwam tot stand in samenwerking met de
belend hi zijn neus staarde Tcheou Ta- JU1St °Ppizende zon teke"de eF..als bliceerd werd door het tijdschrift Inostra- Commissie voor Technische Bijstand in
i„___ i" i icneou ia met een ragfljn penseel vreemde reliefs. r lra Afrika ten zuiden van de Sahara, de Inter-
koean de sprookjesstoet na
Eindeloze zuilengalerijen zag hij, en ven-
naya Literatura (buitenlandse litteratuur).
De recensent Startsew schreef dat Faulk-
Afrika ten zuiden van de Sahara, de Inter
nationale Unie ter Bescherming van de
DE EEUWEN GINGEN VOORBIJ en Jpn ners gecompliceerde stiji hinderlijk werkt en d* Natuurmonumenten, de
spaarden niets. En ook het machtige 5 a"J wiesenHeXT en het thema vertroebelt. „Wanneer men UNESCO en de F.A.O. Het is een conferen-
Angkor, de gouden stad waarover de der- s'"iere^nd.nl ntiLTn i3Ê1" spreekt over het werk van Faulkner is het <'e' d,f onder de druk van de "ood to
men deinden en ritselden in de wind. Wii- stand kwam en welke nog een ander doel
tiende eeuwse Tcheou Ta-koean zich zo
verbaasd had, verging als al het aardse.
Want reeds in zijn tijd begon de neergang
onmogelijk zijn zwak voor al)e soorten van cc" """cr
de vijgebomen hielden in hun klauwende yerderf wreedheid njet te noemen» al_ had dan de instandhouding van de wild
dus Stratsev.
wortels kleine gebouwtjes gevangen. En
van het rijk der Kmers! Maar ontelbaar geen/pleet was er in de stenen of er
rtrnaido aan Ir lain riunria non rrnaan in
zijn de ruïnes die uit die tijd zijn over-
stand in Afrika. Men riep de conferentie
ook bijeen om de medewerking te krijgen
Ui» „llt „vci_ Sroeide een Wein tuintje aan groen in. Hongaarse boeken-éxpositie. Onder van de nieuwe Afrikaanse staten.
gebleven. De ruïnes van Angkor Thom, Het oerwoud had Angkor Thom aan de auspiciën van het gezantschap van de Hon-
de hoofdstad, en van Angkor Vat, de grote wereld teruggeven.gaarse Volksrepubliek en de Vereniging De discussies bewogen ach rondom dit
temoel ziin eenoee om iedere hedendaae- Grafisch Exportcentrum te Amsterdam thema, enerzijds de bescherming van de
se toerist naar adem te doen happen Want DAGENLANG BLEEF Mouhot geheel worcjt woensdagmiddag 21 maart in de wildstand in de nationale parken, de in-
daar werd het voor die tijd schoonst'moge- a!leen in de ru!nes en steeds ontdekte expositiezaal van n.v. Boekhandel W. P. standhouding en de oprichting van der-
hij nieuwe wonderen. Hij was eenzaam, van gtockum aan het Buitenhof in Den gelijke parken, anderzijds de vraag hoe de
maar om hem heen herleefden de geesten Haag een tentoonstelling van wetenschap- belangen van de gevestigde bevolking en
moge
lijke geschapen en daar werden de kostba
re stoffen geweven, die de Chinezen weef
den op hun kunstige getouwen. En tot ver 7an een vo°rbije beschaving, waarvan al- peijjke en kunstboeken uit Hongarije ge- bun kudden samen kunnen gaan met de
in de zestiende eeuw exporteerden de Ve- nog een flauwe naschemering vooit- nripn,^ tot 99 maart rhmrt Dp pvnnsit.ip instandhouding van de wildstand.
opend, die tot 29 maart duurt. De expositie instandhouding
CCUW tAJXUl ICCIUCU Ut V t J j 1 i «v l uuu. u. V.
netianen naar deze contreien hun fameuze ee de,een volk, dat eens zo machtig heeft plaats in uitwisseling met een ten-
was, dat de Chinezen er zich over kon- toonstelling van Nederlandse wetenschap-
den verwonderen.pelijke uitgaven in de universiteitsbiblio-
Bob Tadema Sporry theek van de Hongaarse stad Szeged.
weefsels!
