Hoe het oerwoud de stad Angkor Thom na vijf eeuwen aan de wereld teruggaf v« NIEUWE MAATREGELEN TER BESCHERMING VAN DE WILDSTAND IN AFRIKA m 11 S - - I s ZATERDAG 17 MAART 1962 Erbij PAGINA DRIE Ritchie Calder „DE MENSEN ZIJN hier vaak ziek, wat wel het gevolg zal zijn van het feit dat ze zich zo vaak baden en dat ze zich eeuwig en altijd het hoofd wassen. Maar soms genezen ze vanzelf weer! Op de wegen ziet men heel veel melaatsen, maar de mensen gaan gewoon met hen om, eten met hen samen en krijgen desondanks de ziekte niet! Zelfs heeft eenmaal een koning de ziekte gehad, maar men vond dit geen reden om hem af te zetten. Naar mijn nederige mening is het dat meer dan overmatig wassen dat de melaatsheid verwekt. Acht op de tien mensen sterven aan hun ingewands kwalen. Op de markt verkoopt men de geneesmiddelen, maar heel andere dan in China en ik ken er dan ook geen één van. Er zijn hier ook een soort tovenaars, die hun kun sten op mensen toepassen, maar die zijn rondweg bespottelijk. geplaveide wegen het land in, wegen die nu nog in het dichte oerwoud terug te vin den zijn. En overal, op iedere vierkante centimeter muur is er het beeldhouw werk: sensuele en bewegelijke danseres jes, maar ook verstilde Boeddha's, mar tiale krijgers op olifanten, maar ook nim fen die de Melkzee karnen en uit het schuim der golven ontstaan de aspara's de volmaakte vrouwen. Op lange, lange lijsten zijn de namen der Kmer-vorsten vermeld, maar na de dertiende eeuw komt daar een einde aan, want dan be ginnen de aanvallen van buitenaf, vanuit Siam en Assam, en van binnenuit deden talloze paleisrevoluties hun heilloos werk... EINDELOOS STREKT zich het oer woud uit in Kambodsja. Heet groen, voch tig, maar met een rijkdom aan planten en dieren, die Tcheou reeds beschreef in de dertiende eeuw. Door deze stomende jungle baant een jonge Franse bioloog zich een weg op zoek naar nieuwe won deren. Zijn vondsten heeft hij sinds 1858 zorgvuldig opgetekend. Het is nu 1861... De bevolking is vriendelijk genoeg, maar leeft op een ontstellend laag peil. En waar hij ook komt, overal vertelt men hem vreemde verhalen over een gestor ven stad, die begraven zou liggen in het oerwoud. Mouhot haalt er zijn schouders over op. In de drie jaren dat hij hier is heeft hij immers nog niet één ruïne ge zien! MAAR NU BEGONNEN de verhalen beslist vastere vorm aan te nemen. Er Vreedzame coëxistentie in het Albert- TIENDUIZENDEN DIEREN hebben in de reservaat in Kongo. loop der jaren een toevluchtsoord gevonden in de Nationale Parken, maar zelfs in deze moest hier een meer lieeen Niemand had Internationale Muziekweek. Voor de Nationale Parken in Tanganyika en het ooit gezien, maar iedereen wist het Internationale Muziekweek van de Stich- ^^J^en de^rondtrekkende kudden de nauwkeurig te omschrijven. En omdat hij J* B.tlroven tte dit "egetaüe ernsïig aanSst zelf langzamerhand ook een beetje beze- gehouden zal worden an 10 16septembei. ten raakte door die verhalen hield Mou- z«n thans 81 inzendingen binnengekomen hot taai vol. Hij kapte paden, zwoegend U'I I.® 'anden, namelijk. Argentinië (2), en zwetend in al dat warrige, groene groei- België (3). Duitsland (14), Engeland (2), sel. Eindeloos had hij al talloze van der- Frankrijk (4), Griekenland (1), Israel (1), gelijke paden gekapt en achter hem groei- Nederland (10), Oost-Duitsland (1), Oosten den ze bijna even snel weer dicht. rijk (1), Polen (9), Portugal (1), Spanje (4), Zo werd het 22 januari 1861. Heel vroeg Tsjecho-Slowakije (1), U.S.A. (13), Zuid- Erger nog is de verwoestende stroperij op grote schaal, die zich zelfs uitstrekt in de Nationale Parken en die niet voortkomt uit honger, maar uit de zucht naar ivoor, rinoceros-tanden, krokodillen- en andere huiden. In bepaalde streken heeft dit tot massale slachtpartijen geleid, waarbij de jagers aangezet door achter de schermen TCHEOU TA-KOEAN legde zijn bamboe penseel neer en leunde behaag lijk achterover in zijn mooi gesneden stoel met de koele marmeren zitting. Hij bezat een stoel, de goden zij dank, een stoel in dit wonderlijke land waar een ieder, van de koning tot de minste boer, zo maar op de grond zat! Maar Tcheou Ta-koean was een man met veel smaak, een man die dol was op zijn comfort en die het zich kon veroorloven aan zijn weelderige gemakzucht toe te geven. Liefkozend gleden zijn vingers over het glanzende hout van zijn schrijftafel, en daarna bladerde hij in zijn kostbaar ma nuscript. Toen liet hij de blik naar bui ten zwerven, waar de gouden torens van de grote tempel straalden in het licht als even zoveel zonnen. Hij knipperde met zijn ogen; al dat barbaarse goud en al die zon was meer dan een mens ver dragen kon. Het donkere loof van de mangabonen in zijn tuin was plezieriger om naar te kijken. Tcheou Ta-koean keerde terug tot zijn handschrift. Het schoot behoorlijk op en het zou zeker in China veel belangstel ling wekken, want wat wist men daar van dit vreemde land Kambodsja, be woond door de nog vreemdere Kmers, een land waar China handel mee dreef en dat de grootste afnemer was van bijna onbetaalbaar dure zijden stoffen? En nu ge noot hij, Tcheou Ta-koean, de grote eer mee te mogen reizen in het gevolg van de machtige vorstelijke prins, die China's ambassadeur was, al was zijn positie dan niet officieel. Maar Tcheou had een bui tengewoon goed ontwikkelde opmerkings gave en al die wonderlijke zeden en ge bruiken, die hem in zijn Chinese ogen zo barbaars voorkwamen, tekende hij op met de grootste nauwkeurigheid en tot in de kleinste details. Tcheou's magere vingers met de bui tensporig lange nagels teken van zijn hoogwaardigheid sloegen de bladzijden om van het manuscript. Zijn ogen geno ten van de onberispelijke karakters en net blanke, gladde papier. „Als dienaars koopt men slaven; de rijken hebben er honderden, de niet zo rijken een stuk of dertig, de armen heb ben er niet één. Deze slaven zijn wilden, die men vangt in de bergen. Ze vormen een apart ras.Als ze jong en sterk zijn hebben ze een waarde van honderd pou, zijn ze oud en ziek dan brengen ze niet meer op dan dertig pou ze mo gen alleen onder het huis slapen.voor hun werk mogen ze wel in huis komen, maar ze moeten alles knielend verrichten en zich alleen op de buik kruipend voort bewegen. een gevluchte slaaf wordt weer gevangen, waarna men hem het ge laat blauw schildert of hem een ijzeren ring om de hals smeedt. Er zijn in dit land Kambodsja ook as tronomen die maan- en zoneclipsen voor spellen kunnen. Ze kennen ook de twaalf tekenen van de dierenriem, maar de na men zijn anders dan de Chinese. Het koninklijk paleis en de woningen van de edelen zijn op het oosten gericht. Het paleis ligt ten noorden van de Gou den Toren en de Gouden Brug. De om trek ervan bedraagt zes li..De pijlers van de brug zijn enorm. Er zijn boeddha's was Mouhot al op weg gegaan De nacht- Slavië (1), Zuid-Afrika (1), Zweden (7) en werkende handelaren vallen zetten, nevels hingen nog in het bos en de grauwe ^witseriana (oj. hemel werd aarzelend bleekrose. Voor hem Faulkner en Rusland. Nobelprijswin leek een open plek te liggen. Nog een naar William Faulkner is in het Russische paar slagen met het kapmes De laatste iitteraire tijdschrift Literaturnaya Gazeta waarin groot en klein wild loopt en een afschuwelijke dood sterft. Tegen deze achtergrond moet men de op gebeeldhouwd en die zijn fraai be schilderd. Het bouwwerk is schitterend uitgevoerd, maar de lange veranda's en galerijen zijn erg onregelmatig en verto nen geen symmetrie. De vensterkozijnen van de grote vergaderzaal zijn van zui ver goud! Men heeft me verteld, dat er in het paleis wondermooie zaken te be wonderen zijn, maar het wordt zo