Negen vierkante kilometer was Angkor
Thom groot en naar alle zijden voerden
;oooooooooooooooocoooooooooococcoooocooooo<xxdococx»xx3o<xk^^ oooooccoocooooccooocoaxococococooococooooooooooooocooocoooc
IN HET HART VAN AFRIKA ligt een uitgestrekte, na
tuurlijk gevormde arena voor "s werelds grootste dieren
verzameling. Dit domein heet de Ngorongorokrater, een
ketelvormige holte van een uitgedoofde vulkaan met een
diameter van achttien kilometer en met wanden, die de
krater omvatten tot een hoogte van 650 meter. Als men op
de rand van de krater staat en het oog wapent met verre
kijkers zou men althans theoretisch ongeveer 12.000
dieren kunnen zien: kudden gnoes, zebra's, herten, buffels,
olifanten, leeuwen, nijlpaarden, rinocerossen, giraffen,
hyena's, jakhalzen en luipaarden, om nu maar enkele soorten
te noemen. Zo uit de hoogte bekeken lijkt het op een militair
schouwspel, al dat geloop en gedraaf door elkaar heen en
die plotselinge galops van kudden. Een wonderlijk schouw
spel, waarin wilde dieren als het ware hun rol spelen tegen
het decor van hun normale omgeving. Wie echter nauw
keuriger oplet ziet vreemde palissaden in het landschap
staan, gesloten hutten, die uit de verte lijken op bruine
schoenendozen, ziet hordenwerk staan bedekt met leem en
koeiemest, kralen voor de honderden gebochelde koeien,
die hier thuis horen. Op de bodem van de krater ontwaart
men glinsterende poelen, maar zij zijn omgeven door het
heel wat minder prettige glinsteren van het zout, dat achter
blijft als het water opdroogt door de verschroeiende hitte,
die Tanganyika zo heeft geteisterd en nog teistert.
MET EEN GROEP van 's werelds
meest vooraanstaande natuurkenners,
deelnemers aan de conferentie van Arus-
ha ter „Bescherming van de Natuur en
de Natuurmonumenten in de moderne
Afrikaanse Staten" heb ik de spannende
en fascinerende afdaling volbracht naar
de bodem van de krater. En wat boven
nog een boeiend schouwspel leek, bleek
beneden een deprimerende toestand te
zijn, een treurig restant van wat eens het
wilde dierenleven van Afrika was ge
weest. De eens zo vruchtbare vlakte,
waar deze duizenden dieren zich voed
den, was nu zo kaalgevreten, zo leeg, dat
de aarde in grote stofwolken op
dwarrelde.
De stromen, die eens in staat waren
de poelen het gehele jaar van water te
voorzien, waarin de nijlpaarden zwom
men en poedelden, om zich daarna op de
modderbanken te vermaken, waren uit
gedroogd. Dit alles als gevolg van het
feit, dat de Afrikaanse stammen, die in
de buurt huizen, de bossen rond de kra
ter hadden gekapt, waardoor deze niet
meer konden fungeren als opvang
bekken voor het regenwater.
De nomaden van de Masai-stam had
den, geheel wettelijk overigens, maar
niet minder desastreus, hun kudden
eveneens in de krater gedreven en zo de
uitputting van de grond en de water
reservoirs nog vergroot.
WIJ TROFFEN op onze tocht een ge
wonde rinoceros aan, die niemand durfde
te benaderen. In zijn flank zat nog de speer
van een Masai-krijger, die hem zeker negen
uur geleden had getroffen. De jachtopzie
ners en de verontwaardigde bezoekers
poogden de dader te vinden, maar het
hoofd van de stam antwoordde rustig en
in het volle besef van zijn waardigheid, dat
de rinoceros de kudde had aangevallen en
vier dieren had gedood, waarna zijn jonge
krijgers wel moesten ingrijpen. Zij zouden
hun zelfrespect verliezen wanneer zij niet
hadden opgetreden. Zijn stam, de Masai,
doodde geen wild om het doden of om
voedsel of ander gewin te verkrijgen. Zij
handelden niet in ivoor en de horens van
rinocerossen, zoals andere stammen en
niet-Afrikanen deden. Als zij wilde dieren
doodden, deden zij dit ter bescherming van
hun vee. Daarmee was de zaak af.
Dit korte voorval is symptomatisch voor
het dilemma, waarin Afrika verkeert. Hoe
is het mogelijk in de behoeften van de
Afrikanen te voorzien en beter te voorzien
en tegelijkertijd de wilde dieren te be
schermen tegen het dreigende gevaar van
uitroeiing? Met name de neushoorn loopt
dit gevaar.
En daarmede hebben we dan tegelijker
tijd de reden, waarom de conferentie van
Arusha werd bijeengeroepen. De enorme
droogte van 1961, de droogste zomer welke
Afrika sinds mensenheugenis heeft mee
gemaakt, heeft het hierboven geschetste
probleem alleen nog maar vergroot. Het is
immers duidelijk, dat, als de hoogvlakten
van Afrika verschroeien en zich oplossen
in stofwolken en de meren en moerassen
van de grote Rif-Vallei uitdrogen, de wilde
dieren uit hun beschermd domein moeten
komep om waar dan ook drinken en voed
sel te vinden.
Hetzelfde geldt echter voor de stammen
met hun kudden, maar zelfs in versterkte
mate, want door betere hygiënische en
veterinaire maatregelen zijn de stammen
in personenaantal en de kudden enorm toe
genomen.
Volgens de deskundigen is dit mogelijk.
De in het wild levende dieren blijken veel
beter gebruik te maken van de aanwezige
voedselvoorraden in de natuur, dan de
kudden van'dè plaatselijke bevolking. Vee
eet immers alleen datgene wat het op de
grond vindt, maar wilde dieren eten, al
thans naar gelang de soort, wat op de
grond, in de grond en boven de grond te
vinden is.
Een belangrijk punt is voorts, dat de
dieren der Afrikaanse vlakten in het al
gemeen grote dieren zijn: een olifant weegt
zo'n 5 tot 6 ton, een neushoorn U/s ton, een
buffel 700 kg. Zij zijn in feite grote
bronnen van eiwit, hetgeen van grote be
tekenis kan worden voor de voeding van
de Afrikaanse bevolking. Het is immers
bekend, dat deze diersoorten zich snel
kunnen vermenigvuldigen; indien zij met
rust gelaten worden zo zelfs, dat zij door
hun aantal een gevaar voor elkaar worden.
Zijn ze te talrijk, dat verspillen en ver
nietigen zij hun eigen voedselbronnen en
dat heeft zelfs de meest conservatieve be
schermer van de wildstand er toe gebracht
te erkennen, dat het nodig is de wilde kud
den van tijd tot tijd uit te dunnen, teneinde
de soort te verbeteren en niet te grote
kudden te laten ontstaan.
LANGS DEZE WEG kan men twee vlie
gen in één klap vangen: instandhouding
van de kudden wilde dieren en tegelijker
tijd, door het doden van een bepaald aan
tal, de vorming van voedselvoorraden voor
de plaatselijke bevolking. In Rhodesia is
deze ontwikkeling reeds ingezet en heeft
men ranches gebouwd voor wilde dieren,
die immers beter gebruik maken van hun
natuurlijke omgeving, en door regelmatig
uitdunnen verkrijgt de mens in dit geval
voldoende vlees.
Zo is het dus mogelijk wilde dieren en
de kudden van de bevolking in een zekere
verhouding naast elkaar te laten voort
bestaan.
Een probleem van veterinaire aard duikt
hierbij natuurlijk wel op. Hoe voorkomt
men de infectie en de overbrenging ervan
van wilde dieren op tamme? Ook dit pro
bleem kwam in Arusha ter sprake en het
bleek dat ook hier de praktijk een oplos
sing aan de hand heeft gedaan.
Men heeft injectiegeweren ontworpen,
die het mogelijk maken wilde dieren „aan
te schieten", dat wil zeggen, zij worden
door de injectie tijdelijk verlamd, waarna
zij een vaccinatie kunnen ondergaan.
Zo werden in Arusha de meningen ver
kend, de problemen besproken, maar wat
nog belangrijker is, er werd in feite een
programma van actie vastgesteld, dat door
de Afrikaanse autoriteiten werd goedge
keurd. Zonder die toestemming en mede
werking is het immers onmogelijk twee zo
tegenstrijdig lijkende belangen met elkaar
te verbinden in één prachtige oplossing.
DE GEVOELENS die de Arusha-confe-
rentie beheersten werden treffend vertolkt
in het manifest, dat de eerste minister
Nyerere en zijn Afrikaanse ministers heb
ben uitgegeven. In dit manifest wordt de
belofte gedaan dat het bestand der wilde
dieren en de plaatsen waar zij kunnen
leven een integrerend deel zullen uitmaken
in de toekomstige voedselvoorziening en
economie (toerisme) van de bevolking van
Tanganyika:
„Bij het accepteren van het beheer
over onze wildstand verklaren wij
plechtig, dat wij alles zullen doen om
onze kleinkinderen in staat te stellen
zich te verheugen over het rijke bezit
van deze erfenis".
Dit zijn wijze en bemoedigende woorden
voor allen, die belang stellen in het voort
bestaan van de wilde dieren in Afrika.
I