streng bewaakt dat men er niet in kan door dringen, zelfs niet met een verlofpasje. Mannen en vrouwen dragen het haar in een wrong en de schouders zijn naakt. Binnenshuis draagt men alleen een kleine vierkante doek om de heupen. Hoe bar baars! Alleen de koning mag gebloemde stoffen dragen en ook dat is zeer vreemd! Iedere rechtszaak wordt voor de koning gebracht. Men kent hier notabene niet eens de doodstraf door worging of ont hoofding, maar men begraaft de schul dige levend. Hoe afschuwelijk! Overigens heeft men een uitnemende wijze om de onschuld van iemand te bewijzen. De aan geklaagde moet de hand in een pot ko kende olie steken. Is hij onschuldig dan blijft de hand ongekwetst. Het is een een voudig middel dat navolging zou verdie nen Buiten klonk plotseling een oorverdo vend geraas en Tcheou schrok op. Hoge vrouwenstemmen en gillende kinderen be geleidden in de verte een verwarde mu ziek. De waardige Chinees wierp een nieuwsgierige blik uit het venster en toen stond hij haastig op. Snel de kamer uit lopend streelden zijn handen de glanzen de satijn, zwaar met gouddraad bestikt, van zijn kostbare gewaden glad, terwijl zijn viltpantoffels geen gerucht maakten op de stenen plavuizen. Met waardige haast draafde hij door de grote tuin en hij bereikte de poort, toen reeds de eer ste paleisdames langstrokken Het waren er honderden! Frêle figuurtjes, gekleed in brokaat en satijn, de gladde bruine schouders naakt, de geurig geoliede haren glanzend als zwarte lak, tenger en sier lijk, fonkelend van goud en edelstenen, trokken ze langs als prinsessen uit een sprookje. Als iedere keer verbaasde Tcheou Ta-Koean zich over de overdaad aan goud in dit land, dat zelf die delfstof niet be zat, over de rijkdom aan stoffen en edel stenen, en voor de zoveelste maal besef te hij, dat dit in zijn ogen zo barbaarse land een cultuur bezat, zo rijk, zo uitge breid, dat zelfs een zoon van het Hemel se Rijk er zich over kon verbazen!. Achter de fonkelende stoet kon men de muren van paleizen en tempels van de wondere hoofdstad zien van dit vreemde Kambodsja. Het beeldhouwwerk danste over de muren met honderden dansmeis jes en nimfen, met optochten van krijgers op olifanten, met bloemfestoenen en heili ge, negenkoppige slangen. En boven alles uit stonden de van alle aardse zorgen be vrijde Boeddha's op torens en voetstukken, goud fonkelde aan torens en kozijnen, aan poorten en daken en eindeloze galerijen, en de hete tropenzon kaatste in al dat goud, duizendvoudig. Palmen wuifden in de lichte wind en tot aan de horizon strekten zich de groene rijstvelden uit, de rijkdom van het land. Nu knielde iedereen diep en eerbiedig in het zachte stof van de weg en ook Tcheou zonk eerbiedig in al zijn krakend satijn ter aarde. Een olifant, grauw, enorm zwa re gouden armbanden rinkelend aan zijn poten als zuilen, goudbrokaten kleden waaiend langs zijn flanken, bonte beschil deringen op iedere centimeter huid die nog vrij bleef, en daar, hoog boven zijn volk, in zijn handen een glinsterende de gen reed de jonge koning koel en onaan- slaakte Mouhot een kreet van verbazing, het slachtoffer is van zijn eigen decaden- noorden van Tanganyika. De conferentie, gedaan m eln r0nder°X en roerioze dans X g6Wemel Van takken en tie". Dit staat in een van de eerste Russi- welke vertegenwoordigers van diverse or- houding^p een klefne palankijn bIad_e^!agTThll e!n..rume'._1.mm?n?_Va? sche recensies van Faulkners roman „Sanc- pmsaties en instanties verwelkomde, Geknield op de hete grond, het stof krie Iy k_v_ 11c x CvCiioiCo v cm x aixixviici o x uiiimi ,,ooxiv. u-eKmeia op ae neie grona net stoi Krie- afmfingen.' Hoge t°rens rtefn daar °.p tuary", die vorig jaar als feuilleton gepu- kwam tot stand in samenwerking met de belend hi zijn neus staarde Tcheou Ta- JU1St °Ppizende zon teke"de eF..als bliceerd werd door het tijdschrift Inostra- Commissie voor Technische Bijstand in i„___ i" i icneou ia met een ragfljn penseel vreemde reliefs. r lra Afrika ten zuiden van de Sahara, de Inter- koean de sprookjesstoet na Eindeloze zuilengalerijen zag hij, en ven- naya Literatura (buitenlandse litteratuur). De recensent Startsew schreef dat Faulk- Afrika ten zuiden van de Sahara, de Inter nationale Unie ter Bescherming van de DE EEUWEN GINGEN VOORBIJ en Jpn ners gecompliceerde stiji hinderlijk werkt en d* Natuurmonumenten, de spaarden niets. En ook het machtige 5 a"J wiesenHeXT en het thema vertroebelt. „Wanneer men UNESCO en de F.A.O. Het is een conferen- Angkor, de gouden stad waarover de der- s'"iere^nd.nl ntiLTn i3Ê1" spreekt over het werk van Faulkner is het <'e' d,f onder de druk van de "ood to men deinden en ritselden in de wind. Wii- stand kwam en welke nog een ander doel tiende eeuwse Tcheou Ta-koean zich zo verbaasd had, verging als al het aardse. Want reeds in zijn tijd begon de neergang onmogelijk zijn zwak voor al)e soorten van cc" """cr de vijgebomen hielden in hun klauwende yerderf wreedheid njet te noemen» al_ had dan de instandhouding van de wild dus Stratsev. wortels kleine gebouwtjes gevangen. En van het rijk der Kmers! Maar ontelbaar geen/pleet was er in de stenen of er rtrnaido aan Ir lain riunria non rrnaan in zijn de ruïnes die uit die tijd zijn over- stand in Afrika. Men riep de conferentie ook bijeen om de medewerking te krijgen Ui» „llt „vci_ Sroeide een Wein tuintje aan groen in. Hongaarse boeken-éxpositie. Onder van de nieuwe Afrikaanse staten. gebleven. De ruïnes van Angkor Thom, Het oerwoud had Angkor Thom aan de auspiciën van het gezantschap van de Hon- de hoofdstad, en van Angkor Vat, de grote wereld teruggeven.gaarse Volksrepubliek en de Vereniging De discussies bewogen ach rondom dit temoel ziin eenoee om iedere hedendaae- Grafisch Exportcentrum te Amsterdam thema, enerzijds de bescherming van de se toerist naar adem te doen happen Want DAGENLANG BLEEF Mouhot geheel worcjt woensdagmiddag 21 maart in de wildstand in de nationale parken, de in- daar werd het voor die tijd schoonst'moge- a!leen in de ru!nes en steeds ontdekte expositiezaal van n.v. Boekhandel W. P. standhouding en de oprichting van der- hij nieuwe wonderen. Hij was eenzaam, van gtockum aan het Buitenhof in Den gelijke parken, anderzijds de vraag hoe de maar om hem heen herleefden de geesten Haag een tentoonstelling van wetenschap- belangen van de gevestigde bevolking en moge lijke geschapen en daar werden de kostba re stoffen geweven, die de Chinezen weef den op hun kunstige getouwen. En tot ver 7an een vo°rbije beschaving, waarvan al- peijjke en kunstboeken uit Hongarije ge- bun kudden samen kunnen gaan met de in de zestiende eeuw exporteerden de Ve- nog een flauwe naschemering vooit- nripn,^ tot 99 maart rhmrt Dp pvnnsit.ip instandhouding van de wildstand. opend, die tot 29 maart duurt. De expositie instandhouding CCUW tAJXUl ICCIUCU Ut V t J j 1 i «v l uuu. u. V. netianen naar deze contreien hun fameuze ee de,een volk, dat eens zo machtig heeft plaats in uitwisseling met een ten- was, dat de Chinezen er zich over kon- toonstelling van Nederlandse wetenschap- den verwonderen.pelijke uitgaven in de universiteitsbiblio- Bob Tadema Sporry theek van de Hongaarse stad Szeged. weefsels! Negen vierkante kilometer was Angkor Thom groot en naar alle zijden voerden ;oooooooooooooooocoooooooooococcoooocooooo<xxdococx»xx3o<xk^^ oooooccoocooooccooocoaxococococooococooooooooooooocooocoooc IN HET HART VAN AFRIKA ligt een uitgestrekte, na tuurlijk gevormde arena voor "s werelds grootste dieren verzameling. Dit domein heet de Ngorongorokrater, een ketelvormige holte van een uitgedoofde vulkaan met een diameter van achttien kilometer en met wanden, die de krater omvatten tot een hoogte van 650 meter. Als men op de rand van de krater staat en het oog wapent met verre kijkers zou men althans theoretisch ongeveer 12.000 dieren kunnen zien: kudden gnoes, zebra's, herten, buffels, olifanten, leeuwen, nijlpaarden, rinocerossen, giraffen, hyena's, jakhalzen en luipaarden, om nu maar enkele soorten te noemen. Zo uit de hoogte bekeken lijkt het op een militair schouwspel, al dat geloop en gedraaf door elkaar heen en die plotselinge galops van kudden. Een wonderlijk schouw spel, waarin wilde dieren als het ware hun rol spelen tegen het decor van hun normale omgeving. Wie echter nauw keuriger oplet ziet vreemde palissaden in het landschap staan, gesloten hutten, die uit de verte lijken op bruine schoenendozen, ziet hordenwerk staan bedekt met leem en koeiemest, kralen voor de honderden gebochelde koeien, die hier thuis horen. Op de bodem van de krater ontwaart men glinsterende poelen, maar zij zijn omgeven door het heel wat minder prettige glinsteren van het zout, dat achter blijft als het water opdroogt door de verschroeiende hitte, die Tanganyika zo heeft geteisterd en nog teistert. MET EEN GROEP van 's werelds meest vooraanstaande natuurkenners, deelnemers aan de conferentie van Arus- ha ter „Bescherming van de Natuur en de Natuurmonumenten in de moderne Afrikaanse Staten" heb ik de spannende en fascinerende afdaling volbracht naar de bodem van de krater. En wat boven nog een boeiend schouwspel leek, bleek beneden een deprimerende toestand te zijn, een treurig restant van wat eens het wilde dierenleven van Afrika was ge weest. De eens zo vruchtbare vlakte, waar deze duizenden dieren zich voed den, was nu zo kaalgevreten, zo leeg, dat de aarde in grote stofwolken op dwarrelde. De stromen, die eens in staat waren de poelen het gehele jaar van water te voorzien, waarin de nijlpaarden zwom men en poedelden, om zich daarna op de modderbanken te vermaken, waren uit gedroogd. Dit alles als gevolg van het feit, dat de Afrikaanse stammen, die in de buurt huizen, de bossen rond de kra ter hadden gekapt, waardoor deze niet meer konden fungeren als opvang bekken voor het regenwater. De nomaden van de Masai-stam had den, geheel wettelijk overigens, maar niet minder desastreus, hun kudden eveneens in de krater gedreven en zo de uitputting van de grond en de water reservoirs nog vergroot. WIJ TROFFEN op onze tocht een ge wonde rinoceros aan, die niemand durfde te benaderen. In zijn flank zat nog de speer van een Masai-krijger, die hem zeker negen uur geleden had getroffen. De jachtopzie ners en de verontwaardigde bezoekers poogden de dader te vinden, maar het hoofd van de stam antwoordde rustig en in het volle besef van zijn waardigheid, dat de rinoceros de kudde had aangevallen en vier dieren had gedood, waarna zijn jonge krijgers wel moesten ingrijpen. Zij zouden hun zelfrespect verliezen wanneer zij niet hadden opgetreden. Zijn stam, de Masai, doodde geen wild om het doden of om voedsel of ander gewin te verkrijgen. Zij handelden niet in ivoor en de horens van rinocerossen, zoals andere stammen en niet-Afrikanen deden. Als zij wilde dieren doodden, deden zij dit ter bescherming van hun vee. Daarmee was de zaak af. Dit korte voorval is symptomatisch voor het dilemma, waarin Afrika verkeert. Hoe is het mogelijk in de behoeften van de Afrikanen te voorzien en beter te voorzien en tegelijkertijd de wilde dieren te be schermen tegen het dreigende gevaar van uitroeiing? Met name de neushoorn loopt dit gevaar. En daarmede hebben we dan tegelijker tijd de reden, waarom de conferentie van Arusha werd bijeengeroepen. De enorme droogte van 1961, de droogste zomer welke Afrika sinds mensenheugenis heeft mee gemaakt, heeft het hierboven geschetste probleem alleen nog maar vergroot. Het is immers duidelijk, dat, als de hoogvlakten van Afrika verschroeien en zich oplossen in stofwolken en de meren en moerassen van de grote Rif-Vallei uitdrogen, de wilde dieren uit hun beschermd domein moeten komep om waar dan ook drinken en voed sel te vinden. Hetzelfde geldt echter voor de stammen met hun kudden, maar zelfs in versterkte mate, want door betere hygiënische en veterinaire maatregelen zijn de stammen in personenaantal en de kudden enorm toe genomen. Volgens de deskundigen is dit mogelijk. De in het wild levende dieren blijken veel beter gebruik te maken van de aanwezige voedselvoorraden in de natuur, dan de kudden van'dè plaatselijke bevolking. Vee eet immers alleen datgene wat het op de grond vindt, maar wilde dieren eten, al thans naar gelang de soort, wat op de grond, in de grond en boven de grond te vinden is. Een belangrijk punt is voorts, dat de dieren der Afrikaanse vlakten in het al gemeen grote dieren zijn: een olifant weegt zo'n 5 tot 6 ton, een neushoorn U/s ton, een buffel 700 kg. Zij zijn in feite grote bronnen van eiwit, hetgeen van grote be tekenis kan worden voor de voeding van de Afrikaanse bevolking. Het is immers bekend, dat deze diersoorten zich snel kunnen vermenigvuldigen; indien zij met rust gelaten worden zo zelfs, dat zij door hun aantal een gevaar voor elkaar worden. Zijn ze te talrijk, dat verspillen en ver nietigen zij hun eigen voedselbronnen en dat heeft zelfs de meest conservatieve be schermer van de wildstand er toe gebracht te erkennen, dat het nodig is de wilde kud den van tijd tot tijd uit te dunnen, teneinde de soort te verbeteren en niet te grote kudden te laten ontstaan. LANGS DEZE WEG kan men twee vlie gen in één klap vangen: instandhouding van de kudden wilde dieren en tegelijker tijd, door het doden van een bepaald aan tal, de vorming van voedselvoorraden voor de plaatselijke bevolking. In Rhodesia is deze ontwikkeling reeds ingezet en heeft men ranches gebouwd voor wilde dieren, die immers beter gebruik maken van hun natuurlijke omgeving, en door regelmatig uitdunnen verkrijgt de mens in dit geval voldoende vlees. Zo is het dus mogelijk wilde dieren en de kudden van de bevolking in een zekere verhouding naast elkaar te laten voort bestaan. Een probleem van veterinaire aard duikt hierbij natuurlijk wel op. Hoe voorkomt men de infectie en de overbrenging ervan van wilde dieren op tamme? Ook dit pro bleem kwam in Arusha ter sprake en het bleek dat ook hier de praktijk een oplos sing aan de hand heeft gedaan. Men heeft injectiegeweren ontworpen, die het mogelijk maken wilde dieren „aan te schieten", dat wil zeggen, zij worden door de injectie tijdelijk verlamd, waarna zij een vaccinatie kunnen ondergaan. Zo werden in Arusha de meningen ver kend, de problemen besproken, maar wat nog belangrijker is, er werd in feite een programma van actie vastgesteld, dat door de Afrikaanse autoriteiten werd goedge keurd. Zonder die toestemming en mede werking is het immers onmogelijk twee zo tegenstrijdig lijkende belangen met elkaar te verbinden in één prachtige oplossing. DE GEVOELENS die de Arusha-confe- rentie beheersten werden treffend vertolkt in het manifest, dat de eerste minister Nyerere en zijn Afrikaanse ministers heb ben uitgegeven. In dit manifest wordt de belofte gedaan dat het bestand der wilde dieren en de plaatsen waar zij kunnen leven een integrerend deel zullen uitmaken in de toekomstige voedselvoorziening en economie (toerisme) van de bevolking van Tanganyika: „Bij het accepteren van het beheer over onze wildstand verklaren wij plechtig, dat wij alles zullen doen om onze kleinkinderen in staat te stellen zich te verheugen over het rijke bezit van deze erfenis". Dit zijn wijze en bemoedigende woorden voor allen, die belang stellen in het voort bestaan van de wilde dieren in Afrika. I

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1962 | | pagina 15